„De dominee der verlaren schapen Veranderende visie op de zeden-vragen van onze tijd „Botsing - ik zit fout!" DISCUSS1E-INTER VIEW MET PROF. DR. J DE GRAAF G°d vraagt van U en van mij niets minder bij onze botsing tegen Hem in door onze zonde, dan dat we eerlijk belijden met mond en hart: „Ik zit fout". Of met de woorden van Jona: „Want ik weet, dat..." enz. Of met de woorden van de tollenaar: „O God wees mij, zondaar, genadig". Of met de woorden van de verloren zoon: „Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U en ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te wor den". Als we de woorden van Jona met mond én hart leren spellen: „Want ik weet, dat..." dan noemt de Bijbel dat: „een verslagene van geest en gebrokene van hart!" En juist zij rijn op de goede weg om het daarna met Job te gaan be lijden: „Ik weet, Mijn Verlosser leeft!" Jammer genoeg komt Jona in hoofdstuk 1 nog niet tot de open belijdenis: „Heere wilt U mij, de dienstwei geraar, weer opnemen in Uw dienst?" Zodat Jona wel tot het eerste stuk der bekering komt (zie vraag en antwoord 89 van de Catechismus), maar niet tot het tweede stuk daarvan: „een hartelijke vreugde in God en lust en liefde om naar èl de geboden Gods te leven!" (antwoord 90!). En... bij 't negatieve: „want ik weet, dat..." hoort toch óók het positieve: „lüst en liefde om naar èl de gebo den Gods te willen gaan leven". Immers Jona zegt in Jona I niet: „Heere, mag ik naar Ninevé toe? Dat is immers Uw bevel en ik begeer zó naarèlle geboden Gods te leven, óók naar Uw bevel: „Jona ga naar Ninevé!" Ds. P. Lugtighcid neemt afscheid TER OVERDENKING Officieel moet het zo gezegd worden: op zondag 27 april des namiddags om vier uur hoopt ds. P. Lugtigheid, predi kant van 't stadskerkewerk van de Haagse Herv. Gem., in de Grote Kerk afscheid te nemen van zijn gemeente in ver band met het bereiken van de voor het emeritaat geldende leeftijd. Misschien dat iemand in Den Haag zal zeggen: „Hé heb je dat gelezen? Piet gaat met pensioen!" Want ds. Lug tigheid heeft met artiesten en alle andere populaire figuren gemeen dat men niet alleen zijn achternaam kent maar ook zijn voornaam. Het was niet: ds. P. Lugtigheid gaat heden morgen voor in de dienst des woords, maar: Piet Lugtigheid preekt vanmorgen zullen we gaan luisteren? En ze gin gen, wel of niet kerkelijk, wel of niet hervormd. Want bij ?iet hoorde je immers iets bijzonders! „Ik heb nooit kanseltaal willen gebruiken", zegt ds. Lugtigheid er zelf van. „Altijd heb ik het evangelie willen uit dragen in gewone woorden, in een taal die de mensen begrij pen en die hun vertrouwd is. De taal is belangrijk, dat weet :k, want ik ben ook een gewone jongen en zo ben ik altijd mezelf gebleven. En daardoor hebben veel buitenkerkelijken ;ich bij mijn preken thuis kunnen voelen. Natuurlijk zijn er 50k mensen geweest die daar bezwaar tegen hadden, omdat zij vonden dat dit niet in overeenstemming was met de stijl van de kerk. Maar velen zijn er ook gelukkig mee geweest, 'iet ging tenslotte niet om de taal dat is de buitenkant. Die taal is alleen maar het voertuig dat ik gebruikt heb voor le verkondiging van het heilig evangelie. Met dat evangelie )en ik altijd naar de mensen gegaan. Zo zijn er velen tot geloof gekomen. Dat ze dan later, als ze lid van de kerk e word en zijn, het evangelie ook wel eens horen brengen op en wijze die wat minder begrijpelijk is, heb ik nooit een jezwaar gevonden. Ik heb namelijk 'n grenzeloos vertrouwen n het evangelie dat ik dienen mag. De inhoud daarvan heeft »en dan voor goed gegrepen Nu is „predikant voor het stadskerkewerk" niet alleen maar .en preekfunctie eerder het tegendeel. Ontelbaar velen die _iem eenmaal gehoord hadden, die gegrepen waren door het voord dat hij bracht, zijn hem gaan opzoeken en hebben hun loden en zorgen aan hem voorgelegd. Als hij dindagsavonds n 't gebouw van 't stadskerkewerk zijn spreekuur hield zaten -r soms vijftien mensen een onbegonnen taak want zulke gesprekken vergen dikwijls uren en wilde iedereen aan de jeurt komen dan zou men tot ver na middernacht moeten vachten. Daarom had zijn secretaresse het spreekuur anders georganiseerd: ieder die de hulp van dominee Lugtigheid iwam inroepen kon een afspraak maken. En kreeg dan alle aandacht en alle tijd die zijn problemen vergden. Nooit ook verden zij door de dominee naar anderen verwezen, ook niet laar de predikant in de wijkgemeente waar zij woonden. Zij cwamen immers naar hèm en heel Den Haag was zijn werk- errein zo was het afgesproken toen hij in 1945 met dit verk begon. En zijn collega's hebben hem zijn bijzondere jositie ook nooit kwalijk genomen „van jaloezie heb ik gelukkig niets gemerkt", verklaart ds. Lugtigheid. Hij is trouwens toch geen man die zichzelf allerlei beper- cingen oplegt. „Ik ben een dominee voor Jan en alleman egt hij van zichzelf. „Maar dat betekent toch niet dat ik alleen naar onder bepaalde groepen van de bevolking werk. Dat nisverstand komt nogal eens voor men denkt dan dat een 'ominee als ik zijn werk alleen maar in sommige wijken erricht. Ik ben in aanraking geweest met alle kringen, van oog tot laag. Ik weet dat er ook een kerk buiten de kerk is. 'roeger dacht ik dat er iets aan je christendom mankeerde Is je niet in de kerk zat. Maar dat heb ik grondig afgeleerd, et zaad dat uitgestrooid wordt kan ook wel wortel geschoten ebben bij mensen die niet in de kerk komen." Uit het voorgaande is al wel duidelijk geworden dat ds. ugtigheid in de vijfentwintig jaren van zijn stadskerkewerk ?n druk bezet man is geweest. Dat is trouwens ook met jfers aan te tonen. In het jaar 1967 werden in Hervormd en Haag 342 huwelijken bevestigd omgerekend over het mtal predikantsplaatsen zijn dat er zo omstreeks tien per -edikant. Maar in dat jaar klopten er 40 bruidsparen bij ds. ugtigheid aan met het verzoek of hij hun huwelijk wilde vestigen dat is vier maal zoveel als bij zijn collega's oeveel spreekbeurten hij in al die jaren heeft vervuld is x>it bijgehouden het moet een groot getal zijn want „Piet ïgtigheid" was altijd goed voor volle zalen. Alleen op zaterdagavond was ds. Lugtigheid nergens voor krijgen: dan maakte hij de schets voor zijn preek. „Nee, et helemaal uitgeschreven. Vele preken zijn tot stand geko- en achter het stuur van mijn auto. Ik ben er altijd de hele ^ek mee bezig geweest en zaterdagavond zette ik mijn dachten in punten op papier. Meer niet." En nu dan dus op zondagmiddag 27 april het afscheid, genlijk een beetje wonderlijk afscheid, want voorlopig gaat 3. Lugtigheid gewoon door met zijn werk Om financiële denen is in Den Haag de gedachte geopperd om die predi- antsplaats voor het stadskerkewerk maar op te heffen. Geen rettige gedachte daar was iedereen 't over eens. Zodoende - een tussenoplossing gevonden: aan ds. Lugtigheid is ge- aagd of hij nog een paar jaar door wil gaan met zijn werk. -ï hij heeft ja gezegd natuurlijk Men denkt daarbij aan an termijn van vier of vijf jaar, maar ieder jaar opnieuw al worden bekeken of ds. Lugtigheid met zijn werk verder an gaan. Het zal namelijk ook enigszins anders worden ogezet in verband met de herstructurering van de Hervormde lemeente Den Haag. Maar het blijft hetzelfde werk en ds. '.ugtigheid blijft het coachen. Daar is hij bijzonder gelukkig nee. „Want zegt hij ik ben er voor de verloren schapen, angzaam maar zeker wil ik ze binnenbrengen in de schaaps kooi van Christus Het zij hem nog vele jaren gegeven Vroeger leek hei allemaal heel een voudig: voor seksualiteit kon alleen plaats zijn binnen het kader van het huwelijk tussen man en vrouw en ook dan alleen maar als de voortplanting doel daarvan was. En alles wat buiten dit rechtlijnige straatje viel was zonde, want in strijd met de bijbel. In dit stra mien was geen plaats voor woorden als gezinsplanning, anti-conceptiemiddelen als de pil en dergelijke, voor- en bui tenechtelijk geslachtsverkeer en sterili satie laat staan voor „misdadige" be grippen als abortus en homofilie. En nu dan staat die hele seksuali- teitsproblematiek op de helling. Allerlei uiterlijkheden getuigen daarvan: bloot op de tv en in films, pornografie in tijdschriften en boeken, de soms wat al te vrijmoedige manier waarop de NVSH haar ideeën over seksuele her- vorming bepleit. Maar let wel: dit zijn alleen maar uiterlijkheden, hoe specta culair soms ook van veel groter be lang is dat de principiële benadering van het begrip seksualiteit bezig is we zenlijk te veranderen. Als paus Paulus vast blijft houden aan het onlosmake lijk verband van geslachtsgemeenschap en voortplanting, dan gaat er in de we reld een storm van verontwaardiging op bewijs hoezeer men bezig is de seksualiteit te gaan zien ais een eigen en zelfstandig deel van het mensenle ven. Die eigen plaats te vinden is niet eenvoudig, zeker niet voor mensen, die hun ethisch gedrag wil grondvesten op de Bijbel als Gods Woord. Want daar bij komt men ook voor al die hiermee samenhangende vraagstukken te staan: sterilisatie, abortus, homofilie en ga zo maar door zaken die men vroeger eenvoudigweg als „zonde" afdeed, maar die nu niet alleen door ethici maar ook door de wetgever opnieuw bekeken moeien worden. Over dit alles gaat het la het vierde en laatste deel van het discussie-inter view dat onze medewerker Rik Valken burg heeft gehad met prof. dr. J. de Graaf, hoogleraar in de ethiek van de theologische faculteit m Utrecht. Prof. De Graaf heeft voor de heer Valken burg een visie ontwikkeld waarmee de ze het in vele opzichten niet eens kon zijn bij het lezen zal men dat be merken. Desondanks bewaren zij bei den aan hun gesprek een heel prettige herinnering, we hebben ons daarvan overtuigd. Zo moet het ook kunnen lang niet iedere lezer zal het met prof. De Graaf eens zijn, velen zullen er min of meer door geschokt worden zelfs. Laat men bedenken dat ook hij zoeken moet, zoeken naar Gods antwoord op de ethische vragen van onze tijd. Professor, acht u sterilisatie van man of vrouw ethisch aanvaardbaar Het ethisch oordeel over sterilisatie hoort niet thuis in de categorie „verminking van het lichaam", maar moet gevormd worden binnen het wijdere kader van verantwoorde gezinsvorming. Binnen dit kader is ste rilisatie voor de man of de vrouw na eea „voltooid" gezin, ethisch niet verwerpelijk. Waarom bij een gezin dat voltooid geacht moet worden Er moet geen verlangen meer zijn naar kinderen, want die mogelijkheid is dan dus uitgesloten. Dat ver langen moet ook niet aanwezig zijn bij een onverhoopt tweede huwelijk. De leeftijd er voor is dus praktisch gesproken wel boven de 40 jaar. Is de ingreep niet in str\jd met de natuur en daar door met de christelijke ethiek?-. Waarom zou de mens juist hier niet in de natuur mogen ingrijpen en elders wel. Periodieke onthouding is principieel ook gebruik maken van de kennis van de natuur. Daarin vind ik dus de paus niet conse quent. Er lijkt me anders nog wel enig verschil te bestaan tussen onthouding en sterilisatie... Nu ja, sterilisatie is absoluter. Het is ook onher roepelijk. Daarom noemde ik ook een „voltooid" ge zin. Er is dus m.i. wel een gradueel, maar geen prin cipieel verschil. De onherroepelijkheid is vooralsnog het voornaamste probleem. Maar dat is meer van psy chische aard. Heeft de ingreep niet tot ondertoon dat men zich daarna maar kan „uitleven"?.- De ethische weerstanden tegen sterilisatie stammen uit een tijd, waarin de moraal in dienst moest staan van het op peil houden van de bevolking en waarin genitaal taboe doorging voor menselijk schaamtegevoel, en dit laatste zelfs overwoekerde. De beleving van de liefde hoeft met het zich „uitleven" niets te maken hebben. Hoe staat u tegenover de kunstmatige inseminatie op basis van uitvoerige informatie over de donor, met behulp van sperma-banken, tot een bewuste en ge richte verbetering van de menselijke „bio-mass"?... Kijk daar heb ik nu wèl ethische bezwaren tegen. Ik ben er beslist een tegenstander van, te meer daar dit dan een staatsaangelegenheid zal dreigen te wor den. Een super-ras kweken op deze wijze heeft iets af stotends in zich. Bent u ook tegenstander van K.I. daar waar het in bepaalde gevallen uitkomst zou bieden bij kinder loze echtparen?— Ook dan ben ik er niet voor. Het is mij te ex tern. Het is niet voldoende eigen. Het roept bij mij weerstanden op van ethische aard. Vindt u het plegen van abortus geoorloofd?— Dit is vooral een sociaal-ethisch vraagstuk. Abor tus provocatus beschouw ik als een kwaad in zich zelf. Ik zou het willen voorkomen door op grote schaal voorlichting te geven over anticonceptiva. Zodat de minderjarigen er ook van gaan „profite- ren"?- Het eventuele risico, dat minderjarigen, waarvoor ze niet bestemd zijn, daardoor er mee in aanraking zouden komen, zou ik dan maar nemen. Maar dit lijkt me te voorkomen door een goede, positieve op voeding. Wat is een goede opvoeding?... Leren wat het betekent verantwoordelijkheid voor de ander op te brengen. Daardoor kan men geslachts verkeer buiten het huwelijk tegen gaan. Het sexuele gedrag moet weggetrokken worden uit de consump tie-sfeer. Bent u er voorstander van om abortus vrij te geven?.. In landen waar ze dat gedaan hebben, wordt het een middel tot geboortebeperking! De illegale abortus neemt er niet af. Het biedt dus geen voordelen het vrij te geven. U acht abortus wel aanvaardbaar op medische in dicatie of sociale gronden?... Zeker wel, maar men dient ook rekening te hou den met een aanwezige „geestelijke nood". Kan men abortus als moord of doodslag kwalifice ren?— Ik geloof dat de categorie „moord" niet goed is. Er is een gradueel verschil tussen de innesteling van de beginnende mens en de geboren baby. Dus geen principieel verschil?— Kijk eens, een moeder die haar pasgeboren baby doodt, verricht een andere daad dan zij die door abor tus een vruchtbeginsel laat wegnemen. Zou u het strafbaar willen stellen Nee, want dan zou de opsporing goed tot haar recht moeten kunnen komen en dat is niet het ge val. Vindt u het ethisch verantwoord een foetus in een laboratorium tot ontwikkeling te brengen?... Ik acht het onverantwoord zonder aanwijsbare noodzaak te experimenteren met het menselijke leven. Ik heb het gevoel dat men hier te ver gaat. Vindt u dat de coïtus pas na het huwelijk mag plaatsvinden?— Dat is wel het ethische ideaal. Immers dan pas is het moment aangebroken dat je volledige verantwoor delijkheid voor elkaar aanvardt. Vóór het huwelijk is het dus niet geoorloofd?— Dat zeg ik niet. Er kunnen sociale toestanden zijn waardoor het huwelijk al maar uitgesteld moet worden en langer wachten met geslachtelijk verkeer bijna onmogelijk wordt. Zo kunnen er nog wel meer omstandigheden zijn die, vanuit ethisch standpunt, het overgaan tot intimiteit kunnen motiveren, ondanks principiële belemmeringen. Kiest de bijbel er geen stelling tegen, bijvoorbeeld in enkele verhalen uit de Pentateuch waaruit blijkt dat een bruid toch echt wel „meisje" diende te zijn?... Het christendom heeft hierover niet zoveel gezegd. Voorbeelden uit de Pentateuch lijken mij niet nor matief. Maar het streven moet dus wel gericht zijn op het ethische ideaal. Laten we daarom hopen dat de lichamelijke rijpheid in de toekomst niet zo ver be hoeft verwijderd te zijn van de maatschappelijke rijp heid (het hebben van een baan en een woning). Vindt u homofilie een afwijking van de natuur?... Voor zover ik mij heb laten voorlichten heb ik begrepen, dat homofilie heel zelden aangeboren is. Het is veel vaker een gevolg van opvoeding en voorge schiedenis. U zou het een variant in de natuur willen noemen?... Ja, maar er is ook zoveel cultuur mee verweven, een grote cultuurinbreng dus. Ik denk dat het in de na tuur zonder cultuur toch niet zou voorkomen. Het is dus toc!^ een afwijking?... Dat zou ik zo maar niet willen stellen. Maar de voorplantingsdrang is toch niet aanwezig?... Wie zegt dat dit aspect aanwezig moet zijn Deze opvatting is gebaseerd op finalistische opvattingen van de anatomie van het geslachtsapparaat en van de fy siologie van de voortplanting. Een overeenkomstige mo tivering treft men ook aan ten aanzien van de geboor teregeling die ook wel tegennatuurlijk geheten wordt. Dat is dus niet zo?... De lichamelijke structuren en functies zijn geen be palende feiten. Het zijn gegevens en mogelijkheden die uitnodigen tot zinvol handelen. In de traditionele op vatting is de heterosexualiteit de norm voor alle sexu- aliteit en dit binnen de permanente huwelijksrelatie, terwijl de homosexualiteit daarvan dan de afwijking is. U ziet het dus anders? Zou u homofiel contact kun nen aanmoedigen?— Ik heb het tenminste wel eens gedaan, moet ik bekennen. Is dat niet in strijd met de christelijke ethiek?... Het was juist via een kerkdienst. Er was name lijk een predikant te Haarlem die in zijn voorbede aan de mensen dacht wier liefde anders gericht is dan die tussen man en vrouw. Diezelfde week kreeg ik een homofiel op het spreekuur. Hij vertelde mij hoe hij zich doorlopend en serieus had ingespannen hetero- sexuele gevoelens op te wekken door contact met vrou wen. Het was hem echter niet gelukt. Hij leefde daar door steeds meer onder spanningen. Toen vroeg ik hem: „Waarom ga je dan geen vriend zoeken?" Hij vroeg of dit mocht. Ik kon niet anders antwoorden dan: „Als je elkaar maar niet alleen tot lustbevredi ging gebruikt, dan vind ik een homosexuele binding voor u beter dan een huwelijk". Er gaan stemmen op dergelijke vriendschappen ker- kelyk in te zegenen. Zou u dat kunnen doen Nee. Dan wordt het te veel vereenzelvigd met het huwelijk. Het huwelijk is tenslotte iets heel anders. Maar een homofiele vriendschap wordt wel zo be leefd dat men daden doet, die binnen de band van het huwelijk plegen te geschieden en dus inhaerent aan zyn Toch is het daarom nog geen huwelijk Dan lijkt het mij beter deze mensen op het Ersatz van hun samengaan te wijzen, vanuit ethisch, sociaal en maatschappelijk standpunt en zich dan maar te be heersen, zoals ook veel heterofielen in veel omstandig heden (ziekte van echtgenoot(e) etc.) moeten doen. Als het één niet kan, dan het ander ook niet!... Ik geloof niet dat men dit probleem en deze men sen op deze wijze mag benaderen. De drang is in hen van buitenaf en sociaal benadelen ze niemand als ze hun liefde beleven. Een kleptomaan heeft ook een drang in zich van buitenaf en de pyromaan ook, moeten zij dan maar gaan stelen en brandstichten om deze drang uit te leven en te bevredigen?... Is het niet beter te probe ren hen van deze afwyking te genezen Iemand die steelt en brandsticht benadeelt zijn me demens en pleegt dus een sociaal misdrijf, afgezien van de schuldvraag. Dit mag dus niet toegelaten worden. De vraag blijft toch klemmen of men genezing moet zoeken van deze manie's (misschien is homofilie ook wel een manie) of dat men er aan toe moet geven... „Is het dan niet onrechtvaardig tegenover de he terofielen, dat anders gerichten zich maar moeten ont houden en beheersen?" zou ik als tegenvraag willen stellen. Dan kan men het ook onrechtvaardig heten dat invaliden aan de rand van de maatschappij moeten le ven. Trouwens de gehandicapten (blinden, doven, ge stoorden etc.) hebben ook hun lastje te dragen. Waar om moet de homofiel in alles tegemoet gekomen wor den? Kan hij het ook niet zien en beleven als een door God opgelegd kruis?... De homofiel heeft een mogelijkheid tot beleving van zijn gevoelens en bovendien schaadt hij er niemand mee, waarom het dan als een kruis ge zien? Omdat hij God als schepper hier wel eens mee kon schaden, onteren en beledigen. Ik geloof van harte dat men so.lidair moet zyn met een homofiel. En dat men moet bedenken het zelf ook te kunnen zijn. Echter, God heeft alles wel goed geschapen, maar er is van uit de mens een kink in de kabel gekomen. Dit geeft toch niet het recht de gevolgen van deze kink als wettig en aanvaardbaar te verklaren? Is het re delijk voorstelbaar, dat de Schepper dit wil en goed keurt?... Iets wat natuurlijk lijkt is daarom nog niet goed. En wat tegennatuurlijk lijkt, is daarom nog niet ver keerd. Wat natuurlijk is, wordt vaak uitsluitend norm Wat daarmee in strijd is wordt zonde genoemd. Dat vindt ik niet juist. Als 'n homofiel trouw is in z'n vriend schap, en niet alleen mèar lustbevrediging beoogt, kan ik het niet zien als zonde. Met uw verlof zou ik de zaak toch graag nog even wat scherper willen stellen ,om wat concre ter op het probleem in te gaan: de moderne opvat tingen lijken my in hun algehele argumentatie nogal aanvechtbaar. Daarom wil ik tot slot uw mening nog graag weten over het bijbels standpunt. In Romeinen 1 vers 26 en 27 stelt Paulus dat zowel vrouwen als mannen er tegen-natuurlyke, homosexuele verhou dingen op nahielden. Paulus noemt het daar een schan delijk en verwerpelijk bedrijf. Tevens waarschuwt hij ervoor hun byval te betuigen. In Leviticus 18 vers 25 noemt Jahweh de homofiele verhouding een gruwel en Genesis 19 liegt er ook niet om... Ik heb het idee, dat er in datgene wat in de bijbel wordt verworpen, sprake is van een duidelijke perver sie, zodat hetero-sexuelen in massaal verband ook eens een „homo-verhouding" willen proberen, uit liederlijk heid. Dan is het uiteraard laakbaar en kan het aan geduid worden als een „gruwel". Paulus zal wellicht het oog gehad hebben op de cuturele invloed van het Griekse heidendom in het Romeinse Rijk. Verder zou nog op te merken zijn dat Israël omringd was door heidense stammen die homosexuele prostitutie tot in hun afgodsdienst tot zede hadden. Deze praktijken wa ren sterk cultisch bepaald. Bovendien beschikte men in de bijbelse tijd niet over die gegevens over de homofilie die men thans heeft. Uw zienswijze lijkt me eerlijk gezegd, ondanks mijn begrip voor de moeilijkheden en mijn respect voor uw inzichten, toch niet parallel lopend met de juiste exegese over genoemde bijbelgedeelten?... 't Spijt me. Ik kan het toch echt niet anders zien. En ik meen dat ook te hebben gemotiveerd. Ik zou nog willen opmerken dat ook vanuit het door mij ingenomen standpunt tijdens deze discussie, de ho mofiel niet aan Gods genade behoeft te twyfelen. als hij uit zwakheid in deze zonde valt. Ook voor hem is er dan schuiling bij het verzoenende kruis van Je zus Christus. Maar dan zou hij niet „in deze zonde" mogen blijven liggen, want Jezus stelt altijd: „zon dig niet meer Vanuit dit standpunt kan ik me uw redenering volledig indenken. Zoals reeds aangetoond, kan ik het woord zonde hier echter niet aan verbinden! Copyright: Rik Valkenburg. "Want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil overkomtJona 1 vs. 12. gotsingen komen tegenwoordig veel voortwee mensen hebben ruzie met elkaar; zij botsen met elkaar. Twee partijen zijn het samen niet eens; zij botsen met elkaar. Twee auto's botsen tegen elkaar op; de twee chauffeurs geven elkaar de schuld; zij botsen met elkaar. De eerlijke be lijdenis bij een botsing: „Ik zit fout", is verre in de minderheid vergeleken bij het oordeel: „Jij zit fout". Een mens probeert zich zelf altijd te hand haven, hoewel met feiten aan te tonen is, dat hij fout zit! En... wie wil bij een ruzie of bij een on enigheid bekennen: „IK zit fout?" f)e Bijbel geeft ons in Jona 1 het bewijs dat de eerlijke belijdenis: „Botsing, IK zit fout" door Gods genade bij mensen gevonden wordt! U kent de geschiedenis van Jona 1 en zo niet, dan moet U dit hoofdstuk echt eens door lezen, voordat U deze meditatie verder leest. Jona komt in Jona 1 in botsing met God! God zegt tegen Jona: „Ga naar Ninevé!" En... de Heere mocht dat van hem eisen, omdat Hij de Schepper is en Jona slechts een schepsel. God heeft er recht op de baas over ons te zijn! Maar Jona erkent dat recht van God niet en daarom gaat hij niet naar het oosten, naar Ninevé, maar hij vlucht weg naar het wes ten, naar Tarsis! En... hij heeft geluk; hij vindt een schip, dat die kant op gaat en hij betaalt de vrachtprijs en denkt: „Zie zo, botsing met God is nu uitgesloten, ik zit „goed" in deze boot". Wat een domme Jona, omdat hij immers de almacht van God vergat! Nu Jona bewust met de Heere botst, gaat de Heere ook met Jona botsen, met als doel om van Jona weer een gehoorzaam kind van God te ma ken. De Heere stuurt Jona 'n grote strom achter na, maar Jona reageert daar niet op. Die heidense zeelieden zijn wèl bang, maar Jona niet: hij slaapt onder in het schip! Die heidenen bidden wèl tot hun afgoden, maar Jona, hoewel een man, die de Heere vreest, bidt niet! Tenslotte werpen die heidenen het lot en... God gebruikt deze hei dense gewoonte als een middel om Jona als de schuldige aan te wijzen. Dèn komt Jona nóg niet eerlijk voor de dag en belijdt nóg niet: „Ik zit fout", zodat die Heidenen hem eerst een verhoor gaan afnemen (Jona 1:8). Na Jona's geloofsbelijde nis in vers 9: „Ik vrees de HEERE" en nadat die heidenen aan Jona gevraagd hebben, wat zij met hem, de schuldige, moeten doen, komt Jona er pas eerlijk voor uit, dat hij fout zit, wat uit komt in deze woorden: „Neemt mij op en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden". Ziet U, hoeveel werk de Heere God er mee heeft om een mens eerlijk te maken, zó dat men gaat belijden bij de botsing, veroorzaakt door de zonde: „Ik zit fout". En dèt bij Jona, een kind van God! Laat staan, hoeveel werk God er mee heeft om een ongelovige tot een gehoorzaam kind van Hem te maken! Wat erg is Jiet, dat Jona in die storm niet de hand des Heeren heeft gezien en niet tot de Heere in het gebed is gevlucht om Hem te vragen vergeving van zonden! Maar... laten wij toch niet neerzien op Jona, want welke „stormen" heeft God ons al niet nagezonden, opdat wij gehoorza me kinderen van Hem zouden worden. Zo'n storm kan in ons leven zijn: een ernstig ziekbed, een droevig sterfgeval, een oorlog, of welke tegenslag dan ook! Maarzegt het eens eerlijk, zag u daarin de hand des Heeren? Reeds bepaald geworden bij dat kleine zinnetje uit antwoord 1 van de Cateschismus: „dat élle ding tot mijn zalig heid dienen moet!" Of doen we net als Jona? Sla pen en God maar laten roepen door middel van allerlei stormen in ons leven? Totdat... het roepen van God met Zijn aanbod der genade een einde heeft genomen en we voor Zijn rechterstoel staan de, veroordeeld worden: „Gaat weg van Mij, gij, vervloekten, in het eeuwige vuur.." (Matth. 25). Daarom is degene zo gelukkig die, evenals Jona, zijn zonde leert belijden (verg. Jona 2) en die over de botsing met God, die reeds begonnen is in het Paradijs, door de wederbarende kracht van de Heilige Geest diep bedroefd leert worden en het gaat belijden met mond en hart: „Heere ik ben frontaal tegen U opgebotst en daarover ben ik diep bedroefd; ik mishaag mij zelf over mijn zonden". Dit laatste vinden we in onze tekst zo dui delijk van Jona beschreven in deze woorden. „Want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnent wil overkomt". „Want ik weet": Jona is dus niet vol over de zonden van zijn medemens, maar hij heeft de hand in eigen boezem leren steken. Dat is dus heel wat anders dan het kletspraatje van „natuurlijk komt de mens in alles te kort en na tuurlijk zal er aan mij ook wel wat mankeren, maar ja, een mens is maar een mens". Alsof we met zo'n leuterpraatje van de schuldvraag af zou den zijn!!! Een vraag ter overweging waard is het: Zou Jona dèèrom overboord hebben moeten gaan (ondanks zijn belijdenis: „Want ik weet, dat"...) omdat 't posi tieve in zijn bekering in Jona 1 nog ontbrak?!! Im mers tot dat positieve komt hij pas in Jona 3:3! Maar óm tot dat positieve te komen (verg. vraag en antwoord 90 van de H. Catechismus) is dringend nodig, óók dat negatieve te leren kennen (vergelijk vraag en antwoord 89 n.l. „een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonde vertoornd hebben en die hoe langer hoe meer haten en vlieden!") Tot dat negatieve kan God een mens (nè ontvangen ge nade opnieuw) brengen door één of andere „storm" in je leven te geven! Blijven we bij de H. Catechismus, dan wijs ik u op vraag en antwoord 3, waar we lezen: „Waaruit kent gij uw ellende? Antwoord: Uit de wet Gods. Dus de wet Gods gebruikt de Heere om tot dat eerste onmisbare deel der bekering te komen en daarom moet de wet Gods ook gepreekt worden: ten tweede, als een leefregel der dankbaarheid (H. Catechismus: vraag en antwoord 91 en volgende), maar ten eerste, als een middel om tót de kennis onzer ellende te komen (Rom. 3:20c). Zó nu dient de wetsprediking als een spiegel, opdat we in de spiegel der wet onszelf zouden bekijken en tot de erkenning zouden komen: „Wat zit ik fout tegen over God! Ik mishaag mezelf vanwege mijn zonde! Ik kan niet voor mij zelf betalen. Ik moet omko men! Ik heb een Borg nodig voor mijn ziel". Zó wordt dus de wetsprediking niet een farizeïstisch lesje, maar de tuchtmeester tot Christus! Dit laatste is natuurlijk wél iets anders dan „ik neem het u niet kwalijk, dat u de wet nog durft noemen, want die heeft Christus voor ons allen volbracht", (verg. Matt. 5:17). Jona en alle zondaren voor God, kunnen terecht zeggen: „Ik weet, dat ulieden deze storm om mijnentwil overkomt". Wij, men sen, zijn vaak de aanleidende oorzaak van moeilijk heden en stormen voor anderen! jyjaar méér dan Jona is in de Heere Jezus Chris tus, Die Zelf gezegd heeft: „Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in de buik van de vis, alzó zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten zijn in het hart der aarde". Jezus kon terecht zeggen: „Ik weet, dat Ulieden, o men sen, deze storm, die volgde op de zondeval, niet om Mijnentwil overkomt, maar door uw eigen schuld!" En toch ging Christus Jezus vrijwillig op Golgotha's kruisheuvel de „Storm" in en ver zonk in de golven van Gods toorn, opdat mensen, die in hun botsing met God het eerlijk erkennen: „Ik zit fout! O God, weest Gij mij, zondaar, ge nadig", door Christus' zoen- en kruisverdienste eeuwige vrijspraak zouden kunnen ontvangen! Daarom zijn die mensen eeuwig gelukkig, die niet slechts als een verstandelijke wetenschap accepte ren: „Jezus zei op Golgotha: Het is volbracht!" Maar die de kracht van het Woord door de Heilige Geest zó ervaren hebben, dat de Heilige Geest het uit Christus' volbrachte werk genomen heeft en het persoonlijk door het geloof hééft verkondigd! Zodat we van harte psalm 66 8 berijmd leren bijvallen: „Hoort, wat God mij deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest!" Dèn hebben we pas deel aan de opstandingskracht van Christus en be grijpen we, wat het zeggen wil: „Pinksteren is de vervulling van Pasen!" Veenendaal, Ds. S. P. van Assenbergh.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 15