Architect was g waaghals Koepelkerk van Renswoude is prachtig monument van zuiver nationale bouwkunst W apenschilden leggen legenden 't zwijgen op Heer van Renswoude won het van Aleyda van Scherpenzeel Hl SGP houdt morgen jaar vergadering door Adriaan P. de Kleuver Legenden Zegels f-Cr**. IS Eerbetoon Geen durfal Preekstoel Wanprodukt Interieur Zwembad op 12 mei open Pagina 5 DINSDAG 22 APRIL 1969 De robuuste hervormde kerk van Renswoude tekent haar strak symmetrische contouren scherp af tegen het donkere kasteelbos. Die kerk is een hoogst in teressant voorbeeld van zuiver Nederlandse protestantse en tevens oud-vader landse klassicistische bouwkunst uit het begin van de zeventiende eeuw. Over de bouw van deze kerk doet een legende de ronde. Maar in dit geval berust deze zelfs niet op de spreekwoordelijke kern van waarheid. Het is absoluut niet waar dat deze kerk een kopie zou zijn van de Sint-Pauls kathedraal te Londen, om daarmee de goedgeefsheid van de Engelse koning te eren. Die En gelse koning kwam er hélemaal niet aan te pas. Nauwkeurig onderzoek van de wapens, die in de tweede geleding van de kerk opgehangen zijn, leidde tot de ontdekking dat dit zo pastoraal gelegen kerkje in feite eenOranje-stich ting is. Het dorp Renswoude bezat tot 1633 slechts huurrecht. Een opmerkelijk iets, daar het oude huis Borgwal op de lijst van ridderhofsteden al in 1536 voor komt als Renswoude. Een ridderhofstad had in veel gevallen weinig met een heerlijkheid te maken of althans slechts zijdelings. Het waren puur en puur Stichtse huizen met be perkte heerlijke rechten. Ze maakten met elkaar het typische verdedigings systeem uit van de bisschoppen die van praktisch al deze steenhuizen of stinsen met zware, verdedigbare muren leengoederen gemaakt hadden. Het waren rid derhuizen die allengs beschreven werden als ridderhofstad mits de bewoners er van de status van ridder voerde. Het titulair jonker (later jonk heer), baron of graaf deed niets ter zake. Direct bij het aanleggen van de lijst in 1536 komt Renswoude er op voor. Dat waren er 55 en in 1680 sluit Vreeland als laatste, als 63e de reeks. De oude Borgwal was ook een van de weinige waarvan stichtingsjaar, respectievelijk stichtingstijd niet be- tkend was. Bedenkt men bijvoorbeeld dat Doorn reeds uit 838 bekend was en de meesten veertiende eeuws waren, alleen bewoners van een ridderhofstad die beschreven waren op de ridderce- duls hadden zitting in de regering- als zogenaamde tweede lid. Het eer ste lid bestond uit kapittelheren van de vijf Utrechtse kapittelkerken en als derde lid traden op de vertegenwoordi gers uit de steden Utrecht, Amers foort, Rhenen, Wijck en Montfoort. Hiermede viel dus het heerschap over Renswoude niet samen. Het dorp werd in 1633 van buurge- richt tot schepengericht omgezet, na dat Johan van Reede in 1623 reeds tot ambachtsheer aangesteld werd en in eerste aanleg het onaanzienlijke dorp een ambachtsheerlijkheid werd. Het is vooral aan déze Van Reede te danken dat Renswoude zo'n aanzien kreeg. Dit resulteerde in 1674 tot ver heffing tot Hoge en Vrije Heerlijkheid, hoorde en „dat van oud g w.ee.e Even moesten wij dit korte overzicht van de status, die Renswoude in en vóór de bouwtijd van de hervormde kerk had, vooraf laten gaan. Hoe be langrijk het voor het tot stand komen van deze kerk was dat de stichter Jo han van Reede ook Deomdeken te Utrecht was laat zich na het voorgaan de aanzien. Onder de „stichtingsverhalen" zijn er twee die als twee druppels op elk aar gelijken. Volgens het éne zou Jo han van Reede gezellig aan een gast maal van het Engelse hof gezeten heb ben toen iemand hem de noodlottige tijding bracht dat de kapel van zijn dorp Renswoude in vlammen was op gegaan. Uit medelijden met die bra ve Hollandse borst zou men toen met de pet zijn rondgegaan. En als „tegen prestatie" liet de heer van Renswou de toen de nieuwe kerk op de Sint- Pauls kathedraal van Londen gelijken. Dat verhaal nu is volkómen uit de duim gezogen. Van Reede was in 1636 geen gezant namens de Republiek der Verenigde Nederlanden bij het Engel se hof, doch eerst in 1647! En die kapelbrand dan? Heeft die er wel óóit gestaan! Ten aanzien van de stichting van een kerk in het dorp Renswoude en uit hoofde van het feit dat hij, Johan van Reede, sinds 1633 ambarhtsheer van Renswoude en Em- mikhuizen was, voerde hij aan dat zijn buurvrouw Aleijda van Scherpenzeel, vrouwe van Scherpenzeel, die op haar beurt stelde dat Renswoude vanouds tot de parochie van Scherpenzeel be hoorde en „dat van oudts geene ker- cke" in dat dorp geweest" was. De ge- buren van Renswoude moesten in Scherpenzeel naar de kerk! De heer van Renswoude behaalde de overwinning. Niet Aleijda van Scher penzeel behield dat oude recht, maar hij ontving het recht van collatie om in zijn heerlijkheid de predikant te be roepen. Welnu, en als er al een predi kant is, dan is de bouw van een kerk daarbij inbegrepen! Vrouwe Aleijda greep er volkomen naast. Haar nieu we buurman was iemand om rekening mede te houden. Dan is er in eens een andere versie op dat verhaal. „In 1639 zou prins Frederik Hendrik ter ere van de brui loft van „waarschijnlijk" Johan van Brederode met gravin Louise van Solms in Den Haag een feestmaaltijd gegeven hebben, waar ook Johan van Reede als gast aanzat. Per speciale koerier zou deze de mare van de brand van de kapel medegedeeld zijn. Na de ze jobstijding zou de prins van Oranje aldus gesproken hebben: „Laten wij allen de handen ineen slaan en onze vriend bij de wederopbouw steunen, zo- zal de herinnering aan deze feesture tot bij onze nazaten blijven voortle ven." Alle gasten stonden daar sym pathiek tegenover en droegen het hun ne bij in de kosten van herbouw". De samensteller van het Kastelenboek Provincie Utrecht 1966 staat voor de juistheid van dit verhaal niet in. Juist! Want dat moet dan een verhaal zijn dat gecreëerd werd nadat het mij in 1955 eindelijk na veel gepas en gemeet gelukt was uit te zoeken van wie de wapens in de tweede geledeing waren. Dat was niet bekend. Eerst in 1963 heb ik het resultaat gepubliceerd na er vooraf met bekende heraldici over te hebben gecorrespondeerd. En dan is er toch maar een frappant iets. Mijn vraag is: „Wie heeft déze versie ver zonnen?" M. J. L. Baron Taets van Amerongen, de zo sympathieke oud- burgemeester van Renswoude in ieder geval niet. stand komen van deze kerk hebben me degewerkt werden door het aanbrengen van hun wapen voor altijd geëerd. En dat zijn voor het merendeel leden uit het huis van Oranje-Nassau en ver wanten en vrienden daarvan. Dit is een illuster gezelschap. Het zijn 1. Wapen Nassau (1) voor Frede rik Hendrik prins van Oranje; 2. wa pen Solms voor Amalia gravin van Solms, gemalin van voorgaande; 3. wapen Palts voor Frederik V van de Palts, de „Winterkoning" van Bohe- men (f 1632); 4. wapen Engels konings huis voor Elisabeth Stuart prinses van Engeland, gemalin van voorgaande; 5. wapen van Brandenburg voor Fre derik Willem, de Grote Keurvorst van Brandenburg; 6. wapen Nassau (11) voor Louise Henriette prinses van Oranje, dochter van Frederik Hendrik en later (1646) gemalin van voorgaan de; 7. wapen Nassau (III) voor Willem II prins van Oranje; 8. wapen Engels koningshuis voor Maria Henrietta Stu art prinses van Engeland, kind-ge malin van voorgaande; 9. wapen Nas sau (IV) voor Hendrik Casimir graaf van Nassau-Dietz en stadhouder van Friesland, Groningen en Drente; 10. wapen Solms voor Johan Albrecht graaf van Solms-Braunfels, broer van 2; 11. Alliantiewapen Brederode-Solms voor Johan Wolfert van Brederode en gemalin Louise gravin van Solms, zus ter van 2; 12. wapen Oost-Friesland voor Edzard graaf van Oost-Fries land. Dat zijn ze dan. Een en ander behoeft wel toelichting. Het móét opvallen dat de Winterkoning Frederik V van de Palts „aanwezig" is. Deze toch over leed in 1632! Het moet dus zó geweest zijn dat reeds tóén voorstelijke giften toegezegd waren. Dat behoeft niet tot de onmogelijkheden te behoren. Het was een kostbare geschiedenis en Van Reede liep zéker al direct na zijn ver werving van Renswoude met het plan voor een eigen kerk rond. De wapens voor Willem II en Maria Henriette "fetuart zijn ook niet zo raad selachtig als wel lijkt. Het huwelijk van de 15-jarige losbandige „wilde prins" met de 10-jarige Engelse prin ses vond in 1641 plaats! Papa Frede rik Hendrik zal wel borg gestaan heb ben en de wapenborden zijn beslist niet eerder dan 1641 opgehangen, om dat in dat jaar de bouw van de kerk (1639-1641) gereed kwam. Ook Frederik Willem de Grote Keur vorst en. zijn latere gemalin doen het als „vertoufd paar in ^pé" toch héél goed in de reeks. Hendrik Casimir graaf van Nassau-Dietz hangt wat een zaam, maar die was ongehuwd. Hij kan zéér goed begunstiger geweest zijn vóór hij in 1640 bij Hulst sneuvelde. Ook de Staten van Utrecht schonken 4000 gulden. Oók de kapittels van de stad Utrecht en onbetwist óók de Duit- sche Orde hebben een duit in het zak je gedaan. Hoewel alléén van het ka pittel van Sint-Jan bekend is dat het contribueerde met f 600,U moet eens naar boven zien naar de half-bol vormige koepel. Ook die is van wapen medaillons voorzien die geplaatst zijn op een niet erg geplaagd op het hout werk geschilderd gedrapeerd groen kleed. Deze wapenmedaillons worden door lichtbruin en donkerbruin uige- voerde „putti's" opgehouden. Alles in 1818 héél kanp door decorateur Jacob de Liefde hersteld, toen bleek dat de hele kap door boktorlarven was aan gevreten. Deels kan men van wapens spreken, maar voor een ander deel zijn het de oude, uit de roomse tijd stammende kapittelzegels van de Utrechtse geeste lijke instellingen, die aan de vijf stads kerken met eigen kapittel verbonden waren en uit welks midden de bisschop gekozen werd en die mede in de Sta tenregering opgenomen waren. Na de secularisatie van de kapittel goederen door de gereformeerden ble ven titulatuur, etc. behouden en zo kon dus de gereformeerde heer van Rens woude titulair domdeken van Utrecht zijn. Deze erefunctie uiteraard be tekende gedurende de reformatie de roomse functie van deken niets meer deze voor een protestant wat vreem de titel hield evenwel in dat Johan van Reede connecties onderhield met de beheerders van de kerkelijke goede ren in de stad Utrecht, alsmede met de eveneens geseculariseerde Ridderlij Het verhaal over die Engelse hulp vaardigheid was nog te begrijpen. Het Engelse koningswapen is twee maal aanwezig. Van het mooie en aandoen lijke verhaal blijft geen steek over zo wij weten wie achter de indrukwekken de reeks wapens schuil gaan. Want zó moet u het zien: allen die aan het tot ke Duytsche Orde ballye van Utrecht, die allen ongetwijfeld het hunne heb ben bijgedragen tot de stichting en bouw van de zo opmerkelijke kerk van Renswoude. De volgorde van de wapenreeks in de koepel is dan: 1. Oud-bisdom x Utrecht; 2. Statenwapen van Utrecht uit 1534; 3. Kapittel van Sint-Maar ten (Domkerk) 4. Kapittel van Oud- Munster (Sint-Salvatorkerk)5. Rid derlijke Duytsche Orde balye van Utrecht; 6. Kapittel van Sint-Marie (Mariakerk)7. Kapittel van Sint- Pieter (Pieterskerk) en 8. Kapittel van Sint-Jan (Janskërk). In de kerk hangen aan de noordzijde nog enige wapenborden voor overleden bewoners van de ridderhofstad, die evenwel in alle delen gelijkwaardig zijn aan rouwborden uit iedere andere kerk. Belangrijker is de grote, gebeeld houwde wapensteen boven de naar de ridderhofstad gerichte kerkingang. Bo ven het jaartal 1639, het jaar waarin de kerkbouw aanving en door jonker Hendrik van Reede de eerste steen ge legd werd, boven het jaartal 1639 dan werden de wapens Van Reede/Van Eden onder één kroon gebeiteld en om de beide schilden het ordeteken van de „Conincklijcke Deenmarcksche Ordre van den Oliphant". Het predikaat baron Van Reede dat Johan van Reede als ambachtsheer van Renswoude en Emmickhuysen was hem titulair verleend. Ook het Ame- rongse lid uit de familie Godard Adriaan baroii van Reede is ambassadeur na mens de Republiek der Verenigde Ne derlanden ambassadeur ^pij het Deense hof geweest en was nadien drager van de Deense orde. Wie was de architect, dat is al vele, vele malen gevraagd ten aanzien van deze kerk. Men heeft willen aantonen dat Jacob van Campen het ontwerp gemaakt heeft. Afgezien van het feit dat de cartons daarvan nimmer bo ven water gekomen zijn, geloof ik eer der dat Gijsbert van Vianen, die ook de latere ridderhofstad Renswoude bouwde, daarvoor aansprakelijk is. De architect was beslist geen durfal. Elders zijn groter, ja zelfs enorme ruimten glansrijk overspannen. Al te kwistig werd hier met steunberen om gesprongen en in feite is het geheel niet anders dan een sterk ineengedrukt to renachtig geval. De architect kan hoog stens een renaissancist geweest zijn met aan Alexander Paqualini verwante idee- en, die de moed niet op kon brengen nog grotere voorbeelden na te volgen. Er moge dan van enige angstvallig heid sprake zijn, het geheel doet als reformatorisch kerkgebouw wel origi neel aan. Want hoe men de „onder bouw" ook bekijkt, het achtkant van de derde geleding met het uit acht vlakke ribben bestaande koepeldak, dat be kroond is met een buitengewoon sierlijk klokkentorentje maakt van deze kerk toch een aanvaardbaar geheel. Geheel naar de eis van de tijd wer den oude klassicistische vormen met nieuwere stijlopvattingen gecombineerd. Dit gaf aan de kerk een eigentijdse uitingsvorm. Het gebouw doet stoer en massief aan, zo geheel in overeenstem ming met de ontstane steile reforma torische leer die er in gepredikt moest worden. Het is in ieder geval een van de eerste puur en puur „reformato risch" opgezette vaderlandse kerkge bouwen. Bouwhistorisch en liturgisch bezien staan wij hier voor een totaal nieuwe verschijningsvorm op het gebied van de kerkbouw. En dan is het een alles zins opmerkelijk stuk Architectuur. Hoogst opmerkelijk is daarbij dat de grondvorm een kortarmig Grieks kruis vormt! Mag het exterieur dan wat te veel een opstapeling van kubussen lijken, dat beeld verandert op slag als men de kerk binnentreedt I Het resultaat van zo veel bemoeienissen van alles wat in hoogheid gezeten was is een interieur dat tot het behoorlijkste behoort wat op dit gebied in ons land aanwezig is. Het is niet imposant maar veeleer beschei den; het is niet groots maar wél van een tere lieflijkheid. En.... in de éérste plaats puur en puur reformatorisch. Een rooms-katholiek priester zou zich met deze ruimte geen raad weten. Het in de roomse kerk zo dominant gestel de altaar is hier eenvoudig weggedacht; de centrale plaats werd de preekstoel. Er ontstond een strenge preekruimte en daarin dominerend tegenover de preek stoel de herenbank van het huis van Renswoude. Het werd de vergader plaats zowel voor de dorpsheer als voor de bewoners van de verspreide hofste den. i Renswoude vormde vanouds al en zuiver agrarisch gerichte gemeenschap rond een steeds op hoger plan geraken de hofstede Borgwal, waarnaast slechts Oud-Engelaar en mogelijk Ubbelscho- ten (met eigen wapen!) wat meer be tekenden. Opmerkelijk zijn vooral de pijlers met Jonische kapitelen, telkens twee, die de zware moerbalken dragen waarop tevens de gehele bovenbouw rust. Op de hoeken van de ondiepe kruisarmen werden z.g. pilasters aangebracht die de schijn ophouden de zware architraaf- balken te schoren. De koppen zijn even eens met Jonische motieven versierd. De vierkante middenpartij zet zich dan als tweede geleding (hoe torenach tig!) voort naar boven. En dan is er iets wonderbaarlijks. Het zware accent van de benedenverdieping is in ^ens véél lichter geworden, ja het wordt zelfs speels waar ingekoekt op het tweede vierkant de achtkante „trom mel" gebouwd werd. Over dat alles heen werd de koepel geslagen, binnen zowel als buiten opge zet met acht ribben, waartussen vlakke gewelfvlakken, resp. dakvlakken kwa men. De traptorens aan de „achterzij de" van de kerk vormen weinig elegan te toevoegingen. Het mooist is dan ook de ingangspar tij. Een behoorlijke restauratie, waar bij het interieur wel wat te okerkleurig van tint werd gemaakt, liet een 18e eeuwse toevoeging gelukkig verdwijnen Ik bedoel het foeilelijke portiek met tentdak dat beslist niet origineel was, al staat het op iedere tekening rond 1750 en op iedere oude prentbriefkaart. Het „drukte" de gehele „voorgevel" weg, ontnam het gezicht op de prachti ge memoriesteen die de gevel siert, in één woord: het was een wanprodukt. Gelukkig zijn er nog restauratiear chitecten die op zoek zijn naar de oorspronkelijke verhoudingen. Van deze plaats dan een compliment aan de restauratiearchitect, die de kerk van Renswoude weer haar oorspron kelijke gedaante hergaf. Hoe zou men anders van een restauratie kunnen spreken. Er was aan het gebouw met zijn strenge vormgeving al zo weinig ge bruik gemaakt van sierdelen. Daardoor vallen onder de waterlijst van het koe peldak de natuurstenen in gemetselde griekse kruisen telkens vier naast elkaar zo op. De dakkapellen op de afgeschuinde daken over de ondiepe kruisarmen zijn wel origineel. Als laatste merkwaardig heid is er dan de windwijzer die een vis, het oud-christelijke ichtusteken voorstelt. Al met al moet worden vastgesteld, dat de kerk van Renswoude wel een zeer monumentale greep geweest is. Van de Nieuwe Kerk te Haarlem we ten wij dat Jacob van Campen de ar chitect is geweest. Deze viel onvolko men uit, een meester als Jacob van Campen niet waardig. Dat de kerk van Renswoude als een nog vroegere „jeugd zonde" van onze grootmeester uit de zeventiende eeuw te beschouwen is wil er bij mij niet in. De kerk van Renswoude is wat op zet en uitvoering betreft superieur aan de éérste grote opdracht aan Van Cam pen, de genoemde Nieuwe Kerk te Haarlem. Hier is een ander aan het werk geweest. De uitvoering van het interieur is merkwaardig lichtvoetig. Onze wat zwaarwichtige en oh zo stren ge en symmetrisch denkende Amster damse bouwmeester Jacob van Cam pen kan dit nooit op zijn naam hebben. Bedenken wij vooral ook dat de Her vormde kerk van Renswoude in de Re publiek volkomen zelfstandig staat. Voor het eerst en tevens voor het laatst werd een kruiskerk tevens koepelkerk gebouwd. Dat maakt de kerk van Renswoude al zo bijzonder. Wij constateerden veel dat van wei nig durf getuigd, maar véél meer dan voortreffelijk is. De schaal slaat toch door naar het laatste. Men moet eerst n heleboel constateren en neerschrijven om tot een verantwoorde uitspraak te komen. Dan slaat de weegschaal voor de kerk van Renswoude naar de posi tieve kant door. Vooral wat het o zo lieflijke en verheven interieur betreft. Dat is ontroerend schoon. Wie de bouw meester ook geweest mag zijn, dat is volkomen geslaagd. Er is niet op de traditionele wijze met stenen bogen en gewelven gewerkt, al zouden de hoeken van het midden vierkant naar het achtkant zeker weg constructies moeten zijn maar moest de architect zich met vlakke houtcon structies behelpen. Goed, men mag dan zeggen dat de architect hier en daar wat onkundig is geweest en niet geheel op de hoogte was van het werkelijk monumentale principe, als geheel is de koepelkerk van Renswoude een prachtig monu ment van zuiver nationale bouwkunst. SCHERPENZEEL Op maandag 12 mei gaat het gemeentelijk zwembad in Scherpenzeel open voor het publiek. Het gemeentebestuur van Scherpen zeel deelt mee, dat de voorverkoop van abonnementen plaatsvind van 28 april t/m 2 mei en van 5 t/m 9 mei. Kopers van gezinsabonnemnten die nen hun trouwboekje mee te brengen. De tarieven zijn: gezinsabonnement f 25,-, le abonnement persoonlijk f 12,50 en het tweede in het gezin f8,50. Een leskaart voor kinderen kost f 10,- en voor volwassenen f 12,50. Na de opening van het bad en het verstrijken van bovengenomde data worden de prijzen van gezinsabonne menten met f4,- en voor de anderen met f2,- verhoogd. Gereformeerde Kiesvereniging te Vee- nendaal organiseert morgenavond in de consistoriekamer van het kerkge bouw van de Gereformeerde Gemeen te in de Fluiterstraat de jaarlijkse al gemene ledenvergadering. Tijdens de jaarvergadering zal men zich onder an dere bezighouden met de plaatselijke gemeentepolitiek. Fraktieleider de heer G. J. van Deelen zal hierover een inleiding houden. Als uitgangspunt neemt hij de laatst gehouden algeme ne beschouwingen. Na afloop is er ge legenheid tot discussie en het stellen van vragen. Verder worden tijdens de jaarvergadering de gebruikelijke jaar verslagen voorgelezen en ter goedkeu ring aangeboden en is er een bestuurs verkiezing.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5