De angsten
van
het
Gereformeerd
V redesberaad
Zonder de
is het leven zinloos
De gemeente moet
op de helling
Joods-christelijke studie over het Nieuwe Testament
naar Nederlands initiatief
Theorie
Citaten
Nieuwe gedachten
Het zal geen toevalligheid zijn dat zo weinige weken voordat in Sneek
de generale synode der Gereformeerde Kerken bijeen komt, er een
boekje is verschenen van „Het gereformeerde Vredesberaad" (bij J. H.
Kok N.V. te Kampen prijs f 7,90). Deze synode zal zich namelijk
ook bezig moeten houden met de vraagstukken van oorlog en vrede
daarvoor was een deputaatschap benoemd maar zoals bekend zijn deze
deputaten niet tot een eensgezind rapport kunnen komen. „Meegeno
men voor de vrede" zo heet het boekje is bedoeld om de synode
te beïnvloeden daarover hoeft geen twijfel te bestaan. De groep van
omstreeks twiatig mensen die tezamen dit Gereformeerd Vredesberaad
voeren, wensen van de synode een uitspraak over het hebben en ge
bruiken van kernwapens en naar hun mening zal die uitspraak een
duidelijk en ongenuanceerd „neen" moeten zijn. In de brief die zij
twee jaar geleden tot de synode richtten hebben ze dat al betoogd
nu hebben ze hun woorden nog eens willen onderstrepen door ener
zijds allerlei uitspraken te publiceren die door verschillende kerken en
kerkelijke leiders in verschillende landen over dit vraagstuk zijn gedaan
en door anderzijds nader in te gaan op de bezwaren die in Nederlandse
gereformeerde kring tegen hun optreden en opvattingen zijn inge
bracht.
Geen zinnig mens zal het ontken
nen: de atoombom, de water
stofbom of welk ander monstrum
ook van de a-b-c-wapens, had
nooit vervaardigd mogen worden.
En nadat op Hiroshima de eerste
bom gevallen was en men de on
menselijke uitwerking had gezien,
toen had het besluit genomen moe
ten worden: „Dat nooit meer!" En
men had de consequentie moeten
trekken en alle tot dat ogenblik
vervaardigde atoomwapens moeten
vernietigen. Dat is niet gebeurd. In
tegendeel, de Amerikanen zijn met
de grootst mogelijke spoed doorge
gaan op de weg van de atoombe
wapening, op de voet gevolgd door
de Russen en nu ook door de Chi
nezen. Er liggen in de wereld zo
veel atoomwapens opgeslagen dat
het mogelijk is in weinige uren
tijds alle leven op aarde te vernie
tigen het is de meest huivering
wekkende wetenschap die de mens
van onze dagen met zich mee
draagt.
Moet dat zo blijven? Moet de
mensheid maar gelaten het ogen
blik afwachten waarop de lont in
het atoomvat wordt geworpen? Of
moeten we met z'n allen in opstand
komen tegen deze God en mensen
onterende situatie? Moeten we niet
liever alles, maar dan ook letter
lijk alles, inclusief onze vrijheid en
ons leven, riskeren om te voorko
men dat ooit de aarde op die ma
nier ten onder gaat? Het antwoord
van de mannen van het Gerefor
meerd Vredesberaad (voorzitter:
prof. dr. J. Verkuyl) op deze vra
gen is duidelijk en onomwonden:
„Ja, dat moeten we!" En ze doen
alles wat in hun vermogen ligt om
de mensheid van dit standpunt te
doordringen.
Natuurlijk roept dat weerstanden
op. Komen er vragen in deze geest:
„Stel dat we in de jaren '40-'45 voor
de keus hadden gestaan: óf met be
hulp van de atoombom nazi-Duits-
land vernietigen óf in slavernij wor
den weggevoerd hadden we dan
het laatste moeten kiezen?" Een
vraag waarop menige ex-concentra
tiekamp-bewoner het antwoord vlug
klaar zal hebben! Terecht? Dat is
nu juist de vraag waar het alles
om draait! Want men kan theoretise
ren over het al dan niet bestaan van
rechtvaardige oorlogen en over de
vraag welke wapens net nog wel en
welke wapens net niet meer gebruikt
mogen worden het blijft voor de
meeste mensen allemaal theorie die
toch geen stand houdt als men ge
steld wordt tegenover de concrete
stuatie. Een situatie bijvoorbeeld als
het nazisme.
Het kost geen enkele moeite om
het van harte eens te zijn met de
theorie zoals prof. dr. Verkuyl die
in dit boek ontwikkelt. Hij stelt: „Bij
de bezinning op het oorlogsvraag-
stuk hebben de kerken in vorige
eeuwen altijd beklemtoond dat een
oorlog alleen dan als „ultima ratio,,,
als laatste middel gewettigd is als
ze de gerechtigheid dient en als de
middelen die aangewend worden in
staat zijn dat doel te dienen. Wan
neer men ten aanzien van de abc-
wapens en de zogenaamde radiolo
gische wapens-in-aanbouw de vraag
stelt naar de relatie van middelen
en doeleinden dan is het onloochen
baar dat het gebruik van déze wa
pens de verhouding van middelen en
doeleinden geheel ondersteboven
keert. Deze wapens kunnen de ge
rechtigheid niet dienen, want zij ver
nietigen alles wat met de gerechtig
heid te maken heeft. Het aanmaken
van, het dreigen met en het als eer
ste of in reactie gebruik maken van
deze wapens is daarom niet alleen
zondig - het is door en door dui
vels. Deze wapens zijn niet slechts
in rhetorische maar ook in letter
lijke zin helletuig. Demonisch is
immers de wil tot algemene vernie
tiging van Gods goede aarde en van
allen die deze planeet bewonen. Dat
is het karakter en doel van hem die
„de mensenmoordenaar is van de
aanvang af".
Maar hier rijzen dan ook al de
eerste vragen. Bij voorbeeld: „Kan
prof. Verkuyl iemand op deze we
reld aanwijzen die „de wil heeft tot
algemene vernietiging van Gods goe
de aarde en allen die deze planeet
bewonen?" Wij geloven niet dat zo
iemand bestaat maar dan heeft
het ook weinig zin om hem bij voor
baat al voor „demon" uit te maken!
En een andere vraag: „Waren de 50
kg bommetjes die de Duitsers ge
bruiken om Rotterdam plat te gooi
en, geen „heletuig"? Was de knots
waarmee Kaïn zijn broeder Abel
doodsloeg geen „helletuig"? Waar
ligt van ethisch standpunt uit bezien
het principiële verschil tussen die
knots en de atoombom?" Dan kan
men natuurlijk wat prof. Verkuyl
dan ook ijverig doet de verschrik
kingen van de atoombom uitstallen
en berekeningen ten beste geven
hoeveel miljoen mensen er omkomen
bij hoeveel megaton, maar dan praat
men alleen maar over de angst. Maar
hoe levensgroot die angst ook is, ze
hoort in een boek als dit op het
tweede plan te komen. Omdat men
door al te veel nadruk te leggen op
de demonische kracht van het ma
teriaal, de kans loopt de demoni
sche krachten in de mens naar de
achtergrond te schuiven. En die zijn
sterker dan welk materiaal ook.
Het lijkt alsof prof. Verkuyl dat
niet wil zien. Als hij tot een con
crete politieke uitwerking komt, lijkt
hij plotseling het volste vertrouwen
in de mensen te hebben. Hij wil naar
een totale denuclearisatie en dat zal
ieder met hem eens zijn. Als eerste
stap op die weg ziet hij de moge
lijkheid dat de landen van het NA-
VO-Pact en het Warschau-Pact be
sluiten tot denuclearisatie van de
Atlantische Oceaan tot aan de west
grenzen van Rusland. En dan letter
lijk: „Zowel in die landen die on
der de hegemonie van Rusland leven
als in West-Europa is het mogelijk
de publieke opinie te beïnvloeden en
de politieke partijen aan te moedi
gen om de bestaande pacten zodanig
te herzien dat het bovengenoemde
gebied ontdaan wordt van taktische
atoomwapens en alle andere arsena
len van de abc-wapens". Dit is pure
nonsens. Prof. Verkuyl moet van
Tsjecho-Slowakije toch wel geleerd
hebben, dat in de landen achter het
ijzeren gordijn niét de publieke opi
nie en niet de politieke partijen de
koers bepalen. En dat van beïnvloe
ding van die publieke opinie geen
sprake is als het Kremlin dat niet
wil!
Trouwens, als het zo gemakkelijk
zou zijn als prof. Verkuyl het hier
voorstelt, heeft hij dan niet de stel
lige overtuiging dat iedere politicus
met verantwoordelijkheidsbesef en
die zijn er toch heus! die kans al
lang zou hebben aangegrepen? Een
man als Luns kan men toch niet
verwijten dat hij de dreiging van de
atoombom niet onderkent!
Met deze tegenwerpingen zit men
echter al midden in de vragen en
antwoorden die het grootste deel van
dit boek in beslag nemen. Er wordt
ingegaan op negen vragen, hetzij
rechtstreeks gesteld aan de mensen
van het Vredesberaad dan wel door
hen zelf geformuleerd naar aanlei
ding van in artikelen en op discus
siebijeenkomsten opgeworpen bezwa
ren.
Die vragen variëren van „Is de
les van München en van de tweede
wereldoorlog alweer vergeten?" tot
„Waar blijft de duidelijke bijbelse
argumentatie?" Aan de beantwoor
ding is door de meeste leden van
het Vredesberaad deelgenomen: tel
kens wordt door een aantal van hen
een visie gegeven, waarbij de onder
linge verschillen niet verheime
lijkt worden. En dat maakt het le
zen tot een boeiende en ook wel in
drukwekkende bezigheid. Om een in
druk te geven van de argumenta
tie twee citaten. Het eerste is afkom
stig van de journalist B. van Kaam
en het is een deel van zijn antwoord
op de vraag of de les van München
alweer vergeten is. Hij schrijft:
„Het is even onjuist te beweren
dat het communisme in het Rus
sische optreden in Tsjecho-Slowa
kije zijn „ware aard" liet zien als
om vol te houden dat „het chris
tendom" zijn ware aard toonde in
de kruistochten, de jodenvervolgin
gen, de slavenhandel, het kolonia
lisme, de concentratiekampen (om
te beginnen die van het christe
lijke Engeland in de Boerenoor
log), de apartheidspolitiek, de uit
vinding en het gebruik van de
atoombom, de rooftochten van het
christelijke Duitsland in Rusland,
de wapenleveranties aan Nigeria
en het Amerikaanse optreden in
Vietnam, om slechts enkele han
delingen van christelijke volkeren
te noemen die alle in naam van
gevoerd. Het lijkt me beter te wij-
gevoerd. Het lijkt me beter te wij
zen op Martin Luther King ter
illustratie van de „ware aard" van
het christendom".
Het is niet moeilijk om in dit stuk
je de verbittering te onderkennen!
Het tweede citaat is afkomstig van
de heer J Simonse te Dordrecht, de
secretaris van het Vredesberaad. Hij
schrijft over machtsevenwicht en een
zijdige ontwapening en vervolgt
dan:
„Brengt eenzijdige ontwapening
dan geen risico's mee In de
eerste plaats moet hier genoemd
worden de reële mogelijkheid dat
het eenzijdig afzien van nucleaire
oorlogsvoorbereidingen door het
democratische Westen zou leiden
tot het aanmoedigen (sommigen
menen: tot het uitlokken) van
agressieve daden tegen het ont
wapende Westen of althans tegen
kleinere landen die vroeger be
schermd werden door het nu
cleaire areaal. Het is moeilijk om
dit argument enigermate gerust
stellend of bevredigend te weerleg
gen. Men zou kunnen stellen dat
deze angst overdreven is omdat
er agressieve bedoelingen worden
verondersteld die mogelijk niet
bestaan en dat de allesoverheer
sende veronderstelling dat alleen
de nucleaire afschrikking een in
vasie van de horden tegenhoudt,
een sterk emotioneel geladen
drogbeeld is. Doch ik geef toe dat
dit een zwak antwoord is. Een be
ter antwoord zou zijn erop te wij
zen dat dit gevaar zelf reeds ge
tuigt van de tragische ironie van
het feit, dat wij door al ons ver
trouwen te stellen in wapens, die
wij nimmer mogen gebruiken, ons
zelf reeds hulpeloos hebben ge
maakt tegenover elke potentiële
.aanvaller die wil zien of wij onze
dreigementen waar durven maken.
In dit licht bezien zou de keuze
voor eenzijdige ontwapening ons
juist dwingen om andere verdedi
gingsmiddelen te ontwikkelen die
zowel moreel toelaatbaar als effec
tief zouden zijn (het citaat is van
Gordon Zahn). Wie gaat in de weg
van de geboden mag vertrouwen,
dat zijn gehoorzaamheid gezegend
wordt: in het houden van Gods ge
boden is grote loon".
Sterke argumenten? Voor wie het
ermee eens is wel maar ze overtui
gen niet degenen die het er niet mee
eens zijn. Dat is in heel deze mate
rie de moeilijkheid. En omdat het
gaat over zulke belangrijke vragen,
vragen waarmee leven en dood zijn
gemoeid, worden het ja en het neen
dikwijls zo emotioneel tegenover el
kaar gestéld. In de inleiding op de
vragen en antwoorden wordt ver
teld van een mede-kerklid die aan
het Gereformeerd Vredesberaad
schreef: „De Radicalen van het Ge
reformeerd Vredesberaad hebben
ons in ieder geval duidelijk gemaakt
hoezeer het gezwel van de langzame
vergiftiging der geesten reeds is
doorgevreten in ons totale bestaan.
Rusland en China zullen zeer tevre
den zijn over het Gereformeerd Vre
desberaad". Het antwoord hierop
van de schrijvers luidt: „Met dit ene
voorbeeld van gebrek aan geheilig
de gespreksmethoden willen wij vol
staan. Het spore de volgende Syno
de aan een deputaatschap te benoe
men met als opdracht het doen pu
bliceren van een „handleiding" voor
het voeren van een gewetensstrijd
volgens „geheiligde" methodes, bij
alle meningsverschillen tussen broe
ders over leerstellige, ethische en
kerkrechtelijke zaken. Een dergelijk
Vredesberaad ware niet overbodig".
Aardig gezegd maar de schrij
vers vergeten dat zij zelf ook niet
vrijuit gaan in dit opzicht. Zij ver
wijten ieder die de atoombom niet
afkeurt dat hij of zij meewerkt aan
een duivelsdienst, in dienst staat
van de duivel dus en dat is geen
kleinigheid! Dat daarop nogal emo
tioneel gereageerd wordt is niet ver
wonderlijk!
Blijft de vraag of het allemaal zo
emotioneel moet. Of hier niet teveel
gewerkt wordt met de angst en te
weinig met het vertrouwen in God,
die hemel en aarde regeert. De
atoombom is er helaas! En hij
blijft er helaas! Geve God dat hij
nooit meer gebruikt zal worden. Hij
is de almachtige en misschien zal
hij de prediking van zijn Kerk hier
voor gebruiken.
Zo ik naar de mens tegen de
beesten gevochten heb te Efeze,
wat nuttigheid is het mij, indien
de doden niet opgewekt wor
den? Laat ons eten en drinken,
want morgen sterven wij.
1 Kor. 15:32.
In deze weken na het Paasfeest
blijft het Paasevangelie tot ons door
klinken. Jezus Christus heeft principi
eel, eens en voor altijd de dood over
wonnen. Daarom is de dood de laatste
vijand, die teniet gedaan wordt. In de
ze donkere wereld, die geen enkel uit
zicht biedt, is in de opstanding van
Christus een venster geopend, dat uit
zicht biedt op de toekomst. Dat kan
ons alleen troosten, als wij in dit le
ven de stem van de góede Herder ge
hoord hebben, en als wij daartoe tot
het geloof in Hem gebracht zijn. Want
die in Hem gelooft zal leven, al ware
hij ook gestorven. De opstanding van
Christus is ons dan toch een garantie
van onze zalige opstanding. Aan de
dood is niet het laatste woord, maar
het laatste woord is aan Hem, die de
dood heeft overwonnen.
Als er geen opstanding der doden is,
is Christus ook niet opgewekt. Dan is
alles hopeloos. Maar nu, Christus is
opgewekt. Er zijn een hele reeks ge
tuigen, om dit feit te bevestigen.
Denk u dat eens even in, dat Chris
tus in de macht van de dood zou zijn
gebleven. Dan kunnen ook Gods kin
deren niet verder zien dan het donke
re graf. Dan is het hele leven totaal
zinloos.
Indien ik naar de mens, tegen de
beesten gevochten heb te Efeze, wat
nuttigheid is het mij, als de doden niet
opgewekt worden? Laat ons eten en
drinken, want morgen sterven wij. In
Efeze heeft Paulus met wilde dieren
gevochten. Dit is de enige plaats in de
Bijbel, waar de apostel over dit feit
spreekt. Wij hebben dit zeker niet let
terlijk te verstaan. Paulus mocht tot
de straf, het vechten met blote handen
met de leeuwen, niet veroordeeld wor
den. Want hij was Romeins burger.
Stel, dat dit toch gebeurd was en hij
was op een wonderbaarlijke wijze aan
het gevaar des doods ontkomen, net
als Daniël, dan zou ons dit wel op een
andere plaats in het Nieuwe Testa
ment meegedeeld zijn, of Paulus zou
er hier wel duidelijker over gesproken
hebben. Neen, Paulus heeft het in zijn
leven vaak ondervonden, dat mensen,
ook godsdienstige mensen, zich beest
achtig kunnen gedragen. Zij kunnen op
ons aanvallen als wilde dieren. Dit is
de ervaring in dit leven van de Chris
ten, maar in het bijzonder van de
dienstknecht van Christus. Waarschijn
lijk behoeven wij hier nog niet eens te
denken aan het oproer dat in Efeze
ontstaan is onder leiding van Deme
trius. Toen hebben de mensen in Efe
ze zich tegen Paulus en zijn medear
beiders als wilde beesten gekeerd. Naar
de mens, dat is naar de mens gespro
ken, heeft de apostel in Efeze met
beesten gevochten.
Natuurlijk kunnen wij ons afvragen
of Paulus zelf deze tegenstand niet
heeft veroorzaakt. Wij weten, dat hij
in zijn werk alles op alles gezet heeft,
om zondaren voor Christus te winnen.
Maar de verkondiging van het evan
gelie roept ook tegenstand en vijand
schap op bij degenen, die het verwer
pen. Dit evangelie moest de apostel
prediken, want de nood was hem op
gelegd. Hij predikte Jezus Christus en
die gekruisigd, die door de dood is in
gegaan tot het leven. Kijk, als wij zien
hoe ellendig en ongelukkig de mensen
zijn, die zonder God en de Here Jezus
leven, laat dat ons niet onbewogen.
Dan kunnen wij de mensen zo maar
niet aan hun lot overlaten. Vandaar
dat Paulus gedrongen werd, om allen,
die God op zijn weg plaatste, op te
roepen tot geloof en bekering. Wie
toch in Christus gelooft, die is in Hem
met God verzoend en wordt in Hem
behouden van de toekomende toorn.
En als deze boodschap door de kracht
van de Heilige Geest doordringt in de
harten van zondige mensen, komt er
een totale verandering in het leven. Ik
leef, maar niet meer ik, maar Chris
tus leeft in mij. Maar dan komt ook
het verzet van de kant van hen, die
voor de waarheid Gods niet willen
buigen. Dat heeft de apostel moeten
ondervinden. Zijn leven stond erbij op
het spel.
Maar, zegt Paulus dan, die bereid is
tot het uiterste de consequenties te
dragen van zijn Christen-zijn en van
zijn dienstknecht van Christus zijn,
wat baat mij dat alles nu, als de do
den niet opgewekt worden. Want als
de doden niet opgewekt worden, is
Christus ook niet opgewekt. Dan is er
geen oordeel, dan is er geen open ven
ster naar de toekomst gericht. Dan is
dit leven zinloos, dan is alle onze ar
beid in het Koninkrijk Gods nutteloos.
Laten wij dan hier maar eten en drin
ken, want morgen sterven wij. Dat is
de manier van leven van velen, die
zeggen dat dood dood is. Natuurlijk,
dat eten en drinken kan ook in 't nette
gebeuren. Als wij hier ons natje en
droogje maar hebben. Als wij maar
houden, wat we hebben. Want dat is
ook niet zo heel zeker. Er zijn er ook
duizenden, die met de weelde geen
raad weten. Zij leven als de rijke man,
iedere dag vrolijk en prachtig. Ja,
want morgen komt de dood. Zouden
wij dan niet uit het leven halen, wat
er uit gehaald kan worden? Want met
de dood valt het scherm, dan is het
voorgoed uit. Daarom, laat ons zo min
mogelijk ons zorgen maken. En laten wij
ook de ander zoveel mogelijk in zijn
waarde laten. Maar eigenlijk is dan
het leven door de gedachte aan de
dood als het absolute einde, een heel
trieste zaak. Want dat eten en drin
ken moet dan de sombere gedachten
aan de dood camoufleren.
Maar dit is niet de visie van de
apostel, en dit is ook niet de geloofs
visie van Gods kinderen. Aan de dood
is niet het laatste woord. Want Paulus
mag het evangelie verkondigen van
Hem, die in Zijn lijden en sterven de
schuld heeft weggedragen. Hij stond
op in onverderfelijkheid, opdat een ie
der, die in Hem gelooft het eeuwige
leven hebbe. Als wij dit evangelie niet
horen, zinken wij aan het einde van
ons leven dieper weg dan het graf.
Wij hebben een eeuwigheidsbestem
ming. De Here wil evenwel onze dood
niet. Hij wil, dat wij de zaligheid bui
ten onszelf in Christus zoeken. Als wij
met Hem gestorven zijn, zullen wij
ook met Hem leven. Dan krijgt van
hieruit ons leven uitzicht, dan is het
zinvol, om hier de strijd te strijden,
die er in het geloof moet worden ge
streden.
Veenendaal.
Ds. A. Wisgerhof.
„De gereformeerde kerken kunnen
hun roeping in de wereld niet goed
vervullen als ze geen veranderingen
aanbrengen in hun kerkelijke or
ganisatie". Dat is de conclusie waar
toe een studiecommissie van acht
sociologen, theologen en andere des
kundigen gekomen is en die men
vinden kan in hun rapport „Kerk in
perspectief" dat dezer dagen is ge-
pubiceerd en bestemd is voor de
generale synode van de gerefor
meerde kerken die op 13 mei te
Sneek wordt geopend. Opdracht tot
deze studie over de structuur van
de gemeente gaf de synode vier jaar
geleden.
Die conclusie zal voor de meeste gere
formeerden geen nieuw geluid zijn:
er is en wordt dikwijls kritiek geuit
op de structuur van de plaatselijke
kerk omdat die naar veler mening
niet meer voldoet aan de eisen van
deze tijd. Men vindt die kritiek te
rug in het rapport. Heel kort samen
gevat komt het hierop neer:
de huidige structuur van de ge-
Zonder noemenswaardige ruchtbaarheid wordt thans
door christelijke en Joodse geleerden aan een project ge
werkt, dat van wereldbelang zal blijken te zijn. Het is
het onderzoek en de beschrijving van de Joodse achter
gronden van het Nieuwe Testament. Aan dit project,
dat enige jaren in beslag zal nemen, werken rooms-ka-
tholieke, protestantse en Joodse geleerden eendrachtig
samen. Het zijn niet alleen geleerden uit Nederland,
maar uit de gehele wereld. Wel berust het redactiesecre
tariaat van het project, dat de Latijnse werktitel Com
pendia Rerum Iudaicarum ad Novum Testamentum
heeft gekregen, bij de Nieuw Testamenticus, dr. W. J.
Burgers te Amsterdam en worden de redactievergade
ringen in ons land gehouden. Dat behoeft geen verwon
dering te wekken, want het plan is enige jaren gele
den in Nederland ontwikkeld op een bij Bergen aan Zee
gehouden bijeenkomst van Joden en christenen. Aan
die bijeenkomst werd deelgenomen door prof. dr. David
Flusser, hoogleraar in de geschiedenis van het vroege
christendom aan de Hebreeuwse universiteit in Jeruza
lem. Hoewel in het begin een aantal geleerden sceptisch
stond tegenover een Joods-christelijke studie over de
Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament, vond
het Nederlandse idee alom zoveel weerklank, dat re-
centelijk aan hoogleraren van de Hebreeuwse Universi
teit opdracht kon worden gegeven een begin te maken
met het schrijven van de eerste twee delen.
Deze delen zullen handelen over de verschillende facet
ten van het joodse leven ten tijde van het vroege chris
tendom, in de eerste en tweede eeuw. De redactie van deze
delen berust mede bij dr. W. C. van Unnik, hoogleraar in
het Nieuwe Testament aan de universiteit van Utrecht.
Het gehele project, dat in het Engels, Duits, Frans en
Spaans zal verschijnen, staat onder de coördinerende re
dactie van dr. M. de Jonge, hoogleraar in het Nieuwe
Testament aan de universiteit van Leiden, dr. R. Le Déaut,
hoogleraar aan het Pauselijk Bijbelinstituut in Rome en
dr. S. Safran, hoogleraar aan de Hebreeuwse universi
teit te Jeruzalem.
Dat het werk, dat tien delen zal omvatten, alsmede een
deel voor de index en een deel met illustraties, in zovele
talen zal uitkomen, heeft meer een ideëel dan een com
mercieel doel. Indien het alleen een wetenschappelijke
opzet zou hebben, dan zou het voldoende zijn indien het
project in één van de moderne talen zou verschijnen. He;
is echter de bedoeling, dat ook anderen dan alleen weten
schapsbeoefenaars kennis nemen van de wetenschappe
lijke verhandelingen. Met dat oogmerk ook hebben het
American Jewish Committee en de Evangelische Kirche
in West-Duitsland subsidies verstrekt. Ook de coördine
rende uitgever, Paul Brand in Hilversum, ziet het werk,
dat naar verwachting in 1975 gereed zal zijn, niet als een
commercieel project. Het eerste deel zal mogelijk volgend
jaar verschijnen.
Niet alleen de vondsten van de Dode-Zeerollen maken
het noodzakelijk dat een nieuw handboek verschijnt over
de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament. Het
is veelal tot de christenen niet doorgedrongen, dat het be
gin van het christendom een Joodse beweging is geweest.
Als aan het Jodendom uit het verleden wordt gedacht,
dan wordt het steeds vereenzelvigt met dat uit de tijd
van het Oude Testament, maar zelden met dat uit de pe
riode van het Nieuwe Testament. Ook de Joden zelf zijn
er niet van doordrongen, dat de historie van het vroege
christendom een stuk joodse geschiedenis is.
Ten slotte waren Jezus en Paulus Joden en is het chris
tendom oorspronkelijk als een Joodse stroming, door en
met Joden gegroeid. Geleerden van de Hebreeuwse uni
versiteit, die aan het project meewerken, krijgen voor dit
facet van de tijd van de Talmoed en Misjna steeds meer
belangstelling. Ongetwijfeld komt dat ook door de vond
sten van de Dode-Zeerollen waaruit blijkt, dat er Joodse
groepen bestonden die, hoewel de Joodse gebruiken en
geboden nalevend, er gedachten op nahielden die grote
overeenkomsten met het vroeg-christelijk denken verto
nen. De resultaten van de studie van deze Dode-Zeerol
len zullen in het nieuwe handboek worden verwerkt.
In feite is sen dergelijk werk, waarvan de invloed niet
te overzien valt, nog nimmer geschreven. Weliswaar be
staan er sinds de zeventiende eeuw standaardwerken die
de ontstaansgeschiedenis van het christendom belichten
vanuit de Joodse bronnen, maar dit waren werken door
individuele christelijke geleerden geschreven. Zij inter
preteerden daarbij het Jodendom en de Joodse bronnen
eenzijdig naar christelijke opvattingen. Bij het huidige
Compendia-Project werken Joodse en christelijke geleer
den op gelijk niveau samen en worden de bronnen zo ob
jectief mogelijk bestudeerd. Dat zoveel geleerden van
grote godsdienstige verscheidenheid en uit zoveel landen
aan dit project willen meewerken is een compliment voor
de Nederlandse opvatting van de oecumene.
meente is te zeer naar binnen ge
richt. Ze is te weinig open naar
niet-kerkleden en niet-gerefor-
meerde kerkleden;
ze biedt te weinig zicht op de sa
menleving en op de vragen die daar
aan de orde zijn;
ze is te weinig gericht op de ta
ken die de kerk heeft te vervullen
en de gemeente wordt te weinig ge
zien als daagster van alle bedoe
lingen van de kerk.
In „Kerk in perspectief" tracht men
hierin verandering te brengen. Heeft
men wegen gezocht voor een dusda
nige structuur dat ieder gemeente
lid alle kans krijgt om zijn gaven en
werkkracht in dienst van de kerk te
stellen. Allereerst door een veran
derde opzet. Men wil de huidige
wijksgewijze indeling der pastorale
werkzaamheden loslaten en ver
vangen door meer op de diverse
groeperingen en leefsituaties afge
stemde indelingen. Een dergelijke
aanpak zal waarschijnlijk met zich
brengen dat vele plaatselijke ge
meenten te klein zijn grotere ver
banden in de vorm van streekge-
meenten en groot-stedelijke gemeen
ten bieden meer mogelijkheden tot
een gevarieerde aanpak van het
werk.
Hoe krijgt men binnen deze lossere en
grotere verbanden toch het gewenste
contact en de noodzakelijke activitei
ten die van een kerk een krachtcen
trum ..naken? De commissie stelt
voor om voor een nauwkeurige re
gistratie van de zorgen en noden
binnen de gemeente contactpersonen
in te schakelen. Per tien gezinnen
zou er een contactpersoon moeten
zijn die nagaat wat er leeft onder de
mensen en die de vragen kan verde
len over de daarvoor geschikte
ambtsdragers en gemeenteleden.
Uit het bovenstaande blijkt al dat er
ook verandering zal moeten komen
in „de ambten" al naar gelang de
verschillende bedoelingen van de
kerk zal er meer ruimte moeten ko
men voor specialisatie. Specialisatie
in prediking en pastoraat' gericht
namelijk op soms totaal verschillen
de levensverbanden. Dat zal dan
leiden tot nieuwe predikingsvormen
forumprediking, dialogische predi
king, prediking door gemeenteleden
enzovoorts. „Prediking zo zegt de
commissie behoeft immers niet
aan de predikant voorbehouden te
blijven als het zijn specialisme niet
is of als hij door onvoldoende kennis
van bepaalde zaken niet de meest aan
gewezen persoon is om het Woord
van God daarover te ontvouwen".