Routinezaak Vak apart Te veel werk Te klein Beperkt Aanpassen Kwetsbaar Wel animo Boeiend vak Vrijwel onopgemerkt is het geven van narcoses in de ziekenhuizen de taak ge worden van een specialist: de narcotiseur of anesthesist. 'NARCOTISEUR: beschermengel van de operatiekamer FOTO'S WIM CONSENHEIM De narcotiseur (in het wittijdens een operatie met zijn omvangrijke apparatuur wakend over het teven van de patiSnk Dit is een superspecialist, die volkomen thuis is op die wat griezelige rand tussen leven en dood waar een mens verkeert als hij een operatie ondergaat. De anesthesist houdt hem dan in de gaten als een soört beschermengel, die ook via (elektronische) apparatuur volgt hoe de pa tiënt de ingreep ondergaat en die zonodig en zo mogelijk zelfs de chirurg zal adviseren de operatie te beëindigen. Later als de patiënt wat meer incasseringsvermogen heeft kan de ingreep dan worden voltooid. De moderne grote operaties zijn ondenk baar zonder deze deskundigen, die zich in enkele jaren tijd ontwikkeld hebben van een soort operatiekamertechnici (al waren zij arts) tot de schildwachten van de patiënt vóór, tijdens en na de operatie de mannen die verantwoordelijk zijn voor de algemene toestand, vaak tot lang na de operatie. Die ontwikkeling is hard gegaan. Goed vijftien jaar geleden werd het geven van een narcose nog beschouwd als een algemene medische handeling, waar meer routine dan kennis voor nodig werd geacht. Het hing van de omstandigheden af wie er zich mee belastte. In de provincie waren dat huisartsen die er liefhebberij in hadden. Soms gaf de huisarts zijn eigen patiënten de narcose, verpleegsters waren ermee belast en in ziekenhuizen, waar specialisten in oplei ding zijn gaven vaak vooral de aspirantchi rurgen narcoses. Hoewel er voor de oorlog wel een paar dokters waren, die zich beperkten tot het geven van narcoses, is de anesthesie in Nederland pas omstreeks 1950 een vak apart geworden. En nu zijn er ongeveer 260 anesthesisten in Nederland, terwijl er in alle universiteitssteden officiële opleidingen be staan (die 3 1/2 jaar duren). Het is evenwel nog niet zover dat bij elke operatie een anesthesist assisteert. Er zijn er te weinig, maar ook zijn de spanningen die het binnendringen van een nieuweling in een bestaande structuur nu eenmaal oproept, nog niet geweken. Dat uit zich zelfs in de honorering van de anesthesist. Die is er namelijk op gebaseerd dat de man (of vrouw) teveel werk doet: twee of drie narcoses tegelijk zijn vooral in de kleinere ziekenhuizen geen uitzondering (in het buitenland, vooral in Amerika zou geen narcotiseur dat aandurven). Dat hoeft niet onverantwoord te zijn, maar de Nederlandse narcotiseur moet zelf de grenzen bepalen van wat aanvaardbaar is. Daarbij horen zijn eigen belangen inko men! op de achtergrond te blijven. Kleine ziekenhuizen, waar voor twee anes thesisten niet voldoende werk is, maar voor één net te veel, hebben er één. Zo'n man heeft geen uur vrij. Altijd moet hij onmid dellijk bereikbaar zijn: elke avond, elke nacht, elk weekeinde, elk seizoen. Zo zijn er narcotiseurs, die in geen jaren vakantie hebben gehad. Hun aanwezigheid in zo'n ziekenhuis keert zich tegen henzelf. De huisarts of de verpleegster die voor hun komst drijvend op dagelijkse routine narcoses gaf, kan hen na korte tijd al niet meer vervangen, omdat zijn of haar routine verdwenen is. Dokter L. D. J. Reeser, één van de twee anesthesisten van het Haagse Diaconessen- huis Bronovo, gelooft daarom dat het kleine ziekenhuis uit de tijd raakt. „Nu de anesthesist met handen en voeten aan de kliniek is gebonden," zegt hij, „moe ten er ten minste twee zijn, wil er nog eens een vrije avond of een vakantie af kunnen. En dat gaat niet in een klein ziekenhuis. Trouwens niet alleen voor ons, maar als gevolg van de hele ontwikkeling van de medische wetenschap wordt het kleine zie kenhuis een steeds onmogelijker instelling. We kunnen steeds oudere mensen in steeds slechtere toestand opereren, maar daar is wel een staf van superspecialisten voor nodig en een uitrusting, die een klein ziekenhuis onmogelijk kan opbrengen. Met een chirurg en een internist kom je tegenwoordig niet ver meer." De Rotterdamse hoogleraar in de anesthe sie, prof. dr. D. H. G. Keuskamp, vindt dat ook. „Wij werken, hier in Dijkzigt, onder opti male omstandigheden," zegt hij. „Er is voor elke patiënt die daarvoor in aanmerking komt een narcotiseur. Dat geldt voor alle academische ziekenhuizen. In een klein zie kenhuis kan dat niet. Zo'n instelling is te klein voor diensten als anesthesie en röntge nologie." De mogelijkheden van ziekenhuizen, waar geen anesthesist aan verbonden is, zijn be perkt. Grote operaties, zoals die aan hart, longen en centraal zenuwstelsel (hersenen) kunnen niet worden uitgevoerd. De anesthe sie schept de omstandigheden waaronder dergelijke grote ingrepen in het menselijk lichaam mogelijk zijn. De narcotiseur is de man die steeds meer moet weten van allerlei menselijke organen. In de nieuwe opleiding zit daarom een half jaar werken in een kliniek voor interne ziekten. „En," zegt dokter Reeser, „wij zouden best langer willen al steek je in de praktijk natuurlijk heel veel op." Zo veranderde de operatiekamertechnicus van enkele decennia geleden, de narcotiseur die alleen geroepen wérd voor grote opera ties en de medicus die verantwoordelijk is voor de algehele toestand van de patiënt die een operatie ondergaat. Geruime tijd vóór de operatie vergewist hij zich van de toestand van de patiënt. Daar moet de narcose bij worden aangepast. Dat is voor iemand die een onbetekenende ope ratie ondergaat even belangrijk als voor iemand, die voor een hersen- of hartoperatie naar het ziekenhuis komt. De zaak-Mia Versluis bewijst dat. Het gebruik van geneesmiddelen, zoals bloeddrukverlagende en kalmerende midde len en bijnierschorspreparaten, kunnen ern stige gevolgen hebben tijdens een narcose. Daarom moet de narcotiseur weten of zijn patiënt dergelijke middelen gebruikt. Men sen die dergelijke dingen verzwijgen - en die zijn er nemen ernstige risico's en ze kunnen het chirurgische team dat hen moet behandelen voor grote problemen stellen. „Het gebruik van geneesmiddelen neemt zo ongelooflijk snel toe," zegt dokter Ree ser, „dat wij er altijd rekening mee moeten houden." Nu is de anesthesist mét zijn apparatuur wel zo mans dat hij onverwachte ongunstige effecten tijdens een operatie haast altijd ten goede kan keren. En daarom is de bewaking tijdens en na de operatie van zo groot belang. Door de ernstige gevolgen die een ver keerde narcose kan hebben is de anesthesist, juridisch gesproken bijzonder kwetsbaar. Als een chirurg een fout maakt tijdens een grote operatie dan is dat voor de buitenwereld gewoon een deel van het risico dat zo'n operatie meebrengt. Maakt de narcotiseur een fout en de patiënt gaat dood dan wordt dat als onaanvaardbaar en onbegrijpelijk ervaren. Er worden momenteel eisen opgesteld, waaraan de apparatuur moet voldoen om fouten tijdens de narcose te voorkomen, vooral verwisseling van lachgas- en zuurstof- cilinders. „Wij hopen op een regeling van overheids wege met scherpe controle," aldus dokter Reeser. Het is een logische ontwikkeling dat de narcotiseur de patiënt ook na de operatie nog geruime tijd in observatie krijgt. De geopereerde verkeert, als hij de operatie kamer verlaat, in een uiterst labiele toe stand. De invloeden van een narcose, die zijn bewustzijn en reflexen uitschakelden, zijn nog niet uitgewerkt. Mocht er een compli catie optreden dan is de narcotiseur, die precies weet wat er met de man aan de hand is, de aangewezen figuur om die invloeden min of meer ongedaan te maken. Ook voor de narcotiseur heeft die nazorg evenals de zorg vooraf een voordeel. Hij krijgt contact met de patiënten en kan hen daadwerkelijk bijstaan door hun angst voor de operatie en speciaal de narcose weg te nemen. „Hij zou anders alleen maar met machines en bewusteloze mensen te maken hebben," zegt prof. Keuskamp. De anesthesisten willen omdat ze anders handen te kort komen speciaal opgeleide verpleegsters hebben, die hen kunnen helpen met het maken van injectievloeistoffen, de bediening van de apparatuur en de bewaking van patiënten. In veel ziekenhuizen wil men daar nog niet aan, maar de narcotiseurs blijven erop hameren. Bovendien vinden zij het niet verantwoord om als zij plotseling elders in het ziekenhuis nodig zijn hun patiënt over te laten aan mensen die geen speciale opleiding hebben. Omdat zij voorts regelmatig met meer dan, één narcose tegelijk bezig zijn, moeten ze tóch de mogelijkheid hebben om een patiënt enige tijd alleen te laten. Deze kwestie heeft ook te maken met de toekomstige behoefte aan anesthesisten, waar een onderzoek naar wordt ingesteld. Daarbij rijst natuurlijk de vraag of het zo moet blijven dat een anesthesist met ver schillende operaties tegelijk bezig kan zijn. Wordt dat op de lange duur niet wenselijk geacht, dan zal het nog wel even kunnen duren eer het tekort aan anesthesisten is ingelopen. Legt men zich erbij neer, dan is er op een termijn van een jaar of vier van een tekort vermoedelijk geen sprake meer. Prof. Keuskamp, die veertien assistenten in opleiding heeft, gelooft dat tfr bij de jonge artsen voldoende animo bestaat voor de anesthesie. Waarom? Daar weet dokter Reeser het antwoord op. „Het is een uitermate boeiend vak," zegt hij. „Je werkt met heel veel specialisten samen. Hoewel je superspecialist bent iemand die zich beweegt op een heel klein stukje van de medische wetenschap heb je te doen met vrijwel alle gebieden van de geneeskunde. Bovendien, het idee, dat je mensen in hun vaak ellendige situatie vóór een operatie kunt geruststellen en een zeker vertrouwen kunt geven is van grote betekenis. Het zijn daarbij niet alleen woorden. Je kunt de angst echt wegnemen. Met de huidige moge lijkheden is er geen reden voor vrees. De patiënt is doodgewoon in oneindig veel veiliger handen dan vroeger."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 13