DEZE WEEK: nader beschouwd
Ook studenten moeten het leren
PELGRIMS VAN DE VEERDEN MEI
Gedachten
na een
bijzondere conferentie
De parade
De nieuwe arts
Kritisclx noot
Ook vorkomen
Heilzaam
De bezetting van de Tilburg®© Hoge
school viel wat het tijdstip betreft bijna
samen met de eveneens door uiterst links
georiënteerde jongeren In Amsterdam
uitgelokte onlusten. Dat Is toeval - er
ia geen reden om het anders te zien.
Desondanks menen wij dat er tussen bei
de gebeurtenissen verbindingslijnen te
trekken zijn. Verbindingslijnen die sa
men komen in dat ene punt: de wil om
door revolutionaire acties de bestaande
orde te doorbreken. Zo nodig met ge
weid.
Wat er In Tilburg gebeurd is Is dit:
sm kleine groep van misschien vijftig
studenten bezetten maandag en dins
dag enkele lokalen en de telefooncentra
le van de hogeschool, nadat hun eisen
tot onmiddellijke medezeggenschap in
het beleid van het bestuur waren afge
wezen. Dat was een daad van geweld -
want hoe graag deze linkse jeugd zich
ook afzet tegen wat zij het militarisme
noemen en hoezeer zij ook met de mond
het pacifisme plegen te belijden, zij
schrikken voor geweld niet terug als het
er op aankomt hun eisen kracht bij te
zetten. Dat bezetten zij gebouwen en to
nen zij zich bereid die met behulp van
knokploegen tegen een eventueel Ingrij
pen van politiezijde te verdedigen.
De angst daarvoor heeft het bestuur
van deze rooms-katholieke hogeschool
tot een allesbehalve verstandig besluit
gebracht: men gaf bevel de school te
sluiten en alle colleges en examens stop
te zetten. Waarmee men de 2450 andere
studenten ernstig dupeerde en dat was
waarop de raddraaiers hadden gehoopt.
Want ook die grote meerderheid keerde
zich nu tegen het bestuur, zich daarbij
gesteund wetend door een aantal hoogle
raren, wetenschappelijke ambtenaren en
andere personeelsleden. Plus door de
overgrote meerderheid van de Neder
landse studenten, al dan niet georgani
seerd.
En nu zit men dan in de impasse. Be
middelingspogingen van Tilburgs burge
meester, tevens curator van de hoge
school, zijn op niets uitgelopen; minister
Verlnga heeft laten weten dat hij niet
tussen beide kan komen, eenvoudig om
dat hij de bevoegdheid mist om hoe dan
ook maatregelen te nemen in een bijzon
dere hogeschool; de studenten doen hun
beet om alles te vermijden wat tot een
onmiddellijk ingrijpen van de politie zou
moeten leiden watn zij willen alleen
maar dit: dat het curatorium bakzeil
haalt; en het curatorium is tot dusverre
niet bereid gebleken het besluit onge
daan te maken al6 de studenten van hun
kant niet de hand toesteken en het ge
bouw ontruimen.
Wat moet er nu gebeuren? Naar ons
besef twee dingen: het bestuur van de
school zal toch tot een gesprek moeten
zien te komen met de studentenvertegen
woordigers en met de leden van de stad.
waarbij de onderwijshervormingen zeker
niet op de agenda mogen ontbreken.
Want ai dikwijle hebben we betoogd: de
eisen van de studenten zijn overtrokken,
maar er zitten elementen van billijkheid
en juistheid. Daarnaast echter zal ook
duidelijk moeten worden gemaakt dat
met revolutionairen niet gepraat kan
worden. Zo goed ais er ten aanzien van
de Amsterdammers hard opgetreden
moet worden, zo goed moeten ook deze
raddraaiers worden aangepakt. Zij zul
len eens en voor goed moeten leren dat
de gebouwen van de hogeschool, van wel
ke hogeschool of universiteit ook, niet het
eigendom zijn van de studenten, zelfs
met van de universitaire gemeenschap,
maar van de instantie die het onderwijs
mogelijk maakt - en in diepste wezen
zijn dat alle belastingbetalers gezamen
lijk, heel het Nederlandse volk.
Ons volk wenst deze methode in Am-
steedam niet en ons volk wenst deze me
thoden aan welke universiteit ook niet.
Hervormingen, best. Maar niet langs de
wet van revolutie. En als er studenten
zijn die dat niet willen beseffen dan zul
len ook zij met de harde hand van
politie en justitie gestraft moeten wor
den. Want alleen op die manier kan er
in Nederland sprake zijn en blijven van
een rechtsorde. Een rechtsorde waarop
misschien wel wat aan te merken valt,
maar waarop we desondanks prijs blij
ven stellen!
FM joar, as hier de vrogge Met
zuk ontrekt veur het feest,
dan maakt oes hart «en
«en reize met de geeft.
Elk hef zien zeer en «Ik tbm
eik zien herinnering.
moor as de pelgrims reizen gooi,
dan zind zie ailemaol één.
Zo trekt zie op de veerden Mei,
met bloemen in de haand.
hen 't tieken, dat de tied trotseer
een holten kruus in 't zaand.
En as zie stilstaot be'j het graf
of be'j het monument,
dan hef under 't zwiegen ieder hart
't kruus van zien breur herkend.
Zo lig be'j oes in 't Slenerzaand,
vlak be'j de grens van Zweel,
een vliegtuug tusken 't jonge gruun,
't kwam brandend doar umdeel.
Nooit vuul een vogel zo verwond
hier naost zien eigen nust.
Gien mens ken haand kwam door te hulp,
gien voa, gien moeder wus't.
En doe het licht weur, d'aander dag,
het was doe vieftien Mei,
doe gaf de dood met tegenzin
alleen de namen vrij.
John Bolton, Brookes en Puddeplat,
de leste was of'cier,
he'j had de leiding doe het vuur
ook greep naor d'aandre vier.
Jack Morgan, Halestrap, twie sergeants,
Mac Killup, Mac, een Schot
en Walton as gewoon soldaot
dielde het zölde lot.
Behoedzaom hef wie 't naoste was,
trouw a zien naoberplicht,
de vogel toedekt under 't zaand
en doar een kruus opricht.
In het Slenerzand, ergens in het zuidoosten van Drenthe, is een oor
logsmonument opgericht. Het meest simpele monument dat zich denken
laat: de brokstukken van een vliegtuig, neergezet in de vorm van een
kruis, met daarop een datum en een paar namen. De namen van man
nen die hun leven gaven voor de vrtfheid. Onze vryheid, Europa's vr(j-
heid. En op de vierde mei trekt de bevolking naar dit monument. Als
pelgrims op een bedevaart. Om te danken. Om te gedenken. Ook om te
denken. Want alleen maar danken en alleen maar gedenken is een be
zigheid die sljjt, is een pelgrimage die geen inhoud meer heeft naar mate
men er verder van afkomt. Men zal tevens de inhoud van dit, in Drents
dialect geschreven gedicht ter harte moeten nemen: leder die dit kruis
bezoekt zal in de gevallen slachtoffers z\jn broeders herkennen. Zo alleen
spreekt het kruis en zo alleen heeft de pelgrimage zin, in Sleen en in
Iedere andere stad of dorp waar morgen de stille tocht zich beweegt
naar de graven en de kruisen. Zij zyn onze broeders, voor nu en altjjd
T Hef jaonm <kmtrd veuróat hat gruun
waar boos weur noo die braand,
d"r bleef mh grote zwarte plek,
1
kt Mem drag niet
de sporen van die stried:
Waar oorlog is, door komp e
«en liekstee m de tied.
Ik weet, dat oeze volk vandaag
zien doden nuumt en eert.
want hoeveul vaoders, hoeveul zeuns
zind nooit m hoes weer-keerd f
Het nuumt eerbiedig Westerbörk,
o, zeer van Israël
de wond, die nooit een liekstee wordt,
al giet de tied ook snel.
Het nuumt de workers van 't verzei,
die zunder rang of stand,
as stienen waren van één muur,
stark deur 't bezield verband.
't Verget de vrumde vogel niet,
die umdeel kwam in de nacht,
want ook die zeuv'n hebt veur oes
het hoogste offer bracht.
Elk foor aa hier de vrogge Mei
Zuk (mtrekt veur het feest,
dan maakt oes hart een bedevoart,
een reize met de geest.
Elk hef zien zeer en elk zien pien,
elk zien herinnering,
moor as de pelgrims reizen goot,
dan zind zie ailemaol één.
Zo trek zie op de veerden Mei,
met bloemen in de haand,
hen 't tieken, dat de tied trotseert:
een holten kruus in 't zaand.
En as zie stilstaot be'j het graf
of be'j het monument,
dan hef under 't zwiegen ieder hart
't kruus van zien breur herkend.
liekstee - Htteken.
J. van der Werff, Apeldoorn.
EEN NIEUWE
AR TS WERD
ZICHTBAAR
Er is deze week iets bijzonders gebeurd
huisarts en openbaarheid zijn met elkaar in
discussie getreden. Officieel heette het uiter
aard anders, heette het ..een voorlichtings
bijeenkomst onder auspiciën van de Lande
lijke Huisartsen Vereniging der Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot Bevorde
ring der Geneeskunst, tijdens welke alle be
langstellende persvertegenwoordigers in de
gelegenheid zullen zijn zich te informeren
over die aspecten van de gezondheidszorg
waarbij de huisartsen beroepsmatig zijn be
trokken". Maar dan laten die „belangstellen
de persvertegenwoordigers" zich niet de ge
legenheid ontgaan om ook iets terug te zeg
gen, om in discussie te treden over de vele
vraagstukken die het brede onderwerp „huis
arts en gezondheidszorg" opleveren. Natuur
lijk hadden bestuur van de Huisartsen Ver
eniging en pers elkaar al vele malen eerder
ontmoetde strijd over het artsenhonora
rium, nu eens gevoerd met de ziekenfondsen
en een andere keer weer met het ministerie
van Economische Zaken, had al dikwijls
persconferenties noodzakelijk gemaakt. Maar
op een dergelijke persconferentie wordt niet
gediscussieerd, is de pers er alleen maar om
standpunten te vernemen.
Waarin school ditmaal het bijzondere?
Hierin: dat de artsenstand eindelijk bereid
is gebleken over zichzelf te praten, de
eigen problematiek die men tot dusverre
zorgvuldig binnenskamers had gehouden,
met buitenstaanders te bespreken. En:
bereid is op die weg voort te gaan, regel
matig dergelijke bijeenkomsten te houden
waarbij telkens andere onderwerpen ter
sprake kunnen komen. Dat is een stap
vooruit, voor de artsen zowel als voor
de samenleving. Omdat nu de kans bestaat
dat de vroegere vertrouwensrelatie tussen
arts en samenleving hersteld wordt, zij
het op een andere manier. Vroeger keek
een patiënt tegen zijn arts op omdat deze
kennis bezat én omdat hij tijd nam om pa
tiënt en diens omstandigheden te leren
kennen. In de na-oorlogse jaren leek die
relatie verbroken te zijn: de kritischer ge
worden mens ging zich afvragen of die
kennis nog wel voldoende was en of hij
niet beter een specialist kon raadplegen.
En onder die specialisten-opkomst ging de
arts niet minder gebukt: hij voelde zich
soms niet anders dan een wegwijzer, een
verwijzer naar de meer dan 25 specialis
men die Nederland op het ogenblik telt.
Het ontnam hem zijn zekerheid en tastte
de vertrouwensrelatie aan.
Ook dat lijkt gelukkig weer verleden tijd
te gaan worden. Er is een andere, een nieu
we huisarts op komst. Een man die net als
vroeger weer het vertrouwen zal genieten
van zijn patiënten, omdat hij tijd kan nemen
voor hen en hun omstandigheden. Toch an
ders dan vroeger: hij zal niet meer de een
ling zijn maar de leidende figuur in het
samenspel van medische, sociale en maat
schappelijke verzorging.
Omdat langzaam maar zeker duidelijk is
geworden dat er relatie bestaat tussen het
zich sociaal wel bevinden en gezondheid en
ziekte. Dat gaat zijn uitgangspunt worden
en van die stelling uit zal hij de samen
leving tegemoet treden. Daartoe in staat ge
steld door zijn specifieke huisartsenopleiding
die niet langer een samenpersing zal zijn
van allerlei specialisme.
Over die nieuwe arts is het gesprek van de
afgelopen week gegaan. De huisartsen hebben
verteld. Hoe omstreeks 1930 één huisarts
werkzaam was op 2600 zielen tegen één spe
cialist op 3600 zielen en dat nu de verhou
ding ligt: één huisarts op 2800 zielen tegen
één specialist op 2300 zielen.
Ze hebben verteld van de situatie in
sommige streken van Amerika waar de huis
arts heeft opgehouden te bestaan en de spe
cialist alleenheerser is. Waar de man die
buikpijn heeft zich wendt tot de internist en
de man die hoofdpijn heeft tot de neuroloog
en hoe daar telkens weer blijkt dat de pa
tiënten het gevoel hebben dat zij onvoldoen
de worden behandeld? Waarom? Niet om
dat de specialist niet deskundig genoeg zou
zijn. Maar omdat die specialist geen oog
heeft voor de samenhang der dingen. Natuur
lijk: als een kind oorpijn heeft en zijn moeder
gaat met hem naar een oorspecialist dan zal
het kind hoogstwaarschijnlijk genezen. Maar
wendt die moeder zich tot een huisarts dan
zal die niet mogen volstaan met de genezing
Het nieuwe, bijzonder fraaie gebouw dat
de Koninklijke Nederlandsche Maat
schappij tot Bevordering der Geneeskunst
voor zich heeft laten oprichten, is nog niet
helemaal klaar. Het ligt in een nieuwe wijk
in Utrecht, het Kanaleneiland desondanks
wisten de meeste Utrechters de weg er heen
al te wijzen. Het lijkt een teken dat de ver
bondenheid tussen medische stand en bevol
king gaat toenemen en dat kan alleen maar
heilzaam zijn.
alleen (en daarvoor misschien ook de hulp van
de specialist inroepen) maar hij zal tevens
naar de oorzaak gaan zoeken. Soms zal die
oorzaak heel voor de hand liggend zijn
maar in vele gevallen kan het ook zijn dat
dieper gegraven moet worden. Dat de oor
zaak gezocht moet worden in de relatie tus
sen de mens en zijn omgeving.
Daar nu komt die nieuwe arts vol
ledig uit de verf. Omdat hij niet langer
de in een ivoren toren opgesloten eenling is
maar de man die nauwe contacten heeft met
de wijkverpleging en met allerlei instanties
voor maatschappelijk werk. Ook de wijkver
pleegster is trouwens een andere dan vroe
ger. Ze is niet langer alleen maar een „tech
nische kracht", een soort assistente van de
huisartsen haar opleiding heeft nu ook een
sociaal-maatschappelijk accent gekregen. Zij
is niet meer alleen de „helpende hand" maar
soms ook „oog en oor" van de huisarts. In
vele gevallen samen met de maatschappe
lijk werker of werkster die al evenzeer weet
wat er in de gezinnen te koop is. Zo komt
een samenwerking tot stand die niet alleen
gericht is op de gezondheidstoestand van de
Zo is het voorgekomen dat in een gezin met
een bepaalde patiënt dertien verschillende
interviewers kwamen, die gegevens kwa
men verzamelen voor hun organisatie. Dat
de vader tenslotte opmerkte: „De volgende
sla ik met de klomp de deur uit...!" is niet
helemaal verwonderlijk. Deze dingen zijn
ook niet nodig, de meeste van de vereiste
gegevens kan men immers van de huisarts
krijgen. En het is niet onmogelijk dat zijn
verplichtingen vollediger en betrouwbaarder
zijn dan die de patiënt kan geven.
Dat zijn dan een paar van de mogelijkhe
den ze zijn op allerlei manieren voor uit
breiding vatbaar. Mits maar alom weer het
besef doorbreekt dat die huisarts het ver
trouwen waard is. Het vertrouwen vari zijn
patiënten èn van de specialisten, de mannen
die in de geneeskunde het wetenschappelijk
onderzoek verrichten.
mens maar die de sociale positie van de pa
tiënt als uitgangspunt neemt en van daar uit
werkt naar een werkelijk genezingsproces.
Daarin is de arts uiteraard nog in de eerste
plaats arts: men komt zijn hulp inroepen bij
ziekte en de cijfers wijzen uit dat hij tussen
de 80 en 85 procent van de hem voorgelegde
gevallen zelf oplost. Maar in vele van die ge
vallen zal het nuttig en nodig zijn verder te
gaan dan de genezing alleen, zal een verdere
begeleiding nodig zijn. En dat zal straks mo
gelijk zijn als de nieuwe huisarts ten volle
zijn plaats gevonden zal hebben in onze sa
menleving.
Daarmee is over die nieuwe arts nog lang
niet alles gezegd. Immers, als hij zijn oude
vertrouwensrelatie met de aan zijn zorgen
toevertrouwde gezinnen heeft kunnen her
stellen, dan zal zijn bijzondere positie hem
tevens in staat stellen de medische weten
schap grote diensten te bewijzen. Hij kan
dan behalve genezen ook meewerken aan
het voorkomen van ziekten door zo vroegtij
dig mogelijk vast te stellen of er wat aan de
hand is en zo ja, wat er aan de hand is. Juist
hij heeft voor die vroegdiagnostiek de groot
ste mogelijkheden.
En daarnaast kan hij de man zijn die de
specialismes op zijn eigen wijze de helpende
hand biedt. Er komen langzamerhand en
men mag daar dankbaar voor zijn steeds
meer instituten die zich richten op een be
paalde ziekte. Kankerpatiënten, astmapa
tiënten, reumapatiënten - - ze zijn allen
voorwerp van onderzoek van organisaties,
die zich op die speciale terreinen richten.
De voordelen van deze specialisatie zijn dui
delijk maar de nadelen zijn er eveneens.
Dit alles is in die bijeenkomst ter sprake
gekomen. Helemaal nieuw was het allemaal
niet, want ook prof. dr. J. C. van Es, de
eerste Nederlandse hoogleraar in de genees
kunde van de huisartsen, heeft al meerma
len in deze geest gesproken. Maar nieuw
was wel dat dit alles nu in discussievorm
kon gebeuren. Want de „belangstellende
persvertegenwoordigers" zagen die nieuwe
huisarts niet helemaal duidelijk voor hun
geest oprijzen. Vooral niet met op de ach
tergrond de voortdurende moeilijkheden over
de artsenhonoraria. „Is het wel mogelijk dat
de arts, als beoefenaar van een vrij beroep,
in het geschetste medisch-sociale team kan
opereren?" zo werd gevraagd. Immers, so
ciale en maatschappelijke begeleiding heeft in
heel veel gevallen met geld te maken
kan een arts zich daarin voldoende verplaat
sen als hij voor zichzelf (en terecht) een fi
nancieel zorgenvrij bestaan opeist? En een
andere vraag: „Weet een arts eigenlijk iets
af van prijzen? Als hij geneesmiddelen voor
schrijft, houdt hij dan ook rekening met de
financiële consequenties die daaraan vast
zitten voor de patiënt?" De aanwezige art
sen moesten het toegeven: de meesten we
ten er niets van, uitgezonderd dan de artsen
die zelf apotheek houden (en dat zijn er nog
altijd 1500 van de 4500 huisartsen!). Dat daar
aan gedurende de opleiding ook iets behoort
te gebeuren erkenden ze grif.
Een heel wat moeilijker vraag was het hoe
zij zelf staan tegenover de specialisten
honoraria. Zals bekend houden de meeste
specialisten bij het uitschrijven van hun no
ta rekening met de draagkracht van de pa
tiënt: wie veel verdient moet ook veel be
talen. De huisartsen kennen dat systeem
niet het leek ook niet dat ze er gelukkig
mee zijn. Want de ervaring heeft hun ge
leerd dat menigeen die naar een academisch
ziekenhuis wordt gebracht er dan ook op
staat door „de professor zelf" behandeld te
worden en daarvoor meestal ook moet
betalen. „Ligt het niet op de weg van de
huisartsen zo werd gevraagd om de
patiënten op dat punt beter voor te lichten,
gegeven dat zij tegenover die patiënten ook
een sociaal-begeleidende taak hebben?" Het
antwoord kon niet anders dan bevestigend
zijn. Waarop iemand concludeerde: „Praten
over geld in de "doktersspreekkamer is dus
voortaan niet meer een vloek!" Het was een
juiste conclusie!
Zo is het dan gegaan op die gedenkwaar
dige middag daar in het nieuwe gebouw dat
de Maatschappij voor de Geneeskunst in
Utrecht voor zich heeft laten oprichten. Het
bestuur van de Landelijke Huisartsen Ver
eniging komt lof toe. Voor zjn initatief en
voor zijn openheid. En men mag hopen dat
anderen het voorbeeld zullen volgen: de spe
cialisten en ook de Maatschappij zelf. Dat
men wil neerdalen uit de ivoren toren en in
discussie wil treden met de samenleving. En
dat heus niet alleen omdat de „democratise
ring" (term van deze tijd), die ivoren toren
slecht verdraagt, maar veel meer omdat de
volksgezondheid erdoor wordt gediend. De
zieke die zich niet tot de geneesheer wil
wenden omdat hij zich bij hem een nummer
voelt, die zieke moet begrip bijgebracht wor
den over het doen en laten van de medische
stand. En omgekeerd moet de medische stand
die zieke kunnen begrijpen. Dan kan er on
heil voorkomen worden.
De week waarin de aprilmaand ver
glijdt in de lentemaand is voor ons
als volk altijd een merkwaardige
week. Er is de koninginnedag met al
les wat daarbij hoort aan lintjesre
gen, aan festiviteiten, aan het toch al
tijd weer indrukwekkend defilé-der-
gelukwensers langs het bordes van
het witte paleis in Soestdijk. Dan
komt, haast onmiddellijk daarop, de
vierde mei, het uur van stilte en be
zinning. Met op de vijfde mei de be
vrijdingsdag ook al vieren we die
maar eens in de vijf jaar. Want aan
het gedenken van onze doden hechten
we als Nederlanders meer waarde
dan aan het vieren van een bevrij
dingsfeest daar zijn we immers
niet zo erg goed in! Het is niet on
ze aard.
Maakt men van deze week in 1969 de
balans op dan is er één ding dat op
valt: de parade blijkt uit de tijd te
zijn. Het aantal Nederlanders dat op
koninginnedag nog reikhalzend uit
ziet naar het voorbij marcheren van
de soldaten slinkt met de dag. Mis
schien komt het ook doordat het woord
parade in de jaren 1933 tot 1945 een
besmette klank heeft gekregen het
„Marschieren" lusten we niet meer
zo. Trouwens, het marcheren begint
ook in het leger uit de tijd te raken.
De soldaat van vandaag, ook de in
fanterist, loopt niet meer maar wordt
gereden. Natuurlijk is er nog wel de
exercitie maar de geoefendheid van
een onderdeel wordt niet meer afge
meten aan de vraag of ze keurig pa
rade kunnen lopen. Er zijn belangrij
ker dingen in het leger.
Een vraag is bovendien of het showele
ment want dat is een parade toch
altijd zich nog wel verdraagt met
de bedoeling van een leger. De solda
ten hebben aan die show niet de min
ste behoefte, dat is wel duidelijk. Maar
ook de burger van nu lijkt er door
geïrriteerd worden, ook al is h(j geen
pacifist en is hij wel degelijk bereid
de noodzaak van een goede krijgs
macht te onderschrijven. Vorig jaar
bleek dat toen in de Tweede Kamer
uitvoerig over het nut van parades
gedebatteerd is. Vooral de socialisten
hebben er zich toen fel tegen verzet
waarschijnlijk komt het ook daar
door dat de afgelopen koninginnedag
het met een minimum aan militair
vertoon heeft moeten doen: de mari
ne in Den Helder was in actie, in As
sen en in Zuidlaren hield de land
macht een défilé en ook in Breda was
er een mars. Dat was alles.
Men kan daar vrede mee hebben, ook
al omdat parades op sommige groe
pen van de bevolking provocerend
werken. Ook uit dat oogpunt bekeken
is het verstandig met de parades te
stoppen wat hebben leger en bur
gerij aan door rookbommen verstoor
de défilés en marsen? Ermee ophou
den is dan geen kwestie van angst
maar van wijs beleid.
Een andere vraag is of ook de taptoe
onder hetzelfde oordeel moet vallen.
De taptoe is nog altijd gewild: in Delft
en ook'in Arnhem trekt ze nog altijd
uitverkochte tribunes. Bij die taptoe
gaat het in de eerste plaats om de
muziek het paraderen komt pas op
de tweede plaats. Waarbij natuurlijk
niet kan worden ontkend dat ook die
taptoe de bedoeling heeft een binding
te leggen tussen leger en volk, tussen
volk en verdediging. Maar is dat een
te laken doel? Het lijkt ons dat men
op dat punt niet aan op relletjes be
luste jongelieden die het muzikale fes
tijn trachten te verstoren, behoeft toe
te geven. Geen parades meer ak
koord want ze zijn uit de tijd. Maar
niet uit angst voor provocaties nu ook
de taptoe maar verbannen. Wie op rel
len belust is komt ook zonder taptoe
wel aan zijn trekken, dat heeft Am
sterdam op koninginnedag wel be
wezen!
A