LEGENDERIVIER ZETTE VELEN AAN T DENKEN Een Rijnarm heeft in de Gelderse Vallei nog nooit gestroomd Een vergaarbak van 500.000.000 mi water VEILING SEPTER TIEL door Ad riaan P. de Kleuver W armbloedpaarden in één stamboek Vergadering Snoekje' Velling Resteren Veiling Tiel Klei Eem Beken DODENHERDENKING OP ZONDAG Erosie Kade Geulen Fusie VLJS en NWP een feit Veiling Geldermalsen MARKTEN Pagina 5 DINSDAG 6 M£l 1969 Er brandt mij een vraag op het hart En wel deze: „Hoe is het mogelijk dat bij tal van mensen uit de onderwijswereld zulk een ontstellend tekort aan ken nis van de bodem en de geologie aanwezig is?" En dat geldt dan niet voor de super-calvinisten die daar niet van willen weten en het als een doodzonde be schouwen wanneer ze de geschiedenis van moeder aarde een dag langer laten duren dan ca. 6.000 jaar. Nee, voor deze mensen en er zijn nog onderwij zers tot aan mavo-scholen toe betekent geologie hélemaal niets. Wat ik be doel is dit: mensen die openstaan voor de wetenschap en de moeite niet ne men de uitkomsten van de wetenschap over te nemen, 't Ja. dat kost véél stu die. Maar is dat het weten dan niet waard? Zo blijft bijvoorbeeld in de Gel derse Vallei dan altijd nog maar een legenderivier bestaan, een Rijnarm uit de tijd die kwam na de derde ijstijd. Deze theorie is voor het eerst op schrift ge steld in 1832 door Jonkheer H. M. A. J. van Asch van Wijck. Later trachtte J. J. Pannekoek van Rheden nóg eens in 1939 deze oude theorie nieuw leven in te blazen. Als een muur stond dr. Crommelin na "t overlijden van dr. Oos- ting op de bres voor de nieuwe inzichten. Tóén kwam de bodemcartering. Een van de secuurst onderzochte gebieden was de omgeving van Wageningen. Dr. Oosting was de eerste die op weten schappelijke wijze Wageningen in 1936 op do korrel nam. Een rivier door de Vallei werd direct als onmogelijk afge wezen. De belangrijkste landbouw- en tuinbouwgebieden kwamen vervolgens aan de beurt. De „open" poort tussen Wageningen en de Grebbe fascineerde Dr. P. Buringh IJL is landbouw kundig ingenieur) evenwel zo, dat daar ook een hernieuwde kartering plaats had. Dit onderzoek bracht opnieuw aan het licht dat een rivier door de Gelder se Vallei tot de onmogelijkheden be hoorde. Een deel van de Nudeklei rust op stroomruggrond die door de Rijn zelf opgebouwd werd. De rivier heeft na de Ijstijd altijd de westelijke rich ting gehouden. Er is komen vast te staan uit ander onderzoek dan door Dr. Buringh verricht, dat de Gelderse Vallei alles, maar dan ook alles mist, dat de vallei tot 'n „rivierdal" moet ma ken. Het gebied mist iedere aanwijzing van terrassenbouw en wat het opmer kelijkst is, er zijn geen uiterwaarden met kleiafzettingen aanwezig. Tot aan de Grebbeberg heeft het stroomverloop van de Rijn nooit een an dere bedding gehad dan de huidige. En let nu op de wonderlijkste omstandig heid. De Rijn nam haar loop niet door Glasaardbeien: AE III-142, AI 113-120, All 97-114, BI 96-108, Bil 76-109, ong. 89-113 per doosje van 200 gram. Fruit: Appelen export Golden Deli cious: II 75-80 65, II 70-75 61, II 65-70 53, II 60-65 43 per kg. Jonathan: II 80-85 51, 1175-80 46, II 70-75 47, II 65-70 44, II 60-65 31, II 55-60 19 per kg. Groenten: Prei: AI 27-47, All 18-32 per kg. Sla: I 13-21 per stuk. Spinazie: I 31-41, II 22-35 per kg. RESTEREN De prijzen van de aan gevoerde produkten bij de veiling te Resteren waren als volgt: Glasa (kasaardbeien): EI 116-135 per doosje a 200 gram, II 85-108 per doosje 200 gram. Aanvoer: 10.000 doosjes. Golden Delicious: 1 60-65: 49, 165-70: 66, I 70-75: 71-74, I 75-80: 70, II 60-65: 40-49, II 65-70: 50-60, II 70-75: 53-66, II 75-80: 54-65, II 80-85: 52-61. Jonathan: II 60-65: 30-35, II 65-70: 41-47, II 70-75: 42-47, II 75-80: 47-50. Lombartscalville: II 60-65: 38-52. II 65-70: 58, II 70-75: 65-72, II 75-85: 67-68. Brederodes: I 60-70: 65, I 70-80: 70, II 60-70: 59-63, H 70-80 68. Conference: I 60-70: 59-66. Blanke doordraai: f 19,00 per 100 kg. Rode doordraai: f 14,00 per 100 kg. Prijzen genoteerd in centen per kg, tenzij anders is vermeld. Attentie: Morgen zal er eveneens vei ling worden gehouden, i.v.m. de snelle rijping van de aardbeien de Gelderse Vallei maar boog af in zuidwestelijke richting naar Resteren! De stroom ging vóór de natuurlijke barrière heen! Lange tijd wist men niet precies hoe in de ijstijd (Riss!) de toe stand op de Veluwe was. Het was het knappe brein van prof. dr. Van Maar- leveld dat uiteindelijk de oplossing bracht. Bij Arnhem is een knik ont staan in de gletsjer die de Oostelijke Veluwerug in het leven riep. Vandaaruit werd een gletsjerlob in Westelijke rich ting de Veluwe ingeduwd en ontstonden de stuwwallen over Reemst en in het Zuiden de stuwwal bij Arnhem en Heel- sum. Nergens kon de Rijn meer heen! Die móést in westelijke richting de heuvelrug volgen. Bovendien is er nog iets dat van nog veel meer belang is. Allereerst zijn er aanwijzigingen dat de zandrug van Bergharen tot Nijme gen een verbinding gehad heeft met de stuwwal van de Gelderse Vallei. Maar met welke? Een blik op de topogra fische kaart toont onverholen aan dat dit met de Grebbeberg geweest moet zijn. Rijn en Waal hebben deze verbin ding volkomen genivelleerd. De door stroming in westelijke richting blééf van de aanvang af bestaan. Reeds dr. Oosting (1936) en dr. Crommelin (1938) hebben op overtuigende wijze aange toond dat na de ijstijden nimmer een oude Rijnarm in de Vallei gestroomd heeft. In dit verband wijs ik op de zéér opmerkelijke en opzienbarende publika- tie van dit tweetal bekwame geologen. Merkwaardig zijn de zandruggen van de aansluitende dekzandgebieden. Zo ligt dwars door de Vallei heen vanaf de Haarwal aan de Wageningse zijde met de Achterbergse hooilanden tot de omgeving van het nieuwe kanaal een dekzandrug die pertinent doordringen van de Rijn in de Vallei verhinderde. Toch lagen in 't gebied van de Nude klei op stroomruggronden en idem op dckzanden stroomgeulen die water af voerden, eensdeels naar het noorden en als de hoogwaterstand van de Rijn afnam uiteraard ook naar de „voedings ader" zelf. Nooit mag men in deze geulen restanten van een eventuele Rijnstroom in de Vallei zien. Dit zijn steeds periodieke afwateringskanaaltjes geweest met een levensduur van hoog stens een paar weken. Voor de rest stroomde de Rijn rustig in de richting van Resteren. Ja, ze had zelfs bij de Grebbeberg een onbetekenend neven stroompje dat de recente Rijn werd. Met de Lede maakte u reeds kennis in het artikel over het kasteel Ter Le de! Van vele zijden is gevraagd om een duidelijke uitleg van het begrip stroom ruggrond. Gaarne wil ik daaraan vol doen. Om een en ander duidelijk te la ten uitkomen zal ik de vorming van de stroomruggrond in het Nudegebied onder de loep nemen. Het is zo ontstel lend bedroevend, dat diverse schrijvers elkaar na pennen en dan ook nog komen tot het uitwerken van eigen theorieën, die uiteraard voor wat de Gelderse Val lei betreft kant noch wal raken. Het zij mij vergund een paar uitspraken in deze geest aan te halen. Ik noem per tinent geen namen, maar citeer slechts en zal dan trachten orde op zaken te Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 5-5-1969. Opgave na klasse mm maat Appelen: 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2 x Golden Delicious k.2 48—68 48—61 38—50 32—37 30—57 Goudreinette k.2 143145 139141 x Jonathan k.2 53—61 46—62 41—55 35—45 29—50 Lombarts Calville k.2 68—70 63—66 51—57 42—60 Winston k.2 6870 5255 Zuurkroet en fabrieksfruit per 100 kg 17.40; roodkroet en rood fabrieksfruit per 100 kg 15,40; Stip en stek per 100 kg 6.40. Peren: Conference k.l 6870 Conference k.2 6163 5355 4953 Brederode 5263 St. Remy 2237 1021 Glasaardbeien per doosje 200 gram 1.101.,36 1.001.07. Groenten: Prei 16—32, 14—21; Radijs per bosje 19—21; Rabarber 4043; Spinazie volle grond 25—35; Witlof 1.34—1.40, 81—1.22; Sla per 100 krop e 24/opw. kg 23.00— 25.40. Bloemen: Scheveria's per stuk 1.16—1.18; geranium per stuk 70—76; Primula's per stuk 27—35. x is hoof daan voer. Alles in ets. per kg tenzij anders vermeld. stellen in deze warwinkel. Voor ik dus het ontstaan van de barrière in de val lei omschrijf eerst enige citaten waar om het gaat. In 1832 schreef Van Asch van Wijsk reeds over de oude loop van de rivier de Eem. De goede man had nog geen benul van Ijstijden en stroomruggron- den en noem maar meer po. Wij kunnen dit laten voor wat het is: aardig voor de tijd waarin hij leefde en waardeloos voor de huidige wetenschap. Daar is dan alles, maar dan ook alles mee ge zegd. Dan het er mee verwante betoog, van Pannekoek van Rheden. Ook dit geschrift is op grond van te weinig overtuigend bewijsmateriaal te ver waarlozen. Dan komt in 1949 een ge schiedkundige verhandeling waarin een poging wordt gedaan iets zinnigs te berde te brengen over de geologie van de Gelderse Vallei. Een waar waag stuk in een gemeente waar de ouderen nog nooit van Ijstijden gehoord had den en men eenvoudig nog geloofde in een schepping van 6000 jaar voor nu. En alweer kwam de Eem theorie van Van Asch van Wijck op de proppen! Of er geen geologisch onderzoek sinds 1832 had plaatsgevonden! Dan, in 1961 een publikatie waarin staat: „Of de scheepvaart zo moeilijk was als ge woonlijk wordt voorgesteld, lijkt betwij felbaar. Thans watert de Vallei naar het noorden af, maar destijds, toen de bo dem ruim twee meter hoger was, liep het water in zuidelijke richting naar de Rijn, waarvan het niveau lager was". Noubreekt mij de klomp! Maar neen. nog geen commentaar, want met de citaten ben ik nog niet aan het ein de van mijn latijn. Alleen dit: water klimt nou nooit eens tegen een helling op! Wij vervolgen! In 1966 het volgende: „Het gebied tussen beide eindmorenen (sic!) bleef lange tijd een stroom, die waarschijnlijk z'n naam gegeven heeft aan het land schap Flehite, dat niet alleen rond Amersfoort ligt doch ook het gehele ge bied tussen IJsselmeer en Rijn heeft omvat (deze geografische omschrijving van de gouw Flehite is juist). Langzaam maar zeker versmalde deze watermassa tot een Rijnarm, waaraan de resten nog heden ten dage terug te vinden zijn in de Eem, van Amersfoort tot het IJssel meer, de beken bezuiden Amersfoort en de Grebbe of Rromme Eem, die ten oosten van Rhenen naar het noorden in de richting van bovengenoemde beken stroomde". Hier is pertinent sprake van een Rijnarm! Er wordt de legende van de lle-eeuwse bisschop Meinwerk van Paderborn nog bijgehaald, iets dat de toch wel zeer serieuze prof. drs. W. van Itterson trouwens ook doet, maar op legenden kan men toch moeilijk een rivier baseren. Dat moest wel een le genderivier worden." Nu dan eerst naar de vraag: wat is de Eem eigenlijk? Neem de moeite er eens voor en leg een goede kaart van de Gelderse Vallei voor U. Wat ontwaart u 'dan? Dat zich bij Amersfoort een compleet knooppunt van beken bevindt die alle, let wel: alle van de Ve- AMERONGEN Hengelsportvereni ging ,,'t Snoekje" houdt maandag 12 mei om 20 uur een vergadering in de kantine van de VV DVSA aan de Burg wal in Amerongen. Op deze vergadering zal het eventuele opheffen van de ver eniging ter sprake komen. Het bestuur kan namelijk niet meer garanderen dat het een vergunning voor vissen in de Rijn zal krijgen. Plaatsing geschiedt buitan verantwoordelijkheid van da redactie Met belangstelling las ik in uw dag blad De Vallei van 2 mei jl. het over genomen artikel uit het Geref. Week blad van ds. A. Vroegindewey te Vee- nendaal. Ds. Vroegindewey betreurt hier de beslissing van de ministerraad de Dodenherdenking op zondag 4 mei te laten doorgaan. Een zeer Juiste be slissing mijns inziens, aan aeze datum dient niet getornd te worden. De pre dikant meent dat nu een deel van ons volk aan deze herdenking om princi piële redenen niet kan deelnemen. Dit is erg jammer maar het allergrootste deel van ons volk heeft hiertegen on getwijfeld geen enkel bezwaar. Dat ds. Vroegindewey zo ver gaat met te schrijven dat door de hier bo ven genoemde beslissing verdeeldheid in het Nederlandse volk gezaaid wordt, gaat mij toch werkelijk te ver. Reeds te veel minderheden zijn er die hun zin willen doordrijven. Dat het niet zo best gaat met ons volk kan ik wel on derschrijven, gezien dan dat ik hier spreek over de minderheden in ons volk. Met deze Dodenherdenking heeft dit echter niets te maken. Met dank voor plaatsing, Th. H. Koot, Renswoude. luwe komen. Uitgezonderd dan de we teringen en de zg. Heiligenbergerbeek die met het Valleikanaal in verbinding staan, en deels gegraven zijn voor de afwatering. Voorheen ook de Kromme Eem! En dit alles leverde in het ver leden grote moeilijkheden op op water huishoudkundig gebied. Het „riviertje" de Eem is niets anders dan de noorde lijkste beek van het Veluwse beken- complex. Ook het van de Utrechtse Heuvelrug komende hemelwater en af valwater kwamen via gegraven sloten in de eveneens gegraven Grift terecht. Het is 'n hoogst opmerkelijk verschijn sel dat de Utrechtse heuvelrug géén spaarbekkens heeft van waaruit beken gevoed worden. De Veluwe heeft tal loze brongebieden! En wij weten dat de Gelderse Vallei zeeën van water ople veren kan. Tussen de waterscheidingen is de vallei over een jaar gerekend de .vergaarbak" van 500.000.000 m3 wa ter. Ja. dat leest u goed! Alleen aan re genwater moet de vallei per jaar zo'n vijfhonderdmiljoen kubieke meter wa ter door verzinking, verdamping of af vloeiing verwerken! Dat gaat zo al duizenden en duizenden jaren door. En dan heeft de Gelderse Vallei een extra euvel. In de derde IJstijd is in het noorden (omgeving van Amersfoort) door de daar ca. 250 m dikke IJskap een ongeveer 6 a 7 meter dieper niveau ontstaan dan ter hoogte van de Grebbe waar ..maar ca. 60 meter ijs lag. De vallei helt dus sterk. Al bemerkt men daar niets van. Niets? Om de drommel wel! Alle beken en ook die oude Krom- e Eem zochten het lager op. Er stroomde in normale omstandighe den nooit water naar de Rijn. Wat was daar in het zuidao van de vallei dan wel aan de hand? Door erosie van de gebergten, waar door de Rijn en de Maas zich een weg banen, worden de vaste rotsen verma len tot zandkorrels. De oorspronkelijk véél lager gelegen stroombeddlngen werden met zandlagen opgevuld en kwa men steeds hoger te liggen. Het is dus goed te begrijpen dat bij verhoogde aanvoer vanw ater in dit zand bed tel ken stroomgeulen werden uitgesleten en aan de oevers zandwallen kwamen te liggen. Deze werden uiteraard steeds hoger en in het vlakke land is deze opbouw van ruggen dan ook een algemeen ver schijnsel. Op de hoogste ruggen wer den de dorpen gesticht. Dit verschijn sel houdt ten nauwste verband met de algemene sedimentatie in ons rivieren gebied. Over oudere stroomruggron- den kunnen later weer kleilagen wor den afgezet en dat heeft plaats gehad in het Nudegebied. De rivier had haar bedding al zo ver omhoog gebracht dat overstroming mogelijk was. En tóch lag daar in het zuiden van de vallei nog een tweede barrière, de dek- zandwal tussen Wageningen en Achter berg! U moet voor de aardigheid eens gaan kijken hoe daar plotseling „het kleiland" van de Nude ophoudt en het veenland langzamerhand op gaat tre den. Men zal nu toch wel begrijpen waarom er nooit meer een Rijnarm in de vallei kon komen. Daar heeft de ri vier zelf voor gezorgd. Met dat al liep de vallei bij hoge wa terstand van de Rijn toch telkens on der. Zo lang er geen mensen in de val lei woonden bekommerde men zich daar niet om. Overal lagen geweldige bossen en daarin waren moerassen. De beken stroomden er bij tientallen door en er was geen doorkomen aan". Toch viel een plek op: een voorde of doorwaadbare wat hogere plek even boven het knoop punt waar de beken bijeen kwamen. Daar was een voorde in de Amer of Emme. Er is ook wel beweerd dat het van fort aan de Eem kwam, omdat dit zo'n belangrijke plek voor de Utrechtse bisschoppen was. Even nu maar het grapje over het ei en de kip; het fort kwam er tóch. En dat zo laag gélegen dorpje Amersfoort vroeg om bescher ming tegen de eeuwige wateroverlast. Daar )s wat aan gedokterd! Het leed zou niet te overzien zijn geweest als keizer Frederik Barbarossa (Rood- baard) in 1165 zijn plan om de Nude te doorgraven had uitgevoerd. Bij hoog water zou dan heel die watervloed afge voerd worden naar de (Zuider) zee. Men heeft die domme keizer vroeg tijdig van dat plan weten af te brengen. Maar als men één bewijs wil hebben dat er door de vallei géén Rijnarm stroomde, dan toch zeker dit snode plan van keizer Frederik Barbarossa. Was dat gedaan, ja, dan...Maar goed. tegen de wateroverlast heeft men eindeloos moeten vechten. Hemelwater (500.000.000 m3 per jr.) en bij hoge waterstand kwelwater van de Rijn dat heb je ook massaal in de Betuwe) maakte het nodig dat in de 15e a 16e eeuw een Rijnkade tussen Wa geningen en de Grebbe gelegd moest worden. David van Bourgondië werd in het zuiden van de vallei bisschoppe lijk turfboer nr. 1 en liet langs het beekje Kromme Eem zijn veengrift gra ven met in de Nudedam een sluisje. Zo kreeg hij tenminste de turf op de Rijn als het tij gunstig was. Het moest 1595 worden dat mogelijk wel de ergste over stroming aller tijden plaats had en de Grebbedijk extra verzwaard werd. Re delijkerwijs gesproken werd toen eerst de Rijn getemd. Het eindeloos ophogen van de rivierbedding met zand en schuifgrint begon dan eindelijk be nauwend te worden. Men bedenke dat daar duizenden jaren en nog eens dui zenden jaren mee gemoeid waren. Maar wéarom is dit alles in onder wijskringen een welhaast onbekende kwestie. Het gaat er niet om of men zelf gelijk heeft. Ik denk wel eens dat het gemakzucht is en gedacht wordt dat er toch niemand is die het gaat verifi ëren. Het gaat er niet om of de onwe tenschappelijke en ongefundeerde visie zegeviert. Het waren laatst ten aanzien van Castra Herculis op de Peutinger- kaart opmerkelijke en ook zeer verstan dige woorden die prof. Dr. Bogaerts uit Nijmegen uitsprak. „Het ls niet be langrijk te weten of mijn localisatie juist is; het is minstens zo belangrijk te weten dat ik het fout kan hebben". Juist gesproken. En voor wat de geologie van de post-glaciale en holoce- ne Gelderse Vallei betreft hebben ge weldig knappe koppen in 1936 en 1938 en nadien èlle wetenschapsmensen van naam de onmogelijkheid van een Rijn arm door wat ik de Eemvallei zou wil len noemen gewezen. Dat is geen pro bleem meer: Geen rivier. Voor het landij* ongeveer 180.000 jaar geleden ons land begon te bedek ken stroomde waar nu de Eemsvallei is een brede en machtige Maasarm. (beslist geen Rijnarm) die op haar beurt weer de bedding van een ca. 400.000 tot 300.000 jaar geleden hier ge stroomd hebbende oer-Rijn, die de ge hele bedding verlegde verving. Dit we ten wij zeer precies aan de hand van 'Ie vondsten. Uit de diepere lagen komt Rijngesteente en dat is afgedekt door Maaslagen. Tussen de 2e en 3e ijstijd heerste bij ons een weelderig tropen- klimaat. Wij vonden daarvan honder den bewijzen. Tot de tand van een Nijl paard toe! Dit alles kan men zo maar niet aan elkaar praten. Daar moeten de knapste bollen bijgehaald worden. Ge loof mij dat dan ons geringe schakeltje een deel van de keten gaat worden, die de machtige vormingsgeschiedenis vormt. En is het dan niet fantastisch te weten dat men een deeltje mag zijn. Dat bereikt men absoluut niet met het poneren van eigen vindinkjes. Men staat dan zo alléén.... Wat altijd al opviel zijn de lage ve- nige plekken in de lengterichting van onze vallei. De oppervlakkige beschou wer komt er zo gemakkelijk toe er restanten van een rivier in te zien. Dat is zeer beslist niet het geval. Het zijn uitgestoven geulen uit de tijd dat ont stellende felle stormen de vallei teis terden en ze ontstonden gelijktijdig met het toen ingewaaide zanddek van 14 meter dikte. Allemaal fijn stuifzand. De hele vallei is er mee opgevuld. U plant er uw sla in en poot er de aard appelen in. En de boer zaait er zijn rogge. De diepe uitgestoven dalen groeiden vol veen. Nergens vindt U rivierkleiafzettingen. Ook niet wider dat ingestoven zand. Ja, wél beekklei langs de van de Veluwe komende beek jes! Aangevoerd uit de geëroreerde kei- leem afzettingen van het Veluweplateau en uit de regenbeken die slib van inci denteel aanwezige keileem naar deze beken voeren. Heel deze fantastische geologische wereld moet men leren ken nen. Dan wordt iedere afzettingslaag voor u een leesbare bladzijde. Steeds weer worden wij geconfron teerd met de aanduiding eindmorene. Oh, zeker, de Eemvallei hééft een morene. Maar u krijgt daar alleen iets van te zien als ergens een grondboring Coop. Veilingsvereniging „Geldermal sen en Omstreken" G.A. Noteringen van maandag 5 mei 1969. Appelen: Goudreinet, K 64-73: EII 65 75 113-117; 75 80 126; 85 95 120-121. Jonathan K: 19-43: El 60/ 65 48 65/70 59; 70/75 65; 75/80 66. EII 60/65 39-51; 65/ 70 43-61; 70 75 47-72; 75/80 45-70. G. Delicious: K 20-56: EI 60/65 47-48; 65 70 52-61; 70/75 67-75; 75/80 67-76; 80/85 61-69. EII 60/65 38-46; 65/70 47-59; 70/75 49-68; 75/80 47-67; 80/85 53-67. L. Calville: K 28-61: El 70/80 75-80; 80/90 58 -64. EII 60/70 31-63; 70/80 62-73; 80/90 58-61. Winston: EII 55'60 36; 60/65 59; 65/70 85; 70/75 102. Peren: Conference, II 13-22: EI 55/60 47; 60/70 58-70; 70/80 68-76; 55/65 55-56; 65/75 67-69. Brederode: II 29-37: EI 60'70 63 70/80 68. EII 60/70 61; 70/80 67. Aardbeien per doosje van 200 gram: Glaza II 105-120; EI 124-133. Gorella EI 112-123. Doordraai 21,40 Jonathan, doordraai 15,60 stip en stekappelen 7,30. PAARDENMARKT UTRECHT UTRECHT. Op de Utrechtse paar denmarkt zijn maandag 510 dieren aangevoerd. De prijzen waren: Luxe paarden f 1225—1650; werkpaar den f 12001625 3-jarige paarden f 9251150; 2-jarige paarden f 725—925; veulens f 325—625; hitten f 700-425; oude paarden f 8751550; slachtpaarden f 2,703,80 per kilogram geslacht ge wicht; jonge slachtpaarden f 3.804,20 per kilo geslacht gewicht. De handel was redelijk. 0 Bovenstaande kaart toont de Gelderse Vallei na de ijstijden. De witte plekken zijn holocene klei- en veengronden. Het horizontaal gearceer de gebied is dekzand- en zavelgrond. In het zuiden tussen de Grebbeberg en de Wageningseberg lag de hoge stroomruggrond en de zgn. Haarwal, die 8amendoordringen van de Rijn in de Vallei verhinderen. Let vooral op de vele beken die van het Veluwe-plateau komen. (Tekening Adriaan P. de Kleuver) gemaakt wordt. Dan komt met de puls na 30 meter zand een keileemlaag van 10 meter, (tien meter) zeer dichte en blauwige klei!. Dat is de grondmorene van de derde ijstijdgletsjer. Onze heu velruggen zijn stuwwallen en zeer be slist geen eindmorenen. Dat eindmore- nemateriaal van de vallei zou al in staat geweest zijn de Rijn te weren! Het ligt evenwel afgedekt met het strandmate- riaal van de Eemzee. Wij zijn nog lang niet aan het einde; de waarheid moet aan de oppervlakte gebracht wor den. Over die gigantische stormen, de toendra's met hun mammoeten en mo gelijk primitieve jagers een volgende keer. Adriaan P. de Kleuver. UTRECHT Bevrijdingsdag 5 mei 1969 zal in de annalen van Nederlands warmbloedfokkerij als een historische dag geboekstaafd blijven: op twee ver gaderingen in Utrecht werd besloten tot reorganisatie van de Vereniging tot bevordering van de Landbouwtuig- paardfokkerij in Nederland (VLN) en tot fusie met het Noordelijk Warm bloed Paardenstamboek (NWP) tot de vereniging „Warmbloed Paardenstam boek in Nederland" (WPN) In de eerste vergadering, van de VLN, gepresideerd door de heer D. Rempt, Alkmaar, releveerde de voorzit ter de verlangens die in de afdelingen t.o.v. de fusie waren naar voren ge bracht. De letters VLN, ruim dertig jaar gebruikt als naamsaanduiding, kun nen ook gezien worden als de begin letters van Vario Labori Natustot veelzijdige arbeid geboren. Op voorstel van Overijssel werd de wens onder streept dat deze letters in hiet nieuwe embleem zullen voorkomen. T.a.v. de concept statuten werd het algemeen gewenst geacht dat stemming over personen steeds schriftelijk plaats heeft. Van diverse zijden werd er op aan gedrongen dat de nieuw gestichte ver eniging 'n eigen hoofdinspecteur zal be noemen. Hierbij werd de naapi P. B. van Binsbergen genoemd. De heer Seldenrijk (Utrecht) herin nerde aan de fusie NSTg en GES, ruim 30 jaar geleden. Ten aanzien van het voortbestaan van het Gelderse paard heeft de VLN veel te danken aan wijlen de heer Binsbergen senior. Mede door diens inzicht en foktalent worden momenteel vele warmbloedpaarden naar het buitenland verkocht. Voorzitter Rempt sprak er zijn vol doening over uit dat het fusie-voorstel, om tot één warmbloed-stamboek in Ne derland te komen, zo unaniem was aan vaard. De letters VLN waren mogelijk niet meer up to date want de klemtoon in de fokkerij is nogal verlegd van het tuigpaard naar het rij- en sportpaard. Spr. hoopt dat het centrum van het land ook opvangcentrum zal zijn of worden van alle paarden- en pony-fok kende organisaties. Op de tweede vergadering waren de afgevaardigden uit het noorden aanwe zig. Deze werd gepresideerd door mr. C. Th. E. graaf van Lynden van San- denburg, erevoorzitter van de VCN, en en ze onderscheidde zich door rust en eensgezindheid. De voorzitter zeide dat de leiding voorlopig zou berusten bij de oude besturen der beide stam boeken. In de herfst zal een definitie bestuur gekozen worden en zullen jury. technische commissie enz. gevormd worden. Tot zolang zal spr. als voorzit ter fungeren, de heer Waalkens, voorz. NWP, als vice-voorzitter en A. J. Ver mond als secretaris (thans secretaris van de VLN). Hij hoopt dat in harmo nieuze samenwerking de zaak zich zal ontwikkelen; in dit jaar zullen de beide stamboeken nog op de oude wijze te werk gaan. Niemand verzette zich tegen de stel ling dat stemming over personen steeds schriftelijk moet gebeuren; het voor lopige bestuur werd gemachtigd de Ko ninklijke goedkeuring op de statuten aan te vragen en om andere voorzie ningen te treffen. Ir. Hoogschagen van het departement van landbouw wenste de fokkers geluk met het genomen besluit tot fusie. De overheid juicht een en ander van harte toe en ze heeft zich al eerder in deze geest uitgelaten. Spr. bracht ook de gelukwensen over van de helaas ver hinderde directeur van het veeteelt - wezen, ir. Th. C. J. M. Rijssenbeek, die adviserend lid is van de VLN. Graaf v. Lynden v. Sandenburg dankte voor de gelukwensen en hij be val de vereniging aan in de belangstel ling van de minister; spr. hoopt dat de goede verhoudingen bestendigd zul len blijven.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5