Waardige jubileumtentoonstelling
„Scheppend Ambacht Gelderland"
■IHhmR
MUZENISSEN
Haar vader
Keramiek
Q „Schilderkunst"
rmiztekfeiiiiferon
door
henri ?h. timmerman
„Mede door het streven van onze
vereniging is het inzicht verkregen
en verdiept bij velen, dat een am-
bachtsprodukt de verwerver hiervan
meer moet schenken dan een louter
handzame en voor het gebruik ge
noegzame vormgeving. De ware am
bachtskunstenaar en de beoefenaar
van toegepaste kunsten, kunnen zich
niet tevreden stellen met het pro
duceren van een gebruiksvoorwerp,
dat de gebruiker enkel en alleen te
vreden stelt, wanneer hij het redelijk
geschikt acht voor een bepaalde za
kelijke dienstverrichting. Zonder de
doelmatigheid te beperken of te ver
onachtzamen, wil hij een voorwerp
„scheppen", dat naast een dienende
functie ook een esthetisch bekoren
de gestalte verkrijgt. Hij is geen fa
brikant maar een muzikant in de
zuiverste zin van het woord, die als
dienaar der Muzen zich door zijn vin
dingrijke en artistieke geest laat
leiden, wanneer hij de stugge ma
terie in zijn scheppende handen tot
leven brengt."
jQit schrijft dr. J. M. G. M. Brink-
hoff, voorzitter van „Scheppend
Ambacht Gelderland" in het voor
woord tot de catalogus bij de expo
sitie, die in verband met het twintig
jarig bestaan van deze vereniging in
Apeldoorn is georganiseerd. In grote
lijnen vormden de woorden van de
heer Brinkhoff precies de formulering
van wat „Scheppend Ambacht Gel
derland" voor de mensen betekent en
kan betekenen. Ook de komende twin
tig jaar zal zij nog wel van kracht
zijn. Maar hoe is het tot dusver in
de praktijk gegaan? Hoe ontstond
„S.A.G." en wat deed hij in die twee
decennia?
Vlak na de tweede wereldoorlog
heerste bij de Kamer van Koophan
del de behoefte om iets te weten te
komen over de situatie waarin de
verschillende ambachten zich bevon
den. Uit een enquête bleek, dat het
edelambacht sterk vertegenwoordigd
was. Om de verschillende kunstam
bachtslieden onder te brengen, werd
toen de vereniging opgericht. In het
gehele land vond dit voorbeeld na
volging, wat tot uiting kwam in de
oprichting van het Centraal Orgaan
Scheppend Ambacht, dat zijn zetel
kreeg in Delft, waar ook een expo
sitieruimte is, waarin de leden per
manent hun werk kunnen tentoonstel
len.
Om zijn doel te verwezenlijken heeft
..Scheppend Ambacht Gelderland"
zich van meet af aan tot taak ge
steld, het werk van de aangesloten
beoefenaars van toegepaste kunst in
de bekendheid te brengen. Men heeft
in diverse gemeenten al tentoonstel
lingen georganiseerd, om vooral bij
de jeugd belangstelling te wekken.
Daarnaast geeft men fotobrochures
uit, om de overheid en andere instel
lingen te attenderen op wat de leden
vervaardigen. Er is een adviseur die
met foto's en dia's naar de eventuele
opdrachtgevers gaat om hen de juis
te weg te wijzen, wanneer zij voor
een bepaald object een zo geschikt
mogelijk kunstwerk willen laten ver
vaardigen. Voor honderdduizenden
guldens is in de afgelopen twintig
jaren al van deze service gebruik ge
maakt. In vrijwel iedere gemeente
van onze provincie treft men resul
taten aan van opdrachten, gegeven
aan kunstenaars die lid zijn van
„S.A.G.", zoals muurplastieken en
glasmozaïeken, wandkleden en kera
misch werk in diverse gebouwen (ge
meentehuizen, scholen, fabrieken, ker
ken, etc.)
„Scheppend Ambacht Gelderland"
begon medio 1949 met een tachtigtal
leden. Nu zijn het er nog maar 45,
omdat de eisen aan kunstenaars die
lid willen worden in de loop der ja
ren steeds hoger zijn geworden en
er bijzonder streng geselecteerd
wordt, omdat ook de maatschappij
die toegepaste kunst In haar midden
wil hebben steeds beter werk ver
langt. Ook zaken die kunstnijverheid
verkopen, profiteren van de activi
teiten van „S.A.G." Wat zij vandaag
op de exposities zien, kopen zij vaak
morgen aan.
Tenslotte profiteert ook de kunste
naar of de kunstnijverheidsbeoefe-
naar van „S.A.G." Dit betekent niet,
dat de jubilerende vereniging haar
leden begeleidt in hun artistieke en
maatschappelijke ontwikkeling. Zij
beschouwt zichzelf eerder als een
soort springplank voor verder zelf
standig werken van de kunstenaar.
Overigens telt „S.A.G." alleen maar
kunstenaars die zelfstandig zijn, want
van de contraprestatieregeling moet
men niet veel hebben.
Bij het horen of lezen van de naam
„Scheppend Ambacht" denkt men
onwillekeurig in de allereerste plaats aan
het begrip „ambacht", een omschrijving
die in vroeger dagen gold voor een vak
dat men beoefende, voor handerarbeid,
al dan niet verricht in of ten bate van de
industrie. Een hard, concreet woord,
waartegen het woord „scheppend" min of
meer verbleekt. Misschien zelfs zo sterk
verbleekt, dat men het alleen maar let
terlijk kan verstaan, waardoor de naam
„Scheppend Ambacht" nauwelijks meer
kan betekenen dan een eufemistische om
schrijving van „werken met de schop".
Ergens in ons volgepropte onderbewust
zijn weten we natuurlijk wel een heel klein
beetje beter. „Scheppend" heeft dan iets
met creativiteit te maken. Met artisticiteit
zelfs. Maar ook weer niet zo heel veel,
want per slot van rekening staat dat
woord „ambacht" er nog steeds. Goed
dan„Scheppend Ambacht" is een vorm
van huisvlijt, van kunstnijverheid. En de
vereniging „Scheppend Ambacht Gelder
land" is dan een klein clubje kunstnijve
raars, dat een paar keer per jaar eens een
foldertje uitgeeft waar een artistiek ver
antwoord theepotje op staat maar dat
verder heel onschuldig droomt van een
verleden waarin nog eerbied bestond voor
het goeie ouwe handwerk en van een toe
komst waarin daar ondanks alle techni
sche vooruitgang toch eigenlijk nog wel
plaats voor zou moeten zijn.
Deze omschrijving van de scheppende
ambachten en van de vereniging die zich
daarmee bezighoudt is natuurlijk schro
melijk overdreven en volstrekt onjuist,
maar ik geloof toch dat zij niet ver be
zijden de „image" is, die men in onze
omgeving (en misschien ook elders) van
haar heeft. Daarom was het hoog tijd,
dat de vereniging zich eens uitgebreider
zou laten zien dan via een kleine plaatse
lijke tentoonstelling of zo'n folder. Die
tijd is dezer dagen aangebroken, want
Scheppend Ambacht Gelderland" be
staat twintig jaar en heeft ter gelegen
heid daarvan een tentoonstelling georga
niseerd, die tot en met 4 mei a.s. in de
Gemeentelijke Van Reekumgalerij te
Apeldoorn te zien is. En heus niet alleen
maar in het filmzaaltje (waar dia's van
de jubilerende vereniging worden ge
toond). Nee, de hele Van Reekumgalerij
staat en ligt en hangt vol met werken
van de kunstenaars die bij „Scheppend
Ambacht Gelderland" zijn aangesloten.
Kunstenaars die heel wat meer zijn
dan onschuldig knutselende mensen, die
niet graag in de openbaarheid treden.
Hun werk mag en moet en kan van
daag de dag gezien worden, niet alleen
in de Van Reekumgalerij, maar ook el
ders in onze provincie, waar het de ver
vulling van tal van opdrachten betreft.
U ziet het: de vereniging krijgt al wat
meer allure. Wat zij feitelijk doet staat
op deze zelfde pagina in een apart arti
kel vermeld. In dit artikel beperken we
ons tot de recensie over hetgeen in de
Van Reekumgalerij tentoongesteld is.
öecensie, jawel. Want het is allemaal
volwaardige kunst Een uniek te noe
men staalkaart van wat diverse heden
daagse kunstenaars in onze contreien en
daarbuiten presteren. Ook wanneer men
daarbij in aanmerking neemt dat een aan
tal leden niet vertegenwoordigd is, om
dat representatief werk niet in hun bezit
is, maar voorgoed is uitbesteed als ver
vulde opdracht. Een compliment temeer,
dus!
Dat „Scheppend Ambacht" niet syno
niem is met een realistische voorstelling
van een potige kerel die met forse vuis
ten en spierballen een stuk ijzer in de
grond staat te slaan, moge ook blijken
uit de aanwezigheid van veel vrouwelijke
deelnemers. Nee, nee, geen gebrek aan
eerbied voor de vrouwenemancipatie In
tegendeel. Want op artistiek gebied zijn
heel wat vrouwen in onze contreien sterk
geëmancipeerd. Ze staan wat je noemt
hun mannetje, zonder echter voer te ge
ven aan het gezegde, „Het pleit toch wel
voor de mannen dat zowel vrouwen als
mannen hun best doen om man te zijn!".
In de Van Reekumgalerij ziet u geen werk
van manwijven, maar van door-en-door
vrouwelijke vrouwen. Het beste specimen
daarvan vormt wel het oeuvre van Jehan-
ne van Woerkom, dat in de benedenzaal
letterlijk en figuurlijk rijk vertegenwoor
digd is. Vrouwelijker kan het niet. De Nij
meegse kunstenares doet met textiel en
plastic frappante, virtuoze dingen. Ik denk
hier aan haar poppen en vooral aan de
verwerking van die wezens in haar appli-
qué's, aan de vele nuanceringen zwart,
wit en grijs in sommige andere wandkle
den, aan haar grote, liggende vrouwenfi
guur in Jugendstil, aan haar voorkeur
voor kant en ruches. Allemaal pure, vrou
welijke romantiek, die nog verhevigd is
door een groot vakmanschap, pardon:
vakvrouwschap.
Ook zonder dat men zich laat meesle
pen moet men wel tot de constatering ko
men dat Jehanne van Woerkom de uit
blinkster op deze tentoonstelling is. Zij
heeft overigens waardige concurrentes in
haar plaatsgenote Marianne van der Horst-
Lem, (vaart, visie en diepte dank zij
een grote variatie van materiaal en tin
ten; alleen jammer van dat neutralise
rende en het reliëf dooddrukkende plas
tic in haar veelbelovende textielplastie-
ken!), Miep Hart-Nijburg uit Lochem (op
nieuw geïnspireerd werk met veel topo
grafische associaties) en Ineke Veenstra
uit Wageningen (dichterlijk werk vol ver
stilling en verfijning, wat ook al blijkt uit
titels als „Mysterie", „Diepzee", „Winter
koning", „Pluisbollen" en „Vogeltjes").
Allemaal vervaardigsters van wandkle
den, deze vier vrouwen. Er is ook een
mannelijk wandkleedmaker present, na
melijk P. Persijn uit Beekbergen. Zijn
werk is over een bank gelegd. Het maakt
een rustige indruk.
Op de tentoonstelling is voorts veel
plaats ingeruimd voor monumentaal werk.
Wim van Woerkom, de vader van genoem
de Jehanne, toont zich een waardig va
der van zijn dochter, om de erfelijkheid
chronologisch maar eens even om te
draaien. Hij is een kunstenaar, die voort
durend met vormen en materialen expe
rimenteert en daarbij tot gelukkige resul
taten komt, omdat hij nu eenmaal niet kan
verloochenen dat hij een vakman is, Nu
eens ziet men van hem een reliëf met
veel steen of metaal, dat de „werking"
van de meest elementaire grondstoffen
bezit. Dan weer is hij met behulp van
glas tot produkten gekomen, die een sa
crale sfeer ademen, welke ver uitstijgt bo
ven het lichtelijke clean-art-effect.
Ook Hedda Willem Buijs uit Zeist laat
heel wat zien. Reliëfs van een soberheid
en strakheid die een ingetogen karakter
verraden, waarvan de rijkdom pas bij na
der inzien kan worden ervaren. Maar ook
verdienstelijke, zij het niet erg geïnspi
reerd lijkende aluminiumreliëfs. De grote
re plastieken doen wat schools en modieus
aan, maar de foto's van werkstukken wij
zen toch wel op persoonlijkheid.
Van Herman W. G. Jansen uit Velp
zien we hier een tweetal Madonna's, ver
vaardigd in neo-gotische trant, maar met
een moderne detaillering. Boeiender vind
ik zijn stemmige houtcollages.
Auguste Manche uit Arnhem heeft een
aantal plastieken ingezonden die uitmun
ten door een sterke stilering van geslo
ten vormen, wat het volume ten goede
is gekomen.
Jehanne van Woerkom is de uitblink
ster op de jubileumtentoonstelling
van Scheppend Ambacht Gelderland",
die tot en met 4 mei in de Gemeentelijke
Van Reekumgalerij te Apeldoorn wordt
gehouden. Hierboven een van haar fraai
ste inzendingen.
Een doorkijkje op de expositie van
Scheppend Ambacht Gelderland"
Op de voorgrond keramisch werk van
Jan van Stolk.
Jan de Melker uit Oostdorp valt hier in
de eerste plaats op door zijn degelijke,
prettige, houten speelgoed, maar ook zijn
kleinplastiekjes mogen er zijn.
Sober en treffend heeft Ed. A. W. van
Teeseling uit Nijmegen de eenzaamheid
van twee gelieven in de nacht uitgedrukt
in het polyester reliëf. „Naast mij zon
der mij".
Van H. Visser uit Deventer zijn er een
aantal naturalistische, serene vrouwenfi
guren. Soms is alleen sprake van een ver
moeden van vrouwelijke gestalte en dan
doet dit werk in de verte denken aan
Moore.
In de keramiek is de laatste jaren een
duidelijke kentering te bespeuren in de
richting van de keramische plastiek. Pot
jes en vazen en schalen kunnen blijkbaar
niet meer als maximale expressiemidde
len van de keramist dienen. We leven in
een tijd van naar buiten gaan en dan mist
men de nodige inkeer om bijvoorbeeld te
dromen bij hetgeen de „stille" vorm van
een platte schaal te zeggen heeft. Natuur
lijk is ook een staande vaas al heel wat
uiterlijker, heel wat meer spectaculair
dan een liggende schaal, maar als expres
siemiddel is zij blijkbaar toch nog niet
voldoende.
Zelfs Frans Slot uit Epe (befaamd om
zijn ingetogen werkstukken) is daar ken
nelijk van overtuigd geraakt en daarom
treffen we van hem op deze tentoonstel
ling werken aan die „Pot met dubbel oor"
of „Vaas met twee oren" heten. Aardig
werk, dat vooral geloofwaardig is, omdat
het geen krampachtige poging tot een dui
delijker „expressionisme" betreft, maar
min of meer in het verlengde van Slots
vorige ontwikkelingsstadia ligt.
Vriendelijk, vrolijk en niet te vergeten
„heel gewoon goed" zijn de keramische
plastieken van Jan van Stolk uit Ooster
beek. Prettige mensjes en diertjes, die
in heel wat huisgezinnen voor wat fleur
kunnen zorgen.
In deze categorie verdienen de inzen
dingen van Henk Carlier uit Rotterdam
specialle aandacht. Invloeden uit de pri
mitieve kunst zijn er op gelukkige en per
soonlijke wijze in verwerkt. Interessant is
hier ook de neiging naar het symbolische.
Van K. Mobach Zonen uit Utrecht
is er eveneens een grote verzameling ke
ramiek. Goed werk, maar soms een beet
je te industrialistisch, meer ambacht dan
schepping dus.
Het is niet verwonderlijk, dat op een
tentoonstelling van voornamelijk toegepas-
Wales roert zich
\¥/ales roert de trom. In Londen vreest
men de agitatie van de extreem na
tionalistische beweging in Wales, die zich
onder meer verzet tegen de aanstaande in
stallatie van prins Charles als Prince of
Wales in het dertiende-eeuwse Caenarvon
Castle. Maar los van elk politiek streven
roert Wales ook de trom. En dit terecht.
In de komende tijd vindt in Wales de Wel-
she manifestatie „Croeso '69" plaats met
volksmuziek, historie en folklore. Overi
gens is Wales bij muziekliefhebbers en
folkloristen al eerder bekend om de prach
tige groots opgezette festivals, die in het
Welsh „Eisteddfodan" heten, geheel gewijd
aan volksmuziek en oude poëzië. In tegen
stelling met veel soortgelijke festiviteiten
is dit Welshe volksfeest geen aangelegen
heid die „van boven af" kunstmatig in
het leven is geroepen, maar leeft sterk in
de bevolking. Elke plaats heeft één of
meer verenigingen, die de traditionele mu
ziek uitvoeren en nog altijd neemt het aan
tal enthousiaste verzamelaars en onderzoe
kers van folkloristische muziek van heel
oude oorsprong toe.
Wales is zich bewust, eens een zelfstan
dig vorstendom te zijn geweest; eerst aan
het einde van de dertiende eeuw werd Wa
les bij.Engeland ingelijfd, al bleef de hoge
adel zich nog lang zelfstandig gedragen.
In het bergland van Wales hield de bevol
king vast aan de Kymrische gebruiken,
taal en muziek; Kymrisch is de Welshë^
naam voor Keltisch. Het is curieus, dat on
der de oppervlakte van het geïndustriali
seerde Wales nog zo veel romantiek leeft.
Hoe we daar ook over denken, het is een
feit waarover we elke dag in de kranten
kunnen lezen, dat nog tal van Engelsen
allesbehalve vrij zijn van romantische
ideeën en gebruiken, die op hun beurt
weer hun oorsprong vinden in een bijna
legendarisch verleden. Vorig jaar hebben
Engelse archeologen en studenten opgra
vingen gedaan in het graafschap Somer
set om te trachten te bewijzen, dat daar
de Burcht van Camelot, de zetel van de
legendarische koning Arthur, heeft ge
staan. Volgens de Keltisch-Britse sagen
en herdichtingen heeft koning Arthur ook
in Cornwall een residentie gehad, waar hij
omringd was door een schitterende hof
stoet en ridders van de Tafelronde.
Geschiedenis en volkscultuur zijn dik
wijls onafscheidelijk met elkaar verweven.
Doordat Wales onder de aangrenzende En
gelse graafschappen een rijk, groot en
machtig prinsdom is geweest, is er veel
van de typische Welshe cultuur opgete
kend, zowel door de eigen schrijvers in hof
dienst als onder meer door Romeinse
schrijvers. Het boeiende van de ontzag
lijke rijkdom van de volksmuziek van
Groot-Brittanië is haar onoverzichtelijk
heid; het klinkt als een paradox. Alleen
al de namen van muziekvormen en typen,
van dansen en instrumenten spelen ons
voortdurend parten. Ook al hebben zij een
gemeenschappelijke Keltische oorsprong,
wat ook nog lang niet altijd zeker is, door
vermenging zijn er toch verschillen ge
groeid. Eerst meenden de musicologen en
folkloristen, dat de oudste volksmuziek te
vinden was in de landelijke gemeenschap
pen van Keltisch sprekende bewoners van
Schotland, Ierland en Wales. Tegenwoor
dig blijkt steeds meer, dat ook in de graaf
schappen die men rekende tot Engeland
in de engere zin een volksmuziek leeft van
heel oude oorsprong. Moeilijk te analyse
ren, omdat in dit Engeland de bevolking
bestaat uit Germaanse elementen en An
gel-Saksen met vermenging van Deens en
Noors. Wales en ook Cornwall behoren met
de Schotse Hooglanden tot de Engelse
streken waar de romantiek welig bloeide
en nog bloeit, zij het ook meer verhuld.
W/ales is het land geweest waar de ver-
maarde barden in hoog aanzien ston
den. Barden zijn van Keltische oorsprong,
maar als dichter-zangers van odes en sa
gen en later vooral als brengers van ge
zongen historische en actuele politieke ge
beurtenissen met dikwijls onverholen kri
tische of satirische inslag zijn zij overal
befaamd geworden. Zij staan in wezen nog
heel dicht bij onze hedendaagse barden, de
zangers van het levenslied in de ruimste
betekenis: romantisch of hard, sociaal be
wogen of satirisch-politiek, humoristisch-
grappig of wrang en scherp. Er is één vre-
schil. De barden in Wales, Schotland, Ier
land en Bretagne vormden een streng ge
sloten klasse apart. Zij waren vaak edel
lieden en bekleedden een voorname posi
tie aan de hoven. Behalve zangers waren
zij ook dikwijls historici en kroniekschrij
vers aan hof of klooster en zij vervulden
ook diplomatieke opdrachten. De positie
van de barden was hecht, in Wales bijvoor
beeld nauwkeurig opgetekend in de merk
waardige wetboeken van koning Hywill
Dda, de naam van een kunstzinnig Welsh
vorst wiens naam nu nog in Wales herhaal
delijk te horen is. In Wales en in Cornwall,
waar de barden zeer talrijk zijn geweest,
neemt men aan, dat de barden de voort
zetters waren van de geheimzinnige Dru
ïden, waarvan zij de tradities en slechts
mondeling doorgegeven verzen nog ken
den. Maar de barden hielden zich niet be
zig met de praktijken van de Druïden-kaste
door de Romeinen als een Keltische pries
terkaste beschreven. Deze Druïden vorm
den een streng gesloten broederschap, die
de esoterische wijsheid beoefende, maar
ook de magische kunst, offers bracht
met geheime rituele plechtigheden waar
bij de zang een grote rol speelde. Later
bestreden de Romeinen de Druïden, om
hun riten en mensenoffers, maar waar
schijnlijk nog meer om hun grote macht
en geheime invloed. Ook de barden heb
ben veel invloed gehad, maar deze was
positief gericht en weliswaar waren ook
hun muzikale en andere activiteiten met
veel romantiek omweven, maar de barden
hadden zonder twijfel een nobel ambt. Zij
kregen een zorgvuldige opvoeding, hun
zangersambt was een beschermd beroep,
dikwijls erfelijk in de familie en de bardi-
sche kunst werd zelfs door de nuchtere Ro
meinen bewonderd. „Zij zijn dichters van
lyrische poëzië en zangers, die zichzelf be
geleiden op instrumenten op de lyra gelij
kend, zowel lofzangen als satiren", schreef
een tijdgenoot van Caesar.
Het instrument van de eerste barden
was de zessnarige Crwth (crowd), een ty
pisch Keltisch instrument.
Omdat de Kelten van oorsprong her
dersvolken waren, hielden zij vast aan de
oude pentatoniek, de vijftonigheid met
haar typische melodiek, in tegenstelling
met de zeventonigheid van de Germanen.
De zuiverst gebleven volksmuziek, hetzij
dansliederen of ballades, zijn Keltisch of
zijn de uitdrukking van een muziekcul
tuur waarin de Keltische eigenschappen
overheersen. Juist dit Keltische treft ons
bijzonder als eigenaardig, omdat deze
muziek geheel los staat van onze volks
muziek van West-Europa. Sterke Kelti
sche invloed op de muziek van midden-
Engeland is te verklaren door een curieu
ze loop van de geschiedenis. Toen de Tu-
dors aan het bewind kwamen, betekende
dit het einde van de zelfstandigheid van
Wales en tevens van de vooraanstaande
positie van de Welshe barden. Maar het
geslacht Tudor met de beruchte maar
zeer muzikale Hendrik VIII en Elizabeth
was van Welshe afkomst en eenmaal
op de Engelse troon volgden vele aan
zienlijke families uit Wales hun vorst Zij
namen hun hofzangers en musici mee,
waardoor de merkwaardige Engelse mu
ziek uit de Tudor-periode ontstond, zeer
geschakeerd door onmiskenbare Kelti
sche invloeden. In Wales, evenals in
Cornwall, trok de zuivere Keltische volks
muziek zich meer en meer terug in de
bergdorpen, eerst in onze tijd weer ont
dekt.
Want in onze tijd, in nog toenemende
mate, wordt de volksmuziek die zorgvul
dig is gereconstrueerd, weer overal ge
zongen en gespeeld. Voor een deel om
zuiver muzikaal-folkloristische redenen,
voor een ander deel ook uit toeristisch-
commercieel oogpunt, waartegen geen en
kel bezwaar is. Buiten kijf is namelijk de
liefde van velen voor alles wat men als
typisch Engels voelt
{"Cornwall is zowel voor de musicolo-
gen als voor de archeologen een rijk
maar nog grotendeels onontgonnen ge
bied, waarvoor evenveel interesse be
staat als voor de beroemde zeekust in het
zuiden en het ruige kale landschap langs
de noordkust Dóar wijzen de Bedruthan
Steps en de Cromlechs, die ook in de
volksliederen worden bezongen, recht
streeks naar het oeroude Keltische verle
den en misschien een nog dieper en duis
terder verleden. Cornwall is voor onder
zoekers en in zekere opzichten ook voor
de artistiek-romantisch aangelegde toe
rist een nog aantrekkelijker gebied dan
Wales, omdat het zo lang vrijwel geïso
leerd is geweest. Ondanks de moeilijke
bereikbaarheid van het gebied kregen de
Angelsaksen in de negende eeuw vaste
voet in Cornwall, maar de invloed bleef
in het bergachtige land gering. Onder een
oppervlakte, die volgens nagenoeg alle
onderzoekers in het oude land met „The
little people" maar heel dun is, leven
nog veel verbasterde of verwrongen over
blijfselen van een Keltische oorsprong.
Dan spreekt ook heel sterk een verwant
schap in sfeer tussen de authentieke mu
ziek en de Cromlechts, die we nu nog in
Cornwall kunnen zien, de eigenaardige
gevormde en opgestapelde stenen grafka
mers met hun Keltische naam.
te kunst weinig te zien valt uit de sector
van wat ik hier gemakshalve dan maar
even „schilderkunst" zal noemen. Wat er
is, is echter de moeite zeker waard.
Jan P. C. van Doorn uit Nijmegen is bij
voorbeeld vertegenwoordigd door een se
rie degelijke etsen, waarin monumentalis-
me en persoonlijke toets elkaar treffend
in evenwicht houden, en met een aantal
gouaches die uitmunten door het kleurge
bruik.
Van Jan Homan uit Doesburg hangen er
enkele kloeke, met veel zwier vervaardig
de tekeningen met een wat Cobra-achtige
inslag.
Tenslotte is daar dan de Arnhemse foto
graaf Wouter van Heusden met een aantal
sterke opname, die alleen maar niet schit
teren van oorspronkelijkheid omdat er de
laatste jaren al zoveel van dergelijk werk
is gemaakt. Let wel: door fotografen waar
tussen wie Van Heusden nog steeds 'n wel
verdiende eigen plaats inneemt!
'T'ot zover de waardige jubileumtentoon-
A stelling van „Scheppend Ambacht Gel
derland".
Nog even een paar algemene opmerkin
gen.
Helaas zijn lang niet alle inzendingen op
deze expositie genummerd. Daardoor moet
men overbodig veel bladeren in de catalo
gus. Dit werkt temeer desoriënterend omdat
de inzenders niet volgens alfabet zijn ver
meld, maar volgens het genre dat zij ver
tegenwoordigen. Een omdat de expositie
voor het oog toch al zo'n overrompelende
veelheid betekent, waarbinnen men met
een alfabetische volgorde van namen en
een groter aantal nummerkaartjes onge
twijfeld beter de weg zou kunnen vinden.
Bovendien kan men zich afvragen, waar
om men zo discreet is geweest, in de mees
te gevallen de leeftijden van de exposan
ten niet te vermelden. Ook wanneer dit
alleen bij de mannelijke inzenders was ge
beurd, had zulks de jeugd de eigentijds
heid van het twintigjarige „Scheppend
Ambacht Gelderland" alleen maar extra
kunnen beklemtonen.
J. VAN DER KLEIJ
In de maanden juni tot september zal
in het Musée cantonal des beaux-
arts te Lausanne in Zwitserland de vier
de Biennale de la Tapisserie worden ge
houden. Deze biennale wordt georgani
seerd door het Centre International de la
Tapisserie Ancienne et Moderne. De or
ganisatoren nodigen kunstenaars uit voor
deze biennale documentatiemateriaal en
foto's van door hen gemaakte werken
in te zenden. Hieruit worden door een
jury de deelnemers aan de biennale ge
selecteerd.
Ditmaal zijn de volgende Nederlandse
beeldende kunstenaars uitgenodigd met
een werk deel te nemen: Ria van Elk te
Amsterdam, Wilma Fruy tier-van der
Lande te Ouderkerk aid Amstel, Krijn
Giezen te Noordwijk, Loes van der Horst-
Wenckebach te Amsterdam, Herman
Scholten te Baambrugge en Margaret
E. Steinbacher, woonachtig in Canada.
Huub Gommans exposeert tot 23 april
keramische plastieken in het kapel
huis „Kunst in het Ambacht" te Amers
foort.
De Stichting Reina Prinsen Geerligs
Fonds heeft wederom haar jaarlijkse
Jeugd-prijsvraag uitgeschreven voor au
teurs die op 24 november a.s. de leef
tijd van 20 jaar hebben bereikt en niet
ouder zijn dan 25 jaar. De prijs bedraagt
f 200,-
De inzendingen (proza, gedichten of
toneelstukken) moeten in duplo voor 1
juli a.s. gezonden worden naar het secre
tariaat van de Stichting, Koninginneweg
121 Amsterdam. Tel. 72 58 17.
De jury bestaat uit: Peter Berger,
Remco Campert, Jozef Eyckmans, Fer-
nand Auwera en Willy Vaerewijek.