DEZE WEEK: nader beschouwd Ook studenten moeten het leren PELGRIMS VAN DE VEERDEN MEI Gedachten na een bijzondere conferentie De parade De nieuwe arts Kritisclx noot Ook vorkomen Heilzaam De bezetting van de Tilburg®© Hoge school viel wat het tijdstip betreft bijna samen met de eveneens door uiterst links georiënteerde jongeren In Amsterdam uitgelokte onlusten. Dat Is toeval - er ia geen reden om het anders te zien. Desondanks menen wij dat er tussen bei de gebeurtenissen verbindingslijnen te trekken zijn. Verbindingslijnen die sa men komen in dat ene punt: de wil om door revolutionaire acties de bestaande orde te doorbreken. Zo nodig met ge weid. Wat er In Tilburg gebeurd is Is dit: sm kleine groep van misschien vijftig studenten bezetten maandag en dins dag enkele lokalen en de telefooncentra le van de hogeschool, nadat hun eisen tot onmiddellijke medezeggenschap in het beleid van het bestuur waren afge wezen. Dat was een daad van geweld - want hoe graag deze linkse jeugd zich ook afzet tegen wat zij het militarisme noemen en hoezeer zij ook met de mond het pacifisme plegen te belijden, zij schrikken voor geweld niet terug als het er op aankomt hun eisen kracht bij te zetten. Dat bezetten zij gebouwen en to nen zij zich bereid die met behulp van knokploegen tegen een eventueel Ingrij pen van politiezijde te verdedigen. De angst daarvoor heeft het bestuur van deze rooms-katholieke hogeschool tot een allesbehalve verstandig besluit gebracht: men gaf bevel de school te sluiten en alle colleges en examens stop te zetten. Waarmee men de 2450 andere studenten ernstig dupeerde en dat was waarop de raddraaiers hadden gehoopt. Want ook die grote meerderheid keerde zich nu tegen het bestuur, zich daarbij gesteund wetend door een aantal hoogle raren, wetenschappelijke ambtenaren en andere personeelsleden. Plus door de overgrote meerderheid van de Neder landse studenten, al dan niet georgani seerd. En nu zit men dan in de impasse. Be middelingspogingen van Tilburgs burge meester, tevens curator van de hoge school, zijn op niets uitgelopen; minister Verlnga heeft laten weten dat hij niet tussen beide kan komen, eenvoudig om dat hij de bevoegdheid mist om hoe dan ook maatregelen te nemen in een bijzon dere hogeschool; de studenten doen hun beet om alles te vermijden wat tot een onmiddellijk ingrijpen van de politie zou moeten leiden watn zij willen alleen maar dit: dat het curatorium bakzeil haalt; en het curatorium is tot dusverre niet bereid gebleken het besluit onge daan te maken al6 de studenten van hun kant niet de hand toesteken en het ge bouw ontruimen. Wat moet er nu gebeuren? Naar ons besef twee dingen: het bestuur van de school zal toch tot een gesprek moeten zien te komen met de studentenvertegen woordigers en met de leden van de stad. waarbij de onderwijshervormingen zeker niet op de agenda mogen ontbreken. Want ai dikwijle hebben we betoogd: de eisen van de studenten zijn overtrokken, maar er zitten elementen van billijkheid en juistheid. Daarnaast echter zal ook duidelijk moeten worden gemaakt dat met revolutionairen niet gepraat kan worden. Zo goed ais er ten aanzien van de Amsterdammers hard opgetreden moet worden, zo goed moeten ook deze raddraaiers worden aangepakt. Zij zul len eens en voor goed moeten leren dat de gebouwen van de hogeschool, van wel ke hogeschool of universiteit ook, niet het eigendom zijn van de studenten, zelfs met van de universitaire gemeenschap, maar van de instantie die het onderwijs mogelijk maakt - en in diepste wezen zijn dat alle belastingbetalers gezamen lijk, heel het Nederlandse volk. Ons volk wenst deze methode in Am- steedam niet en ons volk wenst deze me thoden aan welke universiteit ook niet. Hervormingen, best. Maar niet langs de wet van revolutie. En als er studenten zijn die dat niet willen beseffen dan zul len ook zij met de harde hand van politie en justitie gestraft moeten wor den. Want alleen op die manier kan er in Nederland sprake zijn en blijven van een rechtsorde. Een rechtsorde waarop misschien wel wat aan te merken valt, maar waarop we desondanks prijs blij ven stellen! FM joar, as hier de vrogge Met zuk ontrekt veur het feest, dan maakt oes hart «en «en reize met de geeft. Elk hef zien zeer en «Ik tbm eik zien herinnering. moor as de pelgrims reizen gooi, dan zind zie ailemaol één. Zo trekt zie op de veerden Mei, met bloemen in de haand. hen 't tieken, dat de tied trotseer een holten kruus in 't zaand. En as zie stilstaot be'j het graf of be'j het monument, dan hef under 't zwiegen ieder hart 't kruus van zien breur herkend. Zo lig be'j oes in 't Slenerzaand, vlak be'j de grens van Zweel, een vliegtuug tusken 't jonge gruun, 't kwam brandend doar umdeel. Nooit vuul een vogel zo verwond hier naost zien eigen nust. Gien mens ken haand kwam door te hulp, gien voa, gien moeder wus't. En doe het licht weur, d'aander dag, het was doe vieftien Mei, doe gaf de dood met tegenzin alleen de namen vrij. John Bolton, Brookes en Puddeplat, de leste was of'cier, he'j had de leiding doe het vuur ook greep naor d'aandre vier. Jack Morgan, Halestrap, twie sergeants, Mac Killup, Mac, een Schot en Walton as gewoon soldaot dielde het zölde lot. Behoedzaom hef wie 't naoste was, trouw a zien naoberplicht, de vogel toedekt under 't zaand en doar een kruus opricht. In het Slenerzand, ergens in het zuidoosten van Drenthe, is een oor logsmonument opgericht. Het meest simpele monument dat zich denken laat: de brokstukken van een vliegtuig, neergezet in de vorm van een kruis, met daarop een datum en een paar namen. De namen van man nen die hun leven gaven voor de vrtfheid. Onze vryheid, Europa's vr(j- heid. En op de vierde mei trekt de bevolking naar dit monument. Als pelgrims op een bedevaart. Om te danken. Om te gedenken. Ook om te denken. Want alleen maar danken en alleen maar gedenken is een be zigheid die sljjt, is een pelgrimage die geen inhoud meer heeft naar mate men er verder van afkomt. Men zal tevens de inhoud van dit, in Drents dialect geschreven gedicht ter harte moeten nemen: leder die dit kruis bezoekt zal in de gevallen slachtoffers z\jn broeders herkennen. Zo alleen spreekt het kruis en zo alleen heeft de pelgrimage zin, in Sleen en in Iedere andere stad of dorp waar morgen de stille tocht zich beweegt naar de graven en de kruisen. Zij zyn onze broeders, voor nu en altjjd T Hef jaonm <kmtrd veuróat hat gruun waar boos weur noo die braand, d"r bleef mh grote zwarte plek, 1 kt Mem drag niet de sporen van die stried: Waar oorlog is, door komp e «en liekstee m de tied. Ik weet, dat oeze volk vandaag zien doden nuumt en eert. want hoeveul vaoders, hoeveul zeuns zind nooit m hoes weer-keerd f Het nuumt eerbiedig Westerbörk, o, zeer van Israël de wond, die nooit een liekstee wordt, al giet de tied ook snel. Het nuumt de workers van 't verzei, die zunder rang of stand, as stienen waren van één muur, stark deur 't bezield verband. 't Verget de vrumde vogel niet, die umdeel kwam in de nacht, want ook die zeuv'n hebt veur oes het hoogste offer bracht. Elk foor aa hier de vrogge Mei Zuk (mtrekt veur het feest, dan maakt oes hart een bedevoart, een reize met de geest. Elk hef zien zeer en elk zien pien, elk zien herinnering, moor as de pelgrims reizen goot, dan zind zie ailemaol één. Zo trek zie op de veerden Mei, met bloemen in de haand, hen 't tieken, dat de tied trotseert: een holten kruus in 't zaand. En as zie stilstaot be'j het graf of be'j het monument, dan hef under 't zwiegen ieder hart 't kruus van zien breur herkend. liekstee - Htteken. J. van der Werff, Apeldoorn. EEN NIEUWE AR TS WERD ZICHTBAAR Er is deze week iets bijzonders gebeurd huisarts en openbaarheid zijn met elkaar in discussie getreden. Officieel heette het uiter aard anders, heette het ..een voorlichtings bijeenkomst onder auspiciën van de Lande lijke Huisartsen Vereniging der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevorde ring der Geneeskunst, tijdens welke alle be langstellende persvertegenwoordigers in de gelegenheid zullen zijn zich te informeren over die aspecten van de gezondheidszorg waarbij de huisartsen beroepsmatig zijn be trokken". Maar dan laten die „belangstellen de persvertegenwoordigers" zich niet de ge legenheid ontgaan om ook iets terug te zeg gen, om in discussie te treden over de vele vraagstukken die het brede onderwerp „huis arts en gezondheidszorg" opleveren. Natuur lijk hadden bestuur van de Huisartsen Ver eniging en pers elkaar al vele malen eerder ontmoetde strijd over het artsenhonora rium, nu eens gevoerd met de ziekenfondsen en een andere keer weer met het ministerie van Economische Zaken, had al dikwijls persconferenties noodzakelijk gemaakt. Maar op een dergelijke persconferentie wordt niet gediscussieerd, is de pers er alleen maar om standpunten te vernemen. Waarin school ditmaal het bijzondere? Hierin: dat de artsenstand eindelijk bereid is gebleken over zichzelf te praten, de eigen problematiek die men tot dusverre zorgvuldig binnenskamers had gehouden, met buitenstaanders te bespreken. En: bereid is op die weg voort te gaan, regel matig dergelijke bijeenkomsten te houden waarbij telkens andere onderwerpen ter sprake kunnen komen. Dat is een stap vooruit, voor de artsen zowel als voor de samenleving. Omdat nu de kans bestaat dat de vroegere vertrouwensrelatie tussen arts en samenleving hersteld wordt, zij het op een andere manier. Vroeger keek een patiënt tegen zijn arts op omdat deze kennis bezat én omdat hij tijd nam om pa tiënt en diens omstandigheden te leren kennen. In de na-oorlogse jaren leek die relatie verbroken te zijn: de kritischer ge worden mens ging zich afvragen of die kennis nog wel voldoende was en of hij niet beter een specialist kon raadplegen. En onder die specialisten-opkomst ging de arts niet minder gebukt: hij voelde zich soms niet anders dan een wegwijzer, een verwijzer naar de meer dan 25 specialis men die Nederland op het ogenblik telt. Het ontnam hem zijn zekerheid en tastte de vertrouwensrelatie aan. Ook dat lijkt gelukkig weer verleden tijd te gaan worden. Er is een andere, een nieu we huisarts op komst. Een man die net als vroeger weer het vertrouwen zal genieten van zijn patiënten, omdat hij tijd kan nemen voor hen en hun omstandigheden. Toch an ders dan vroeger: hij zal niet meer de een ling zijn maar de leidende figuur in het samenspel van medische, sociale en maat schappelijke verzorging. Omdat langzaam maar zeker duidelijk is geworden dat er relatie bestaat tussen het zich sociaal wel bevinden en gezondheid en ziekte. Dat gaat zijn uitgangspunt worden en van die stelling uit zal hij de samen leving tegemoet treden. Daartoe in staat ge steld door zijn specifieke huisartsenopleiding die niet langer een samenpersing zal zijn van allerlei specialisme. Over die nieuwe arts is het gesprek van de afgelopen week gegaan. De huisartsen hebben verteld. Hoe omstreeks 1930 één huisarts werkzaam was op 2600 zielen tegen één spe cialist op 3600 zielen en dat nu de verhou ding ligt: één huisarts op 2800 zielen tegen één specialist op 2300 zielen. Ze hebben verteld van de situatie in sommige streken van Amerika waar de huis arts heeft opgehouden te bestaan en de spe cialist alleenheerser is. Waar de man die buikpijn heeft zich wendt tot de internist en de man die hoofdpijn heeft tot de neuroloog en hoe daar telkens weer blijkt dat de pa tiënten het gevoel hebben dat zij onvoldoen de worden behandeld? Waarom? Niet om dat de specialist niet deskundig genoeg zou zijn. Maar omdat die specialist geen oog heeft voor de samenhang der dingen. Natuur lijk: als een kind oorpijn heeft en zijn moeder gaat met hem naar een oorspecialist dan zal het kind hoogstwaarschijnlijk genezen. Maar wendt die moeder zich tot een huisarts dan zal die niet mogen volstaan met de genezing Het nieuwe, bijzonder fraaie gebouw dat de Koninklijke Nederlandsche Maat schappij tot Bevordering der Geneeskunst voor zich heeft laten oprichten, is nog niet helemaal klaar. Het ligt in een nieuwe wijk in Utrecht, het Kanaleneiland desondanks wisten de meeste Utrechters de weg er heen al te wijzen. Het lijkt een teken dat de ver bondenheid tussen medische stand en bevol king gaat toenemen en dat kan alleen maar heilzaam zijn. alleen (en daarvoor misschien ook de hulp van de specialist inroepen) maar hij zal tevens naar de oorzaak gaan zoeken. Soms zal die oorzaak heel voor de hand liggend zijn maar in vele gevallen kan het ook zijn dat dieper gegraven moet worden. Dat de oor zaak gezocht moet worden in de relatie tus sen de mens en zijn omgeving. Daar nu komt die nieuwe arts vol ledig uit de verf. Omdat hij niet langer de in een ivoren toren opgesloten eenling is maar de man die nauwe contacten heeft met de wijkverpleging en met allerlei instanties voor maatschappelijk werk. Ook de wijkver pleegster is trouwens een andere dan vroe ger. Ze is niet langer alleen maar een „tech nische kracht", een soort assistente van de huisartsen haar opleiding heeft nu ook een sociaal-maatschappelijk accent gekregen. Zij is niet meer alleen de „helpende hand" maar soms ook „oog en oor" van de huisarts. In vele gevallen samen met de maatschappe lijk werker of werkster die al evenzeer weet wat er in de gezinnen te koop is. Zo komt een samenwerking tot stand die niet alleen gericht is op de gezondheidstoestand van de Zo is het voorgekomen dat in een gezin met een bepaalde patiënt dertien verschillende interviewers kwamen, die gegevens kwa men verzamelen voor hun organisatie. Dat de vader tenslotte opmerkte: „De volgende sla ik met de klomp de deur uit...!" is niet helemaal verwonderlijk. Deze dingen zijn ook niet nodig, de meeste van de vereiste gegevens kan men immers van de huisarts krijgen. En het is niet onmogelijk dat zijn verplichtingen vollediger en betrouwbaarder zijn dan die de patiënt kan geven. Dat zijn dan een paar van de mogelijkhe den ze zijn op allerlei manieren voor uit breiding vatbaar. Mits maar alom weer het besef doorbreekt dat die huisarts het ver trouwen waard is. Het vertrouwen vari zijn patiënten èn van de specialisten, de mannen die in de geneeskunde het wetenschappelijk onderzoek verrichten. mens maar die de sociale positie van de pa tiënt als uitgangspunt neemt en van daar uit werkt naar een werkelijk genezingsproces. Daarin is de arts uiteraard nog in de eerste plaats arts: men komt zijn hulp inroepen bij ziekte en de cijfers wijzen uit dat hij tussen de 80 en 85 procent van de hem voorgelegde gevallen zelf oplost. Maar in vele van die ge vallen zal het nuttig en nodig zijn verder te gaan dan de genezing alleen, zal een verdere begeleiding nodig zijn. En dat zal straks mo gelijk zijn als de nieuwe huisarts ten volle zijn plaats gevonden zal hebben in onze sa menleving. Daarmee is over die nieuwe arts nog lang niet alles gezegd. Immers, als hij zijn oude vertrouwensrelatie met de aan zijn zorgen toevertrouwde gezinnen heeft kunnen her stellen, dan zal zijn bijzondere positie hem tevens in staat stellen de medische weten schap grote diensten te bewijzen. Hij kan dan behalve genezen ook meewerken aan het voorkomen van ziekten door zo vroegtij dig mogelijk vast te stellen of er wat aan de hand is en zo ja, wat er aan de hand is. Juist hij heeft voor die vroegdiagnostiek de groot ste mogelijkheden. En daarnaast kan hij de man zijn die de specialismes op zijn eigen wijze de helpende hand biedt. Er komen langzamerhand en men mag daar dankbaar voor zijn steeds meer instituten die zich richten op een be paalde ziekte. Kankerpatiënten, astmapa tiënten, reumapatiënten - - ze zijn allen voorwerp van onderzoek van organisaties, die zich op die speciale terreinen richten. De voordelen van deze specialisatie zijn dui delijk maar de nadelen zijn er eveneens. Dit alles is in die bijeenkomst ter sprake gekomen. Helemaal nieuw was het allemaal niet, want ook prof. dr. J. C. van Es, de eerste Nederlandse hoogleraar in de genees kunde van de huisartsen, heeft al meerma len in deze geest gesproken. Maar nieuw was wel dat dit alles nu in discussievorm kon gebeuren. Want de „belangstellende persvertegenwoordigers" zagen die nieuwe huisarts niet helemaal duidelijk voor hun geest oprijzen. Vooral niet met op de ach tergrond de voortdurende moeilijkheden over de artsenhonoraria. „Is het wel mogelijk dat de arts, als beoefenaar van een vrij beroep, in het geschetste medisch-sociale team kan opereren?" zo werd gevraagd. Immers, so ciale en maatschappelijke begeleiding heeft in heel veel gevallen met geld te maken kan een arts zich daarin voldoende verplaat sen als hij voor zichzelf (en terecht) een fi nancieel zorgenvrij bestaan opeist? En een andere vraag: „Weet een arts eigenlijk iets af van prijzen? Als hij geneesmiddelen voor schrijft, houdt hij dan ook rekening met de financiële consequenties die daaraan vast zitten voor de patiënt?" De aanwezige art sen moesten het toegeven: de meesten we ten er niets van, uitgezonderd dan de artsen die zelf apotheek houden (en dat zijn er nog altijd 1500 van de 4500 huisartsen!). Dat daar aan gedurende de opleiding ook iets behoort te gebeuren erkenden ze grif. Een heel wat moeilijker vraag was het hoe zij zelf staan tegenover de specialisten honoraria. Zals bekend houden de meeste specialisten bij het uitschrijven van hun no ta rekening met de draagkracht van de pa tiënt: wie veel verdient moet ook veel be talen. De huisartsen kennen dat systeem niet het leek ook niet dat ze er gelukkig mee zijn. Want de ervaring heeft hun ge leerd dat menigeen die naar een academisch ziekenhuis wordt gebracht er dan ook op staat door „de professor zelf" behandeld te worden en daarvoor meestal ook moet betalen. „Ligt het niet op de weg van de huisartsen zo werd gevraagd om de patiënten op dat punt beter voor te lichten, gegeven dat zij tegenover die patiënten ook een sociaal-begeleidende taak hebben?" Het antwoord kon niet anders dan bevestigend zijn. Waarop iemand concludeerde: „Praten over geld in de "doktersspreekkamer is dus voortaan niet meer een vloek!" Het was een juiste conclusie! Zo is het dan gegaan op die gedenkwaar dige middag daar in het nieuwe gebouw dat de Maatschappij voor de Geneeskunst in Utrecht voor zich heeft laten oprichten. Het bestuur van de Landelijke Huisartsen Ver eniging komt lof toe. Voor zjn initatief en voor zijn openheid. En men mag hopen dat anderen het voorbeeld zullen volgen: de spe cialisten en ook de Maatschappij zelf. Dat men wil neerdalen uit de ivoren toren en in discussie wil treden met de samenleving. En dat heus niet alleen omdat de „democratise ring" (term van deze tijd), die ivoren toren slecht verdraagt, maar veel meer omdat de volksgezondheid erdoor wordt gediend. De zieke die zich niet tot de geneesheer wil wenden omdat hij zich bij hem een nummer voelt, die zieke moet begrip bijgebracht wor den over het doen en laten van de medische stand. En omgekeerd moet de medische stand die zieke kunnen begrijpen. Dan kan er on heil voorkomen worden. De week waarin de aprilmaand ver glijdt in de lentemaand is voor ons als volk altijd een merkwaardige week. Er is de koninginnedag met al les wat daarbij hoort aan lintjesre gen, aan festiviteiten, aan het toch al tijd weer indrukwekkend defilé-der- gelukwensers langs het bordes van het witte paleis in Soestdijk. Dan komt, haast onmiddellijk daarop, de vierde mei, het uur van stilte en be zinning. Met op de vijfde mei de be vrijdingsdag ook al vieren we die maar eens in de vijf jaar. Want aan het gedenken van onze doden hechten we als Nederlanders meer waarde dan aan het vieren van een bevrij dingsfeest daar zijn we immers niet zo erg goed in! Het is niet on ze aard. Maakt men van deze week in 1969 de balans op dan is er één ding dat op valt: de parade blijkt uit de tijd te zijn. Het aantal Nederlanders dat op koninginnedag nog reikhalzend uit ziet naar het voorbij marcheren van de soldaten slinkt met de dag. Mis schien komt het ook doordat het woord parade in de jaren 1933 tot 1945 een besmette klank heeft gekregen het „Marschieren" lusten we niet meer zo. Trouwens, het marcheren begint ook in het leger uit de tijd te raken. De soldaat van vandaag, ook de in fanterist, loopt niet meer maar wordt gereden. Natuurlijk is er nog wel de exercitie maar de geoefendheid van een onderdeel wordt niet meer afge meten aan de vraag of ze keurig pa rade kunnen lopen. Er zijn belangrij ker dingen in het leger. Een vraag is bovendien of het showele ment want dat is een parade toch altijd zich nog wel verdraagt met de bedoeling van een leger. De solda ten hebben aan die show niet de min ste behoefte, dat is wel duidelijk. Maar ook de burger van nu lijkt er door geïrriteerd worden, ook al is h(j geen pacifist en is hij wel degelijk bereid de noodzaak van een goede krijgs macht te onderschrijven. Vorig jaar bleek dat toen in de Tweede Kamer uitvoerig over het nut van parades gedebatteerd is. Vooral de socialisten hebben er zich toen fel tegen verzet waarschijnlijk komt het ook daar door dat de afgelopen koninginnedag het met een minimum aan militair vertoon heeft moeten doen: de mari ne in Den Helder was in actie, in As sen en in Zuidlaren hield de land macht een défilé en ook in Breda was er een mars. Dat was alles. Men kan daar vrede mee hebben, ook al omdat parades op sommige groe pen van de bevolking provocerend werken. Ook uit dat oogpunt bekeken is het verstandig met de parades te stoppen wat hebben leger en bur gerij aan door rookbommen verstoor de défilés en marsen? Ermee ophou den is dan geen kwestie van angst maar van wijs beleid. Een andere vraag is of ook de taptoe onder hetzelfde oordeel moet vallen. De taptoe is nog altijd gewild: in Delft en ook'in Arnhem trekt ze nog altijd uitverkochte tribunes. Bij die taptoe gaat het in de eerste plaats om de muziek het paraderen komt pas op de tweede plaats. Waarbij natuurlijk niet kan worden ontkend dat ook die taptoe de bedoeling heeft een binding te leggen tussen leger en volk, tussen volk en verdediging. Maar is dat een te laken doel? Het lijkt ons dat men op dat punt niet aan op relletjes be luste jongelieden die het muzikale fes tijn trachten te verstoren, behoeft toe te geven. Geen parades meer ak koord want ze zijn uit de tijd. Maar niet uit angst voor provocaties nu ook de taptoe maar verbannen. Wie op rel len belust is komt ook zonder taptoe wel aan zijn trekken, dat heeft Am sterdam op koninginnedag wel be wezen! A

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 18