Waardige jubileumtentoonstelling „Scheppend Ambacht Gelderland" ■IHhmR MUZENISSEN Haar vader Keramiek Q „Schilderkunst" rmiztekfeiiiiferon door henri ?h. timmerman „Mede door het streven van onze vereniging is het inzicht verkregen en verdiept bij velen, dat een am- bachtsprodukt de verwerver hiervan meer moet schenken dan een louter handzame en voor het gebruik ge noegzame vormgeving. De ware am bachtskunstenaar en de beoefenaar van toegepaste kunsten, kunnen zich niet tevreden stellen met het pro duceren van een gebruiksvoorwerp, dat de gebruiker enkel en alleen te vreden stelt, wanneer hij het redelijk geschikt acht voor een bepaalde za kelijke dienstverrichting. Zonder de doelmatigheid te beperken of te ver onachtzamen, wil hij een voorwerp „scheppen", dat naast een dienende functie ook een esthetisch bekoren de gestalte verkrijgt. Hij is geen fa brikant maar een muzikant in de zuiverste zin van het woord, die als dienaar der Muzen zich door zijn vin dingrijke en artistieke geest laat leiden, wanneer hij de stugge ma terie in zijn scheppende handen tot leven brengt." jQit schrijft dr. J. M. G. M. Brink- hoff, voorzitter van „Scheppend Ambacht Gelderland" in het voor woord tot de catalogus bij de expo sitie, die in verband met het twintig jarig bestaan van deze vereniging in Apeldoorn is georganiseerd. In grote lijnen vormden de woorden van de heer Brinkhoff precies de formulering van wat „Scheppend Ambacht Gel derland" voor de mensen betekent en kan betekenen. Ook de komende twin tig jaar zal zij nog wel van kracht zijn. Maar hoe is het tot dusver in de praktijk gegaan? Hoe ontstond „S.A.G." en wat deed hij in die twee decennia? Vlak na de tweede wereldoorlog heerste bij de Kamer van Koophan del de behoefte om iets te weten te komen over de situatie waarin de verschillende ambachten zich bevon den. Uit een enquête bleek, dat het edelambacht sterk vertegenwoordigd was. Om de verschillende kunstam bachtslieden onder te brengen, werd toen de vereniging opgericht. In het gehele land vond dit voorbeeld na volging, wat tot uiting kwam in de oprichting van het Centraal Orgaan Scheppend Ambacht, dat zijn zetel kreeg in Delft, waar ook een expo sitieruimte is, waarin de leden per manent hun werk kunnen tentoonstel len. Om zijn doel te verwezenlijken heeft ..Scheppend Ambacht Gelderland" zich van meet af aan tot taak ge steld, het werk van de aangesloten beoefenaars van toegepaste kunst in de bekendheid te brengen. Men heeft in diverse gemeenten al tentoonstel lingen georganiseerd, om vooral bij de jeugd belangstelling te wekken. Daarnaast geeft men fotobrochures uit, om de overheid en andere instel lingen te attenderen op wat de leden vervaardigen. Er is een adviseur die met foto's en dia's naar de eventuele opdrachtgevers gaat om hen de juis te weg te wijzen, wanneer zij voor een bepaald object een zo geschikt mogelijk kunstwerk willen laten ver vaardigen. Voor honderdduizenden guldens is in de afgelopen twintig jaren al van deze service gebruik ge maakt. In vrijwel iedere gemeente van onze provincie treft men resul taten aan van opdrachten, gegeven aan kunstenaars die lid zijn van „S.A.G.", zoals muurplastieken en glasmozaïeken, wandkleden en kera misch werk in diverse gebouwen (ge meentehuizen, scholen, fabrieken, ker ken, etc.) „Scheppend Ambacht Gelderland" begon medio 1949 met een tachtigtal leden. Nu zijn het er nog maar 45, omdat de eisen aan kunstenaars die lid willen worden in de loop der ja ren steeds hoger zijn geworden en er bijzonder streng geselecteerd wordt, omdat ook de maatschappij die toegepaste kunst In haar midden wil hebben steeds beter werk ver langt. Ook zaken die kunstnijverheid verkopen, profiteren van de activi teiten van „S.A.G." Wat zij vandaag op de exposities zien, kopen zij vaak morgen aan. Tenslotte profiteert ook de kunste naar of de kunstnijverheidsbeoefe- naar van „S.A.G." Dit betekent niet, dat de jubilerende vereniging haar leden begeleidt in hun artistieke en maatschappelijke ontwikkeling. Zij beschouwt zichzelf eerder als een soort springplank voor verder zelf standig werken van de kunstenaar. Overigens telt „S.A.G." alleen maar kunstenaars die zelfstandig zijn, want van de contraprestatieregeling moet men niet veel hebben. Bij het horen of lezen van de naam „Scheppend Ambacht" denkt men onwillekeurig in de allereerste plaats aan het begrip „ambacht", een omschrijving die in vroeger dagen gold voor een vak dat men beoefende, voor handerarbeid, al dan niet verricht in of ten bate van de industrie. Een hard, concreet woord, waartegen het woord „scheppend" min of meer verbleekt. Misschien zelfs zo sterk verbleekt, dat men het alleen maar let terlijk kan verstaan, waardoor de naam „Scheppend Ambacht" nauwelijks meer kan betekenen dan een eufemistische om schrijving van „werken met de schop". Ergens in ons volgepropte onderbewust zijn weten we natuurlijk wel een heel klein beetje beter. „Scheppend" heeft dan iets met creativiteit te maken. Met artisticiteit zelfs. Maar ook weer niet zo heel veel, want per slot van rekening staat dat woord „ambacht" er nog steeds. Goed dan„Scheppend Ambacht" is een vorm van huisvlijt, van kunstnijverheid. En de vereniging „Scheppend Ambacht Gelder land" is dan een klein clubje kunstnijve raars, dat een paar keer per jaar eens een foldertje uitgeeft waar een artistiek ver antwoord theepotje op staat maar dat verder heel onschuldig droomt van een verleden waarin nog eerbied bestond voor het goeie ouwe handwerk en van een toe komst waarin daar ondanks alle techni sche vooruitgang toch eigenlijk nog wel plaats voor zou moeten zijn. Deze omschrijving van de scheppende ambachten en van de vereniging die zich daarmee bezighoudt is natuurlijk schro melijk overdreven en volstrekt onjuist, maar ik geloof toch dat zij niet ver be zijden de „image" is, die men in onze omgeving (en misschien ook elders) van haar heeft. Daarom was het hoog tijd, dat de vereniging zich eens uitgebreider zou laten zien dan via een kleine plaatse lijke tentoonstelling of zo'n folder. Die tijd is dezer dagen aangebroken, want Scheppend Ambacht Gelderland" be staat twintig jaar en heeft ter gelegen heid daarvan een tentoonstelling georga niseerd, die tot en met 4 mei a.s. in de Gemeentelijke Van Reekumgalerij te Apeldoorn te zien is. En heus niet alleen maar in het filmzaaltje (waar dia's van de jubilerende vereniging worden ge toond). Nee, de hele Van Reekumgalerij staat en ligt en hangt vol met werken van de kunstenaars die bij „Scheppend Ambacht Gelderland" zijn aangesloten. Kunstenaars die heel wat meer zijn dan onschuldig knutselende mensen, die niet graag in de openbaarheid treden. Hun werk mag en moet en kan van daag de dag gezien worden, niet alleen in de Van Reekumgalerij, maar ook el ders in onze provincie, waar het de ver vulling van tal van opdrachten betreft. U ziet het: de vereniging krijgt al wat meer allure. Wat zij feitelijk doet staat op deze zelfde pagina in een apart arti kel vermeld. In dit artikel beperken we ons tot de recensie over hetgeen in de Van Reekumgalerij tentoongesteld is. öecensie, jawel. Want het is allemaal volwaardige kunst Een uniek te noe men staalkaart van wat diverse heden daagse kunstenaars in onze contreien en daarbuiten presteren. Ook wanneer men daarbij in aanmerking neemt dat een aan tal leden niet vertegenwoordigd is, om dat representatief werk niet in hun bezit is, maar voorgoed is uitbesteed als ver vulde opdracht. Een compliment temeer, dus! Dat „Scheppend Ambacht" niet syno niem is met een realistische voorstelling van een potige kerel die met forse vuis ten en spierballen een stuk ijzer in de grond staat te slaan, moge ook blijken uit de aanwezigheid van veel vrouwelijke deelnemers. Nee, nee, geen gebrek aan eerbied voor de vrouwenemancipatie In tegendeel. Want op artistiek gebied zijn heel wat vrouwen in onze contreien sterk geëmancipeerd. Ze staan wat je noemt hun mannetje, zonder echter voer te ge ven aan het gezegde, „Het pleit toch wel voor de mannen dat zowel vrouwen als mannen hun best doen om man te zijn!". In de Van Reekumgalerij ziet u geen werk van manwijven, maar van door-en-door vrouwelijke vrouwen. Het beste specimen daarvan vormt wel het oeuvre van Jehan- ne van Woerkom, dat in de benedenzaal letterlijk en figuurlijk rijk vertegenwoor digd is. Vrouwelijker kan het niet. De Nij meegse kunstenares doet met textiel en plastic frappante, virtuoze dingen. Ik denk hier aan haar poppen en vooral aan de verwerking van die wezens in haar appli- qué's, aan de vele nuanceringen zwart, wit en grijs in sommige andere wandkle den, aan haar grote, liggende vrouwenfi guur in Jugendstil, aan haar voorkeur voor kant en ruches. Allemaal pure, vrou welijke romantiek, die nog verhevigd is door een groot vakmanschap, pardon: vakvrouwschap. Ook zonder dat men zich laat meesle pen moet men wel tot de constatering ko men dat Jehanne van Woerkom de uit blinkster op deze tentoonstelling is. Zij heeft overigens waardige concurrentes in haar plaatsgenote Marianne van der Horst- Lem, (vaart, visie en diepte dank zij een grote variatie van materiaal en tin ten; alleen jammer van dat neutralise rende en het reliëf dooddrukkende plas tic in haar veelbelovende textielplastie- ken!), Miep Hart-Nijburg uit Lochem (op nieuw geïnspireerd werk met veel topo grafische associaties) en Ineke Veenstra uit Wageningen (dichterlijk werk vol ver stilling en verfijning, wat ook al blijkt uit titels als „Mysterie", „Diepzee", „Winter koning", „Pluisbollen" en „Vogeltjes"). Allemaal vervaardigsters van wandkle den, deze vier vrouwen. Er is ook een mannelijk wandkleedmaker present, na melijk P. Persijn uit Beekbergen. Zijn werk is over een bank gelegd. Het maakt een rustige indruk. Op de tentoonstelling is voorts veel plaats ingeruimd voor monumentaal werk. Wim van Woerkom, de vader van genoem de Jehanne, toont zich een waardig va der van zijn dochter, om de erfelijkheid chronologisch maar eens even om te draaien. Hij is een kunstenaar, die voort durend met vormen en materialen expe rimenteert en daarbij tot gelukkige resul taten komt, omdat hij nu eenmaal niet kan verloochenen dat hij een vakman is, Nu eens ziet men van hem een reliëf met veel steen of metaal, dat de „werking" van de meest elementaire grondstoffen bezit. Dan weer is hij met behulp van glas tot produkten gekomen, die een sa crale sfeer ademen, welke ver uitstijgt bo ven het lichtelijke clean-art-effect. Ook Hedda Willem Buijs uit Zeist laat heel wat zien. Reliëfs van een soberheid en strakheid die een ingetogen karakter verraden, waarvan de rijkdom pas bij na der inzien kan worden ervaren. Maar ook verdienstelijke, zij het niet erg geïnspi reerd lijkende aluminiumreliëfs. De grote re plastieken doen wat schools en modieus aan, maar de foto's van werkstukken wij zen toch wel op persoonlijkheid. Van Herman W. G. Jansen uit Velp zien we hier een tweetal Madonna's, ver vaardigd in neo-gotische trant, maar met een moderne detaillering. Boeiender vind ik zijn stemmige houtcollages. Auguste Manche uit Arnhem heeft een aantal plastieken ingezonden die uitmun ten door een sterke stilering van geslo ten vormen, wat het volume ten goede is gekomen. Jehanne van Woerkom is de uitblink ster op de jubileumtentoonstelling van Scheppend Ambacht Gelderland", die tot en met 4 mei in de Gemeentelijke Van Reekumgalerij te Apeldoorn wordt gehouden. Hierboven een van haar fraai ste inzendingen. Een doorkijkje op de expositie van Scheppend Ambacht Gelderland" Op de voorgrond keramisch werk van Jan van Stolk. Jan de Melker uit Oostdorp valt hier in de eerste plaats op door zijn degelijke, prettige, houten speelgoed, maar ook zijn kleinplastiekjes mogen er zijn. Sober en treffend heeft Ed. A. W. van Teeseling uit Nijmegen de eenzaamheid van twee gelieven in de nacht uitgedrukt in het polyester reliëf. „Naast mij zon der mij". Van H. Visser uit Deventer zijn er een aantal naturalistische, serene vrouwenfi guren. Soms is alleen sprake van een ver moeden van vrouwelijke gestalte en dan doet dit werk in de verte denken aan Moore. In de keramiek is de laatste jaren een duidelijke kentering te bespeuren in de richting van de keramische plastiek. Pot jes en vazen en schalen kunnen blijkbaar niet meer als maximale expressiemidde len van de keramist dienen. We leven in een tijd van naar buiten gaan en dan mist men de nodige inkeer om bijvoorbeeld te dromen bij hetgeen de „stille" vorm van een platte schaal te zeggen heeft. Natuur lijk is ook een staande vaas al heel wat uiterlijker, heel wat meer spectaculair dan een liggende schaal, maar als expres siemiddel is zij blijkbaar toch nog niet voldoende. Zelfs Frans Slot uit Epe (befaamd om zijn ingetogen werkstukken) is daar ken nelijk van overtuigd geraakt en daarom treffen we van hem op deze tentoonstel ling werken aan die „Pot met dubbel oor" of „Vaas met twee oren" heten. Aardig werk, dat vooral geloofwaardig is, omdat het geen krampachtige poging tot een dui delijker „expressionisme" betreft, maar min of meer in het verlengde van Slots vorige ontwikkelingsstadia ligt. Vriendelijk, vrolijk en niet te vergeten „heel gewoon goed" zijn de keramische plastieken van Jan van Stolk uit Ooster beek. Prettige mensjes en diertjes, die in heel wat huisgezinnen voor wat fleur kunnen zorgen. In deze categorie verdienen de inzen dingen van Henk Carlier uit Rotterdam specialle aandacht. Invloeden uit de pri mitieve kunst zijn er op gelukkige en per soonlijke wijze in verwerkt. Interessant is hier ook de neiging naar het symbolische. Van K. Mobach Zonen uit Utrecht is er eveneens een grote verzameling ke ramiek. Goed werk, maar soms een beet je te industrialistisch, meer ambacht dan schepping dus. Het is niet verwonderlijk, dat op een tentoonstelling van voornamelijk toegepas- Wales roert zich \¥/ales roert de trom. In Londen vreest men de agitatie van de extreem na tionalistische beweging in Wales, die zich onder meer verzet tegen de aanstaande in stallatie van prins Charles als Prince of Wales in het dertiende-eeuwse Caenarvon Castle. Maar los van elk politiek streven roert Wales ook de trom. En dit terecht. In de komende tijd vindt in Wales de Wel- she manifestatie „Croeso '69" plaats met volksmuziek, historie en folklore. Overi gens is Wales bij muziekliefhebbers en folkloristen al eerder bekend om de prach tige groots opgezette festivals, die in het Welsh „Eisteddfodan" heten, geheel gewijd aan volksmuziek en oude poëzië. In tegen stelling met veel soortgelijke festiviteiten is dit Welshe volksfeest geen aangelegen heid die „van boven af" kunstmatig in het leven is geroepen, maar leeft sterk in de bevolking. Elke plaats heeft één of meer verenigingen, die de traditionele mu ziek uitvoeren en nog altijd neemt het aan tal enthousiaste verzamelaars en onderzoe kers van folkloristische muziek van heel oude oorsprong toe. Wales is zich bewust, eens een zelfstan dig vorstendom te zijn geweest; eerst aan het einde van de dertiende eeuw werd Wa les bij.Engeland ingelijfd, al bleef de hoge adel zich nog lang zelfstandig gedragen. In het bergland van Wales hield de bevol king vast aan de Kymrische gebruiken, taal en muziek; Kymrisch is de Welshë^ naam voor Keltisch. Het is curieus, dat on der de oppervlakte van het geïndustriali seerde Wales nog zo veel romantiek leeft. Hoe we daar ook over denken, het is een feit waarover we elke dag in de kranten kunnen lezen, dat nog tal van Engelsen allesbehalve vrij zijn van romantische ideeën en gebruiken, die op hun beurt weer hun oorsprong vinden in een bijna legendarisch verleden. Vorig jaar hebben Engelse archeologen en studenten opgra vingen gedaan in het graafschap Somer set om te trachten te bewijzen, dat daar de Burcht van Camelot, de zetel van de legendarische koning Arthur, heeft ge staan. Volgens de Keltisch-Britse sagen en herdichtingen heeft koning Arthur ook in Cornwall een residentie gehad, waar hij omringd was door een schitterende hof stoet en ridders van de Tafelronde. Geschiedenis en volkscultuur zijn dik wijls onafscheidelijk met elkaar verweven. Doordat Wales onder de aangrenzende En gelse graafschappen een rijk, groot en machtig prinsdom is geweest, is er veel van de typische Welshe cultuur opgete kend, zowel door de eigen schrijvers in hof dienst als onder meer door Romeinse schrijvers. Het boeiende van de ontzag lijke rijkdom van de volksmuziek van Groot-Brittanië is haar onoverzichtelijk heid; het klinkt als een paradox. Alleen al de namen van muziekvormen en typen, van dansen en instrumenten spelen ons voortdurend parten. Ook al hebben zij een gemeenschappelijke Keltische oorsprong, wat ook nog lang niet altijd zeker is, door vermenging zijn er toch verschillen ge groeid. Eerst meenden de musicologen en folkloristen, dat de oudste volksmuziek te vinden was in de landelijke gemeenschap pen van Keltisch sprekende bewoners van Schotland, Ierland en Wales. Tegenwoor dig blijkt steeds meer, dat ook in de graaf schappen die men rekende tot Engeland in de engere zin een volksmuziek leeft van heel oude oorsprong. Moeilijk te analyse ren, omdat in dit Engeland de bevolking bestaat uit Germaanse elementen en An gel-Saksen met vermenging van Deens en Noors. Wales en ook Cornwall behoren met de Schotse Hooglanden tot de Engelse streken waar de romantiek welig bloeide en nog bloeit, zij het ook meer verhuld. W/ales is het land geweest waar de ver- maarde barden in hoog aanzien ston den. Barden zijn van Keltische oorsprong, maar als dichter-zangers van odes en sa gen en later vooral als brengers van ge zongen historische en actuele politieke ge beurtenissen met dikwijls onverholen kri tische of satirische inslag zijn zij overal befaamd geworden. Zij staan in wezen nog heel dicht bij onze hedendaagse barden, de zangers van het levenslied in de ruimste betekenis: romantisch of hard, sociaal be wogen of satirisch-politiek, humoristisch- grappig of wrang en scherp. Er is één vre- schil. De barden in Wales, Schotland, Ier land en Bretagne vormden een streng ge sloten klasse apart. Zij waren vaak edel lieden en bekleedden een voorname posi tie aan de hoven. Behalve zangers waren zij ook dikwijls historici en kroniekschrij vers aan hof of klooster en zij vervulden ook diplomatieke opdrachten. De positie van de barden was hecht, in Wales bijvoor beeld nauwkeurig opgetekend in de merk waardige wetboeken van koning Hywill Dda, de naam van een kunstzinnig Welsh vorst wiens naam nu nog in Wales herhaal delijk te horen is. In Wales en in Cornwall, waar de barden zeer talrijk zijn geweest, neemt men aan, dat de barden de voort zetters waren van de geheimzinnige Dru ïden, waarvan zij de tradities en slechts mondeling doorgegeven verzen nog ken den. Maar de barden hielden zich niet be zig met de praktijken van de Druïden-kaste door de Romeinen als een Keltische pries terkaste beschreven. Deze Druïden vorm den een streng gesloten broederschap, die de esoterische wijsheid beoefende, maar ook de magische kunst, offers bracht met geheime rituele plechtigheden waar bij de zang een grote rol speelde. Later bestreden de Romeinen de Druïden, om hun riten en mensenoffers, maar waar schijnlijk nog meer om hun grote macht en geheime invloed. Ook de barden heb ben veel invloed gehad, maar deze was positief gericht en weliswaar waren ook hun muzikale en andere activiteiten met veel romantiek omweven, maar de barden hadden zonder twijfel een nobel ambt. Zij kregen een zorgvuldige opvoeding, hun zangersambt was een beschermd beroep, dikwijls erfelijk in de familie en de bardi- sche kunst werd zelfs door de nuchtere Ro meinen bewonderd. „Zij zijn dichters van lyrische poëzië en zangers, die zichzelf be geleiden op instrumenten op de lyra gelij kend, zowel lofzangen als satiren", schreef een tijdgenoot van Caesar. Het instrument van de eerste barden was de zessnarige Crwth (crowd), een ty pisch Keltisch instrument. Omdat de Kelten van oorsprong her dersvolken waren, hielden zij vast aan de oude pentatoniek, de vijftonigheid met haar typische melodiek, in tegenstelling met de zeventonigheid van de Germanen. De zuiverst gebleven volksmuziek, hetzij dansliederen of ballades, zijn Keltisch of zijn de uitdrukking van een muziekcul tuur waarin de Keltische eigenschappen overheersen. Juist dit Keltische treft ons bijzonder als eigenaardig, omdat deze muziek geheel los staat van onze volks muziek van West-Europa. Sterke Kelti sche invloed op de muziek van midden- Engeland is te verklaren door een curieu ze loop van de geschiedenis. Toen de Tu- dors aan het bewind kwamen, betekende dit het einde van de zelfstandigheid van Wales en tevens van de vooraanstaande positie van de Welshe barden. Maar het geslacht Tudor met de beruchte maar zeer muzikale Hendrik VIII en Elizabeth was van Welshe afkomst en eenmaal op de Engelse troon volgden vele aan zienlijke families uit Wales hun vorst Zij namen hun hofzangers en musici mee, waardoor de merkwaardige Engelse mu ziek uit de Tudor-periode ontstond, zeer geschakeerd door onmiskenbare Kelti sche invloeden. In Wales, evenals in Cornwall, trok de zuivere Keltische volks muziek zich meer en meer terug in de bergdorpen, eerst in onze tijd weer ont dekt. Want in onze tijd, in nog toenemende mate, wordt de volksmuziek die zorgvul dig is gereconstrueerd, weer overal ge zongen en gespeeld. Voor een deel om zuiver muzikaal-folkloristische redenen, voor een ander deel ook uit toeristisch- commercieel oogpunt, waartegen geen en kel bezwaar is. Buiten kijf is namelijk de liefde van velen voor alles wat men als typisch Engels voelt {"Cornwall is zowel voor de musicolo- gen als voor de archeologen een rijk maar nog grotendeels onontgonnen ge bied, waarvoor evenveel interesse be staat als voor de beroemde zeekust in het zuiden en het ruige kale landschap langs de noordkust Dóar wijzen de Bedruthan Steps en de Cromlechs, die ook in de volksliederen worden bezongen, recht streeks naar het oeroude Keltische verle den en misschien een nog dieper en duis terder verleden. Cornwall is voor onder zoekers en in zekere opzichten ook voor de artistiek-romantisch aangelegde toe rist een nog aantrekkelijker gebied dan Wales, omdat het zo lang vrijwel geïso leerd is geweest. Ondanks de moeilijke bereikbaarheid van het gebied kregen de Angelsaksen in de negende eeuw vaste voet in Cornwall, maar de invloed bleef in het bergachtige land gering. Onder een oppervlakte, die volgens nagenoeg alle onderzoekers in het oude land met „The little people" maar heel dun is, leven nog veel verbasterde of verwrongen over blijfselen van een Keltische oorsprong. Dan spreekt ook heel sterk een verwant schap in sfeer tussen de authentieke mu ziek en de Cromlechts, die we nu nog in Cornwall kunnen zien, de eigenaardige gevormde en opgestapelde stenen grafka mers met hun Keltische naam. te kunst weinig te zien valt uit de sector van wat ik hier gemakshalve dan maar even „schilderkunst" zal noemen. Wat er is, is echter de moeite zeker waard. Jan P. C. van Doorn uit Nijmegen is bij voorbeeld vertegenwoordigd door een se rie degelijke etsen, waarin monumentalis- me en persoonlijke toets elkaar treffend in evenwicht houden, en met een aantal gouaches die uitmunten door het kleurge bruik. Van Jan Homan uit Doesburg hangen er enkele kloeke, met veel zwier vervaardig de tekeningen met een wat Cobra-achtige inslag. Tenslotte is daar dan de Arnhemse foto graaf Wouter van Heusden met een aantal sterke opname, die alleen maar niet schit teren van oorspronkelijkheid omdat er de laatste jaren al zoveel van dergelijk werk is gemaakt. Let wel: door fotografen waar tussen wie Van Heusden nog steeds 'n wel verdiende eigen plaats inneemt! 'T'ot zover de waardige jubileumtentoon- A stelling van „Scheppend Ambacht Gel derland". Nog even een paar algemene opmerkin gen. Helaas zijn lang niet alle inzendingen op deze expositie genummerd. Daardoor moet men overbodig veel bladeren in de catalo gus. Dit werkt temeer desoriënterend omdat de inzenders niet volgens alfabet zijn ver meld, maar volgens het genre dat zij ver tegenwoordigen. Een omdat de expositie voor het oog toch al zo'n overrompelende veelheid betekent, waarbinnen men met een alfabetische volgorde van namen en een groter aantal nummerkaartjes onge twijfeld beter de weg zou kunnen vinden. Bovendien kan men zich afvragen, waar om men zo discreet is geweest, in de mees te gevallen de leeftijden van de exposan ten niet te vermelden. Ook wanneer dit alleen bij de mannelijke inzenders was ge beurd, had zulks de jeugd de eigentijds heid van het twintigjarige „Scheppend Ambacht Gelderland" alleen maar extra kunnen beklemtonen. J. VAN DER KLEIJ In de maanden juni tot september zal in het Musée cantonal des beaux- arts te Lausanne in Zwitserland de vier de Biennale de la Tapisserie worden ge houden. Deze biennale wordt georgani seerd door het Centre International de la Tapisserie Ancienne et Moderne. De or ganisatoren nodigen kunstenaars uit voor deze biennale documentatiemateriaal en foto's van door hen gemaakte werken in te zenden. Hieruit worden door een jury de deelnemers aan de biennale ge selecteerd. Ditmaal zijn de volgende Nederlandse beeldende kunstenaars uitgenodigd met een werk deel te nemen: Ria van Elk te Amsterdam, Wilma Fruy tier-van der Lande te Ouderkerk aid Amstel, Krijn Giezen te Noordwijk, Loes van der Horst- Wenckebach te Amsterdam, Herman Scholten te Baambrugge en Margaret E. Steinbacher, woonachtig in Canada. Huub Gommans exposeert tot 23 april keramische plastieken in het kapel huis „Kunst in het Ambacht" te Amers foort. De Stichting Reina Prinsen Geerligs Fonds heeft wederom haar jaarlijkse Jeugd-prijsvraag uitgeschreven voor au teurs die op 24 november a.s. de leef tijd van 20 jaar hebben bereikt en niet ouder zijn dan 25 jaar. De prijs bedraagt f 200,- De inzendingen (proza, gedichten of toneelstukken) moeten in duplo voor 1 juli a.s. gezonden worden naar het secre tariaat van de Stichting, Koninginneweg 121 Amsterdam. Tel. 72 58 17. De jury bestaat uit: Peter Berger, Remco Campert, Jozef Eyckmans, Fer- nand Auwera en Willy Vaerewijek.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14