EERSTE „PROVO" VAN DE CINEMA
Laatste film
mislukte
Jaarlijks emigreren nog
10.000 Nederlanders
De Noordse Unie
en de E.E.G.
met
Niemeijer N.V. viert feest
TACHTIGJARIGE KOMIEK WAS ZESTIG JAAR LANG
ACTEER, REGISSEER ElV PRODECENT
mkavtofiAs cn>
MOSSELOOGST
Mr. ir. Haveman, toeverlaat van landverhuizers
UIT DE KERKEN
LACH EIS
VINGEROEFENING
HOOGTEPUNTEN
VERBODEN
MEER NEDERLANDERS
NAAR ZWEDEN
frj&trir
ons houïe, o(a*u
dt&iogts
STELLING
ORGANISATIES
SOCIAAL PROBLEEM
NA I960
UITBLAZEN
DINSDAG 6 MEI 1969
CHARLIE CHAPLIN'S FILMHUMOR
Pratend over zijn leeftijd, zei filmregisseur Fritz Lang
onlangs in Amsterdam: „Het afschuwelijke is dat
je het in ieder gesprek weer hebt over mensen die allang
dood zijn. Dat is deprimerend op het duivelse af".
In gedachten zien we Charles Chaplin begrijpend bij deze
opmerking knikken. De grote Chaplin is pas tachtig jaar
geworden (16 april) en hij zal de ervaring van Lang op dit
gebied ongetwijfeld delen.
Het is mooi om oud te worden, maar het heeft ook wel
zijn problemen. Het achterom kijken wordt immers steeds
moeilijker; iedere gedachte aan vroeger is geschiedenis
geworden. Voor een beroemd man is dat bovendien be
schreven geschiedenis, te achterhalen in bibliotheken en
dienende ter lering aan het nageslacht.
Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag mag je je natuurlijk afvragen
wat Chaplin ons heeft meegegeven. Een vraag waarop geen antwoord in alge
mene zin valt te bedenken, omdat ieder die Chaplin ooit heeft gezien hem
anders zal hebben „ontvangen".
Wel kan worden gesteld dat hij een enorm brok filmhumor heeft uitgevonden
en dat hij op dit gebied sinds 1912 een hoogleraar is geweest. Tachtig jaar,
waarvan ongeveer zestig als speler, regisseur en producent en maker van om
en nabij 80 films. Charles Chaplin: 't symbool van een filmhistorie, Charlie in
onze herinnering, Chariot voor de Fransen, Carlito voor de Spaans-talige
landen.
Zijn leven begon in een Londense ach
terbuurt en brengt zich sinds 1950 in 't
achter hoge hekken besloten kasteel in
yzt Zwitserse stadje Vevey aan het door
geen stofje bevuilde water van het meer
van Genève. Belangrijkste plek van le
ven en werk daartussen is uiteraard
Hollywood, in zijn auto-biografie be
schreven als een harde, maar beminde
gemeenschap.
Voordat hij er in 1912 zijn eerste film bij
de maatschappij van Keystone maak
te, had Chaplin Amerika enkele jaren
eerder beproefd. Als komiek in de troep
van Fred Kamo en Stan Laurel ging
hij al in 1910 op tournee naar de Ver
enigde Staten. Onder Keystone draait
hij tegen 'n honorarium van 'n dollartje
of zestig per week een serie één-acters.
Volgens overlevering komt Chaplin per
toeval aan het zo klassiek geworden
kostuum.
Als we die legende mogen geloven,
ging het zo: in dezelfde filmonderne
ming zat een corpulente komiek Fatty
Arbuckle. Toen Chaplin zijn eerste scè
ne moest maken, was er geen kleding
voorradig.
Dus moest hij het slobberende pak
van Fatty aan. Eenmaal voor de came
ra. bleek dat een lacher en dus werd
het kostuum gehandhaafd. En let wel:
de Charlie waarover wij denken, be
stond in die jaren nog niet. Op z'n
hoogst kun je stellen, dat de uiterlijke
tekens in die richting wezen.
Het succes liep hoog genoeg op voor
•en volgende stap. Essanay Company, in
Chicago zetelend, bood hem in 1913 een
contract aan voor duizend dollar per
week.
Chaplin marchandeerde wat en maak
te er 1150 dollar van. Minimum leve
ring: één film per maand. De films, die
in deze periode tot stand kwamen, ken
nen we nu nog als de korte sketches
waarin Chaplin steeds op één themaatje
een verhaal bouwt. Voor een belangrijk
deel zijn het improvisaties, ofwel vin
geroefeningen, die naar een vaste fi
guur leidden.
De figuur stond er helemaal toen
Chaplin in 1917 zijn eigen maatschappij
oprichtte, daarmee de filmrechten in
handen nemend, die hij zijn leven lang
niet meer zou afstaan. Uit die tijd stam
men zijn „Vagebond", zijn „Brandweer
man" en zijn „Immigrant" ,stuk voor
stuk meesterwerken, die zolang het cel
luloid, het houdt de eeuwen gemakkelijk
zullen doorstaan.
Op brede adem komt Charlie Chaplin
in de jaren twintig met „The Kid", „De
Pelgrim", „The Gold Rush", „The Cir
cus" en dan noemen we slechts de hoog
tepunten de paradepaardjes zo men wil.
In 1931 zwenkt hij mee met de geluids
film. Zijn eerste in „City Lights", die al
eerder klaar was, maar die lang op rou
latie moest wachten. Het is een mooi
Brits verhaaltje over een blind bloe
menmeisje en een verliefde zwerver.
Een bezoeker van de filmstudio be
schrijft één van de opnamen aldus:
„Charlie Chaplin komt binnenvallen
als een zwarte vlieg met mensengezicht.
Allen de vleugels ontbreken. Op zijn
krulletjes troont het kleine zwarte kaas
dopje, de enge taille wordt omsloten
door een jacquet dat vuilgroen verscho
ten is.
Daaronder bevindt zich een veelkleu
rig vest, de wijde brode hangt in valse
vouwen, op afgesloten turftrappers
waggelt hij naderbij. De handschoenen
zijn vodden, de eruit stekende vinger
toppen houden het gebogen wandelstok
je vast..."
Na „Modern Times", „De Dictator"
(voor de oorlog in Nederland verboden,
omdat Hitler in die film werd bele
digd) en een nieuwe versie van „The
gold rush", sloot Charlie in 1942 zijn
carrière af. Om vier jaar later met
„Monsieur Verdoux" de andere Char
les Chaplin te worden. De trieste, kwie
ke en toch niet te overwinnen clown, die
bijvoorbeeld als vechter tegen de politie
als de eerste provo van het cinema mag
worden beschouwd, zette een ander
masker op. Zijn dandy-figuur bleef,
maar hij was ineens veel ouder en nog
veel wijzer geworden. „Verdoux" kon
nog doorgaan als een romantische thril-
IIELSINGBORG Meer dan 100.000
Nederlanders hebben het afgelopen jaar
een bezoek aan Zweden gebracht; 20
pet. meer dan het jaar ervoor. Het to
tale aantal toeristen, dat vorig jaar
Zweden bezocht, is volgens voorlopige
cijfers ruim anderhalf miljoen, even
eens een getal dat zo'n twintig procent
hoger ligt dan in 1967, toen het 1.297.000
was.
Van genoemd aantal Nederlanders zou
ongeveer 70 procent bestaan uit toe
risten.
Deze schatting en bovenstaande cij
fers werden door de directeur van het
Zweedse toeristenbureau in Helsingborg
de heer S. Bagger-Jörgensen, en een
vertegenwoordiger van de Zweedse
scheepvaartmaatschappij Trave-Line, de
heer O. Johrdan, meegedeeld aan een
aantal Nederlandse journalisten, dat een
bezoek bracht aan Zweden.
Zij merkten op, dat het aantal Ne
derlanders dat Zweden bezoekt steeds
toeneemt. In 1964 bedroeg hun aantal
nog maar 52.065. Het grootste aantal
buitenlandse bezoekers levert West-
Duitsland: 550.000 in 1967, Amerika:
178.228 in 1967 en Groot-Brittannië:
151.760 eveneens in dat jaar.
Rechtstreeks uit ons land gingen het
vorige jaar van januari tot oktober ruim
11.000 personen per boot; per vliegtuig
rechtstreeks uit Nederland 9500 man.
De overige 80.000 Nederlanders bereik
ten Zweden via andere landen, zowel
per auto, boot als per vliegtuig. Op de
diverse Zweedse campings werden het
vorige jaar 6578 Nederlandse auto's ge
registreerd.
ADVERTENTIE
De onvervul
de liefde is altijd
een markant
thema geweest in
vele films van
Chaplin. In
„City lig hts" komt
zo'n scène voor
die ontroerend
van atmosfeer is.
Ier. „Limelight" was in opzet en uitwer
king helemaal het poëzie-album" van
een toen wel oud geworden man.
Iets van de vechter Chaplin vond
men gelukkig terug in zijn „Koning van
New York", waarin hij zijn kritiek op
de Amerikaanse maatschappij serveer
de. En daarna kwam er heel lang niets.
Alleen de geruchten bleven aanhouden
tot het in 1966 zeker werd! Chaplin
maakte wéér een film, de „Gravin van
Hongkong" met Marlon Brando en So
phia Loren in de voornaamste rollen.
Alles wat ooit het predikaat Chapli-
nesk had gekregen, of laat ik zeggen
vrijwel alles, bleek in deze triest uit
zijn voegen gekomen film verwaarloosd.
Weer een sprookje, maar in dit geval
een vertelling uit een damesblad anno
1930. Met een verkampte grootmeester
in de regie-stoel en een daardoor on
machtig geworden rolbezetting. Een film
om in het licht van Chaplin voor altijd
vergeten te worden.
Wat hij ons in die vele jaren daar
voor heeft geleerd? Dat de melancholie
een ellendig wonder is, dat de werkelij
ke humor zich als oppermachtig verheft,
dat de schlemiel het per definitie nooit
tegen een overmacht behoeft af te leg
gen.
Toen Chaplin in juni 1965 in Amster
dam was om er de (met Ingmar Berg-
an gedeelde) Erasmusprijs in ontvangst
te nemen, zei hij in zijn korte bedank
je: „Ze vroegen me eens wat ik van
een echt kunstwerk dacht. Mijn ant
woord was: dat moet een goed geschre
ven liefdesbrief aan de wereld zijn".
Chaplin heeft er vele geschreven. In
de gedaante van Charlie en Charles. In
middels is hij 80 jaar en dus is alles
levend en wel geschiedenis. De jaren
gaan voorbij zelfs aan het meer van
Genève.
Het is een zeer ernstige Chaplin, die uit een van de laatste foto's voor ons
oprijst.
Charlie Chaplin in een van zijn korte films, waarin kolder en tragiek vaak
meesterlijk vermengd waren.
YERSEKE De totale hoeveelheid
mosselen in het seizoen 1968/1969 te Yer-
seke aan gevoerd bedroeg 1.104.000 ton
nen van 100 kg.
In deze aanvoer zijn 93.000 tonnen
begrepen, die in het z.g. mosselfonds
werden gelost, omdat er bij de aanvoer
in de loop van het seizoen geen koper
voor was. Deze „fondsmosselen" zijn de
vorige maand aan de handel verkocht
en voor 90 procent nu ook alweer ge
ëxporteerd.
Van de aangevoerde mosselen kwa
men 362.000 tonnen uit Zeeland en
714.000 tonnen uit de Waddenzee. Er
werden 28.000 tonnen geïmporteerd (ko
mend van het Duits-Deense wad).
Geëxporteerd of aan de inleggerijen
afgeleverd werden 760.000 tonnen. Er
gingen 250.000 tonnen naar België en
380.000 tonnen naar Frankrijk.
DEN HAAG In de jaren 1950-1960 hebben ruim driehonderduizend Ne
derlanders het vaderland de rug toegekeerd om in een ander deel van de
wereld een nieuw leven te beginnen.
De emigratiekoorts stak vlak na de oorlog op en zij werd door vele angsten
en overwegingen gevoed: Nederland was economisch als een wrak uit de oor
log gekomen er. het toverwoord „industrialisatie" was nog niet uitgevonden.
Er kwam een „koude oorlog" die elk moment „warm" kon lopen en duizen
den Nederlanders wilden niet het risico van een nieuwe bezetting nemen.
We waren Indonesië als kolonie kwijt
en de natuurlijke bestemming voor de
„ferme jongens, stoere knapen" scheen
geblokkeerd. Kortom zo omstreeks 1950
zagen vele Nederlanders geen gat meer
in de toekomst hier en zij wilden het
elders gaan proberen.
Centraal in deze woelingen stond mr.
ir. B. W. Haveman, die in november
1950 werd genoemd tot regeringscom
missaris voor de emigratie. Hij moest
de acties die door vele vaderlandse in
stituten en organisaties werden gevoerd,
coördineren.
Vooral van confessionele zijden werd
in die tijd emigratie als het grote ge
neesmiddel voor vele kwalen aangewe
zen. De statistieken voorspelden een
dreigende overbevolking voor Nederland
en het zou nog ruim tien jaar duren
voordat geboorten regeling in die krin
gen niet langer als een vloek zou klin
ken.
Het aantal organisaties dat zich na
1950 met emigratie ging bezighouden
was even groot als de variaties in het
maatschappelijke leven van Nederland.
Het aantal voorlichtingsavonden over
emigratie was in die tijd groter dan het
aantal teach-ins hu over het seksuele
vraagstuk en internationale politiek.
„Toen ik regeringscommissaris werd,
voerde iedereen oorlog met iedereen.
Zeven ministeries meenden elk afzon
derlijk dat zij 'n emigratiebeleid dienden
te bepalen. Vele niet-ambtelijke orga
nisaties meenden dat emigratie uitslui
tend op particulier initiatief moest steu
nen; de regering had alleen maar te
zorgen dat emigratie financieel mogelijk
was".
Emigratie was in die tijd een bijna
uitsluitend sociaal probleem en de heer
Haveman had een ruim voorland dat
hem op deze taak had voorbereid. Als
zoon van een dominee was hij in 1908 in
in Friesland geboren. Hij groeide op in
Tiel: „in het toen typische CHU-klimaat
waar een actieve betrokkenheid met de
politiek aanwezig was".
Toen hij in Delft ging studeren, werd
hij zo geboeid door het sociale vraagstuk
in de crisisjaren dat hij na zijn inge
nieursexamen in Leiden arbeidsrecht
ging studeren. „In de Bond van Jong
Liberalen verzetten wij ons tegen de
gedachten van de Vrijheidsbond. Samen
met jonge socialisten stichtten we Een
heid door Democratie, als verzet tegen
het fascisme".
Tijdens zijn studietijd werd de heer
Haveman adjunct-secretaris van de
Hoge Raad van de Arbeid en van
het College van Rijksbemiddelaars,
zodat de theorie aan de praktijk werd
getoetst.
Bij de massale ontslag van Joodse
ambtenaren in 1941 zegde ook mr.
Haveman de rijksdienst vaarwel, om
er vier jaar later als secretaris van
minister-president Schermerhom te
rug te komen.
Het was op het nippertje geweest,
want een maand voor het einde van
de oorlog, was hij door de Duitsers ge
arresteerd als lid van de verzetsgroep
Je Maintiendrai. „Natuurlijk werd ik
lid van de PvdA: een jaar was ik zelfs
lid van het hoofdbestuur".
Hij zegt: „Aanvankelijk was emigra
tie in Nederland een natuurlijke zaak.
In 1947 vertrok het eerste emigranten
schip naar Canada met uitsluitend Ne
derlandse boeren aan boord die hier
geen landbouwgrond konden krijgen".
Spoedig daarna kwamen uit bijna
alle maatschappelijke groepen stromen
emigranten, aangemoedigd door bijna
iedereen. De heer Haveman zegt nu:
„Na 1960 waren de feitelijke situatie en
de geestelijke instelling in Nederland
dusdanig gewijzigd, dat de propaganda
voor emigratie drastisch werd beperkt,
maar nog steeds emigreren er jaarlijks
circa tienduizend mensen uit Neder
land".
Een beschouwing over de motieven
tot emigratie besluit de heer Haveman:
„Als de remming in iemands leven mee-
emigreert, mislukt de emigratie bijna
altijd. Wie emigreert moet bijna zeker
weten, dat het probleem, dat hem tot
emigratie inspireert, in het nieuwe va
derland kan worden opgelost. Een vast
gelopen huwelijk wordt door emigratie
meestal niet verbeterd.
Toen de emigratiedrift na 1960 in
Nederland was uitgewoed, vroeg de heer
Haveman buitengewoon verlof als rege
ringscommissaris om in 1962 directeur
te worden van het Internationale Comi
té voor Europese Migratie (leem). Dit
comité was voortgekomen uit de vluch
telingenorganisatie nog steeds een
noodzakelijke dienst: vorig jaar werden
veertigduizend vluchtelingen naar een
nieuw vaderland gebracht. De ICEM
begeleidt tevens emigranten uit Europa
en Europeanen uit het Midden-Oosten.
jaarlijks ongeveer 30.000.
De heer Haveman zegt: „De ICEM
heeft nog een derde taak, die mijn gro
te liefde werd: emigratie van deskundi
gen naar Zuid-Amerika, een zeer doel
treffende vorm van ontwikkelingshulp".
Via de ICEM vertrekken jaarlijks cir
ca 1700 deskundigen uit Europa naar
Zuid-Amerika; men hoopt dat aantal
tot drieduizend op te voeren. Het is in
feite 't omgekeerde van emigratie: nor
maal zoekt men plaatsen voor mensen;
in Z.-Amerika zoekt men mensen voor
plaatsen".
Mr. ir. Haveman is zeven jaar direc
teur van de ICEM geweest, een uit
zonderlijk lange tijd voor deze post,
waarvoor men jaarlijks moet worden
benoemd. Hij is nu 61 jaar en hij zei
vorig jaar dat het welletjes was ge
weest. In februari kwam hij terug in
Nederland, waar hij een einde maakte
aan zijn buitengewoon verlof door ont
slag te vragen als regeringscommissa
ris. hetgeen hem per 1 september werd
verleend: „Neen, ik voel me nog niet
gepensioneerd, maar ik ga eerst 'n paar
maanden uitblazen voordat ik aan iets
nieuws ga denken".
DENEMARKEN en Noorwegen
maken deel uit van de Noord-
atlantisehe Vefdragsorganisatie
(N.A.V.O.). Zweden en Finland
zijn neutralen: het eerste land uit
overtuiging, het tweede gedwongen
door de Russische buurman.
De vraag ligt voor de hand: als
de vier Scandinavische landen deze
zomer een Noordse Economische
Unie van de grond zouden krijgen,
kan dat dan niet leiden tot een nieu
we opstelling van dat „blok" tegen
over de N.A.V.O.? („Blok" staat
netjes tussen aanhalingstekens;
iedereen in Kopenhagen die we
spraken heeft ons immers verzekerd
dat een Noordse Unie juist géén
nieuw blok zou zijn!).
Er is in Denemarken en naar
ipien ons zei ook in Noorwegen
nogal wat oppositie tegen de NAVO,
vooral onder jonge intellectuelen.
In Kopenhagen ziet men weliswaar
op veel minder schuttingen en mu
ren in teer of witte verf de wens
tot uitdrukking gebracht dat het
land de NAVO moet verlaten dan
bij ons, maar dat zegt weinig:
„de" Deen lijkt ons minder schil-
derlustig bij het uiting geven van
zijn politieke gevoelens dan „de"
Nederlander.
We zien desondanks echt wel een
kansje dat als gevolg van een
Noordse unie het Zweedse neutra
lisme zich in Scandinavië zou uit
breiden. In elk geval is de kans
daarop o.i. groter dan het omge
keerde: een nauwe band tussen
Zweden en Finland enerzijds en de
NAVO anderzijds.
Amerikanen noch Britten zijn,
naar we ons hebben laten ver
tellen, al te gelukkig met het denk
beeld van zo'n Noordse unie. Maar
de Amerikaan die ons zei: „Ik zie
die zaak niet eens van de grond ko
men" leek ons te optimistische
in Amerikaanse ogen dan altijd;
een Deen zou hem te pessimistisch
vinden, 't Is maar op welke stoel
je zit.
Deense politici en ambtenaren
verzekerden ons, dat er geen enke
le vrees behoeft te zijn voor Deens
neutralisme als gevolg van een
Noordse unie. In alle toonaarden
werd betoogd, dat én bij het vori
ge socialistische kabinet én bij het
huidige conservatief-liberale twee
hoekstenen onder het buitenlands
beleid liggen:
1. Denemarken wil in de Europe
se Economische Gemeenschap en
2. Denemarken wil niet uit de
NAVO.
En dat laatste punt zien zij niet
eens aan de orde komen omdat een
Noordse unie louter economisch
wordt gezien. „Wij Denen", zei ons
een hoge ambtenaar, „hebben, po
litiek gesproken, volle vrede met de
status-quo in Europa, met het even
wicht dat er nu is. Wij kunnen niet
inzien waarom zuiver economische
samenwerking tussen twee landen
van de NAVO enerzijds en twee
niet-leden aan de andere kant prin
cipieel moeilijker of zelfs anders
zou moeten zijn in dit vlak dan sa
menwerking binnen de NAVO"
Natuurlijk maar dat is een an
der chapiter! hebben ook veel
Denen een gevoel van teleurstelling
dat er een kwart eeuw na de oor
log toch nog maar een zeer betrek
kelijke Europese samenwerking is,
„en die teleurstelling", zei ons een
regeringsfunctionaris, „is politiek
en economisch. Maar voor de goe
de orde: zij richt zich niet tegen één
Europees land, maar tegen de hele
constellatie".
JA/fen kan zich die Deense teleur-
1 stelling best voorstellen! Het
Verdrag van Rome, waarbij de
Europese Economische Gemeen
schap werd geboren, werd gete
kend op 25 maart 1957. De Britten
wilden toen een Europese Vrijhan
delszone, maar al in 1958 stelden
de landen van de Organisatie voor
Europese economische samenwer
king (dat zijn de zestien die na
1946 Marshallhulp van de Amerika
nen kregen) dat zoiets er niet in
zat.
Als reactie daarop stichtten eind
1959 Britten. Denen, Noren, Oos
tenrijkers, Portugezen, Zweden en
Zwitsers de Europese Vrijhandels
associatie (E.V.A.). Twee jaar la
ter al lieten Britten, Denen en No
ren weten dat zij in die EEG wil
den.
Een paar maanden nadien vroe
gen Oostenrijk, Zweden en Zwitser
land associatie met de E.E.G. aan.
De rest is... neen, waarachtig
geen stilte! Wel een grillig, op wis
selende toonhoogten gevoerd debat
tussen De Gaulle en de Britten,
waarin economische en politieke
motieven steeds worden vermengd
terwijl in de EEG en in de
E.V.A. de rest der West-, Noord
en Zuideuropeanen machteloos en
vaak vrij nijdig toekijkt.
Wij zien niet hoe thans, gegeven
de zo sterk politiek bepaalde stag
natie in de ontwikkeling van de
Europese samenwerking, de vor
ming van een Noordse economische
unie werkelijk nieuwe toenaderings
kansen kan scheppen tussen de lan
den van de E.V.A. en van de EEG,
of zelfs maar tussen de Scandinavi
sche landen en de EEG tenzij de
Scandinaviërs, in zo'n unie ver
enigd, straks zonder de Britten het
lidmaatschap van de EEG zullen
aanvragen.
De kans daarop lijkt ons klein.
En toch zou een Noordse unie
die ons voor die vier Scandinavi
sche landen een heel goede zaak
lijkt een goed ding moéten zijn
voor toenadering tussen EEG en
E.V.A. Het vertrek van De Gaulle
als president van Frankrijk kan
echter een hoopvol begin zijn van
een vernieuwing de Europese ge
dachten.
Cteeds meer raken wij ervan
overtuigd dat de kloof tussen
Europa en de Verenigde Staten
overwegend wordt bepaald door 1
factor: de Verenigde Staten hebben
een thuismarkt van dik 200 miljoen
klanten en ondanks EEG of E.V.A.
heeft nog geen Europees land het
zo ver geschopt
Of men die kloof nu ziet als een
technologische de Fransman
Jean-Jacques Servan Schreiber
heeft daar hartstochtelijk over ge
schreven of als een die vooral
wordt bepaald door ander „mana
gement" der Amerikanen, of door
een andere geestelijke instelling
der Amerikaanse bevolking tegen
over werk en welvaart, doet daar
bij niet eens zo veel ter zake: van
doorslaggevend belang achten wij
voor Amerika's voorsprong die gro
te thuismarkt.
Zo'n thuismarkt en een nog
grotere zelfs! zou elk Europees
land, elke Europese industrie, elke
Europese boer kunnen hebben als
wij erin slaagden Europa werkelijk
tot een economische eenheid te
smeden.
Men behoeft het niet primair po
litiek en zelfs niet eens idealistisch
te bekijken. Een politieke Europese
eenheid is een mooi ideaal maar
een héél ver! Een economische een
heid is bereikbaar en zij zou ons
in staat stellen een geweldig stuk
van onze benauwende achterstand
op de Amerikanen snel in te halen.
V/oor Scandinavië nogmaals
zou een Noordse unie een goed
ding zijn; men mag de vier Noor
delijke landen toewensen dat zij
zo'n unie inderdaad komende zomer
van de grond zullen krijgen. Maar
wanneer de rest der Europeanen
na de vorming van zulk een unie
niet zou besluiten tot nieuw overleg
tussen EEG en E.V.A. (economisch
overleg!) dan zien wij twee geva
ren:
een Noordse unie drijft de Scan
dinaviërs nog verder in een isole
ment en
b. onze achterstand op de Ver
enigde Staten wordt niet geringer
behalve wellicht voor die Scan
dinaviërs!
örins Bernhard rookt op 20 juni in
't Groninger Stadspark de vredes
pijp met een Indiaans opperhoofd en
de president-directeur van Theodorus
Niemeyer NV. Dit schouwspel is het
meest opvallende trekje van de viering
van het 150-jarige bestaan van de ta
baksfabriek Niemeyer.
Tevoren zal de prins in het Gronin
ger Museum de tentoonstelling Tabako-
rama openen. Dat is een expositie die
is samengesteld uit de collecties die
Niemeyer in de loop der jaren heeft on
dergebracht in het pand Amstel '57 in
Amsterdam, in het tabacologisch mu
seum in Groningen en in een reizende
tentoonstelling, die zich nu in Scandina
vië bevindt.
's Middags danst een groep van 24
Indianen in het Stadspark een origine
le Powwow. Daaraan neemt ook de In
diaanse prinses Vivian Aougman, 'n
schoonheidskoningin, deel.
Geref. Kerken Vrijgemaakt
Beroepen: te Rijnsbrug voor de mis
sionaire dienst op Curagao): D. Grutter,
kandidaat te Enschede; te Delfzijl: J.
van der Haar te Leiden.
Chr. Geref. Kerken
Bedankt voor Sliedrecht (Middeldiep
straat): G. de Vries te Rijnsbrug.
ADVERTENTIE
sreerzon
het kwaliteitsdoek
van de goede
markiezen-makers
inlichtingen?
vraag om
een folder bij
de haes holland n.v.
postbus 538
eindhoven