DEZE WEEK: nader beschouwd
Nacht na de dageraad
Nixons eerste vuurproef
Een overgedoseerd woord
Het is gedaan met
de roem van Wilson
Groningse studenten zijn
enthousiast bezig met hun
„geruisloze revolutie"
Waar ligt
het
risicot
ALLEEN HET ONTBREKEN VAN EEN KROONPRINS
HOUDT DE LABOUR-LEIDER NOG IN HET ZADEL
De resultaten
Bestuursvorm
Studieloon
Nog veel meer dan het Pond Sterling en het gehele aanzien van Groot-Brittannië, is James
Harold Wilson, 53, gedevalueerd. De Britse premier die in de jaren 1964-1966 schijnbaar
oppermachtig en onaantastbaar was en van wie zovelen in zijn land wonderen verwachtten.
Nu kan men zijn bloed wel drinken. Nu moet hij het hoofd bieden aan de ernstigste crisis
in zijn partij, in en buiten het parlement en in de vakbeweging sinds hij in 1964 aan de macht
kwam. Van de dynamische krachtcentrale in zijn ambtswoning Downingstreet nummer 10 die
Wilson beloofde, is niets overgebleven dan ruzies, verdachtmakingen en teleurstelling. Van
de economische wonderen die Wilson voorspelde, ja zelfs constateerde, is nog altijd niets te
zien. Herstel is er, maar het verloopt erg langzaam. De loonpolitiek ligt in gruzelementen,
het prachtige economische plan waar Labour mee begon, in de prullemand. De man die
het opstelde, George Brown, staat net als zoveel andere vroegere strijdmakkers, mokkend
buiten de regering.
Het staat nu wel vast: Dubcek, de zo
sympathieke Tsjechische partijleider,
heeft de strijd verloren. Al zijn schippe
ren van de afgelopen maanden, al zijn
pogen om toch nog iets vast te houden
van de vrijheden die hij zijn volk wilde
schenken na de grimmige Novotny-perio-
de - het is tevergeefs geweest. Een ande
re, een „orthodoxe" communist heeft
zijn plaats ingenomen, ook al mag hij
dan deel blijven uitmaken van het presi
dium van de partij. En daarmee valt
over Tsjecho-Slowakije opnieuw het ijze
ren gordijn.
Voor het Tsjechoslowaakse volk en
voor de wereld is dat een bittere teleur
stelling. Voor dat dappere volk uiteraard
het meest. Deze week werden er al raz
zia's gehouden om de „misdadige en a-
sociale elementen" op te sporen. Er is
geen twijfel mogelijk: die elementen zijn
noch misdadig noch asociaal - zij zijn
slechts vooruitstrevend. Zij willen alleen
maar dat beetje vrijheid waaraan zij ge
proefd hebben en dat hun nu weer ontno
men wordt.
Maar los van dit alles, los van de sym
pathie die welhaast ieder in deze wereld
voelt voor Dubcek en de zijnen, is deze
gang van zaken een stap terug In de we
reldsituatie. Want het kan dan wel zijn
dat de landen van het Pact van War
schau en van de Navo op het ogenblik
naar een basis zoeken voor een gesprek
en dat een dergelijk gesprek van enig
nut zou kunnen zijn voor de veiligheid
van Europa - van een werkelijk vreed
zaam naast elkaar leven zal pas sprake
kunnen zijn als men van weerskanten
ook bereid is naar elkaar toe te groeien.
Vreedzaam naast elkaar bestaan zal al
tijd een zekere vorm van integratie in
houden, een proces dat er op den duur
toe leiden moet dat de verschillen ver
vagen. En daartoe Juist bood het Tsje
chische experiment een mogelijkheid.
Wat oost en west ten diepste gescheiden
houdt is het vrijheidsbegrip. Vrijheid van
drukpers, vrijheid van meningsuiting,
vrijheid van vereniging en vergadering -
ze zijn voor de westerling levensnood
zaak. En Dubcek heeft getracht aan te
tonen dat die vrijheid mogelijk is ook In
een goed-communistisch land. Dus
doende deed hij een poging een brug te
bouwen tussen oost en west - een poging
waarvoor men hem altijd dankbaar zal
moeten blijven.
Hij heeft de strijd verloren. Naar ons
besef: voorlopig verloren. Want het ogen
blik komt dat ook In Rusland de gedach
ten die nu in Tsjecho-Slowakije worden
onderdrukt, de overhand zullen krijgen.
Het ogenblik komt dat ook In het Krem
lin een andere wind zal gaan waaien.
Wanneer? Onmogelijk het te voorspellen.
Maar de drang naar vrijheid Is een
kracht die wel onderdrukt kan worden
maar toch vroeg of laat ergens weer een
uitweg vindt. Voor Dubcek mag men ho
pen dat hij het nog zal meemaken, want
hij heeft verdiend dat hij niet alleen de
dageraad maar ook de volle dag van de
vrijheid zal zien.
President Nixon heeft zijn eerste, ove
rigens nog niet al te moeilijke proef door
staan. Toen in Amerika bekend werd dat
een verkenningsvliegtuig door Noord-Ko-
rea was neergeschoten stonden direct de
heethoofden klaar die om wraak riepen.
In tegenstelling tot zijn voorganger heeft
Nixon het heel rustig aan gedaan: eerst
een degelijk onderzoek, daarna geen
machtsvertoon maar de normale weg
van protesten die bij zulke incidenten ge
bruikelijk Is. Het is te hopen dat Pan-
moendjon hem op die weg zal willen vol
gen en zal willen toegeven dat er een
fout gemaakt, is. Dan is het incident ge
sloten. Maar als men dit In Noord-Korea
niet wenst? Dan zal het Nixons taak zijn
duidelijk te maken dat men niet zo maar
op een vliegtuig kan schieten en dat
is een heel wat moeilijker opdracht
Dr. L. Meinsma wenst dat het woord
kanker uit ons spraakgebruik zal ver
dwijnen. Het belemmert volgens hem de
groei van vertrouwen in de mogelijkheid
van de genezing van kwaadaardige ge
zwellen.
Dr. Meinsma, medisch directeur van
de stichting Koningin Wilhelminafonds, be
doelt dat hij van het woord kanker af
wil omdat dat woord de mensen vrees
Inboezemt. Zoveel vrees, dat zij geen ge
neeskundige hulp inroepen wanneer zij
last van een kwaadaardig gezwel begin
nen te krijgen. Als gevolg van die vrees
blijven kansen op genezing, aanwezig
wanneer er nog slechts een begin van
kanker is, bij zeer velen onbenut
Dr. Meinsma heeft zich bekendheid
verworven met zijn actie tegen het roken
van sigaretten. Bij het voeren van die
actie heeft hij geducht gebruik gemaakt
van het wapen van de vrees voor kanker.
Het zal hem niet zijn ontgaan dat die ac
tie bij de meerderheid van ons Nederlan
ders een averechtse uitwerking heeft ge
had.
Nu geeft dr. Meinsma de geladenheid
van het woord kanker de schuld, in
plaats van de hand In eigen boezem te
steken. Had hij een psycholoog geraad
pleegd voordat hij in zijn anti-rookactie
een panische vrees voor kanker trachtte
te verwekken, dan zou hij hebben verno
men dat hij beter niet kon overdrijven
indien hij goede resultaten wilde boeken.
Volgens moderne psychologische inzich
ten heeft dr. Meinsma de vrees voor kan
ker als gevolg van het roken van sigaret
ten gebruikt als een paardemiddel. De
dosis vrees die hij heeft toegediend was
een overdosis en die had bij zeer velen
als reactie een volstrekt negeren ervan.
Maar goed, beter ten halve gekeerd
dan ten hele gedwaald. Laten we hopen
dat dr. Meinsma en ieder die zijn op
rechte zorgen deelt, verder zullen gaan.
Niet het wóórd kanker immers is de
schuldige, en niet in hóófdzaak dr. Meins-
ma's acties gaven dat woord zijn scherp
te. De medische voorlichting die jaren
lang afwezig was of faalde liet het woord
kanker tot een ongenuanceerd schrik
beeld uitgroeien. Met de nu groeiende
betere voorlichting kan men begrip
kweken zonder een woord uit te bannen.
Onderstaand artikel, geschreven
door onze Londense correspondent
Leo Davidson, is een hard hier en
daar zelfs wat cynisch stuk. En dat
is gebruikelijk want een in den
vreemde werkzame dagbladcorres
pondent zal er naar streven in zijn
berichtgeving de stemming te leg
gen van het volk in wiens land hij
woont. Opdat de lezer weet welke
de achtergronden zijn van eventuele
politieke ontwikkelingen.
Nu is het niet zo dat men nog
dezer dagen het aftreden kan ver
wachten van Harold Wilson, de Brit
se premier die met zoveel moed en
optimisme en ook met zoveel good
will achter zich aan zijn taak be
gon, maar wiens aanzien langzaam
maar zeker tot het nulpunt is ge
daald. In het Britse parlementaire
systeem is het nu eenmaal haast on
mogelijk een regering aan de dijk te
zetten als de premier zyn tyd wenst
uit te dienen. Dan moet er binnen
zijn eigen partij wel een dusdanige
revolutie plaats vinden dat dat ver
der regeren onmogelijk wordt.
Wel moet gezegd worden: premier
Wilson is niet zo heel ver meer van
dat punt verwijderd. Toen zijn char
mante minister van Arbeid Barbara
Castle woensdag het wetsontwerp in
diende dat een einde moet maken
aan de vele stakingen die al sinds
jaar en dag de Britse economie ver
lammen, wist zij dat zij de vakbe
weging vierkant tegenover zich zou
vinden. En wat moet een Labour-ka-
binet als het niet meer op de vak
beweging kan rekenen? Daarom is
er al weer een hoop water in deze
anti-stakings-wijn gedaan, zodat ook
van dit werkelijk-goede plan van
Wilson niet veel zal terechtkomen.
Tragisch want daarmee zou hij In
derdaad het land aan zich verplich
ten
Soms lijkt het er op of een La-
bour-regering in Engeland onbe
staanbaar is. Of de te sterke bin
ding van deze partij aan de docrtl-
nes van de arbeiders-belangengroe
pen bij voorbaat constructief rege
ren onmogelijk maakt. Na de des-
structie van de oorlog heeft Labour-
leider Attlee geprobeerd een vre
deseconomie op poten te zetten en
hij faalde. Nu heeft Wilson dan ge
probeerd Engelands economie het
gezicht te geven dat bij deze tijd
past en hij heeft gefaald. Het ziet
er naar uit dat het lang zal duren
voor en aleer Engeland weer een
Labour-regering krijgt. Want dat
Wilson de verkiezingen in 1971 zal
winnen is uitgesloten!
Wilson gaf in het begin van zijn premier
schap de indruk eindelijk te zullen zorgen
voor een vaste greep op de ontzagwekkende
problemen van zijn land. Van hem verwacht
te men een systematische aanpak met een
lange, strategische kijk op wat moest ge
beuren. Ook tal van niet socialisten dachten
dat hij er eindelijk in kon slagen om de eco
nomie van Engeland een hechte basis te
geven, zodat er voortdurend een overschot
op de betalingsbalans zou zijn en niet tijde
lijk als gevolg van een reeks ingrijpende
maatregelen die een korte opleving en expan
sie teweeg brachten die telkens uit de hand
liep en die weer ijlings moest worden afge
remd.
Helaas liep het zo: onder Wilson werd het
niet anders. Of toch wel: nog veel erger. Al
leen dank zij de miljarden uit het buiten
land kon Engeland het hoofd boven water
houden.
Wilson bracht zijn land sociale verbeterin
gen, maar veel te vroeg. Nog voordat de
Britten daar het geld voor hadden verdiend.
Daardoor moesten de socialisten de afgelo
pen crisisjaren herhaaldelijk wat afknabbe
len van wat ze hun volk hadden gegeven. De
ene bezuiniging volgde op de andere. Van
een strategie op lange termijn bleek geen
sprake. Wilson schokte van de ene crisis
naar de andere. Zijn glansrijke stembuszege
van voorjaar 1966 werd in juli gevolgd door
de eerste grote dosis deflatie, nadat er eerst
maanden was geaarzeld. Hetzelfde gebeur
de na de devaluatie van november 1967 toen
er .weer veel te lang werd gewacht voor men
de Britten stevig in hun portemonnaie greep.
En steeds gaf Wilson de schuld aan wat
de conservatieven hem hadden achter gela
ten, aan internationale factoren en aan de
voortdurend optredende stakingen die Enge
land miljarden kostten.
Bij het te late ingrijpen tijdens elke crisis
voorspelde hij dat nu de kans schoon was
om de zaken eens en voor altijd te klaren.
„Dit wordt het jaar waarin het voor ons
land er op wordt of eronder", zei hij drie
jaar geleden. Het is nog altijd eronder.
Zijn internationale initiatieven verliepen
al even ongelukkig. Van al zijn escapades
kwam niets terecht. Rhodesië zou binnen
enige weken op de knieën worden gedwon
gen. Vietnam zou hij wel even oplossen.
Wilson wierp zich op als bemiddelaar tussen
Moskou en Washington, hij kreeg zelfs zijn
eigen hot line naar het Kremlin.
Waar diende he* allemaal voor? De hele
wereld lacht om wat Groot-Brittanië wer
kelijk presteert als grote mogendheid: An-
guilla! En zelfs dit kleine, opstandige eiland
je kan Wilson niet baas. Om maar niets
te zeggen van zijn jongste stunt: zijn reis
naar Nigeria die ook al op niets uitliep.
De nieuwste crisis die de Labourpartij
aan stukken dreigt te scheuren gaat over
iets waar de meeste Britten vurig naar ver
langen: middelen om er voor te zorgen dat
er niet zomaar in het wilde weg wordt ge
staakt. Om kopjes thee, om een arbeider
die naar huis wordt gestuurd (met behoud
van loon) omdat zijn haren te lang zijn.
Om gezeur wie wel een kraan mag open
draaien en wie niet.
De hele wereld weet wat deze wilde en
ook de door de bonden erkende stakingen
Engeland kosten. Miljoenen en nog eens mil
joenen. Bovendien is de ijzeren loonpolitiek
van de socialistische regering er door aan
stukken gereten. Lonen en salarissen stegen
tweemaal zoveel als eigenlijk mocht.
Eindelijk toont Wilson zich bereid om de
vakbonden in te tomen met een verplichte af
koelingsperiode voordat wilde stakingen be
ginnen. Met een verplichte stemming onder
de arbeiders bij belangrijke officiële ar
beidsconflicten en met een plan voor boetes
voor deelnemers aan stakingen tijdens de
afkoelingstermijn.
De vakbonden, een flink deel van Wilsons
aanhang in het Lagerhuis en zijn linkervleu
gel lopen storm tegen deze plannen die En
geland zo dringend nodig heeft. In zijn ka
binet zijn er ook al rebellen.
Wilsons positie is de laatste tijd zo aange
vreten dat er openlijk wordt gepraat en ge
schreven over de mogelijkheid dat doorzet
ting van zijn anti-stakingsplannen hem zijn
politieke hoofd kan kosten.
Belangrijke figuren in de Labourbeweging
zeggen in het openbaar dat ze niet meer ge
loven in een socialistische overwinning bij
de komende verkiezingen, zeker niet onder
leiding van Wilson.
Harold Wilsons positie wordt op dit ogen
blik met de dag verder ondermijnd. Alleen
het gebrek aan een sterke kroonprins als op
volger weerhoudt velen ervan om hem de
doodssteek toe te brengen.
Vorige week hebben wij, In het kader van de discussie-in
terviews met de Utrechtse hoogleraar prof. dr. J. de Graaf,
aandacht besteed aan de wensen en verlangens die op dit
ogenblik leven in de universitaire wereld en met name on
der de studenten. Bij dit artikel drukten wij een foto af, ge
nomen tijdens een bijeenkomst van de subfaculteit psycho
logie aan de Rijksuniversiteit te Groningen, met als onder
schrift een zeer summiere vermelding van wat er in Gro
ningen aan de hand was. Het heeft een onzer lezers, de
heer Peter Kampschuur uit Epe, student in Groningen, er
toe gebracht in een artikel uitvoeriger uit de doeken te
doen wat precies de bedoeling geweest is van dat op 28 en
29 maart in Groningen gehouden vernieuwingscongres, tot
welke resultaten het heeft geleid en niet hoeveel enthou
siasme er nu aan wordt doorgewerkt Graag bieden we zijn
uiteenzetting ter lezing aan.
De foto van het Vernieuwingscongres in Gro
ningen die aanleiding werd tot het schrijoen
van dit artikel.
PROF. DR. J. TH. SNIJDERS
prestatiebeoordeling zal blijven
Om 't allemaal maar ineens heel
kort samen te vatten: hoog
leraren, wetenschappelijke en niet-
wetenschappelijke medewerkers en
studenten aan de subfaculteit psy
chologie van de Rijksuniversiteit te
Groningen hebben tijdens hun op
28 en 29 maart gehouden vernieu
wingscongres besloten over te gaan
tot projectonderwijs en tot een
nieuwe bestuursvorm van de sub
faculteit, waarbij iedere betrokkene
invloed kan uitoefenen op wat er
in de subfaculteit gebeurt.
Uiteraard verdient deze volzin
voor de niet-ingewijde wel enige toe
lichting. Daartoe eerst een stukje
heel jonge geschiedenis. Het con
gres was namelijk een uitmonding
van een actie Democratisering die
in september 1968 van start ging.
Op vergaderingen, waarbij zowel
hoogleraren en stafleden als stu
denten aanwezig waren, werden opi
nies gevormd over te vinden nieuwe
bestuursvormen en nieuwe onder
wijsvormen. Steeds trachtte men
er meer mensen bij te betrekken.
Na een startvergadering werden de
actieve belangstellenden ingedeeld
in werkgroepen die de diverse as
pecten van de zaak zouden bestude
ren en alternatieven voor de huidi
ge situatie zouden zoeken. Dit
mondde uit in verslagen die ter
discussie gebracht zouden worden
in het te organiseren Congres,
waarop dan het uiteindelijke alter
natief is geformuleerd.
De hoogleraren hadden van te
oren aangekondigd zich te zullen
neerleggen bij de besluiten van het
Congres, mits die besluiten geno
men werden door een representa
tief aantal, zodanig dat alle catego
rieën waren vertegenwoordigd en
er dus werkelijk sprake zou zijn
van democratie. Dat was inder
daad het geval, ook al was het
teleurstellend dat van de 800 leden
van de subfaculteit (alle catego
rieën bij elkaar dus) er gewoonlijk
rond 400 bij elkaar waren en af en
toe zelfs minder. Prof. dr. P. J.
van Strien, de voorzitter van de
subfaculteit en als zodanig de me
ning vertolkend van de beleidvoe-
rende hoogleraren, concludeerde
echter dat men op het Congres der
mate zorgvuldig te werk was gegaan
en dusdanig tekenig had gehouden
met alle categorieën dat van een
redelijke vertegenwoordiging ge
sproken kon worden.
De resultaten van het Congres
vallen (uiteraard) in twee delen
uiteen: de besluiten betreffende de
studievorm en die betreffende de
bestuursvorm. Eerst over de studie.
Met ingang van het studiejaar
1969-'70 zal de studie in de psy
chologie aan de Rijksuniversiteit
te Groningen sterk gewijzigd wor
den. Er worden sectoren opgericht,
die elk een onderdeel van de psy
chologie omvatten. Voorbeelden
taalspychologie, neuropsychologie,
psychologie van sociale veranderin
gen. Binnen elke sector zullen pro
jectgroepen worden opgericht die
zicht bezighouden met het bestude
ren van een onderwerp en/of het
doen van een onderzoek. Elke be
trokkene, dus zowel staf als stu
denten, schrijft in op in principe
één sector en gaat zich dan bezig
houden, bijvoorbeeld voor een half
jaar, met één project. In de pro
jectgroepen werken alle betrokke
nen op deze wijze samen op basis
van een zekere gelijkheid, die re
sulteert in een solidaire samenwer
king waarbij stafleden deskun
diger immers dan veel studenten
adviezen kunnen geven. In één
project kunnen zowel oudere als
jongere studenten zitten.
Volgens het staflid dr. W. K. B.
Hofstee hoeft projectonderwijs niet
arbeidsintensiever te zijn. Wel is
het zo dat men de werktijden nu
gelijkmatiger spreidt dan bij colle
ges en boeken waarbij men toe
werkt naar een tentamen. Want de
studenten dienen natuurlijk behoor
lijk mee te werken omdat er spra
ke is van groepsresultaten moet ie
dereen zowel naar prestatie als
naar inzet beoordeeld worden. Een
groep congresgangers onder aan
voering van dr. Hofstee wilde zelfs
alleen beoordeling naar inzet, maar
prof. dr. J. Th. Snijders, hoogleraar
algemene psychologie en tevens
rector-magnificus van de universi
teit, maakte duidelijk dat men
nooit onder prestatiebeoordeling uit
zou komen. Inderdaad kan men
zich wel ontzettend inspannen zon
der ooit een goede psycholoog (of
wat dan ook) te worden.
Beoordeling zal zoveel mogelijk
geschieden met punten, die men
verdient door een redelijke inzet
en prestatie, al dan niet binnen het
kader van het projectonderwijs (er
blijven mogelijkheden tot individue
le studie en individueel onderzoek,
maar dit moet dan wel weer ver
antwoord worden bij het bestuur
van de sector). Na bij voorbeeld
vijftig maanden studie met per
maand een punt en een stage jaar
zou men dan afgestudeerd zijn. Al
dus zouden tentamens en examens
afgeschaft kunnen worden. Voorts
werd besloten dat de komende eer
stejaars nog gewone basisinforma
tie krijgen, terwijl ze kunnen deel
nemen aan een project. En dat ge
streefd zal worden naar samenwer
king met niet-universitaire instellin
gen binnen projecten.
Bij de besluiten die het Congres
genomen heeft over de bestuurs
vorm is vooral nadruk gelegd op
het principe van directe democra
tie. Dit houdt in:
1. dat de sectoren vrij autonoom
zijn zodat „in de werkplaats zelf"
beslist wordt hoe de studie- en on-
derzoeksituatie zal zijn;
2. dat bij besluitvorming gestreefd
wordt naar verregaande discussie,
zodat men het eens wordt, in plaats
van de dictatuur door de meerder
heid die zich manifesteert in stem
mingen. Natuurlijk zal er altijd wel
gestemd worden, maar dan ten
minste zonder dat een groep of in
dividu in een hoekje wordt wegge
drukt. Het is bijzonder waardevol
dat ook op het Congres zoveel mo
gelijk naar dit principe is gehan
deld.
De sectoren kiezen afgevaardig
den in het subfaculteitsbestuur,
waarin ook de hoogleraren (de ou
de Subfaculteit) zitting hebben, om
dat formeel en juridisch de oude
structuur gehandhaafd moet blijven
zolang er op het ministerie niets
anders wordt voorgesteld. „Als die
afgevaardigden voor het merendeel
studenten zijn, zullen zij het voor
het zeggen hebben!" zo is opge
merkt. Maar als men ziet dat er in
de commissie die de aangenomen
resoluties - de besluiten van het
Congres dus - gaat uitwerken vier
stafleden, twee hoogleraren en
slechts twee studenten zijn geko
zen, dan geloof ik niet dat men
bang hoeft te zijn dat de studenten
voortaan de dienst zullen gaan uit
maken. Men is en blijft zich terde
ge bewust van de kundigheid van
de oudere betrokkenen.
De sectoren en projectgroepen
zowel als de individuele „weten
schappelijke werkers" moeten hun
activiteiten altijd verantwoorden
voor het forum, dat daartoe door
het faculteitsbestuur wordt aange
wezen. Maar in eerste instantie be
slissen de betrokkenen bij een sec
tor, bij een project voortaan zelf
hoe hun studie- en onderzoeksitua-
tie er uit zal zien. Het niet-weten-
schappelijke personeel beslist sa
men met de andere „werkers" hoe
het materiaal gebruikt en beheerd
zal worden. En dat alles volgens
het principe „one man one vote"
dat ook op het Congres gehanteerd
is.
Ten aanzien van het studieloon
werd de volgende resolutie door het
Congres aangenomen:
„Uit een model waarin alle be
trokkenen als gelijkwaardigen sa
menwerken in onderwijs, onderzoek
en beheer, vloeit als consequentie
voort dat op den duur allen daar
voor loon ontvangen -; daarom
dient een der taken van de subfa
culteit te zijn dit voortdurend op
alle mogelijke manieren te bevor
deren. Daarbij wordt tevens uitge
gaan van een rechtvaardige in
komensverdeling.'
Men ziet dat de vergadering in
de Groningse Korenbeurs inder
daad voorstellen (resoluties zelfs)
formuleerde - en na stemming aan
nam - voor een vernieuwing van
onderwijs en bestuursvorm die
vooralsnog tot de meest vooruit
strevende van Nederland en zelfs
van Europa behoort! Ondanks het
pessimisme van een klein deel van
de staf (dat research- en carrière
mogelijkheden de mist in zag gaan!)
is het allergrootste deel der Con
gresgangers vrij optimistisch over
de toekomst en verheugd over deze
situatie. Daarbij vertrouwt men er
op dat de hoogleraren, die de
macht formeel en juridisch nog in
handen hebben, loyaal zullen blij
ven en zich inderdaad zullen neer
leggen bij de besluiten van het Con
gres, waaraan zijzelf uiteindelijk
toch ook deelnamen en dat zeker
niet zonder behoorlijk te hebben
meegesproken!
Als anekdotisch grapje zij in dit
verband nog vermeld dat een der
hoogleraren, prof. Hutte, voorstel
de dat de hoogleraren voortaan niet
meer met „professor" maar ge
woon met meneer zouden worden
aangesproken, waarop de andere
drie hoogleraren voor het front af
stand kwamen doen van hun aan
spreektitel. Een grapje maar toch
wel kenmerkend voor de democra
tische geest waarin men wil sa
menwerken.
Sedert het ontstaan van de markt voor waar
depapieren is men gewoon het beleggings
materiaal te onderscheiden in een risico
mijdend en een risico aanvaardend deel.
Risico mijdend: het deelnemen aan staats
leningen of leningen van instellingen die
evenals de staat niet op winst belust zijn
en die kunnen garanderen dat het eens
geleende geld ook werkelijk zal worden te
rugbetaald. Risico dragend: het kopen van
aandelen in ondernemingen die wèl op
winst uit zijn. Ondernemingen die het voor
de wind kuqnen gaan dan stijgen de pa
pieren maar die ook failleit kunnen gaan
en dan zijn de papieren (zo goed als)
waardeloos.
Beide deelmarkten hebben hun eigen afne
mers. Voor de obligatiemarkt zijn dat de
grote klanten: verzekeringsmaatschappij
en, pensioenfondsen, liefhebbers dus die op
hun beurt ook weer verplichtingen hebben
maar naast die groten vindt men ook de
kleine man, de noeste spaarder die van tijd
tot tyd een centje van zyn boekje overhe
velt naar een inschrijving op een grote
staatslening of iets dergelijks. Hij weet dan
dat hy op gezette tyden de hem in het uit
zicht gestelde rente kan incasseren en dat
hij na afloop van delening zijn geld in
ieder geval terugkrijgt. En mocht hij on
verhoopte in geldnood komen dan kan h(j
altijd verkopen.
Helaas, het is vandaag de dag allemaal niet
meer zo mooi als het lijkt. Het is zelfs zo
dat men zich de vraag kan gaan stellen wie
nu eigenlijk de meeste risico's loopt: de
aandelenbezitter of de koper van obli
gaties. Want die kleine man krijgt wel zijn
rente, inderdaad, maar heeft hij ook de
zekerheid dat hy zyn geld „ongeschon
den" terugkrijgt? Het is net anderom: hy
heeft de zekerheid dat dat niet het geval
is. Oorzaak: de voorthollende inflatie. Nu
is inflatie een verschijnsel dat er (byna
altyd geweest is, maar nooit zo onrust
barend als in de afgelopen jaren. De gu'
dens die van het spaarbankboekje afgehaal
worden dalen ook als ze aan de staat in 1<
ning worden gegeven snel in waarde. I
DAT KOMT TOT UIT IN DE KO EIK
dat komt tot uitdrukking in de koers, in
waarde die men krijgt als men om wc
ke reden dan ook zijn papier weer in ge
wil omzetten. De 7 procent leningen Nedc
land I en II noteerden eind 1968 nog c
102 procent —nu liggen ze op 98l/i procei
De 6Vs procent lening Nederland 1968 1
stond eind 1968 op ca. 99, nu op 921/* pre
cent. Forse dalingen dus die echt wel d
vraag naar waar het risico ligt wettigen.
En de beleggingen in aandelen? Duidelijk i
op het ogenblik dat de depressieverschyn
selen van 1966/'67 alom zijn weggewerk
en plaats hebben gemaakt voor nieuwe ge
vaarlijke verschijnselen van oververhit
ting. De natuurlijke en thans ook door over
heidsingrepen vaak kunstmatige reacties
daarop zijn die van schaars geld en stij
gende rente. Dit proces is eigenlijk pas
weer urgent geworden maar beleeft nu toch
wel een opvallende acceleratie door de
snelle opeenvolging van discontoverhogin
gen alom in de rijke landen. Discontover
hogingen die wel het obligatiebezit in koers
aantasten (wat logisch is) maar niet de
aandelensector van de beurs. Dit in tegen
stelling tot een vijftal jaren geleden toen
het beurspeil in landen met forse disconto-
(en rente-) stijgingen ook voor aandelen
fors daalde. Kennelijk heeft men nu ge
leerd te leven met een hogere rente dan
de drie tot vier procent uit het verleden.
Het is ook in de financiële wereld maar
net waar men aan gewend is!
Wat er nu gebeuren gaat tekende zich deze
week al duidelijk af: de rente holt naar
acht procent. Op de beurs liepen al de ge
ruchten dat de nieuwe lening van de Bank
voor Nederlandse Gemeenten van 7Vz pro
cent zal moeten worden teruggenomen een
voudig omdat er geen liefhebbers voor zijn.
Velen immers zetten op het ogenblik hun
geld maar liever op een bankboekje. Ook
dan wordt het aangevreten door de inflatie
maar er is tenminste geen kans op koers
verlies. En men wacht af. Waarop? Waar
schijnlijk tot de acht procent zal zijn be
reikt. Want acht procent lijkt het nieuwe
magische sein te worden om ontelbare
bankboekjes leeg te halen en aan overheids
zorgen toe te vertrouwen.
Dat is een gevaarlijke ontwikkeling, vooral
voor talrijke kleine bedrijven en onderne
mingen die nu al grote moeite hebben de
eindjes aan elkaar te knopen en straks on
der de rentelast dreigen te bezwijken. Ter
wijl daartegenover de grote en zeer grote
ondernemingen over dusdanige bronnen be
schikken dat voor hen de rente en de toe
nemende liquiditeitskrapte geen onover
komelijke hindernissen behoeven te worden.