De angsten van het Gereformeerd V redesberaad Zonder de is het leven zinloos De gemeente moet op de helling Joods-christelijke studie over het Nieuwe Testament naar Nederlands initiatief Theorie Citaten Nieuwe gedachten Het zal geen toevalligheid zijn dat zo weinige weken voordat in Sneek de generale synode der Gereformeerde Kerken bijeen komt, er een boekje is verschenen van „Het gereformeerde Vredesberaad" (bij J. H. Kok N.V. te Kampen prijs f 7,90). Deze synode zal zich namelijk ook bezig moeten houden met de vraagstukken van oorlog en vrede daarvoor was een deputaatschap benoemd maar zoals bekend zijn deze deputaten niet tot een eensgezind rapport kunnen komen. „Meegeno men voor de vrede" zo heet het boekje is bedoeld om de synode te beïnvloeden daarover hoeft geen twijfel te bestaan. De groep van omstreeks twiatig mensen die tezamen dit Gereformeerd Vredesberaad voeren, wensen van de synode een uitspraak over het hebben en ge bruiken van kernwapens en naar hun mening zal die uitspraak een duidelijk en ongenuanceerd „neen" moeten zijn. In de brief die zij twee jaar geleden tot de synode richtten hebben ze dat al betoogd nu hebben ze hun woorden nog eens willen onderstrepen door ener zijds allerlei uitspraken te publiceren die door verschillende kerken en kerkelijke leiders in verschillende landen over dit vraagstuk zijn gedaan en door anderzijds nader in te gaan op de bezwaren die in Nederlandse gereformeerde kring tegen hun optreden en opvattingen zijn inge bracht. Geen zinnig mens zal het ontken nen: de atoombom, de water stofbom of welk ander monstrum ook van de a-b-c-wapens, had nooit vervaardigd mogen worden. En nadat op Hiroshima de eerste bom gevallen was en men de on menselijke uitwerking had gezien, toen had het besluit genomen moe ten worden: „Dat nooit meer!" En men had de consequentie moeten trekken en alle tot dat ogenblik vervaardigde atoomwapens moeten vernietigen. Dat is niet gebeurd. In tegendeel, de Amerikanen zijn met de grootst mogelijke spoed doorge gaan op de weg van de atoombe wapening, op de voet gevolgd door de Russen en nu ook door de Chi nezen. Er liggen in de wereld zo veel atoomwapens opgeslagen dat het mogelijk is in weinige uren tijds alle leven op aarde te vernie tigen het is de meest huivering wekkende wetenschap die de mens van onze dagen met zich mee draagt. Moet dat zo blijven? Moet de mensheid maar gelaten het ogen blik afwachten waarop de lont in het atoomvat wordt geworpen? Of moeten we met z'n allen in opstand komen tegen deze God en mensen onterende situatie? Moeten we niet liever alles, maar dan ook letter lijk alles, inclusief onze vrijheid en ons leven, riskeren om te voorko men dat ooit de aarde op die ma nier ten onder gaat? Het antwoord van de mannen van het Gerefor meerd Vredesberaad (voorzitter: prof. dr. J. Verkuyl) op deze vra gen is duidelijk en onomwonden: „Ja, dat moeten we!" En ze doen alles wat in hun vermogen ligt om de mensheid van dit standpunt te doordringen. Natuurlijk roept dat weerstanden op. Komen er vragen in deze geest: „Stel dat we in de jaren '40-'45 voor de keus hadden gestaan: óf met be hulp van de atoombom nazi-Duits- land vernietigen óf in slavernij wor den weggevoerd hadden we dan het laatste moeten kiezen?" Een vraag waarop menige ex-concentra tiekamp-bewoner het antwoord vlug klaar zal hebben! Terecht? Dat is nu juist de vraag waar het alles om draait! Want men kan theoretise ren over het al dan niet bestaan van rechtvaardige oorlogen en over de vraag welke wapens net nog wel en welke wapens net niet meer gebruikt mogen worden het blijft voor de meeste mensen allemaal theorie die toch geen stand houdt als men ge steld wordt tegenover de concrete stuatie. Een situatie bijvoorbeeld als het nazisme. Het kost geen enkele moeite om het van harte eens te zijn met de theorie zoals prof. dr. Verkuyl die in dit boek ontwikkelt. Hij stelt: „Bij de bezinning op het oorlogsvraag- stuk hebben de kerken in vorige eeuwen altijd beklemtoond dat een oorlog alleen dan als „ultima ratio,,, als laatste middel gewettigd is als ze de gerechtigheid dient en als de middelen die aangewend worden in staat zijn dat doel te dienen. Wan neer men ten aanzien van de abc- wapens en de zogenaamde radiolo gische wapens-in-aanbouw de vraag stelt naar de relatie van middelen en doeleinden dan is het onloochen baar dat het gebruik van déze wa pens de verhouding van middelen en doeleinden geheel ondersteboven keert. Deze wapens kunnen de ge rechtigheid niet dienen, want zij ver nietigen alles wat met de gerechtig heid te maken heeft. Het aanmaken van, het dreigen met en het als eer ste of in reactie gebruik maken van deze wapens is daarom niet alleen zondig - het is door en door dui vels. Deze wapens zijn niet slechts in rhetorische maar ook in letter lijke zin helletuig. Demonisch is immers de wil tot algemene vernie tiging van Gods goede aarde en van allen die deze planeet bewonen. Dat is het karakter en doel van hem die „de mensenmoordenaar is van de aanvang af". Maar hier rijzen dan ook al de eerste vragen. Bij voorbeeld: „Kan prof. Verkuyl iemand op deze we reld aanwijzen die „de wil heeft tot algemene vernietiging van Gods goe de aarde en allen die deze planeet bewonen?" Wij geloven niet dat zo iemand bestaat maar dan heeft het ook weinig zin om hem bij voor baat al voor „demon" uit te maken! En een andere vraag: „Waren de 50 kg bommetjes die de Duitsers ge bruiken om Rotterdam plat te gooi en, geen „heletuig"? Was de knots waarmee Kaïn zijn broeder Abel doodsloeg geen „helletuig"? Waar ligt van ethisch standpunt uit bezien het principiële verschil tussen die knots en de atoombom?" Dan kan men natuurlijk wat prof. Verkuyl dan ook ijverig doet de verschrik kingen van de atoombom uitstallen en berekeningen ten beste geven hoeveel miljoen mensen er omkomen bij hoeveel megaton, maar dan praat men alleen maar over de angst. Maar hoe levensgroot die angst ook is, ze hoort in een boek als dit op het tweede plan te komen. Omdat men door al te veel nadruk te leggen op de demonische kracht van het ma teriaal, de kans loopt de demoni sche krachten in de mens naar de achtergrond te schuiven. En die zijn sterker dan welk materiaal ook. Het lijkt alsof prof. Verkuyl dat niet wil zien. Als hij tot een con crete politieke uitwerking komt, lijkt hij plotseling het volste vertrouwen in de mensen te hebben. Hij wil naar een totale denuclearisatie en dat zal ieder met hem eens zijn. Als eerste stap op die weg ziet hij de moge lijkheid dat de landen van het NA- VO-Pact en het Warschau-Pact be sluiten tot denuclearisatie van de Atlantische Oceaan tot aan de west grenzen van Rusland. En dan letter lijk: „Zowel in die landen die on der de hegemonie van Rusland leven als in West-Europa is het mogelijk de publieke opinie te beïnvloeden en de politieke partijen aan te moedi gen om de bestaande pacten zodanig te herzien dat het bovengenoemde gebied ontdaan wordt van taktische atoomwapens en alle andere arsena len van de abc-wapens". Dit is pure nonsens. Prof. Verkuyl moet van Tsjecho-Slowakije toch wel geleerd hebben, dat in de landen achter het ijzeren gordijn niét de publieke opi nie en niet de politieke partijen de koers bepalen. En dat van beïnvloe ding van die publieke opinie geen sprake is als het Kremlin dat niet wil! Trouwens, als het zo gemakkelijk zou zijn als prof. Verkuyl het hier voorstelt, heeft hij dan niet de stel lige overtuiging dat iedere politicus met verantwoordelijkheidsbesef en die zijn er toch heus! die kans al lang zou hebben aangegrepen? Een man als Luns kan men toch niet verwijten dat hij de dreiging van de atoombom niet onderkent! Met deze tegenwerpingen zit men echter al midden in de vragen en antwoorden die het grootste deel van dit boek in beslag nemen. Er wordt ingegaan op negen vragen, hetzij rechtstreeks gesteld aan de mensen van het Vredesberaad dan wel door hen zelf geformuleerd naar aanlei ding van in artikelen en op discus siebijeenkomsten opgeworpen bezwa ren. Die vragen variëren van „Is de les van München en van de tweede wereldoorlog alweer vergeten?" tot „Waar blijft de duidelijke bijbelse argumentatie?" Aan de beantwoor ding is door de meeste leden van het Vredesberaad deelgenomen: tel kens wordt door een aantal van hen een visie gegeven, waarbij de onder linge verschillen niet verheime lijkt worden. En dat maakt het le zen tot een boeiende en ook wel in drukwekkende bezigheid. Om een in druk te geven van de argumenta tie twee citaten. Het eerste is afkom stig van de journalist B. van Kaam en het is een deel van zijn antwoord op de vraag of de les van München alweer vergeten is. Hij schrijft: „Het is even onjuist te beweren dat het communisme in het Rus sische optreden in Tsjecho-Slowa kije zijn „ware aard" liet zien als om vol te houden dat „het chris tendom" zijn ware aard toonde in de kruistochten, de jodenvervolgin gen, de slavenhandel, het kolonia lisme, de concentratiekampen (om te beginnen die van het christe lijke Engeland in de Boerenoor log), de apartheidspolitiek, de uit vinding en het gebruik van de atoombom, de rooftochten van het christelijke Duitsland in Rusland, de wapenleveranties aan Nigeria en het Amerikaanse optreden in Vietnam, om slechts enkele han delingen van christelijke volkeren te noemen die alle in naam van gevoerd. Het lijkt me beter te wij- gevoerd. Het lijkt me beter te wij zen op Martin Luther King ter illustratie van de „ware aard" van het christendom". Het is niet moeilijk om in dit stuk je de verbittering te onderkennen! Het tweede citaat is afkomstig van de heer J Simonse te Dordrecht, de secretaris van het Vredesberaad. Hij schrijft over machtsevenwicht en een zijdige ontwapening en vervolgt dan: „Brengt eenzijdige ontwapening dan geen risico's mee In de eerste plaats moet hier genoemd worden de reële mogelijkheid dat het eenzijdig afzien van nucleaire oorlogsvoorbereidingen door het democratische Westen zou leiden tot het aanmoedigen (sommigen menen: tot het uitlokken) van agressieve daden tegen het ont wapende Westen of althans tegen kleinere landen die vroeger be schermd werden door het nu cleaire areaal. Het is moeilijk om dit argument enigermate gerust stellend of bevredigend te weerleg gen. Men zou kunnen stellen dat deze angst overdreven is omdat er agressieve bedoelingen worden verondersteld die mogelijk niet bestaan en dat de allesoverheer sende veronderstelling dat alleen de nucleaire afschrikking een in vasie van de horden tegenhoudt, een sterk emotioneel geladen drogbeeld is. Doch ik geef toe dat dit een zwak antwoord is. Een be ter antwoord zou zijn erop te wij zen dat dit gevaar zelf reeds ge tuigt van de tragische ironie van het feit, dat wij door al ons ver trouwen te stellen in wapens, die wij nimmer mogen gebruiken, ons zelf reeds hulpeloos hebben ge maakt tegenover elke potentiële .aanvaller die wil zien of wij onze dreigementen waar durven maken. In dit licht bezien zou de keuze voor eenzijdige ontwapening ons juist dwingen om andere verdedi gingsmiddelen te ontwikkelen die zowel moreel toelaatbaar als effec tief zouden zijn (het citaat is van Gordon Zahn). Wie gaat in de weg van de geboden mag vertrouwen, dat zijn gehoorzaamheid gezegend wordt: in het houden van Gods ge boden is grote loon". Sterke argumenten? Voor wie het ermee eens is wel maar ze overtui gen niet degenen die het er niet mee eens zijn. Dat is in heel deze mate rie de moeilijkheid. En omdat het gaat over zulke belangrijke vragen, vragen waarmee leven en dood zijn gemoeid, worden het ja en het neen dikwijls zo emotioneel tegenover el kaar gestéld. In de inleiding op de vragen en antwoorden wordt ver teld van een mede-kerklid die aan het Gereformeerd Vredesberaad schreef: „De Radicalen van het Ge reformeerd Vredesberaad hebben ons in ieder geval duidelijk gemaakt hoezeer het gezwel van de langzame vergiftiging der geesten reeds is doorgevreten in ons totale bestaan. Rusland en China zullen zeer tevre den zijn over het Gereformeerd Vre desberaad". Het antwoord hierop van de schrijvers luidt: „Met dit ene voorbeeld van gebrek aan geheilig de gespreksmethoden willen wij vol staan. Het spore de volgende Syno de aan een deputaatschap te benoe men met als opdracht het doen pu bliceren van een „handleiding" voor het voeren van een gewetensstrijd volgens „geheiligde" methodes, bij alle meningsverschillen tussen broe ders over leerstellige, ethische en kerkrechtelijke zaken. Een dergelijk Vredesberaad ware niet overbodig". Aardig gezegd maar de schrij vers vergeten dat zij zelf ook niet vrijuit gaan in dit opzicht. Zij ver wijten ieder die de atoombom niet afkeurt dat hij of zij meewerkt aan een duivelsdienst, in dienst staat van de duivel dus en dat is geen kleinigheid! Dat daarop nogal emo tioneel gereageerd wordt is niet ver wonderlijk! Blijft de vraag of het allemaal zo emotioneel moet. Of hier niet teveel gewerkt wordt met de angst en te weinig met het vertrouwen in God, die hemel en aarde regeert. De atoombom is er helaas! En hij blijft er helaas! Geve God dat hij nooit meer gebruikt zal worden. Hij is de almachtige en misschien zal hij de prediking van zijn Kerk hier voor gebruiken. Zo ik naar de mens tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt wor den? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. 1 Kor. 15:32. In deze weken na het Paasfeest blijft het Paasevangelie tot ons door klinken. Jezus Christus heeft principi eel, eens en voor altijd de dood over wonnen. Daarom is de dood de laatste vijand, die teniet gedaan wordt. In de ze donkere wereld, die geen enkel uit zicht biedt, is in de opstanding van Christus een venster geopend, dat uit zicht biedt op de toekomst. Dat kan ons alleen troosten, als wij in dit le ven de stem van de góede Herder ge hoord hebben, en als wij daartoe tot het geloof in Hem gebracht zijn. Want die in Hem gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven. De opstanding van Christus is ons dan toch een garantie van onze zalige opstanding. Aan de dood is niet het laatste woord, maar het laatste woord is aan Hem, die de dood heeft overwonnen. Als er geen opstanding der doden is, is Christus ook niet opgewekt. Dan is alles hopeloos. Maar nu, Christus is opgewekt. Er zijn een hele reeks ge tuigen, om dit feit te bevestigen. Denk u dat eens even in, dat Chris tus in de macht van de dood zou zijn gebleven. Dan kunnen ook Gods kin deren niet verder zien dan het donke re graf. Dan is het hele leven totaal zinloos. Indien ik naar de mens, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, als de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. In Efeze heeft Paulus met wilde dieren gevochten. Dit is de enige plaats in de Bijbel, waar de apostel over dit feit spreekt. Wij hebben dit zeker niet let terlijk te verstaan. Paulus mocht tot de straf, het vechten met blote handen met de leeuwen, niet veroordeeld wor den. Want hij was Romeins burger. Stel, dat dit toch gebeurd was en hij was op een wonderbaarlijke wijze aan het gevaar des doods ontkomen, net als Daniël, dan zou ons dit wel op een andere plaats in het Nieuwe Testa ment meegedeeld zijn, of Paulus zou er hier wel duidelijker over gesproken hebben. Neen, Paulus heeft het in zijn leven vaak ondervonden, dat mensen, ook godsdienstige mensen, zich beest achtig kunnen gedragen. Zij kunnen op ons aanvallen als wilde dieren. Dit is de ervaring in dit leven van de Chris ten, maar in het bijzonder van de dienstknecht van Christus. Waarschijn lijk behoeven wij hier nog niet eens te denken aan het oproer dat in Efeze ontstaan is onder leiding van Deme trius. Toen hebben de mensen in Efe ze zich tegen Paulus en zijn medear beiders als wilde beesten gekeerd. Naar de mens, dat is naar de mens gespro ken, heeft de apostel in Efeze met beesten gevochten. Natuurlijk kunnen wij ons afvragen of Paulus zelf deze tegenstand niet heeft veroorzaakt. Wij weten, dat hij in zijn werk alles op alles gezet heeft, om zondaren voor Christus te winnen. Maar de verkondiging van het evan gelie roept ook tegenstand en vijand schap op bij degenen, die het verwer pen. Dit evangelie moest de apostel prediken, want de nood was hem op gelegd. Hij predikte Jezus Christus en die gekruisigd, die door de dood is in gegaan tot het leven. Kijk, als wij zien hoe ellendig en ongelukkig de mensen zijn, die zonder God en de Here Jezus leven, laat dat ons niet onbewogen. Dan kunnen wij de mensen zo maar niet aan hun lot overlaten. Vandaar dat Paulus gedrongen werd, om allen, die God op zijn weg plaatste, op te roepen tot geloof en bekering. Wie toch in Christus gelooft, die is in Hem met God verzoend en wordt in Hem behouden van de toekomende toorn. En als deze boodschap door de kracht van de Heilige Geest doordringt in de harten van zondige mensen, komt er een totale verandering in het leven. Ik leef, maar niet meer ik, maar Chris tus leeft in mij. Maar dan komt ook het verzet van de kant van hen, die voor de waarheid Gods niet willen buigen. Dat heeft de apostel moeten ondervinden. Zijn leven stond erbij op het spel. Maar, zegt Paulus dan, die bereid is tot het uiterste de consequenties te dragen van zijn Christen-zijn en van zijn dienstknecht van Christus zijn, wat baat mij dat alles nu, als de do den niet opgewekt worden. Want als de doden niet opgewekt worden, is Christus ook niet opgewekt. Dan is er geen oordeel, dan is er geen open ven ster naar de toekomst gericht. Dan is dit leven zinloos, dan is alle onze ar beid in het Koninkrijk Gods nutteloos. Laten wij dan hier maar eten en drin ken, want morgen sterven wij. Dat is de manier van leven van velen, die zeggen dat dood dood is. Natuurlijk, dat eten en drinken kan ook in 't nette gebeuren. Als wij hier ons natje en droogje maar hebben. Als wij maar houden, wat we hebben. Want dat is ook niet zo heel zeker. Er zijn er ook duizenden, die met de weelde geen raad weten. Zij leven als de rijke man, iedere dag vrolijk en prachtig. Ja, want morgen komt de dood. Zouden wij dan niet uit het leven halen, wat er uit gehaald kan worden? Want met de dood valt het scherm, dan is het voorgoed uit. Daarom, laat ons zo min mogelijk ons zorgen maken. En laten wij ook de ander zoveel mogelijk in zijn waarde laten. Maar eigenlijk is dan het leven door de gedachte aan de dood als het absolute einde, een heel trieste zaak. Want dat eten en drin ken moet dan de sombere gedachten aan de dood camoufleren. Maar dit is niet de visie van de apostel, en dit is ook niet de geloofs visie van Gods kinderen. Aan de dood is niet het laatste woord. Want Paulus mag het evangelie verkondigen van Hem, die in Zijn lijden en sterven de schuld heeft weggedragen. Hij stond op in onverderfelijkheid, opdat een ie der, die in Hem gelooft het eeuwige leven hebbe. Als wij dit evangelie niet horen, zinken wij aan het einde van ons leven dieper weg dan het graf. Wij hebben een eeuwigheidsbestem ming. De Here wil evenwel onze dood niet. Hij wil, dat wij de zaligheid bui ten onszelf in Christus zoeken. Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Dan krijgt van hieruit ons leven uitzicht, dan is het zinvol, om hier de strijd te strijden, die er in het geloof moet worden ge streden. Veenendaal. Ds. A. Wisgerhof. „De gereformeerde kerken kunnen hun roeping in de wereld niet goed vervullen als ze geen veranderingen aanbrengen in hun kerkelijke or ganisatie". Dat is de conclusie waar toe een studiecommissie van acht sociologen, theologen en andere des kundigen gekomen is en die men vinden kan in hun rapport „Kerk in perspectief" dat dezer dagen is ge- pubiceerd en bestemd is voor de generale synode van de gerefor meerde kerken die op 13 mei te Sneek wordt geopend. Opdracht tot deze studie over de structuur van de gemeente gaf de synode vier jaar geleden. Die conclusie zal voor de meeste gere formeerden geen nieuw geluid zijn: er is en wordt dikwijls kritiek geuit op de structuur van de plaatselijke kerk omdat die naar veler mening niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Men vindt die kritiek te rug in het rapport. Heel kort samen gevat komt het hierop neer: de huidige structuur van de ge- Zonder noemenswaardige ruchtbaarheid wordt thans door christelijke en Joodse geleerden aan een project ge werkt, dat van wereldbelang zal blijken te zijn. Het is het onderzoek en de beschrijving van de Joodse achter gronden van het Nieuwe Testament. Aan dit project, dat enige jaren in beslag zal nemen, werken rooms-ka- tholieke, protestantse en Joodse geleerden eendrachtig samen. Het zijn niet alleen geleerden uit Nederland, maar uit de gehele wereld. Wel berust het redactiesecre tariaat van het project, dat de Latijnse werktitel Com pendia Rerum Iudaicarum ad Novum Testamentum heeft gekregen, bij de Nieuw Testamenticus, dr. W. J. Burgers te Amsterdam en worden de redactievergade ringen in ons land gehouden. Dat behoeft geen verwon dering te wekken, want het plan is enige jaren gele den in Nederland ontwikkeld op een bij Bergen aan Zee gehouden bijeenkomst van Joden en christenen. Aan die bijeenkomst werd deelgenomen door prof. dr. David Flusser, hoogleraar in de geschiedenis van het vroege christendom aan de Hebreeuwse universiteit in Jeruza lem. Hoewel in het begin een aantal geleerden sceptisch stond tegenover een Joods-christelijke studie over de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament, vond het Nederlandse idee alom zoveel weerklank, dat re- centelijk aan hoogleraren van de Hebreeuwse Universi teit opdracht kon worden gegeven een begin te maken met het schrijven van de eerste twee delen. Deze delen zullen handelen over de verschillende facet ten van het joodse leven ten tijde van het vroege chris tendom, in de eerste en tweede eeuw. De redactie van deze delen berust mede bij dr. W. C. van Unnik, hoogleraar in het Nieuwe Testament aan de universiteit van Utrecht. Het gehele project, dat in het Engels, Duits, Frans en Spaans zal verschijnen, staat onder de coördinerende re dactie van dr. M. de Jonge, hoogleraar in het Nieuwe Testament aan de universiteit van Leiden, dr. R. Le Déaut, hoogleraar aan het Pauselijk Bijbelinstituut in Rome en dr. S. Safran, hoogleraar aan de Hebreeuwse universi teit te Jeruzalem. Dat het werk, dat tien delen zal omvatten, alsmede een deel voor de index en een deel met illustraties, in zovele talen zal uitkomen, heeft meer een ideëel dan een com mercieel doel. Indien het alleen een wetenschappelijke opzet zou hebben, dan zou het voldoende zijn indien het project in één van de moderne talen zou verschijnen. He; is echter de bedoeling, dat ook anderen dan alleen weten schapsbeoefenaars kennis nemen van de wetenschappe lijke verhandelingen. Met dat oogmerk ook hebben het American Jewish Committee en de Evangelische Kirche in West-Duitsland subsidies verstrekt. Ook de coördine rende uitgever, Paul Brand in Hilversum, ziet het werk, dat naar verwachting in 1975 gereed zal zijn, niet als een commercieel project. Het eerste deel zal mogelijk volgend jaar verschijnen. Niet alleen de vondsten van de Dode-Zeerollen maken het noodzakelijk dat een nieuw handboek verschijnt over de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament. Het is veelal tot de christenen niet doorgedrongen, dat het be gin van het christendom een Joodse beweging is geweest. Als aan het Jodendom uit het verleden wordt gedacht, dan wordt het steeds vereenzelvigt met dat uit de tijd van het Oude Testament, maar zelden met dat uit de pe riode van het Nieuwe Testament. Ook de Joden zelf zijn er niet van doordrongen, dat de historie van het vroege christendom een stuk joodse geschiedenis is. Ten slotte waren Jezus en Paulus Joden en is het chris tendom oorspronkelijk als een Joodse stroming, door en met Joden gegroeid. Geleerden van de Hebreeuwse uni versiteit, die aan het project meewerken, krijgen voor dit facet van de tijd van de Talmoed en Misjna steeds meer belangstelling. Ongetwijfeld komt dat ook door de vond sten van de Dode-Zeerollen waaruit blijkt, dat er Joodse groepen bestonden die, hoewel de Joodse gebruiken en geboden nalevend, er gedachten op nahielden die grote overeenkomsten met het vroeg-christelijk denken verto nen. De resultaten van de studie van deze Dode-Zeerol len zullen in het nieuwe handboek worden verwerkt. In feite is sen dergelijk werk, waarvan de invloed niet te overzien valt, nog nimmer geschreven. Weliswaar be staan er sinds de zeventiende eeuw standaardwerken die de ontstaansgeschiedenis van het christendom belichten vanuit de Joodse bronnen, maar dit waren werken door individuele christelijke geleerden geschreven. Zij inter preteerden daarbij het Jodendom en de Joodse bronnen eenzijdig naar christelijke opvattingen. Bij het huidige Compendia-Project werken Joodse en christelijke geleer den op gelijk niveau samen en worden de bronnen zo ob jectief mogelijk bestudeerd. Dat zoveel geleerden van grote godsdienstige verscheidenheid en uit zoveel landen aan dit project willen meewerken is een compliment voor de Nederlandse opvatting van de oecumene. meente is te zeer naar binnen ge richt. Ze is te weinig open naar niet-kerkleden en niet-gerefor- meerde kerkleden; ze biedt te weinig zicht op de sa menleving en op de vragen die daar aan de orde zijn; ze is te weinig gericht op de ta ken die de kerk heeft te vervullen en de gemeente wordt te weinig ge zien als daagster van alle bedoe lingen van de kerk. In „Kerk in perspectief" tracht men hierin verandering te brengen. Heeft men wegen gezocht voor een dusda nige structuur dat ieder gemeente lid alle kans krijgt om zijn gaven en werkkracht in dienst van de kerk te stellen. Allereerst door een veran derde opzet. Men wil de huidige wijksgewijze indeling der pastorale werkzaamheden loslaten en ver vangen door meer op de diverse groeperingen en leefsituaties afge stemde indelingen. Een dergelijke aanpak zal waarschijnlijk met zich brengen dat vele plaatselijke ge meenten te klein zijn grotere ver banden in de vorm van streekge- meenten en groot-stedelijke gemeen ten bieden meer mogelijkheden tot een gevarieerde aanpak van het werk. Hoe krijgt men binnen deze lossere en grotere verbanden toch het gewenste contact en de noodzakelijke activitei ten die van een kerk een krachtcen trum ..naken? De commissie stelt voor om voor een nauwkeurige re gistratie van de zorgen en noden binnen de gemeente contactpersonen in te schakelen. Per tien gezinnen zou er een contactpersoon moeten zijn die nagaat wat er leeft onder de mensen en die de vragen kan verde len over de daarvoor geschikte ambtsdragers en gemeenteleden. Uit het bovenstaande blijkt al dat er ook verandering zal moeten komen in „de ambten" al naar gelang de verschillende bedoelingen van de kerk zal er meer ruimte moeten ko men voor specialisatie. Specialisatie in prediking en pastoraat' gericht namelijk op soms totaal verschillen de levensverbanden. Dat zal dan leiden tot nieuwe predikingsvormen forumprediking, dialogische predi king, prediking door gemeenteleden enzovoorts. „Prediking zo zegt de commissie behoeft immers niet aan de predikant voorbehouden te blijven als het zijn specialisme niet is of als hij door onvoldoende kennis van bepaalde zaken niet de meest aan gewezen persoon is om het Woord van God daarover te ontvouwen".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 17