„De dominee
der verlaren
schapen
Veranderende visie op de
zeden-vragen van onze tijd
„Botsing - ik zit fout!"
DISCUSS1E-INTER VIEW MET
PROF. DR. J DE GRAAF
G°d vraagt van U en van mij niets minder bij
onze botsing tegen Hem in door onze zonde,
dan dat we eerlijk belijden met mond en hart:
„Ik zit fout". Of met de woorden van Jona: „Want
ik weet, dat..." enz. Of met de woorden van de
tollenaar: „O God wees mij, zondaar, genadig".
Of met de woorden van de verloren zoon: „Vader,
ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U en ik
ben niet meer waardig uw zoon genaamd te wor
den". Als we de woorden van Jona met mond én
hart leren spellen: „Want ik weet, dat..." dan
noemt de Bijbel dat: „een verslagene van geest
en gebrokene van hart!" En juist zij rijn op
de goede weg om het daarna met Job te gaan be
lijden: „Ik weet, Mijn Verlosser leeft!" Jammer
genoeg komt Jona in hoofdstuk 1 nog niet tot de
open belijdenis: „Heere wilt U mij, de dienstwei
geraar, weer opnemen in Uw dienst?" Zodat Jona
wel tot het eerste stuk der bekering komt (zie
vraag en antwoord 89 van de Catechismus), maar
niet tot het tweede stuk daarvan: „een hartelijke
vreugde in God en lust en liefde om naar èl de
geboden Gods te leven!" (antwoord 90!). En... bij
't negatieve: „want ik weet, dat..." hoort toch óók
het positieve: „lüst en liefde om naar èl de gebo
den Gods te willen gaan leven". Immers Jona zegt
in Jona I niet: „Heere, mag ik naar Ninevé toe?
Dat is immers Uw bevel en ik begeer zó naarèlle
geboden Gods te leven, óók naar Uw bevel: „Jona
ga naar Ninevé!"
Ds. P. Lugtighcid neemt afscheid
TER OVERDENKING
Officieel moet het zo gezegd worden: op zondag 27 april
des namiddags om vier uur hoopt ds. P. Lugtigheid, predi
kant van 't stadskerkewerk van de Haagse Herv. Gem., in
de Grote Kerk afscheid te nemen van zijn gemeente in ver
band met het bereiken van de voor het emeritaat geldende
leeftijd. Misschien dat iemand in Den Haag zal zeggen: „Hé
heb je dat gelezen? Piet gaat met pensioen!" Want ds. Lug
tigheid heeft met artiesten en alle andere populaire figuren
gemeen dat men niet alleen zijn achternaam kent maar ook
zijn voornaam. Het was niet: ds. P. Lugtigheid gaat heden
morgen voor in de dienst des woords, maar: Piet Lugtigheid
preekt vanmorgen zullen we gaan luisteren? En ze gin
gen, wel of niet kerkelijk, wel of niet hervormd. Want bij
?iet hoorde je immers iets bijzonders!
„Ik heb nooit kanseltaal willen gebruiken", zegt ds.
Lugtigheid er zelf van. „Altijd heb ik het evangelie willen uit
dragen in gewone woorden, in een taal die de mensen begrij
pen en die hun vertrouwd is. De taal is belangrijk, dat weet
:k, want ik ben ook een gewone jongen en zo ben ik altijd
mezelf gebleven. En daardoor hebben veel buitenkerkelijken
;ich bij mijn preken thuis kunnen voelen. Natuurlijk zijn er
50k mensen geweest die daar bezwaar tegen hadden, omdat
zij vonden dat dit niet in overeenstemming was met de stijl
van de kerk. Maar velen zijn er ook gelukkig mee geweest,
'iet ging tenslotte niet om de taal dat is de buitenkant.
Die taal is alleen maar het voertuig dat ik gebruikt heb voor
le verkondiging van het heilig evangelie. Met dat evangelie
)en ik altijd naar de mensen gegaan. Zo zijn er velen tot
geloof gekomen. Dat ze dan later, als ze lid van de kerk
e word en zijn, het evangelie ook wel eens horen brengen op
en wijze die wat minder begrijpelijk is, heb ik nooit een
jezwaar gevonden. Ik heb namelijk 'n grenzeloos vertrouwen
n het evangelie dat ik dienen mag. De inhoud daarvan heeft
»en dan voor goed gegrepen
Nu is „predikant voor het stadskerkewerk" niet alleen maar
.en preekfunctie eerder het tegendeel. Ontelbaar velen die
_iem eenmaal gehoord hadden, die gegrepen waren door het
voord dat hij bracht, zijn hem gaan opzoeken en hebben hun
loden en zorgen aan hem voorgelegd. Als hij dindagsavonds
n 't gebouw van 't stadskerkewerk zijn spreekuur hield zaten
-r soms vijftien mensen een onbegonnen taak want zulke
gesprekken vergen dikwijls uren en wilde iedereen aan de
jeurt komen dan zou men tot ver na middernacht moeten
vachten. Daarom had zijn secretaresse het spreekuur anders
georganiseerd: ieder die de hulp van dominee Lugtigheid
iwam inroepen kon een afspraak maken. En kreeg dan alle
aandacht en alle tijd die zijn problemen vergden. Nooit ook
verden zij door de dominee naar anderen verwezen, ook niet
laar de predikant in de wijkgemeente waar zij woonden. Zij
cwamen immers naar hèm en heel Den Haag was zijn werk-
errein zo was het afgesproken toen hij in 1945 met dit
verk begon. En zijn collega's hebben hem zijn bijzondere
jositie ook nooit kwalijk genomen „van jaloezie heb ik
gelukkig niets gemerkt", verklaart ds. Lugtigheid.
Hij is trouwens toch geen man die zichzelf allerlei beper-
cingen oplegt. „Ik ben een dominee voor Jan en alleman
egt hij van zichzelf. „Maar dat betekent toch niet dat ik alleen
naar onder bepaalde groepen van de bevolking werk. Dat
nisverstand komt nogal eens voor men denkt dan dat een
'ominee als ik zijn werk alleen maar in sommige wijken
erricht. Ik ben in aanraking geweest met alle kringen, van
oog tot laag. Ik weet dat er ook een kerk buiten de kerk is.
'roeger dacht ik dat er iets aan je christendom mankeerde
Is je niet in de kerk zat. Maar dat heb ik grondig afgeleerd,
et zaad dat uitgestrooid wordt kan ook wel wortel geschoten
ebben bij mensen die niet in de kerk komen."
Uit het voorgaande is al wel duidelijk geworden dat ds.
ugtigheid in de vijfentwintig jaren van zijn stadskerkewerk
?n druk bezet man is geweest. Dat is trouwens ook met
jfers aan te tonen. In het jaar 1967 werden in Hervormd
en Haag 342 huwelijken bevestigd omgerekend over het
mtal predikantsplaatsen zijn dat er zo omstreeks tien per
-edikant. Maar in dat jaar klopten er 40 bruidsparen bij ds.
ugtigheid aan met het verzoek of hij hun huwelijk wilde
vestigen dat is vier maal zoveel als bij zijn collega's
oeveel spreekbeurten hij in al die jaren heeft vervuld is
x>it bijgehouden het moet een groot getal zijn want „Piet
ïgtigheid" was altijd goed voor volle zalen.
Alleen op zaterdagavond was ds. Lugtigheid nergens voor
krijgen: dan maakte hij de schets voor zijn preek. „Nee,
et helemaal uitgeschreven. Vele preken zijn tot stand geko-
en achter het stuur van mijn auto. Ik ben er altijd de hele
^ek mee bezig geweest en zaterdagavond zette ik mijn
dachten in punten op papier. Meer niet."
En nu dan dus op zondagmiddag 27 april het afscheid,
genlijk een beetje wonderlijk afscheid, want voorlopig gaat
3. Lugtigheid gewoon door met zijn werk Om financiële
denen is in Den Haag de gedachte geopperd om die predi-
antsplaats voor het stadskerkewerk maar op te heffen. Geen
rettige gedachte daar was iedereen 't over eens. Zodoende
- een tussenoplossing gevonden: aan ds. Lugtigheid is ge-
aagd of hij nog een paar jaar door wil gaan met zijn werk.
-ï hij heeft ja gezegd natuurlijk Men denkt daarbij aan
an termijn van vier of vijf jaar, maar ieder jaar opnieuw
al worden bekeken of ds. Lugtigheid met zijn werk verder
an gaan. Het zal namelijk ook enigszins anders worden
ogezet in verband met de herstructurering van de Hervormde
lemeente Den Haag. Maar het blijft hetzelfde werk en ds.
'.ugtigheid blijft het coachen. Daar is hij bijzonder gelukkig
nee. „Want zegt hij ik ben er voor de verloren schapen,
angzaam maar zeker wil ik ze binnenbrengen in de schaaps
kooi van Christus Het zij hem nog vele jaren gegeven
Vroeger leek hei allemaal heel een
voudig: voor seksualiteit kon alleen
plaats zijn binnen het kader van het
huwelijk tussen man en vrouw en ook
dan alleen maar als de voortplanting
doel daarvan was. En alles wat buiten
dit rechtlijnige straatje viel was zonde,
want in strijd met de bijbel. In dit stra
mien was geen plaats voor woorden als
gezinsplanning, anti-conceptiemiddelen
als de pil en dergelijke, voor- en bui
tenechtelijk geslachtsverkeer en sterili
satie laat staan voor „misdadige" be
grippen als abortus en homofilie.
En nu dan staat die hele seksuali-
teitsproblematiek op de helling. Allerlei
uiterlijkheden getuigen daarvan: bloot
op de tv en in films, pornografie in
tijdschriften en boeken, de soms wat al
te vrijmoedige manier waarop de
NVSH haar ideeën over seksuele her-
vorming bepleit. Maar let wel: dit zijn
alleen maar uiterlijkheden, hoe specta
culair soms ook van veel groter be
lang is dat de principiële benadering
van het begrip seksualiteit bezig is we
zenlijk te veranderen. Als paus Paulus
vast blijft houden aan het onlosmake
lijk verband van geslachtsgemeenschap
en voortplanting, dan gaat er in de we
reld een storm van verontwaardiging
op bewijs hoezeer men bezig is de
seksualiteit te gaan zien ais een eigen
en zelfstandig deel van het mensenle
ven. Die eigen plaats te vinden is niet
eenvoudig, zeker niet voor mensen, die
hun ethisch gedrag wil grondvesten op
de Bijbel als Gods Woord. Want daar
bij komt men ook voor al die hiermee
samenhangende vraagstukken te staan:
sterilisatie, abortus, homofilie en ga zo
maar door zaken die men vroeger
eenvoudigweg als „zonde" afdeed, maar
die nu niet alleen door ethici maar ook
door de wetgever opnieuw bekeken
moeien worden.
Over dit alles gaat het la het vierde
en laatste deel van het discussie-inter
view dat onze medewerker Rik Valken
burg heeft gehad met prof. dr. J. de
Graaf, hoogleraar in de ethiek van de
theologische faculteit m Utrecht. Prof.
De Graaf heeft voor de heer Valken
burg een visie ontwikkeld waarmee de
ze het in vele opzichten niet eens kon
zijn bij het lezen zal men dat be
merken. Desondanks bewaren zij bei
den aan hun gesprek een heel prettige
herinnering, we hebben ons daarvan
overtuigd. Zo moet het ook kunnen
lang niet iedere lezer zal het met prof.
De Graaf eens zijn, velen zullen er min
of meer door geschokt worden zelfs.
Laat men bedenken dat ook hij zoeken
moet, zoeken naar Gods antwoord op
de ethische vragen van onze tijd.
Professor, acht u sterilisatie van man of vrouw
ethisch aanvaardbaar
Het ethisch oordeel over sterilisatie hoort niet thuis
in de categorie „verminking van het lichaam", maar
moet gevormd worden binnen het wijdere kader van
verantwoorde gezinsvorming. Binnen dit kader is ste
rilisatie voor de man of de vrouw na eea „voltooid"
gezin, ethisch niet verwerpelijk.
Waarom bij een gezin dat voltooid geacht moet
worden
Er moet geen verlangen meer zijn naar kinderen,
want die mogelijkheid is dan dus uitgesloten. Dat ver
langen moet ook niet aanwezig zijn bij een onverhoopt
tweede huwelijk. De leeftijd er voor is dus praktisch
gesproken wel boven de 40 jaar.
Is de ingreep niet in str\jd met de natuur en daar
door met de christelijke ethiek?-.
Waarom zou de mens juist hier niet in de natuur
mogen ingrijpen en elders wel. Periodieke onthouding
is principieel ook gebruik maken van de kennis van
de natuur. Daarin vind ik dus de paus niet conse
quent.
Er lijkt me anders nog wel enig verschil te bestaan
tussen onthouding en sterilisatie...
Nu ja, sterilisatie is absoluter. Het is ook onher
roepelijk. Daarom noemde ik ook een „voltooid" ge
zin. Er is dus m.i. wel een gradueel, maar geen prin
cipieel verschil. De onherroepelijkheid is vooralsnog
het voornaamste probleem. Maar dat is meer van psy
chische aard.
Heeft de ingreep niet tot ondertoon dat men zich
daarna maar kan „uitleven"?.-
De ethische weerstanden tegen sterilisatie stammen
uit een tijd, waarin de moraal in dienst moest staan
van het op peil houden van de bevolking en waarin
genitaal taboe doorging voor menselijk schaamtegevoel,
en dit laatste zelfs overwoekerde. De beleving van de
liefde hoeft met het zich „uitleven" niets te maken
hebben.
Hoe staat u tegenover de kunstmatige inseminatie
op basis van uitvoerige informatie over de donor, met
behulp van sperma-banken, tot een bewuste en ge
richte verbetering van de menselijke „bio-mass"?...
Kijk daar heb ik nu wèl ethische bezwaren tegen. Ik
ben er beslist een tegenstander van, te meer daar dit
dan een staatsaangelegenheid zal dreigen te wor
den. Een super-ras kweken op deze wijze heeft iets af
stotends in zich.
Bent u ook tegenstander van K.I. daar waar het
in bepaalde gevallen uitkomst zou bieden bij kinder
loze echtparen?—
Ook dan ben ik er niet voor. Het is mij te ex
tern. Het is niet voldoende eigen. Het roept bij mij
weerstanden op van ethische aard.
Vindt u het plegen van abortus geoorloofd?—
Dit is vooral een sociaal-ethisch vraagstuk. Abor
tus provocatus beschouw ik als een kwaad in zich
zelf. Ik zou het willen voorkomen door op grote schaal
voorlichting te geven over anticonceptiva.
Zodat de minderjarigen er ook van gaan „profite-
ren"?-
Het eventuele risico, dat minderjarigen, waarvoor
ze niet bestemd zijn, daardoor er mee in aanraking
zouden komen, zou ik dan maar nemen. Maar dit
lijkt me te voorkomen door een goede, positieve op
voeding.
Wat is een goede opvoeding?...
Leren wat het betekent verantwoordelijkheid voor
de ander op te brengen. Daardoor kan men geslachts
verkeer buiten het huwelijk tegen gaan. Het sexuele
gedrag moet weggetrokken worden uit de consump
tie-sfeer.
Bent u er voorstander van om abortus vrij te geven?..
In landen waar ze dat gedaan hebben, wordt het
een middel tot geboortebeperking! De illegale abortus
neemt er niet af. Het biedt dus geen voordelen het
vrij te geven.
U acht abortus wel aanvaardbaar op medische in
dicatie of sociale gronden?...
Zeker wel, maar men dient ook rekening te hou
den met een aanwezige „geestelijke nood".
Kan men abortus als moord of doodslag kwalifice
ren?—
Ik geloof dat de categorie „moord" niet goed is.
Er is een gradueel verschil tussen de innesteling van
de beginnende mens en de geboren baby.
Dus geen principieel verschil?—
Kijk eens, een moeder die haar pasgeboren baby
doodt, verricht een andere daad dan zij die door abor
tus een vruchtbeginsel laat wegnemen.
Zou u het strafbaar willen stellen
Nee, want dan zou de opsporing goed tot haar
recht moeten kunnen komen en dat is niet het ge
val.
Vindt u het ethisch verantwoord een foetus in een
laboratorium tot ontwikkeling te brengen?...
Ik acht het onverantwoord zonder aanwijsbare
noodzaak te experimenteren met het menselijke leven.
Ik heb het gevoel dat men hier te ver gaat.
Vindt u dat de coïtus pas na het huwelijk mag
plaatsvinden?—
Dat is wel het ethische ideaal. Immers dan pas is
het moment aangebroken dat je volledige verantwoor
delijkheid voor elkaar aanvardt.
Vóór het huwelijk is het dus niet geoorloofd?—
Dat zeg ik niet. Er kunnen sociale toestanden
zijn waardoor het huwelijk al maar uitgesteld moet
worden en langer wachten met geslachtelijk verkeer
bijna onmogelijk wordt. Zo kunnen er nog wel meer
omstandigheden zijn die, vanuit ethisch standpunt, het
overgaan tot intimiteit kunnen motiveren, ondanks
principiële belemmeringen.
Kiest de bijbel er geen stelling tegen, bijvoorbeeld
in enkele verhalen uit de Pentateuch waaruit blijkt
dat een bruid toch echt wel „meisje" diende te zijn?...
Het christendom heeft hierover niet zoveel gezegd.
Voorbeelden uit de Pentateuch lijken mij niet nor
matief. Maar het streven moet dus wel gericht zijn
op het ethische ideaal. Laten we daarom hopen dat de
lichamelijke rijpheid in de toekomst niet zo ver be
hoeft verwijderd te zijn van de maatschappelijke rijp
heid (het hebben van een baan en een woning).
Vindt u homofilie een afwijking van de natuur?...
Voor zover ik mij heb laten voorlichten heb ik
begrepen, dat homofilie heel zelden aangeboren is. Het
is veel vaker een gevolg van opvoeding en voorge
schiedenis.
U zou het een variant in de natuur willen noemen?...
Ja, maar er is ook zoveel cultuur mee verweven,
een grote cultuurinbreng dus. Ik denk dat het in de na
tuur zonder cultuur toch niet zou voorkomen.
Het is dus toc!^ een afwijking?...
Dat zou ik zo maar niet willen stellen.
Maar de voorplantingsdrang is toch niet aanwezig?...
Wie zegt dat dit aspect aanwezig moet zijn Deze
opvatting is gebaseerd op finalistische opvattingen van
de anatomie van het geslachtsapparaat en van de fy
siologie van de voortplanting. Een overeenkomstige mo
tivering treft men ook aan ten aanzien van de geboor
teregeling die ook wel tegennatuurlijk geheten wordt.
Dat is dus niet zo?...
De lichamelijke structuren en functies zijn geen be
palende feiten. Het zijn gegevens en mogelijkheden die
uitnodigen tot zinvol handelen. In de traditionele op
vatting is de heterosexualiteit de norm voor alle sexu-
aliteit en dit binnen de permanente huwelijksrelatie,
terwijl de homosexualiteit daarvan dan de afwijking is.
U ziet het dus anders? Zou u homofiel contact kun
nen aanmoedigen?—
Ik heb het tenminste wel eens gedaan, moet ik
bekennen.
Is dat niet in strijd met de christelijke ethiek?...
Het was juist via een kerkdienst. Er was name
lijk een predikant te Haarlem die in zijn voorbede
aan de mensen dacht wier liefde anders gericht is dan
die tussen man en vrouw. Diezelfde week kreeg ik een
homofiel op het spreekuur. Hij vertelde mij hoe hij
zich doorlopend en serieus had ingespannen hetero-
sexuele gevoelens op te wekken door contact met vrou
wen. Het was hem echter niet gelukt. Hij leefde daar
door steeds meer onder spanningen. Toen vroeg ik
hem: „Waarom ga je dan geen vriend zoeken?" Hij
vroeg of dit mocht. Ik kon niet anders antwoorden
dan: „Als je elkaar maar niet alleen tot lustbevredi
ging gebruikt, dan vind ik een homosexuele binding
voor u beter dan een huwelijk".
Er gaan stemmen op dergelijke vriendschappen ker-
kelyk in te zegenen. Zou u dat kunnen doen
Nee. Dan wordt het te veel vereenzelvigd met het
huwelijk. Het huwelijk is tenslotte iets heel anders.
Maar een homofiele vriendschap wordt wel zo be
leefd dat men daden doet, die binnen de band van het
huwelijk plegen te geschieden en dus inhaerent aan
zyn
Toch is het daarom nog geen huwelijk
Dan lijkt het mij beter deze mensen op het Ersatz
van hun samengaan te wijzen, vanuit ethisch, sociaal
en maatschappelijk standpunt en zich dan maar te be
heersen, zoals ook veel heterofielen in veel omstandig
heden (ziekte van echtgenoot(e) etc.) moeten doen. Als
het één niet kan, dan het ander ook niet!...
Ik geloof niet dat men dit probleem en deze men
sen op deze wijze mag benaderen. De drang is in
hen van buitenaf en sociaal benadelen ze niemand als
ze hun liefde beleven.
Een kleptomaan heeft ook een drang in zich van
buitenaf en de pyromaan ook, moeten zij dan maar
gaan stelen en brandstichten om deze drang uit te
leven en te bevredigen?... Is het niet beter te probe
ren hen van deze afwyking te genezen
Iemand die steelt en brandsticht benadeelt zijn me
demens en pleegt dus een sociaal misdrijf, afgezien
van de schuldvraag. Dit mag dus niet toegelaten
worden.
De vraag blijft toch klemmen of men genezing moet
zoeken van deze manie's (misschien is homofilie ook wel
een manie) of dat men er aan toe moet geven...
„Is het dan niet onrechtvaardig tegenover de he
terofielen, dat anders gerichten zich maar moeten ont
houden en beheersen?" zou ik als tegenvraag willen
stellen.
Dan kan men het ook onrechtvaardig heten dat
invaliden aan de rand van de maatschappij moeten le
ven. Trouwens de gehandicapten (blinden, doven, ge
stoorden etc.) hebben ook hun lastje te dragen. Waar
om moet de homofiel in alles tegemoet gekomen wor
den? Kan hij het ook niet zien en beleven als een
door God opgelegd kruis?...
De homofiel heeft een mogelijkheid tot beleving
van zijn gevoelens en bovendien schaadt hij er
niemand mee, waarom het dan als een kruis ge
zien?
Omdat hij God als schepper hier wel eens mee kon
schaden, onteren en beledigen. Ik geloof van harte dat
men so.lidair moet zyn met een homofiel. En dat men
moet bedenken het zelf ook te kunnen zijn. Echter,
God heeft alles wel goed geschapen, maar er is van
uit de mens een kink in de kabel gekomen. Dit
geeft toch niet het recht de gevolgen van deze kink
als wettig en aanvaardbaar te verklaren? Is het re
delijk voorstelbaar, dat de Schepper dit wil en goed
keurt?...
Iets wat natuurlijk lijkt is daarom nog niet goed.
En wat tegennatuurlijk lijkt, is daarom nog niet ver
keerd. Wat natuurlijk is, wordt vaak uitsluitend norm
Wat daarmee in strijd is wordt zonde genoemd. Dat
vindt ik niet juist. Als 'n homofiel trouw is in z'n vriend
schap, en niet alleen mèar lustbevrediging beoogt, kan
ik het niet zien als zonde.
Met uw verlof zou ik de zaak toch graag nog
even wat scherper willen stellen ,om wat concre
ter op het probleem in te gaan: de moderne opvat
tingen lijken my in hun algehele argumentatie nogal
aanvechtbaar. Daarom wil ik tot slot uw mening nog
graag weten over het bijbels standpunt. In Romeinen
1 vers 26 en 27 stelt Paulus dat zowel vrouwen
als mannen er tegen-natuurlyke, homosexuele verhou
dingen op nahielden. Paulus noemt het daar een schan
delijk en verwerpelijk bedrijf. Tevens waarschuwt hij
ervoor hun byval te betuigen. In Leviticus 18 vers 25
noemt Jahweh de homofiele verhouding een gruwel
en Genesis 19 liegt er ook niet om...
Ik heb het idee, dat er in datgene wat in de bijbel
wordt verworpen, sprake is van een duidelijke perver
sie, zodat hetero-sexuelen in massaal verband ook eens
een „homo-verhouding" willen proberen, uit liederlijk
heid. Dan is het uiteraard laakbaar en kan het aan
geduid worden als een „gruwel". Paulus zal wellicht
het oog gehad hebben op de cuturele invloed van het
Griekse heidendom in het Romeinse Rijk. Verder zou
nog op te merken zijn dat Israël omringd was door
heidense stammen die homosexuele prostitutie tot in
hun afgodsdienst tot zede hadden. Deze praktijken wa
ren sterk cultisch bepaald. Bovendien beschikte men in
de bijbelse tijd niet over die gegevens over de homofilie
die men thans heeft.
Uw zienswijze lijkt me eerlijk gezegd, ondanks mijn
begrip voor de moeilijkheden en mijn respect voor
uw inzichten, toch niet parallel lopend met de juiste
exegese over genoemde bijbelgedeelten?...
't Spijt me. Ik kan het toch echt niet anders zien.
En ik meen dat ook te hebben gemotiveerd.
Ik zou nog willen opmerken dat ook vanuit het door
mij ingenomen standpunt tijdens deze discussie, de ho
mofiel niet aan Gods genade behoeft te twyfelen. als
hij uit zwakheid in deze zonde valt. Ook voor hem is
er dan schuiling bij het verzoenende kruis van Je
zus Christus. Maar dan zou hij niet „in deze zonde"
mogen blijven liggen, want Jezus stelt altijd: „zon
dig niet meer
Vanuit dit standpunt kan ik me uw redenering
volledig indenken. Zoals reeds aangetoond, kan ik het
woord zonde hier echter niet aan verbinden!
Copyright: Rik Valkenburg.
"Want ik weet, dat deze grote storm ulieden
om mijnentwil overkomtJona 1 vs. 12.
gotsingen komen tegenwoordig veel voortwee
mensen hebben ruzie met elkaar; zij botsen
met elkaar. Twee partijen zijn het samen niet
eens; zij botsen met elkaar. Twee auto's botsen
tegen elkaar op; de twee chauffeurs geven elkaar
de schuld; zij botsen met elkaar. De eerlijke be
lijdenis bij een botsing: „Ik zit fout", is verre in
de minderheid vergeleken bij het oordeel: „Jij zit
fout". Een mens probeert zich zelf altijd te hand
haven, hoewel met feiten aan te tonen is, dat hij
fout zit! En... wie wil bij een ruzie of bij een on
enigheid bekennen: „IK zit fout?"
f)e Bijbel geeft ons in Jona 1 het bewijs dat de
eerlijke belijdenis: „Botsing, IK zit fout" door
Gods genade bij mensen gevonden wordt! U kent
de geschiedenis van Jona 1 en zo niet, dan moet
U dit hoofdstuk echt eens door lezen, voordat U
deze meditatie verder leest. Jona komt in Jona 1
in botsing met God! God zegt tegen Jona: „Ga
naar Ninevé!" En... de Heere mocht dat van hem
eisen, omdat Hij de Schepper is en Jona slechts
een schepsel. God heeft er recht op de baas over
ons te zijn! Maar Jona erkent dat recht van God
niet en daarom gaat hij niet naar het oosten,
naar Ninevé, maar hij vlucht weg naar het wes
ten, naar Tarsis! En... hij heeft geluk; hij vindt
een schip, dat die kant op gaat en hij betaalt de
vrachtprijs en denkt: „Zie zo, botsing met God is
nu uitgesloten, ik zit „goed" in deze boot". Wat
een domme Jona, omdat hij immers de almacht
van God vergat!
Nu Jona bewust met de Heere botst, gaat de
Heere ook met Jona botsen, met als doel om van
Jona weer een gehoorzaam kind van God te ma
ken. De Heere stuurt Jona 'n grote strom achter
na, maar Jona reageert daar niet op. Die heidense
zeelieden zijn wèl bang, maar Jona niet: hij
slaapt onder in het schip! Die heidenen bidden
wèl tot hun afgoden, maar Jona, hoewel een man,
die de Heere vreest, bidt niet! Tenslotte werpen
die heidenen het lot en... God gebruikt deze hei
dense gewoonte als een middel om Jona als de
schuldige aan te wijzen. Dèn komt Jona nóg niet
eerlijk voor de dag en belijdt nóg niet: „Ik zit
fout", zodat die Heidenen hem eerst een verhoor
gaan afnemen (Jona 1:8). Na Jona's geloofsbelijde
nis in vers 9: „Ik vrees de HEERE" en nadat die
heidenen aan Jona gevraagd hebben, wat zij met
hem, de schuldige, moeten doen, komt Jona er
pas eerlijk voor uit, dat hij fout zit, wat uit komt
in deze woorden: „Neemt mij op en werpt mij in
de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden".
Ziet U, hoeveel werk de Heere God er mee heeft
om een mens eerlijk te maken, zó dat men gaat
belijden bij de botsing, veroorzaakt door de zonde:
„Ik zit fout". En dèt bij Jona, een kind van God!
Laat staan, hoeveel werk God er mee heeft om een
ongelovige tot een gehoorzaam kind van Hem te
maken! Wat erg is Jiet, dat Jona in die storm niet
de hand des Heeren heeft gezien en niet tot de
Heere in het gebed is gevlucht om Hem te vragen
vergeving van zonden! Maar... laten wij toch niet
neerzien op Jona, want welke „stormen" heeft
God ons al niet nagezonden, opdat wij gehoorza
me kinderen van Hem zouden worden. Zo'n storm
kan in ons leven zijn: een ernstig ziekbed, een
droevig sterfgeval, een oorlog, of welke tegenslag
dan ook! Maarzegt het eens eerlijk, zag u
daarin de hand des Heeren? Reeds bepaald
geworden bij dat kleine zinnetje uit antwoord 1 van
de Cateschismus: „dat élle ding tot mijn zalig
heid dienen moet!" Of doen we net als Jona? Sla
pen en God maar laten roepen door middel van
allerlei stormen in ons leven? Totdat... het roepen
van God met Zijn aanbod der genade een einde
heeft genomen en we voor Zijn rechterstoel staan
de, veroordeeld worden: „Gaat weg van Mij, gij,
vervloekten, in het eeuwige vuur.." (Matth. 25).
Daarom is degene zo gelukkig die, evenals Jona,
zijn zonde leert belijden (verg. Jona 2) en die over
de botsing met God, die reeds begonnen is in
het Paradijs, door de wederbarende kracht van
de Heilige Geest diep bedroefd leert worden en
het gaat belijden met mond en hart: „Heere ik
ben frontaal tegen U opgebotst en daarover ben
ik diep bedroefd; ik mishaag mij zelf over mijn
zonden". Dit laatste vinden we in onze tekst zo dui
delijk van Jona beschreven in deze woorden. „Want
ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnent
wil overkomt". „Want ik weet": Jona is dus niet
vol over de zonden van zijn medemens, maar hij
heeft de hand in eigen boezem leren steken. Dat
is dus heel wat anders dan het kletspraatje van
„natuurlijk komt de mens in alles te kort en na
tuurlijk zal er aan mij ook wel wat mankeren,
maar ja, een mens is maar een mens". Alsof we
met zo'n leuterpraatje van de schuldvraag af zou
den zijn!!!
Een vraag ter overweging waard is het: Zou Jona
dèèrom overboord hebben moeten gaan (ondanks
zijn belijdenis: „Want ik weet, dat"...) omdat 't posi
tieve in zijn bekering in Jona 1 nog ontbrak?!! Im
mers tot dat positieve komt hij pas in Jona 3:3!
Maar óm tot dat positieve te komen (verg. vraag en
antwoord 90 van de H. Catechismus) is dringend
nodig, óók dat negatieve te leren kennen (vergelijk
vraag en antwoord 89 n.l. „een hartelijk leedwezen,
dat wij God door onze zonde vertoornd hebben en
die hoe langer hoe meer haten en vlieden!") Tot
dat negatieve kan God een mens (nè ontvangen ge
nade opnieuw) brengen door één of andere „storm"
in je leven te geven!
Blijven we bij de H. Catechismus, dan wijs ik u
op vraag en antwoord 3, waar we lezen: „Waaruit
kent gij uw ellende? Antwoord: Uit de wet Gods.
Dus de wet Gods gebruikt de Heere om tot dat
eerste onmisbare deel der bekering te komen en
daarom moet de wet Gods ook gepreekt worden:
ten tweede, als een leefregel der dankbaarheid (H.
Catechismus: vraag en antwoord 91 en volgende),
maar ten eerste, als een middel om tót de kennis
onzer ellende te komen (Rom. 3:20c). Zó nu dient
de wetsprediking als een spiegel, opdat we in de
spiegel der wet onszelf zouden bekijken en tot de
erkenning zouden komen: „Wat zit ik fout tegen
over God! Ik mishaag mezelf vanwege mijn zonde!
Ik kan niet voor mij zelf betalen. Ik moet omko
men! Ik heb een Borg nodig voor mijn ziel". Zó
wordt dus de wetsprediking niet een farizeïstisch
lesje, maar de tuchtmeester tot Christus! Dit
laatste is natuurlijk wél iets anders dan „ik neem
het u niet kwalijk, dat u de wet nog durft noemen,
want die heeft Christus voor ons allen volbracht",
(verg. Matt. 5:17). Jona en alle zondaren voor
God, kunnen terecht zeggen: „Ik weet, dat ulieden
deze storm om mijnentwil overkomt". Wij, men
sen, zijn vaak de aanleidende oorzaak van moeilijk
heden en stormen voor anderen!
jyjaar méér dan Jona is in de Heere Jezus Chris
tus, Die Zelf gezegd heeft: „Want gelijk Jona
drie dagen en drie nachten was in de buik van
de vis, alzó zal de Zoon des mensen drie dagen
en drie nachten zijn in het hart der aarde". Jezus
kon terecht zeggen: „Ik weet, dat Ulieden, o men
sen, deze storm, die volgde op de zondeval, niet
om Mijnentwil overkomt, maar door uw eigen
schuld!" En toch ging Christus Jezus vrijwillig
op Golgotha's kruisheuvel de „Storm" in en ver
zonk in de golven van Gods toorn, opdat mensen,
die in hun botsing met God het eerlijk erkennen:
„Ik zit fout! O God, weest Gij mij, zondaar, ge
nadig", door Christus' zoen- en kruisverdienste
eeuwige vrijspraak zouden kunnen ontvangen!
Daarom zijn die mensen eeuwig gelukkig, die niet
slechts als een verstandelijke wetenschap accepte
ren: „Jezus zei op Golgotha: Het is volbracht!"
Maar die de kracht van het Woord door de Heilige
Geest zó ervaren hebben, dat de Heilige Geest het
uit Christus' volbrachte werk genomen heeft en het
persoonlijk door het geloof hééft verkondigd! Zodat
we van harte psalm 66 8 berijmd leren bijvallen:
„Hoort, wat God mij deed ondervinden, wat Hij
gedaan heeft aan mijn geest!" Dèn hebben we pas
deel aan de opstandingskracht van Christus en be
grijpen we, wat het zeggen wil: „Pinksteren is de
vervulling van Pasen!"
Veenendaal,
Ds. S. P. van Assenbergh.