LEGENDERIVIER ZETTE
VELEN AAN T DENKEN
Een Rijnarm heeft in
de Gelderse Vallei
nog nooit gestroomd
Een vergaarbak van
500.000.000 mi water
VEILING SEPTER TIEL
door
Ad riaan P. de Kleuver
W armbloedpaarden
in één stamboek
Vergadering
Snoekje'
Velling Resteren
Veiling Tiel
Klei
Eem
Beken
DODENHERDENKING
OP ZONDAG
Erosie
Kade
Geulen
Fusie VLJS en NWP een feit
Veiling Geldermalsen
MARKTEN
Pagina 5
DINSDAG 6 M£l 1969
Er brandt mij een vraag op het hart En wel deze: „Hoe is het mogelijk dat
bij tal van mensen uit de onderwijswereld zulk een ontstellend tekort aan ken
nis van de bodem en de geologie aanwezig is?" En dat geldt dan niet voor de
super-calvinisten die daar niet van willen weten en het als een doodzonde be
schouwen wanneer ze de geschiedenis van moeder aarde een dag langer laten
duren dan ca. 6.000 jaar. Nee, voor deze mensen en er zijn nog onderwij
zers tot aan mavo-scholen toe betekent geologie hélemaal niets. Wat ik be
doel is dit: mensen die openstaan voor de wetenschap en de moeite niet ne
men de uitkomsten van de wetenschap over te nemen, 't Ja. dat kost véél stu
die. Maar is dat het weten dan niet waard? Zo blijft bijvoorbeeld in de Gel
derse Vallei dan altijd nog maar een legenderivier bestaan, een Rijnarm uit de
tijd die kwam na de derde ijstijd. Deze theorie is voor het eerst op schrift ge
steld in 1832 door Jonkheer H. M. A. J. van Asch van Wijck. Later trachtte
J. J. Pannekoek van Rheden nóg eens in 1939 deze oude theorie nieuw leven
in te blazen. Als een muur stond dr. Crommelin na "t overlijden van dr. Oos-
ting op de bres voor de nieuwe inzichten.
Tóén kwam de bodemcartering. Een
van de secuurst onderzochte gebieden
was de omgeving van Wageningen. Dr.
Oosting was de eerste die op weten
schappelijke wijze Wageningen in 1936
op do korrel nam. Een rivier door de
Vallei werd direct als onmogelijk afge
wezen. De belangrijkste landbouw- en
tuinbouwgebieden kwamen vervolgens
aan de beurt. De „open" poort tussen
Wageningen en de Grebbe fascineerde
Dr. P. Buringh IJL is landbouw
kundig ingenieur) evenwel zo, dat daar
ook een hernieuwde kartering plaats
had. Dit onderzoek bracht opnieuw aan
het licht dat een rivier door de Gelder
se Vallei tot de onmogelijkheden be
hoorde. Een deel van de Nudeklei rust
op stroomruggrond die door de Rijn
zelf opgebouwd werd. De rivier heeft
na de Ijstijd altijd de westelijke rich
ting gehouden. Er is komen vast te
staan uit ander onderzoek dan door Dr.
Buringh verricht, dat de Gelderse
Vallei alles, maar dan ook alles mist,
dat de vallei tot 'n „rivierdal" moet ma
ken. Het gebied mist iedere aanwijzing
van terrassenbouw en wat het opmer
kelijkst is, er zijn geen uiterwaarden
met kleiafzettingen aanwezig.
Tot aan de Grebbeberg heeft het
stroomverloop van de Rijn nooit een an
dere bedding gehad dan de huidige. En
let nu op de wonderlijkste omstandig
heid. De Rijn nam haar loop niet door
Glasaardbeien: AE III-142, AI 113-120,
All 97-114, BI 96-108, Bil 76-109, ong.
89-113 per doosje van 200 gram.
Fruit: Appelen export Golden Deli
cious: II 75-80 65, II 70-75 61, II 65-70
53, II 60-65 43 per kg. Jonathan: II 80-85
51, 1175-80 46, II 70-75 47, II 65-70 44, II
60-65 31, II 55-60 19 per kg.
Groenten: Prei: AI 27-47, All 18-32
per kg. Sla: I 13-21 per stuk. Spinazie:
I 31-41, II 22-35 per kg.
RESTEREN De prijzen van de aan
gevoerde produkten bij de veiling te
Resteren waren als volgt:
Glasa (kasaardbeien): EI 116-135 per
doosje a 200 gram, II 85-108 per doosje
200 gram. Aanvoer: 10.000 doosjes.
Golden Delicious: 1 60-65: 49, 165-70:
66, I 70-75: 71-74, I 75-80: 70, II 60-65:
40-49, II 65-70: 50-60, II 70-75: 53-66, II
75-80: 54-65, II 80-85: 52-61.
Jonathan: II 60-65: 30-35, II 65-70:
41-47, II 70-75: 42-47, II 75-80: 47-50.
Lombartscalville: II 60-65: 38-52. II
65-70: 58, II 70-75: 65-72, II 75-85: 67-68.
Brederodes: I 60-70: 65, I 70-80: 70, II
60-70: 59-63, H 70-80 68.
Conference: I 60-70: 59-66.
Blanke doordraai: f 19,00 per 100 kg.
Rode doordraai: f 14,00 per 100 kg.
Prijzen genoteerd in centen per kg,
tenzij anders is vermeld.
Attentie: Morgen zal er eveneens vei
ling worden gehouden, i.v.m. de snelle
rijping van de aardbeien
de Gelderse Vallei maar boog af in
zuidwestelijke richting naar Resteren!
De stroom ging vóór de natuurlijke
barrière heen! Lange tijd wist men niet
precies hoe in de ijstijd (Riss!) de toe
stand op de Veluwe was. Het was het
knappe brein van prof. dr. Van Maar-
leveld dat uiteindelijk de oplossing
bracht. Bij Arnhem is een knik ont
staan in de gletsjer die de Oostelijke
Veluwerug in het leven riep. Vandaaruit
werd een gletsjerlob in Westelijke rich
ting de Veluwe ingeduwd en ontstonden
de stuwwallen over Reemst en in het
Zuiden de stuwwal bij Arnhem en Heel-
sum. Nergens kon de Rijn meer heen!
Die móést in westelijke richting de
heuvelrug volgen. Bovendien is er nog
iets dat van nog veel meer belang is.
Allereerst zijn er aanwijzigingen dat
de zandrug van Bergharen tot Nijme
gen een verbinding gehad heeft met de
stuwwal van de Gelderse Vallei. Maar
met welke? Een blik op de topogra
fische kaart toont onverholen aan dat
dit met de Grebbeberg geweest moet
zijn. Rijn en Waal hebben deze verbin
ding volkomen genivelleerd. De door
stroming in westelijke richting blééf
van de aanvang af bestaan. Reeds dr.
Oosting (1936) en dr. Crommelin (1938)
hebben op overtuigende wijze aange
toond dat na de ijstijden nimmer een
oude Rijnarm in de Vallei gestroomd
heeft.
In dit verband wijs ik op de zéér
opmerkelijke en opzienbarende publika-
tie van dit tweetal bekwame geologen.
Merkwaardig zijn de zandruggen van
de aansluitende dekzandgebieden. Zo
ligt dwars door de Vallei heen vanaf
de Haarwal aan de Wageningse zijde
met de Achterbergse hooilanden tot de
omgeving van het nieuwe kanaal een
dekzandrug die pertinent doordringen
van de Rijn in de Vallei verhinderde.
Toch lagen in 't gebied van de Nude
klei op stroomruggronden en idem op
dckzanden stroomgeulen die water af
voerden, eensdeels naar het noorden
en als de hoogwaterstand van de Rijn
afnam uiteraard ook naar de „voedings
ader" zelf. Nooit mag men in deze
geulen restanten van een eventuele
Rijnstroom in de Vallei zien. Dit zijn
steeds periodieke afwateringskanaaltjes
geweest met een levensduur van hoog
stens een paar weken. Voor de rest
stroomde de Rijn rustig in de richting
van Resteren. Ja, ze had zelfs bij de
Grebbeberg een onbetekenend neven
stroompje dat de recente Rijn werd.
Met de Lede maakte u reeds kennis
in het artikel over het kasteel Ter Le
de!
Van vele zijden is gevraagd om een
duidelijke uitleg van het begrip stroom
ruggrond. Gaarne wil ik daaraan vol
doen. Om een en ander duidelijk te la
ten uitkomen zal ik de vorming van
de stroomruggrond in het Nudegebied
onder de loep nemen. Het is zo ontstel
lend bedroevend, dat diverse schrijvers
elkaar na pennen en dan ook nog komen
tot het uitwerken van eigen theorieën,
die uiteraard voor wat de Gelderse Val
lei betreft kant noch wal raken. Het
zij mij vergund een paar uitspraken in
deze geest aan te halen. Ik noem per
tinent geen namen, maar citeer slechts
en zal dan trachten orde op zaken te
Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 5-5-1969.
Opgave na klasse mm maat
Appelen: 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2
x Golden Delicious k.2 48—68 48—61 38—50 32—37 30—57
Goudreinette k.2 143145 139141
x Jonathan k.2 53—61 46—62 41—55 35—45 29—50
Lombarts Calville k.2 68—70 63—66 51—57 42—60
Winston k.2 6870 5255
Zuurkroet en fabrieksfruit per 100 kg 17.40; roodkroet en rood fabrieksfruit per
100 kg 15,40; Stip en stek per 100 kg 6.40.
Peren:
Conference k.l 6870
Conference k.2 6163 5355 4953
Brederode 5263
St. Remy 2237 1021
Glasaardbeien per doosje 200 gram 1.101.,36 1.001.07.
Groenten:
Prei 16—32, 14—21; Radijs per bosje 19—21; Rabarber 4043; Spinazie volle
grond 25—35; Witlof 1.34—1.40, 81—1.22; Sla per 100 krop e 24/opw. kg 23.00—
25.40.
Bloemen:
Scheveria's per stuk 1.16—1.18; geranium per stuk 70—76; Primula's per stuk
27—35.
x is hoof daan voer.
Alles in ets. per kg tenzij anders vermeld.
stellen in deze warwinkel. Voor ik dus
het ontstaan van de barrière in de val
lei omschrijf eerst enige citaten waar
om het gaat.
In 1832 schreef Van Asch van Wijsk
reeds over de oude loop van de rivier
de Eem. De goede man had nog geen
benul van Ijstijden en stroomruggron-
den en noem maar meer po. Wij kunnen
dit laten voor wat het is: aardig voor
de tijd waarin hij leefde en waardeloos
voor de huidige wetenschap. Daar is
dan alles, maar dan ook alles mee ge
zegd.
Dan het er mee verwante betoog,
van Pannekoek van Rheden. Ook dit
geschrift is op grond van te weinig
overtuigend bewijsmateriaal te ver
waarlozen. Dan komt in 1949 een ge
schiedkundige verhandeling waarin
een poging wordt gedaan iets zinnigs
te berde te brengen over de geologie
van de Gelderse Vallei. Een waar waag
stuk in een gemeente waar de ouderen
nog nooit van Ijstijden gehoord had
den en men eenvoudig nog geloofde in
een schepping van 6000 jaar voor
nu. En alweer kwam de Eem theorie
van Van Asch van Wijck op de proppen!
Of er geen geologisch onderzoek sinds
1832 had plaatsgevonden! Dan, in 1961
een publikatie waarin staat: „Of de
scheepvaart zo moeilijk was als ge
woonlijk wordt voorgesteld, lijkt betwij
felbaar. Thans watert de Vallei naar het
noorden af, maar destijds, toen de bo
dem ruim twee meter hoger was, liep
het water in zuidelijke richting naar de
Rijn, waarvan het niveau lager was".
Noubreekt mij de klomp! Maar
neen. nog geen commentaar, want met
de citaten ben ik nog niet aan het ein
de van mijn latijn. Alleen dit: water
klimt nou nooit eens tegen een helling
op! Wij vervolgen!
In 1966 het volgende: „Het gebied
tussen beide eindmorenen (sic!) bleef
lange tijd een stroom, die waarschijnlijk
z'n naam gegeven heeft aan het land
schap Flehite, dat niet alleen rond
Amersfoort ligt doch ook het gehele ge
bied tussen IJsselmeer en Rijn heeft
omvat (deze geografische omschrijving
van de gouw Flehite is juist). Langzaam
maar zeker versmalde deze watermassa
tot een Rijnarm, waaraan de resten nog
heden ten dage terug te vinden zijn in
de Eem, van Amersfoort tot het IJssel
meer, de beken bezuiden Amersfoort en
de Grebbe of Rromme Eem, die ten
oosten van Rhenen naar het noorden
in de richting van bovengenoemde beken
stroomde". Hier is pertinent sprake van
een Rijnarm! Er wordt de legende van
de lle-eeuwse bisschop Meinwerk van
Paderborn nog bijgehaald, iets dat de
toch wel zeer serieuze prof. drs. W.
van Itterson trouwens ook doet, maar
op legenden kan men toch moeilijk een
rivier baseren. Dat moest wel een le
genderivier worden."
Nu dan eerst naar de vraag: wat is
de Eem eigenlijk? Neem de moeite er
eens voor en leg een goede kaart van
de Gelderse Vallei voor U. Wat ontwaart
u 'dan? Dat zich bij Amersfoort een
compleet knooppunt van beken bevindt
die alle, let wel: alle van de Ve-
AMERONGEN Hengelsportvereni
ging ,,'t Snoekje" houdt maandag 12
mei om 20 uur een vergadering in de
kantine van de VV DVSA aan de Burg
wal in Amerongen. Op deze vergadering
zal het eventuele opheffen van de ver
eniging ter sprake komen. Het bestuur
kan namelijk niet meer garanderen dat
het een vergunning voor vissen in de
Rijn zal krijgen.
Plaatsing geschiedt
buitan verantwoordelijkheid
van da redactie
Met belangstelling las ik in uw dag
blad De Vallei van 2 mei jl. het over
genomen artikel uit het Geref. Week
blad van ds. A. Vroegindewey te Vee-
nendaal. Ds. Vroegindewey betreurt
hier de beslissing van de ministerraad
de Dodenherdenking op zondag 4 mei
te laten doorgaan. Een zeer Juiste be
slissing mijns inziens, aan aeze datum
dient niet getornd te worden. De pre
dikant meent dat nu een deel van ons
volk aan deze herdenking om princi
piële redenen niet kan deelnemen. Dit
is erg jammer maar het allergrootste
deel van ons volk heeft hiertegen on
getwijfeld geen enkel bezwaar.
Dat ds. Vroegindewey zo ver gaat
met te schrijven dat door de hier bo
ven genoemde beslissing verdeeldheid
in het Nederlandse volk gezaaid wordt,
gaat mij toch werkelijk te ver. Reeds
te veel minderheden zijn er die hun
zin willen doordrijven. Dat het niet zo
best gaat met ons volk kan ik wel on
derschrijven, gezien dan dat ik hier
spreek over de minderheden in ons
volk. Met deze Dodenherdenking heeft
dit echter niets te maken.
Met dank voor plaatsing,
Th. H. Koot,
Renswoude.
luwe komen. Uitgezonderd dan de we
teringen en de zg. Heiligenbergerbeek
die met het Valleikanaal in verbinding
staan, en deels gegraven zijn voor de
afwatering. Voorheen ook de Kromme
Eem! En dit alles leverde in het ver
leden grote moeilijkheden op op water
huishoudkundig gebied. Het „riviertje"
de Eem is niets anders dan de noorde
lijkste beek van het Veluwse beken-
complex. Ook het van de Utrechtse
Heuvelrug komende hemelwater en af
valwater kwamen via gegraven sloten
in de eveneens gegraven Grift terecht.
Het is 'n hoogst opmerkelijk verschijn
sel dat de Utrechtse heuvelrug géén
spaarbekkens heeft van waaruit beken
gevoed worden. De Veluwe heeft tal
loze brongebieden! En wij weten dat de
Gelderse Vallei zeeën van water ople
veren kan. Tussen de waterscheidingen
is de vallei over een jaar gerekend de
.vergaarbak" van 500.000.000 m3 wa
ter. Ja. dat leest u goed! Alleen aan re
genwater moet de vallei per jaar zo'n
vijfhonderdmiljoen kubieke meter wa
ter door verzinking, verdamping of af
vloeiing verwerken! Dat gaat zo al
duizenden en duizenden jaren door. En
dan heeft de Gelderse Vallei een extra
euvel. In de derde IJstijd is in het
noorden (omgeving van Amersfoort)
door de daar ca. 250 m dikke IJskap
een ongeveer 6 a 7 meter dieper niveau
ontstaan dan ter hoogte van de Grebbe
waar ..maar ca. 60 meter ijs lag. De
vallei helt dus sterk. Al bemerkt men
daar niets van. Niets? Om de drommel
wel! Alle beken en ook die oude Krom-
e Eem zochten het lager op. Er
stroomde in normale omstandighe
den nooit water naar de Rijn. Wat was
daar in het zuidao van de vallei dan
wel aan de hand?
Door erosie van de gebergten, waar
door de Rijn en de Maas zich een weg
banen, worden de vaste rotsen verma
len tot zandkorrels. De oorspronkelijk
véél lager gelegen stroombeddlngen
werden met zandlagen opgevuld en kwa
men steeds hoger te liggen. Het is dus
goed te begrijpen dat bij verhoogde
aanvoer vanw ater in dit zand bed tel
ken stroomgeulen werden uitgesleten en
aan de oevers zandwallen kwamen te
liggen.
Deze werden uiteraard steeds hoger
en in het vlakke land is deze opbouw
van ruggen dan ook een algemeen ver
schijnsel. Op de hoogste ruggen wer
den de dorpen gesticht. Dit verschijn
sel houdt ten nauwste verband met de
algemene sedimentatie in ons rivieren
gebied. Over oudere stroomruggron-
den kunnen later weer kleilagen wor
den afgezet en dat heeft plaats gehad
in het Nudegebied. De rivier had haar
bedding al zo ver omhoog gebracht dat
overstroming mogelijk was.
En tóch lag daar in het zuiden van de
vallei nog een tweede barrière, de dek-
zandwal tussen Wageningen en Achter
berg! U moet voor de aardigheid eens
gaan kijken hoe daar plotseling „het
kleiland" van de Nude ophoudt en het
veenland langzamerhand op gaat tre
den. Men zal nu toch wel begrijpen
waarom er nooit meer een Rijnarm in
de vallei kon komen. Daar heeft de ri
vier zelf voor gezorgd.
Met dat al liep de vallei bij hoge wa
terstand van de Rijn toch telkens on
der. Zo lang er geen mensen in de val
lei woonden bekommerde men zich daar
niet om. Overal lagen geweldige bossen
en daarin waren moerassen. De beken
stroomden er bij tientallen door en er
was geen doorkomen aan". Toch viel een
plek op: een voorde of doorwaadbare
wat hogere plek even boven het knoop
punt waar de beken bijeen kwamen.
Daar was een voorde in de Amer of
Emme. Er is ook wel beweerd dat het
van fort aan de Eem kwam, omdat dit
zo'n belangrijke plek voor de Utrechtse
bisschoppen was. Even nu maar het
grapje over het ei en de kip; het fort
kwam er tóch. En dat zo laag gélegen
dorpje Amersfoort vroeg om bescher
ming tegen de eeuwige wateroverlast.
Daar )s wat aan gedokterd! Het leed
zou niet te overzien zijn geweest als
keizer Frederik Barbarossa (Rood-
baard) in 1165 zijn plan om de Nude te
doorgraven had uitgevoerd. Bij hoog
water zou dan heel die watervloed afge
voerd worden naar de (Zuider) zee.
Men heeft die domme keizer vroeg
tijdig van dat plan weten af te brengen.
Maar als men één bewijs wil hebben
dat er door de vallei géén Rijnarm
stroomde, dan toch zeker dit snode plan
van keizer Frederik Barbarossa. Was
dat gedaan, ja, dan...Maar goed. tegen
de wateroverlast heeft men eindeloos
moeten vechten.
Hemelwater (500.000.000 m3 per jr.)
en bij hoge waterstand kwelwater van
de Rijn dat heb je ook massaal in de
Betuwe) maakte het nodig dat in de
15e a 16e eeuw een Rijnkade tussen Wa
geningen en de Grebbe gelegd moest
worden. David van Bourgondië werd
in het zuiden van de vallei bisschoppe
lijk turfboer nr. 1 en liet langs het
beekje Kromme Eem zijn veengrift gra
ven met in de Nudedam een sluisje. Zo
kreeg hij tenminste de turf op de Rijn
als het tij gunstig was. Het moest 1595
worden dat mogelijk wel de ergste over
stroming aller tijden plaats had en de
Grebbedijk extra verzwaard werd. Re
delijkerwijs gesproken werd toen eerst
de Rijn getemd. Het eindeloos ophogen
van de rivierbedding met zand en
schuifgrint begon dan eindelijk be
nauwend te worden. Men bedenke dat
daar duizenden jaren en nog eens dui
zenden jaren mee gemoeid waren.
Maar wéarom is dit alles in onder
wijskringen een welhaast onbekende
kwestie. Het gaat er niet om of men
zelf gelijk heeft. Ik denk wel eens dat
het gemakzucht is en gedacht wordt dat
er toch niemand is die het gaat verifi
ëren. Het gaat er niet om of de onwe
tenschappelijke en ongefundeerde visie
zegeviert. Het waren laatst ten aanzien
van Castra Herculis op de Peutinger-
kaart opmerkelijke en ook zeer verstan
dige woorden die prof. Dr. Bogaerts
uit Nijmegen uitsprak. „Het ls niet be
langrijk te weten of mijn localisatie
juist is; het is minstens zo belangrijk
te weten dat ik het fout kan hebben".
Juist gesproken. En voor wat de
geologie van de post-glaciale en holoce-
ne Gelderse Vallei betreft hebben ge
weldig knappe koppen in 1936 en 1938
en nadien èlle wetenschapsmensen van
naam de onmogelijkheid van een Rijn
arm door wat ik de Eemvallei zou wil
len noemen gewezen. Dat is geen pro
bleem meer: Geen rivier.
Voor het landij* ongeveer 180.000
jaar geleden ons land begon te bedek
ken stroomde waar nu de Eemsvallei
is een brede en machtige Maasarm.
(beslist geen Rijnarm) die op haar
beurt weer de bedding van een ca.
400.000 tot 300.000 jaar geleden hier ge
stroomd hebbende oer-Rijn, die de ge
hele bedding verlegde verving. Dit we
ten wij zeer precies aan de hand van
'Ie vondsten. Uit de diepere lagen komt
Rijngesteente en dat is afgedekt door
Maaslagen. Tussen de 2e en 3e ijstijd
heerste bij ons een weelderig tropen-
klimaat. Wij vonden daarvan honder
den bewijzen. Tot de tand van een Nijl
paard toe! Dit alles kan men zo maar
niet aan elkaar praten. Daar moeten de
knapste bollen bijgehaald worden. Ge
loof mij dat dan ons geringe schakeltje
een deel van de keten gaat worden, die
de machtige vormingsgeschiedenis
vormt. En is het dan niet fantastisch
te weten dat men een deeltje mag zijn.
Dat bereikt men absoluut niet met het
poneren van eigen vindinkjes. Men staat
dan zo alléén....
Wat altijd al opviel zijn de lage ve-
nige plekken in de lengterichting van
onze vallei. De oppervlakkige beschou
wer komt er zo gemakkelijk toe er
restanten van een rivier in te zien. Dat
is zeer beslist niet het geval. Het zijn
uitgestoven geulen uit de tijd dat ont
stellende felle stormen de vallei teis
terden en ze ontstonden gelijktijdig met
het toen ingewaaide zanddek van 14
meter dikte. Allemaal fijn stuifzand.
De hele vallei is er mee opgevuld. U
plant er uw sla in en poot er de aard
appelen in. En de boer zaait er zijn
rogge. De diepe uitgestoven dalen
groeiden vol veen. Nergens vindt U
rivierkleiafzettingen. Ook niet wider dat
ingestoven zand. Ja, wél beekklei
langs de van de Veluwe komende beek
jes! Aangevoerd uit de geëroreerde kei-
leem afzettingen van het Veluweplateau
en uit de regenbeken die slib van inci
denteel aanwezige keileem naar deze
beken voeren. Heel deze fantastische
geologische wereld moet men leren ken
nen. Dan wordt iedere afzettingslaag
voor u een leesbare bladzijde.
Steeds weer worden wij geconfron
teerd met de aanduiding eindmorene.
Oh, zeker, de Eemvallei hééft een
morene. Maar u krijgt daar alleen iets
van te zien als ergens een grondboring
Coop. Veilingsvereniging „Geldermal
sen en Omstreken" G.A. Noteringen van
maandag 5 mei 1969.
Appelen: Goudreinet, K 64-73: EII
65 75 113-117; 75 80 126; 85 95 120-121.
Jonathan K: 19-43: El 60/ 65 48 65/70
59; 70/75 65; 75/80 66. EII 60/65 39-51; 65/
70 43-61; 70 75 47-72; 75/80 45-70.
G. Delicious: K 20-56: EI 60/65 47-48;
65 70 52-61; 70/75 67-75; 75/80 67-76;
80/85 61-69. EII 60/65 38-46; 65/70 47-59;
70/75 49-68; 75/80 47-67; 80/85 53-67.
L. Calville: K 28-61: El 70/80 75-80;
80/90 58 -64. EII 60/70 31-63; 70/80 62-73;
80/90 58-61.
Winston: EII 55'60 36; 60/65 59; 65/70
85; 70/75 102.
Peren: Conference, II 13-22: EI 55/60
47; 60/70 58-70; 70/80 68-76; 55/65 55-56;
65/75 67-69.
Brederode: II 29-37: EI 60'70 63 70/80
68. EII 60/70 61; 70/80 67.
Aardbeien per doosje van 200 gram:
Glaza II 105-120; EI 124-133. Gorella EI
112-123.
Doordraai 21,40 Jonathan, doordraai
15,60 stip en stekappelen 7,30.
PAARDENMARKT UTRECHT
UTRECHT. Op de Utrechtse paar
denmarkt zijn maandag 510 dieren
aangevoerd. De prijzen waren:
Luxe paarden f 1225—1650; werkpaar
den f 12001625 3-jarige paarden
f 9251150; 2-jarige paarden f 725—925;
veulens f 325—625; hitten f 700-425;
oude paarden f 8751550; slachtpaarden
f 2,703,80 per kilogram geslacht ge
wicht; jonge slachtpaarden f 3.804,20
per kilo geslacht gewicht. De handel was
redelijk.
0 Bovenstaande kaart toont de Gelderse Vallei na de ijstijden. De witte
plekken zijn holocene klei- en veengronden. Het horizontaal gearceer
de gebied is dekzand- en zavelgrond. In het zuiden tussen de Grebbeberg
en de Wageningseberg lag de hoge stroomruggrond en de zgn. Haarwal,
die 8amendoordringen van de Rijn in de Vallei verhinderen. Let vooral op
de vele beken die van het Veluwe-plateau komen.
(Tekening Adriaan P. de Kleuver)
gemaakt wordt. Dan komt met de puls
na 30 meter zand een keileemlaag van
10 meter, (tien meter) zeer dichte en
blauwige klei!. Dat is de grondmorene
van de derde ijstijdgletsjer. Onze heu
velruggen zijn stuwwallen en zeer be
slist geen eindmorenen. Dat eindmore-
nemateriaal van de vallei zou al in staat
geweest zijn de Rijn te weren! Het ligt
evenwel afgedekt met het strandmate-
riaal van de Eemzee. Wij zijn nog
lang niet aan het einde; de waarheid
moet aan de oppervlakte gebracht wor
den. Over die gigantische stormen, de
toendra's met hun mammoeten en mo
gelijk primitieve jagers een volgende
keer.
Adriaan P. de Kleuver.
UTRECHT Bevrijdingsdag 5 mei
1969 zal in de annalen van Nederlands
warmbloedfokkerij als een historische
dag geboekstaafd blijven: op twee ver
gaderingen in Utrecht werd besloten
tot reorganisatie van de Vereniging tot
bevordering van de Landbouwtuig-
paardfokkerij in Nederland (VLN) en
tot fusie met het Noordelijk Warm
bloed Paardenstamboek (NWP) tot de
vereniging „Warmbloed Paardenstam
boek in Nederland" (WPN)
In de eerste vergadering, van de
VLN, gepresideerd door de heer D.
Rempt, Alkmaar, releveerde de voorzit
ter de verlangens die in de afdelingen
t.o.v. de fusie waren naar voren ge
bracht. De letters VLN, ruim dertig
jaar gebruikt als naamsaanduiding, kun
nen ook gezien worden als de begin
letters van Vario Labori Natustot
veelzijdige arbeid geboren. Op voorstel
van Overijssel werd de wens onder
streept dat deze letters in hiet nieuwe
embleem zullen voorkomen. T.a.v. de
concept statuten werd het algemeen
gewenst geacht dat stemming over
personen steeds schriftelijk plaats heeft.
Van diverse zijden werd er op aan
gedrongen dat de nieuw gestichte ver
eniging 'n eigen hoofdinspecteur zal be
noemen. Hierbij werd de naapi P. B.
van Binsbergen genoemd.
De heer Seldenrijk (Utrecht) herin
nerde aan de fusie NSTg en GES,
ruim 30 jaar geleden. Ten aanzien
van het voortbestaan van het Gelderse
paard heeft de VLN veel te danken aan
wijlen de heer Binsbergen senior. Mede
door diens inzicht en foktalent worden
momenteel vele warmbloedpaarden naar
het buitenland verkocht.
Voorzitter Rempt sprak er zijn vol
doening over uit dat het fusie-voorstel,
om tot één warmbloed-stamboek in Ne
derland te komen, zo unaniem was aan
vaard. De letters VLN waren mogelijk
niet meer up to date want de klemtoon
in de fokkerij is nogal verlegd van het
tuigpaard naar het rij- en sportpaard.
Spr. hoopt dat het centrum van het
land ook opvangcentrum zal zijn of
worden van alle paarden- en pony-fok
kende organisaties.
Op de tweede vergadering waren de
afgevaardigden uit het noorden aanwe
zig. Deze werd gepresideerd door mr.
C. Th. E. graaf van Lynden van San-
denburg, erevoorzitter van de VCN, en
en ze onderscheidde zich door rust en
eensgezindheid. De voorzitter zeide
dat de leiding voorlopig zou berusten
bij de oude besturen der beide stam
boeken. In de herfst zal een definitie
bestuur gekozen worden en zullen jury.
technische commissie enz. gevormd
worden. Tot zolang zal spr. als voorzit
ter fungeren, de heer Waalkens, voorz.
NWP, als vice-voorzitter en A. J. Ver
mond als secretaris (thans secretaris
van de VLN). Hij hoopt dat in harmo
nieuze samenwerking de zaak zich zal
ontwikkelen; in dit jaar zullen de beide
stamboeken nog op de oude wijze te
werk gaan.
Niemand verzette zich tegen de stel
ling dat stemming over personen steeds
schriftelijk moet gebeuren; het voor
lopige bestuur werd gemachtigd de Ko
ninklijke goedkeuring op de statuten
aan te vragen en om andere voorzie
ningen te treffen.
Ir. Hoogschagen van het departement
van landbouw wenste de fokkers geluk
met het genomen besluit tot fusie. De
overheid juicht een en ander van harte
toe en ze heeft zich al eerder in deze
geest uitgelaten. Spr. bracht ook de
gelukwensen over van de helaas ver
hinderde directeur van het veeteelt -
wezen, ir. Th. C. J. M. Rijssenbeek, die
adviserend lid is van de VLN.
Graaf v. Lynden v. Sandenburg
dankte voor de gelukwensen en hij be
val de vereniging aan in de belangstel
ling van de minister; spr. hoopt dat
de goede verhoudingen bestendigd zul
len blijven.