DEZE WEEK: nader beschouwd Nacht na de dageraad Nixons eerste vuurproef Een overgedoseerd woord Het is gedaan met de roem van Wilson Groningse studenten zijn enthousiast bezig met hun „geruisloze revolutie" Waar ligt het risicot ALLEEN HET ONTBREKEN VAN EEN KROONPRINS HOUDT DE LABOUR-LEIDER NOG IN HET ZADEL De resultaten Bestuursvorm Studieloon Nog veel meer dan het Pond Sterling en het gehele aanzien van Groot-Brittannië, is James Harold Wilson, 53, gedevalueerd. De Britse premier die in de jaren 1964-1966 schijnbaar oppermachtig en onaantastbaar was en van wie zovelen in zijn land wonderen verwachtten. Nu kan men zijn bloed wel drinken. Nu moet hij het hoofd bieden aan de ernstigste crisis in zijn partij, in en buiten het parlement en in de vakbeweging sinds hij in 1964 aan de macht kwam. Van de dynamische krachtcentrale in zijn ambtswoning Downingstreet nummer 10 die Wilson beloofde, is niets overgebleven dan ruzies, verdachtmakingen en teleurstelling. Van de economische wonderen die Wilson voorspelde, ja zelfs constateerde, is nog altijd niets te zien. Herstel is er, maar het verloopt erg langzaam. De loonpolitiek ligt in gruzelementen, het prachtige economische plan waar Labour mee begon, in de prullemand. De man die het opstelde, George Brown, staat net als zoveel andere vroegere strijdmakkers, mokkend buiten de regering. Het staat nu wel vast: Dubcek, de zo sympathieke Tsjechische partijleider, heeft de strijd verloren. Al zijn schippe ren van de afgelopen maanden, al zijn pogen om toch nog iets vast te houden van de vrijheden die hij zijn volk wilde schenken na de grimmige Novotny-perio- de - het is tevergeefs geweest. Een ande re, een „orthodoxe" communist heeft zijn plaats ingenomen, ook al mag hij dan deel blijven uitmaken van het presi dium van de partij. En daarmee valt over Tsjecho-Slowakije opnieuw het ijze ren gordijn. Voor het Tsjechoslowaakse volk en voor de wereld is dat een bittere teleur stelling. Voor dat dappere volk uiteraard het meest. Deze week werden er al raz zia's gehouden om de „misdadige en a- sociale elementen" op te sporen. Er is geen twijfel mogelijk: die elementen zijn noch misdadig noch asociaal - zij zijn slechts vooruitstrevend. Zij willen alleen maar dat beetje vrijheid waaraan zij ge proefd hebben en dat hun nu weer ontno men wordt. Maar los van dit alles, los van de sym pathie die welhaast ieder in deze wereld voelt voor Dubcek en de zijnen, is deze gang van zaken een stap terug In de we reldsituatie. Want het kan dan wel zijn dat de landen van het Pact van War schau en van de Navo op het ogenblik naar een basis zoeken voor een gesprek en dat een dergelijk gesprek van enig nut zou kunnen zijn voor de veiligheid van Europa - van een werkelijk vreed zaam naast elkaar leven zal pas sprake kunnen zijn als men van weerskanten ook bereid is naar elkaar toe te groeien. Vreedzaam naast elkaar bestaan zal al tijd een zekere vorm van integratie in houden, een proces dat er op den duur toe leiden moet dat de verschillen ver vagen. En daartoe Juist bood het Tsje chische experiment een mogelijkheid. Wat oost en west ten diepste gescheiden houdt is het vrijheidsbegrip. Vrijheid van drukpers, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering - ze zijn voor de westerling levensnood zaak. En Dubcek heeft getracht aan te tonen dat die vrijheid mogelijk is ook In een goed-communistisch land. Dus doende deed hij een poging een brug te bouwen tussen oost en west - een poging waarvoor men hem altijd dankbaar zal moeten blijven. Hij heeft de strijd verloren. Naar ons besef: voorlopig verloren. Want het ogen blik komt dat ook In Rusland de gedach ten die nu in Tsjecho-Slowakije worden onderdrukt, de overhand zullen krijgen. Het ogenblik komt dat ook In het Krem lin een andere wind zal gaan waaien. Wanneer? Onmogelijk het te voorspellen. Maar de drang naar vrijheid Is een kracht die wel onderdrukt kan worden maar toch vroeg of laat ergens weer een uitweg vindt. Voor Dubcek mag men ho pen dat hij het nog zal meemaken, want hij heeft verdiend dat hij niet alleen de dageraad maar ook de volle dag van de vrijheid zal zien. President Nixon heeft zijn eerste, ove rigens nog niet al te moeilijke proef door staan. Toen in Amerika bekend werd dat een verkenningsvliegtuig door Noord-Ko- rea was neergeschoten stonden direct de heethoofden klaar die om wraak riepen. In tegenstelling tot zijn voorganger heeft Nixon het heel rustig aan gedaan: eerst een degelijk onderzoek, daarna geen machtsvertoon maar de normale weg van protesten die bij zulke incidenten ge bruikelijk Is. Het is te hopen dat Pan- moendjon hem op die weg zal willen vol gen en zal willen toegeven dat er een fout gemaakt, is. Dan is het incident ge sloten. Maar als men dit In Noord-Korea niet wenst? Dan zal het Nixons taak zijn duidelijk te maken dat men niet zo maar op een vliegtuig kan schieten en dat is een heel wat moeilijker opdracht Dr. L. Meinsma wenst dat het woord kanker uit ons spraakgebruik zal ver dwijnen. Het belemmert volgens hem de groei van vertrouwen in de mogelijkheid van de genezing van kwaadaardige ge zwellen. Dr. Meinsma, medisch directeur van de stichting Koningin Wilhelminafonds, be doelt dat hij van het woord kanker af wil omdat dat woord de mensen vrees Inboezemt. Zoveel vrees, dat zij geen ge neeskundige hulp inroepen wanneer zij last van een kwaadaardig gezwel begin nen te krijgen. Als gevolg van die vrees blijven kansen op genezing, aanwezig wanneer er nog slechts een begin van kanker is, bij zeer velen onbenut Dr. Meinsma heeft zich bekendheid verworven met zijn actie tegen het roken van sigaretten. Bij het voeren van die actie heeft hij geducht gebruik gemaakt van het wapen van de vrees voor kanker. Het zal hem niet zijn ontgaan dat die ac tie bij de meerderheid van ons Nederlan ders een averechtse uitwerking heeft ge had. Nu geeft dr. Meinsma de geladenheid van het woord kanker de schuld, in plaats van de hand In eigen boezem te steken. Had hij een psycholoog geraad pleegd voordat hij in zijn anti-rookactie een panische vrees voor kanker trachtte te verwekken, dan zou hij hebben verno men dat hij beter niet kon overdrijven indien hij goede resultaten wilde boeken. Volgens moderne psychologische inzich ten heeft dr. Meinsma de vrees voor kan ker als gevolg van het roken van sigaret ten gebruikt als een paardemiddel. De dosis vrees die hij heeft toegediend was een overdosis en die had bij zeer velen als reactie een volstrekt negeren ervan. Maar goed, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Laten we hopen dat dr. Meinsma en ieder die zijn op rechte zorgen deelt, verder zullen gaan. Niet het wóórd kanker immers is de schuldige, en niet in hóófdzaak dr. Meins- ma's acties gaven dat woord zijn scherp te. De medische voorlichting die jaren lang afwezig was of faalde liet het woord kanker tot een ongenuanceerd schrik beeld uitgroeien. Met de nu groeiende betere voorlichting kan men begrip kweken zonder een woord uit te bannen. Onderstaand artikel, geschreven door onze Londense correspondent Leo Davidson, is een hard hier en daar zelfs wat cynisch stuk. En dat is gebruikelijk want een in den vreemde werkzame dagbladcorres pondent zal er naar streven in zijn berichtgeving de stemming te leg gen van het volk in wiens land hij woont. Opdat de lezer weet welke de achtergronden zijn van eventuele politieke ontwikkelingen. Nu is het niet zo dat men nog dezer dagen het aftreden kan ver wachten van Harold Wilson, de Brit se premier die met zoveel moed en optimisme en ook met zoveel good will achter zich aan zijn taak be gon, maar wiens aanzien langzaam maar zeker tot het nulpunt is ge daald. In het Britse parlementaire systeem is het nu eenmaal haast on mogelijk een regering aan de dijk te zetten als de premier zyn tyd wenst uit te dienen. Dan moet er binnen zijn eigen partij wel een dusdanige revolutie plaats vinden dat dat ver der regeren onmogelijk wordt. Wel moet gezegd worden: premier Wilson is niet zo heel ver meer van dat punt verwijderd. Toen zijn char mante minister van Arbeid Barbara Castle woensdag het wetsontwerp in diende dat een einde moet maken aan de vele stakingen die al sinds jaar en dag de Britse economie ver lammen, wist zij dat zij de vakbe weging vierkant tegenover zich zou vinden. En wat moet een Labour-ka- binet als het niet meer op de vak beweging kan rekenen? Daarom is er al weer een hoop water in deze anti-stakings-wijn gedaan, zodat ook van dit werkelijk-goede plan van Wilson niet veel zal terechtkomen. Tragisch want daarmee zou hij In derdaad het land aan zich verplich ten Soms lijkt het er op of een La- bour-regering in Engeland onbe staanbaar is. Of de te sterke bin ding van deze partij aan de docrtl- nes van de arbeiders-belangengroe pen bij voorbaat constructief rege ren onmogelijk maakt. Na de des- structie van de oorlog heeft Labour- leider Attlee geprobeerd een vre deseconomie op poten te zetten en hij faalde. Nu heeft Wilson dan ge probeerd Engelands economie het gezicht te geven dat bij deze tijd past en hij heeft gefaald. Het ziet er naar uit dat het lang zal duren voor en aleer Engeland weer een Labour-regering krijgt. Want dat Wilson de verkiezingen in 1971 zal winnen is uitgesloten! Wilson gaf in het begin van zijn premier schap de indruk eindelijk te zullen zorgen voor een vaste greep op de ontzagwekkende problemen van zijn land. Van hem verwacht te men een systematische aanpak met een lange, strategische kijk op wat moest ge beuren. Ook tal van niet socialisten dachten dat hij er eindelijk in kon slagen om de eco nomie van Engeland een hechte basis te geven, zodat er voortdurend een overschot op de betalingsbalans zou zijn en niet tijde lijk als gevolg van een reeks ingrijpende maatregelen die een korte opleving en expan sie teweeg brachten die telkens uit de hand liep en die weer ijlings moest worden afge remd. Helaas liep het zo: onder Wilson werd het niet anders. Of toch wel: nog veel erger. Al leen dank zij de miljarden uit het buiten land kon Engeland het hoofd boven water houden. Wilson bracht zijn land sociale verbeterin gen, maar veel te vroeg. Nog voordat de Britten daar het geld voor hadden verdiend. Daardoor moesten de socialisten de afgelo pen crisisjaren herhaaldelijk wat afknabbe len van wat ze hun volk hadden gegeven. De ene bezuiniging volgde op de andere. Van een strategie op lange termijn bleek geen sprake. Wilson schokte van de ene crisis naar de andere. Zijn glansrijke stembuszege van voorjaar 1966 werd in juli gevolgd door de eerste grote dosis deflatie, nadat er eerst maanden was geaarzeld. Hetzelfde gebeur de na de devaluatie van november 1967 toen er .weer veel te lang werd gewacht voor men de Britten stevig in hun portemonnaie greep. En steeds gaf Wilson de schuld aan wat de conservatieven hem hadden achter gela ten, aan internationale factoren en aan de voortdurend optredende stakingen die Enge land miljarden kostten. Bij het te late ingrijpen tijdens elke crisis voorspelde hij dat nu de kans schoon was om de zaken eens en voor altijd te klaren. „Dit wordt het jaar waarin het voor ons land er op wordt of eronder", zei hij drie jaar geleden. Het is nog altijd eronder. Zijn internationale initiatieven verliepen al even ongelukkig. Van al zijn escapades kwam niets terecht. Rhodesië zou binnen enige weken op de knieën worden gedwon gen. Vietnam zou hij wel even oplossen. Wilson wierp zich op als bemiddelaar tussen Moskou en Washington, hij kreeg zelfs zijn eigen hot line naar het Kremlin. Waar diende he* allemaal voor? De hele wereld lacht om wat Groot-Brittanië wer kelijk presteert als grote mogendheid: An- guilla! En zelfs dit kleine, opstandige eiland je kan Wilson niet baas. Om maar niets te zeggen van zijn jongste stunt: zijn reis naar Nigeria die ook al op niets uitliep. De nieuwste crisis die de Labourpartij aan stukken dreigt te scheuren gaat over iets waar de meeste Britten vurig naar ver langen: middelen om er voor te zorgen dat er niet zomaar in het wilde weg wordt ge staakt. Om kopjes thee, om een arbeider die naar huis wordt gestuurd (met behoud van loon) omdat zijn haren te lang zijn. Om gezeur wie wel een kraan mag open draaien en wie niet. De hele wereld weet wat deze wilde en ook de door de bonden erkende stakingen Engeland kosten. Miljoenen en nog eens mil joenen. Bovendien is de ijzeren loonpolitiek van de socialistische regering er door aan stukken gereten. Lonen en salarissen stegen tweemaal zoveel als eigenlijk mocht. Eindelijk toont Wilson zich bereid om de vakbonden in te tomen met een verplichte af koelingsperiode voordat wilde stakingen be ginnen. Met een verplichte stemming onder de arbeiders bij belangrijke officiële ar beidsconflicten en met een plan voor boetes voor deelnemers aan stakingen tijdens de afkoelingstermijn. De vakbonden, een flink deel van Wilsons aanhang in het Lagerhuis en zijn linkervleu gel lopen storm tegen deze plannen die En geland zo dringend nodig heeft. In zijn ka binet zijn er ook al rebellen. Wilsons positie is de laatste tijd zo aange vreten dat er openlijk wordt gepraat en ge schreven over de mogelijkheid dat doorzet ting van zijn anti-stakingsplannen hem zijn politieke hoofd kan kosten. Belangrijke figuren in de Labourbeweging zeggen in het openbaar dat ze niet meer ge loven in een socialistische overwinning bij de komende verkiezingen, zeker niet onder leiding van Wilson. Harold Wilsons positie wordt op dit ogen blik met de dag verder ondermijnd. Alleen het gebrek aan een sterke kroonprins als op volger weerhoudt velen ervan om hem de doodssteek toe te brengen. Vorige week hebben wij, In het kader van de discussie-in terviews met de Utrechtse hoogleraar prof. dr. J. de Graaf, aandacht besteed aan de wensen en verlangens die op dit ogenblik leven in de universitaire wereld en met name on der de studenten. Bij dit artikel drukten wij een foto af, ge nomen tijdens een bijeenkomst van de subfaculteit psycho logie aan de Rijksuniversiteit te Groningen, met als onder schrift een zeer summiere vermelding van wat er in Gro ningen aan de hand was. Het heeft een onzer lezers, de heer Peter Kampschuur uit Epe, student in Groningen, er toe gebracht in een artikel uitvoeriger uit de doeken te doen wat precies de bedoeling geweest is van dat op 28 en 29 maart in Groningen gehouden vernieuwingscongres, tot welke resultaten het heeft geleid en niet hoeveel enthou siasme er nu aan wordt doorgewerkt Graag bieden we zijn uiteenzetting ter lezing aan. De foto van het Vernieuwingscongres in Gro ningen die aanleiding werd tot het schrijoen van dit artikel. PROF. DR. J. TH. SNIJDERS prestatiebeoordeling zal blijven Om 't allemaal maar ineens heel kort samen te vatten: hoog leraren, wetenschappelijke en niet- wetenschappelijke medewerkers en studenten aan de subfaculteit psy chologie van de Rijksuniversiteit te Groningen hebben tijdens hun op 28 en 29 maart gehouden vernieu wingscongres besloten over te gaan tot projectonderwijs en tot een nieuwe bestuursvorm van de sub faculteit, waarbij iedere betrokkene invloed kan uitoefenen op wat er in de subfaculteit gebeurt. Uiteraard verdient deze volzin voor de niet-ingewijde wel enige toe lichting. Daartoe eerst een stukje heel jonge geschiedenis. Het con gres was namelijk een uitmonding van een actie Democratisering die in september 1968 van start ging. Op vergaderingen, waarbij zowel hoogleraren en stafleden als stu denten aanwezig waren, werden opi nies gevormd over te vinden nieuwe bestuursvormen en nieuwe onder wijsvormen. Steeds trachtte men er meer mensen bij te betrekken. Na een startvergadering werden de actieve belangstellenden ingedeeld in werkgroepen die de diverse as pecten van de zaak zouden bestude ren en alternatieven voor de huidi ge situatie zouden zoeken. Dit mondde uit in verslagen die ter discussie gebracht zouden worden in het te organiseren Congres, waarop dan het uiteindelijke alter natief is geformuleerd. De hoogleraren hadden van te oren aangekondigd zich te zullen neerleggen bij de besluiten van het Congres, mits die besluiten geno men werden door een representa tief aantal, zodanig dat alle catego rieën waren vertegenwoordigd en er dus werkelijk sprake zou zijn van democratie. Dat was inder daad het geval, ook al was het teleurstellend dat van de 800 leden van de subfaculteit (alle catego rieën bij elkaar dus) er gewoonlijk rond 400 bij elkaar waren en af en toe zelfs minder. Prof. dr. P. J. van Strien, de voorzitter van de subfaculteit en als zodanig de me ning vertolkend van de beleidvoe- rende hoogleraren, concludeerde echter dat men op het Congres der mate zorgvuldig te werk was gegaan en dusdanig tekenig had gehouden met alle categorieën dat van een redelijke vertegenwoordiging ge sproken kon worden. De resultaten van het Congres vallen (uiteraard) in twee delen uiteen: de besluiten betreffende de studievorm en die betreffende de bestuursvorm. Eerst over de studie. Met ingang van het studiejaar 1969-'70 zal de studie in de psy chologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen sterk gewijzigd wor den. Er worden sectoren opgericht, die elk een onderdeel van de psy chologie omvatten. Voorbeelden taalspychologie, neuropsychologie, psychologie van sociale veranderin gen. Binnen elke sector zullen pro jectgroepen worden opgericht die zicht bezighouden met het bestude ren van een onderwerp en/of het doen van een onderzoek. Elke be trokkene, dus zowel staf als stu denten, schrijft in op in principe één sector en gaat zich dan bezig houden, bijvoorbeeld voor een half jaar, met één project. In de pro jectgroepen werken alle betrokke nen op deze wijze samen op basis van een zekere gelijkheid, die re sulteert in een solidaire samenwer king waarbij stafleden deskun diger immers dan veel studenten adviezen kunnen geven. In één project kunnen zowel oudere als jongere studenten zitten. Volgens het staflid dr. W. K. B. Hofstee hoeft projectonderwijs niet arbeidsintensiever te zijn. Wel is het zo dat men de werktijden nu gelijkmatiger spreidt dan bij colle ges en boeken waarbij men toe werkt naar een tentamen. Want de studenten dienen natuurlijk behoor lijk mee te werken omdat er spra ke is van groepsresultaten moet ie dereen zowel naar prestatie als naar inzet beoordeeld worden. Een groep congresgangers onder aan voering van dr. Hofstee wilde zelfs alleen beoordeling naar inzet, maar prof. dr. J. Th. Snijders, hoogleraar algemene psychologie en tevens rector-magnificus van de universi teit, maakte duidelijk dat men nooit onder prestatiebeoordeling uit zou komen. Inderdaad kan men zich wel ontzettend inspannen zon der ooit een goede psycholoog (of wat dan ook) te worden. Beoordeling zal zoveel mogelijk geschieden met punten, die men verdient door een redelijke inzet en prestatie, al dan niet binnen het kader van het projectonderwijs (er blijven mogelijkheden tot individue le studie en individueel onderzoek, maar dit moet dan wel weer ver antwoord worden bij het bestuur van de sector). Na bij voorbeeld vijftig maanden studie met per maand een punt en een stage jaar zou men dan afgestudeerd zijn. Al dus zouden tentamens en examens afgeschaft kunnen worden. Voorts werd besloten dat de komende eer stejaars nog gewone basisinforma tie krijgen, terwijl ze kunnen deel nemen aan een project. En dat ge streefd zal worden naar samenwer king met niet-universitaire instellin gen binnen projecten. Bij de besluiten die het Congres genomen heeft over de bestuurs vorm is vooral nadruk gelegd op het principe van directe democra tie. Dit houdt in: 1. dat de sectoren vrij autonoom zijn zodat „in de werkplaats zelf" beslist wordt hoe de studie- en on- derzoeksituatie zal zijn; 2. dat bij besluitvorming gestreefd wordt naar verregaande discussie, zodat men het eens wordt, in plaats van de dictatuur door de meerder heid die zich manifesteert in stem mingen. Natuurlijk zal er altijd wel gestemd worden, maar dan ten minste zonder dat een groep of in dividu in een hoekje wordt wegge drukt. Het is bijzonder waardevol dat ook op het Congres zoveel mo gelijk naar dit principe is gehan deld. De sectoren kiezen afgevaardig den in het subfaculteitsbestuur, waarin ook de hoogleraren (de ou de Subfaculteit) zitting hebben, om dat formeel en juridisch de oude structuur gehandhaafd moet blijven zolang er op het ministerie niets anders wordt voorgesteld. „Als die afgevaardigden voor het merendeel studenten zijn, zullen zij het voor het zeggen hebben!" zo is opge merkt. Maar als men ziet dat er in de commissie die de aangenomen resoluties - de besluiten van het Congres dus - gaat uitwerken vier stafleden, twee hoogleraren en slechts twee studenten zijn geko zen, dan geloof ik niet dat men bang hoeft te zijn dat de studenten voortaan de dienst zullen gaan uit maken. Men is en blijft zich terde ge bewust van de kundigheid van de oudere betrokkenen. De sectoren en projectgroepen zowel als de individuele „weten schappelijke werkers" moeten hun activiteiten altijd verantwoorden voor het forum, dat daartoe door het faculteitsbestuur wordt aange wezen. Maar in eerste instantie be slissen de betrokkenen bij een sec tor, bij een project voortaan zelf hoe hun studie- en onderzoeksitua- tie er uit zal zien. Het niet-weten- schappelijke personeel beslist sa men met de andere „werkers" hoe het materiaal gebruikt en beheerd zal worden. En dat alles volgens het principe „one man one vote" dat ook op het Congres gehanteerd is. Ten aanzien van het studieloon werd de volgende resolutie door het Congres aangenomen: „Uit een model waarin alle be trokkenen als gelijkwaardigen sa menwerken in onderwijs, onderzoek en beheer, vloeit als consequentie voort dat op den duur allen daar voor loon ontvangen -; daarom dient een der taken van de subfa culteit te zijn dit voortdurend op alle mogelijke manieren te bevor deren. Daarbij wordt tevens uitge gaan van een rechtvaardige in komensverdeling.' Men ziet dat de vergadering in de Groningse Korenbeurs inder daad voorstellen (resoluties zelfs) formuleerde - en na stemming aan nam - voor een vernieuwing van onderwijs en bestuursvorm die vooralsnog tot de meest vooruit strevende van Nederland en zelfs van Europa behoort! Ondanks het pessimisme van een klein deel van de staf (dat research- en carrière mogelijkheden de mist in zag gaan!) is het allergrootste deel der Con gresgangers vrij optimistisch over de toekomst en verheugd over deze situatie. Daarbij vertrouwt men er op dat de hoogleraren, die de macht formeel en juridisch nog in handen hebben, loyaal zullen blij ven en zich inderdaad zullen neer leggen bij de besluiten van het Con gres, waaraan zijzelf uiteindelijk toch ook deelnamen en dat zeker niet zonder behoorlijk te hebben meegesproken! Als anekdotisch grapje zij in dit verband nog vermeld dat een der hoogleraren, prof. Hutte, voorstel de dat de hoogleraren voortaan niet meer met „professor" maar ge woon met meneer zouden worden aangesproken, waarop de andere drie hoogleraren voor het front af stand kwamen doen van hun aan spreektitel. Een grapje maar toch wel kenmerkend voor de democra tische geest waarin men wil sa menwerken. Sedert het ontstaan van de markt voor waar depapieren is men gewoon het beleggings materiaal te onderscheiden in een risico mijdend en een risico aanvaardend deel. Risico mijdend: het deelnemen aan staats leningen of leningen van instellingen die evenals de staat niet op winst belust zijn en die kunnen garanderen dat het eens geleende geld ook werkelijk zal worden te rugbetaald. Risico dragend: het kopen van aandelen in ondernemingen die wèl op winst uit zijn. Ondernemingen die het voor de wind kuqnen gaan dan stijgen de pa pieren maar die ook failleit kunnen gaan en dan zijn de papieren (zo goed als) waardeloos. Beide deelmarkten hebben hun eigen afne mers. Voor de obligatiemarkt zijn dat de grote klanten: verzekeringsmaatschappij en, pensioenfondsen, liefhebbers dus die op hun beurt ook weer verplichtingen hebben maar naast die groten vindt men ook de kleine man, de noeste spaarder die van tijd tot tyd een centje van zyn boekje overhe velt naar een inschrijving op een grote staatslening of iets dergelijks. Hij weet dan dat hy op gezette tyden de hem in het uit zicht gestelde rente kan incasseren en dat hij na afloop van delening zijn geld in ieder geval terugkrijgt. En mocht hij on verhoopte in geldnood komen dan kan h(j altijd verkopen. Helaas, het is vandaag de dag allemaal niet meer zo mooi als het lijkt. Het is zelfs zo dat men zich de vraag kan gaan stellen wie nu eigenlijk de meeste risico's loopt: de aandelenbezitter of de koper van obli gaties. Want die kleine man krijgt wel zijn rente, inderdaad, maar heeft hij ook de zekerheid dat hy zyn geld „ongeschon den" terugkrijgt? Het is net anderom: hy heeft de zekerheid dat dat niet het geval is. Oorzaak: de voorthollende inflatie. Nu is inflatie een verschijnsel dat er (byna altyd geweest is, maar nooit zo onrust barend als in de afgelopen jaren. De gu' dens die van het spaarbankboekje afgehaal worden dalen ook als ze aan de staat in 1< ning worden gegeven snel in waarde. I DAT KOMT TOT UIT IN DE KO EIK dat komt tot uitdrukking in de koers, in waarde die men krijgt als men om wc ke reden dan ook zijn papier weer in ge wil omzetten. De 7 procent leningen Nedc land I en II noteerden eind 1968 nog c 102 procent —nu liggen ze op 98l/i procei De 6Vs procent lening Nederland 1968 1 stond eind 1968 op ca. 99, nu op 921/* pre cent. Forse dalingen dus die echt wel d vraag naar waar het risico ligt wettigen. En de beleggingen in aandelen? Duidelijk i op het ogenblik dat de depressieverschyn selen van 1966/'67 alom zijn weggewerk en plaats hebben gemaakt voor nieuwe ge vaarlijke verschijnselen van oververhit ting. De natuurlijke en thans ook door over heidsingrepen vaak kunstmatige reacties daarop zijn die van schaars geld en stij gende rente. Dit proces is eigenlijk pas weer urgent geworden maar beleeft nu toch wel een opvallende acceleratie door de snelle opeenvolging van discontoverhogin gen alom in de rijke landen. Discontover hogingen die wel het obligatiebezit in koers aantasten (wat logisch is) maar niet de aandelensector van de beurs. Dit in tegen stelling tot een vijftal jaren geleden toen het beurspeil in landen met forse disconto- (en rente-) stijgingen ook voor aandelen fors daalde. Kennelijk heeft men nu ge leerd te leven met een hogere rente dan de drie tot vier procent uit het verleden. Het is ook in de financiële wereld maar net waar men aan gewend is! Wat er nu gebeuren gaat tekende zich deze week al duidelijk af: de rente holt naar acht procent. Op de beurs liepen al de ge ruchten dat de nieuwe lening van de Bank voor Nederlandse Gemeenten van 7Vz pro cent zal moeten worden teruggenomen een voudig omdat er geen liefhebbers voor zijn. Velen immers zetten op het ogenblik hun geld maar liever op een bankboekje. Ook dan wordt het aangevreten door de inflatie maar er is tenminste geen kans op koers verlies. En men wacht af. Waarop? Waar schijnlijk tot de acht procent zal zijn be reikt. Want acht procent lijkt het nieuwe magische sein te worden om ontelbare bankboekjes leeg te halen en aan overheids zorgen toe te vertrouwen. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling, vooral voor talrijke kleine bedrijven en onderne mingen die nu al grote moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen en straks on der de rentelast dreigen te bezwijken. Ter wijl daartegenover de grote en zeer grote ondernemingen over dusdanige bronnen be schikken dat voor hen de rente en de toe nemende liquiditeitskrapte geen onover komelijke hindernissen behoeven te worden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 12