EERSTE „PROVO" VAN DE CINEMA Laatste film mislukte Jaarlijks emigreren nog 10.000 Nederlanders De Noordse Unie en de E.E.G. met Niemeijer N.V. viert feest TACHTIGJARIGE KOMIEK WAS ZESTIG JAAR LANG ACTEER, REGISSEER ElV PRODECENT mkavtofiAs cn> MOSSELOOGST Mr. ir. Haveman, toeverlaat van landverhuizers UIT DE KERKEN LACH EIS VINGEROEFENING HOOGTEPUNTEN VERBODEN MEER NEDERLANDERS NAAR ZWEDEN frj&trir ons houïe, o(a*u dt&iogts STELLING ORGANISATIES SOCIAAL PROBLEEM NA I960 UITBLAZEN DINSDAG 6 MEI 1969 CHARLIE CHAPLIN'S FILMHUMOR Pratend over zijn leeftijd, zei filmregisseur Fritz Lang onlangs in Amsterdam: „Het afschuwelijke is dat je het in ieder gesprek weer hebt over mensen die allang dood zijn. Dat is deprimerend op het duivelse af". In gedachten zien we Charles Chaplin begrijpend bij deze opmerking knikken. De grote Chaplin is pas tachtig jaar geworden (16 april) en hij zal de ervaring van Lang op dit gebied ongetwijfeld delen. Het is mooi om oud te worden, maar het heeft ook wel zijn problemen. Het achterom kijken wordt immers steeds moeilijker; iedere gedachte aan vroeger is geschiedenis geworden. Voor een beroemd man is dat bovendien be schreven geschiedenis, te achterhalen in bibliotheken en dienende ter lering aan het nageslacht. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag mag je je natuurlijk afvragen wat Chaplin ons heeft meegegeven. Een vraag waarop geen antwoord in alge mene zin valt te bedenken, omdat ieder die Chaplin ooit heeft gezien hem anders zal hebben „ontvangen". Wel kan worden gesteld dat hij een enorm brok filmhumor heeft uitgevonden en dat hij op dit gebied sinds 1912 een hoogleraar is geweest. Tachtig jaar, waarvan ongeveer zestig als speler, regisseur en producent en maker van om en nabij 80 films. Charles Chaplin: 't symbool van een filmhistorie, Charlie in onze herinnering, Chariot voor de Fransen, Carlito voor de Spaans-talige landen. Zijn leven begon in een Londense ach terbuurt en brengt zich sinds 1950 in 't achter hoge hekken besloten kasteel in yzt Zwitserse stadje Vevey aan het door geen stofje bevuilde water van het meer van Genève. Belangrijkste plek van le ven en werk daartussen is uiteraard Hollywood, in zijn auto-biografie be schreven als een harde, maar beminde gemeenschap. Voordat hij er in 1912 zijn eerste film bij de maatschappij van Keystone maak te, had Chaplin Amerika enkele jaren eerder beproefd. Als komiek in de troep van Fred Kamo en Stan Laurel ging hij al in 1910 op tournee naar de Ver enigde Staten. Onder Keystone draait hij tegen 'n honorarium van 'n dollartje of zestig per week een serie één-acters. Volgens overlevering komt Chaplin per toeval aan het zo klassiek geworden kostuum. Als we die legende mogen geloven, ging het zo: in dezelfde filmonderne ming zat een corpulente komiek Fatty Arbuckle. Toen Chaplin zijn eerste scè ne moest maken, was er geen kleding voorradig. Dus moest hij het slobberende pak van Fatty aan. Eenmaal voor de came ra. bleek dat een lacher en dus werd het kostuum gehandhaafd. En let wel: de Charlie waarover wij denken, be stond in die jaren nog niet. Op z'n hoogst kun je stellen, dat de uiterlijke tekens in die richting wezen. Het succes liep hoog genoeg op voor •en volgende stap. Essanay Company, in Chicago zetelend, bood hem in 1913 een contract aan voor duizend dollar per week. Chaplin marchandeerde wat en maak te er 1150 dollar van. Minimum leve ring: één film per maand. De films, die in deze periode tot stand kwamen, ken nen we nu nog als de korte sketches waarin Chaplin steeds op één themaatje een verhaal bouwt. Voor een belangrijk deel zijn het improvisaties, ofwel vin geroefeningen, die naar een vaste fi guur leidden. De figuur stond er helemaal toen Chaplin in 1917 zijn eigen maatschappij oprichtte, daarmee de filmrechten in handen nemend, die hij zijn leven lang niet meer zou afstaan. Uit die tijd stam men zijn „Vagebond", zijn „Brandweer man" en zijn „Immigrant" ,stuk voor stuk meesterwerken, die zolang het cel luloid, het houdt de eeuwen gemakkelijk zullen doorstaan. Op brede adem komt Charlie Chaplin in de jaren twintig met „The Kid", „De Pelgrim", „The Gold Rush", „The Cir cus" en dan noemen we slechts de hoog tepunten de paradepaardjes zo men wil. In 1931 zwenkt hij mee met de geluids film. Zijn eerste in „City Lights", die al eerder klaar was, maar die lang op rou latie moest wachten. Het is een mooi Brits verhaaltje over een blind bloe menmeisje en een verliefde zwerver. Een bezoeker van de filmstudio be schrijft één van de opnamen aldus: „Charlie Chaplin komt binnenvallen als een zwarte vlieg met mensengezicht. Allen de vleugels ontbreken. Op zijn krulletjes troont het kleine zwarte kaas dopje, de enge taille wordt omsloten door een jacquet dat vuilgroen verscho ten is. Daaronder bevindt zich een veelkleu rig vest, de wijde brode hangt in valse vouwen, op afgesloten turftrappers waggelt hij naderbij. De handschoenen zijn vodden, de eruit stekende vinger toppen houden het gebogen wandelstok je vast..." Na „Modern Times", „De Dictator" (voor de oorlog in Nederland verboden, omdat Hitler in die film werd bele digd) en een nieuwe versie van „The gold rush", sloot Charlie in 1942 zijn carrière af. Om vier jaar later met „Monsieur Verdoux" de andere Char les Chaplin te worden. De trieste, kwie ke en toch niet te overwinnen clown, die bijvoorbeeld als vechter tegen de politie als de eerste provo van het cinema mag worden beschouwd, zette een ander masker op. Zijn dandy-figuur bleef, maar hij was ineens veel ouder en nog veel wijzer geworden. „Verdoux" kon nog doorgaan als een romantische thril- IIELSINGBORG Meer dan 100.000 Nederlanders hebben het afgelopen jaar een bezoek aan Zweden gebracht; 20 pet. meer dan het jaar ervoor. Het to tale aantal toeristen, dat vorig jaar Zweden bezocht, is volgens voorlopige cijfers ruim anderhalf miljoen, even eens een getal dat zo'n twintig procent hoger ligt dan in 1967, toen het 1.297.000 was. Van genoemd aantal Nederlanders zou ongeveer 70 procent bestaan uit toe risten. Deze schatting en bovenstaande cij fers werden door de directeur van het Zweedse toeristenbureau in Helsingborg de heer S. Bagger-Jörgensen, en een vertegenwoordiger van de Zweedse scheepvaartmaatschappij Trave-Line, de heer O. Johrdan, meegedeeld aan een aantal Nederlandse journalisten, dat een bezoek bracht aan Zweden. Zij merkten op, dat het aantal Ne derlanders dat Zweden bezoekt steeds toeneemt. In 1964 bedroeg hun aantal nog maar 52.065. Het grootste aantal buitenlandse bezoekers levert West- Duitsland: 550.000 in 1967, Amerika: 178.228 in 1967 en Groot-Brittannië: 151.760 eveneens in dat jaar. Rechtstreeks uit ons land gingen het vorige jaar van januari tot oktober ruim 11.000 personen per boot; per vliegtuig rechtstreeks uit Nederland 9500 man. De overige 80.000 Nederlanders bereik ten Zweden via andere landen, zowel per auto, boot als per vliegtuig. Op de diverse Zweedse campings werden het vorige jaar 6578 Nederlandse auto's ge registreerd. ADVERTENTIE De onvervul de liefde is altijd een markant thema geweest in vele films van Chaplin. In „City lig hts" komt zo'n scène voor die ontroerend van atmosfeer is. Ier. „Limelight" was in opzet en uitwer king helemaal het poëzie-album" van een toen wel oud geworden man. Iets van de vechter Chaplin vond men gelukkig terug in zijn „Koning van New York", waarin hij zijn kritiek op de Amerikaanse maatschappij serveer de. En daarna kwam er heel lang niets. Alleen de geruchten bleven aanhouden tot het in 1966 zeker werd! Chaplin maakte wéér een film, de „Gravin van Hongkong" met Marlon Brando en So phia Loren in de voornaamste rollen. Alles wat ooit het predikaat Chapli- nesk had gekregen, of laat ik zeggen vrijwel alles, bleek in deze triest uit zijn voegen gekomen film verwaarloosd. Weer een sprookje, maar in dit geval een vertelling uit een damesblad anno 1930. Met een verkampte grootmeester in de regie-stoel en een daardoor on machtig geworden rolbezetting. Een film om in het licht van Chaplin voor altijd vergeten te worden. Wat hij ons in die vele jaren daar voor heeft geleerd? Dat de melancholie een ellendig wonder is, dat de werkelij ke humor zich als oppermachtig verheft, dat de schlemiel het per definitie nooit tegen een overmacht behoeft af te leg gen. Toen Chaplin in juni 1965 in Amster dam was om er de (met Ingmar Berg- an gedeelde) Erasmusprijs in ontvangst te nemen, zei hij in zijn korte bedank je: „Ze vroegen me eens wat ik van een echt kunstwerk dacht. Mijn ant woord was: dat moet een goed geschre ven liefdesbrief aan de wereld zijn". Chaplin heeft er vele geschreven. In de gedaante van Charlie en Charles. In middels is hij 80 jaar en dus is alles levend en wel geschiedenis. De jaren gaan voorbij zelfs aan het meer van Genève. Het is een zeer ernstige Chaplin, die uit een van de laatste foto's voor ons oprijst. Charlie Chaplin in een van zijn korte films, waarin kolder en tragiek vaak meesterlijk vermengd waren. YERSEKE De totale hoeveelheid mosselen in het seizoen 1968/1969 te Yer- seke aan gevoerd bedroeg 1.104.000 ton nen van 100 kg. In deze aanvoer zijn 93.000 tonnen begrepen, die in het z.g. mosselfonds werden gelost, omdat er bij de aanvoer in de loop van het seizoen geen koper voor was. Deze „fondsmosselen" zijn de vorige maand aan de handel verkocht en voor 90 procent nu ook alweer ge ëxporteerd. Van de aangevoerde mosselen kwa men 362.000 tonnen uit Zeeland en 714.000 tonnen uit de Waddenzee. Er werden 28.000 tonnen geïmporteerd (ko mend van het Duits-Deense wad). Geëxporteerd of aan de inleggerijen afgeleverd werden 760.000 tonnen. Er gingen 250.000 tonnen naar België en 380.000 tonnen naar Frankrijk. DEN HAAG In de jaren 1950-1960 hebben ruim driehonderduizend Ne derlanders het vaderland de rug toegekeerd om in een ander deel van de wereld een nieuw leven te beginnen. De emigratiekoorts stak vlak na de oorlog op en zij werd door vele angsten en overwegingen gevoed: Nederland was economisch als een wrak uit de oor log gekomen er. het toverwoord „industrialisatie" was nog niet uitgevonden. Er kwam een „koude oorlog" die elk moment „warm" kon lopen en duizen den Nederlanders wilden niet het risico van een nieuwe bezetting nemen. We waren Indonesië als kolonie kwijt en de natuurlijke bestemming voor de „ferme jongens, stoere knapen" scheen geblokkeerd. Kortom zo omstreeks 1950 zagen vele Nederlanders geen gat meer in de toekomst hier en zij wilden het elders gaan proberen. Centraal in deze woelingen stond mr. ir. B. W. Haveman, die in november 1950 werd genoemd tot regeringscom missaris voor de emigratie. Hij moest de acties die door vele vaderlandse in stituten en organisaties werden gevoerd, coördineren. Vooral van confessionele zijden werd in die tijd emigratie als het grote ge neesmiddel voor vele kwalen aangewe zen. De statistieken voorspelden een dreigende overbevolking voor Nederland en het zou nog ruim tien jaar duren voordat geboorten regeling in die krin gen niet langer als een vloek zou klin ken. Het aantal organisaties dat zich na 1950 met emigratie ging bezighouden was even groot als de variaties in het maatschappelijke leven van Nederland. Het aantal voorlichtingsavonden over emigratie was in die tijd groter dan het aantal teach-ins hu over het seksuele vraagstuk en internationale politiek. „Toen ik regeringscommissaris werd, voerde iedereen oorlog met iedereen. Zeven ministeries meenden elk afzon derlijk dat zij 'n emigratiebeleid dienden te bepalen. Vele niet-ambtelijke orga nisaties meenden dat emigratie uitslui tend op particulier initiatief moest steu nen; de regering had alleen maar te zorgen dat emigratie financieel mogelijk was". Emigratie was in die tijd een bijna uitsluitend sociaal probleem en de heer Haveman had een ruim voorland dat hem op deze taak had voorbereid. Als zoon van een dominee was hij in 1908 in in Friesland geboren. Hij groeide op in Tiel: „in het toen typische CHU-klimaat waar een actieve betrokkenheid met de politiek aanwezig was". Toen hij in Delft ging studeren, werd hij zo geboeid door het sociale vraagstuk in de crisisjaren dat hij na zijn inge nieursexamen in Leiden arbeidsrecht ging studeren. „In de Bond van Jong Liberalen verzetten wij ons tegen de gedachten van de Vrijheidsbond. Samen met jonge socialisten stichtten we Een heid door Democratie, als verzet tegen het fascisme". Tijdens zijn studietijd werd de heer Haveman adjunct-secretaris van de Hoge Raad van de Arbeid en van het College van Rijksbemiddelaars, zodat de theorie aan de praktijk werd getoetst. Bij de massale ontslag van Joodse ambtenaren in 1941 zegde ook mr. Haveman de rijksdienst vaarwel, om er vier jaar later als secretaris van minister-president Schermerhom te rug te komen. Het was op het nippertje geweest, want een maand voor het einde van de oorlog, was hij door de Duitsers ge arresteerd als lid van de verzetsgroep Je Maintiendrai. „Natuurlijk werd ik lid van de PvdA: een jaar was ik zelfs lid van het hoofdbestuur". Hij zegt: „Aanvankelijk was emigra tie in Nederland een natuurlijke zaak. In 1947 vertrok het eerste emigranten schip naar Canada met uitsluitend Ne derlandse boeren aan boord die hier geen landbouwgrond konden krijgen". Spoedig daarna kwamen uit bijna alle maatschappelijke groepen stromen emigranten, aangemoedigd door bijna iedereen. De heer Haveman zegt nu: „Na 1960 waren de feitelijke situatie en de geestelijke instelling in Nederland dusdanig gewijzigd, dat de propaganda voor emigratie drastisch werd beperkt, maar nog steeds emigreren er jaarlijks circa tienduizend mensen uit Neder land". Een beschouwing over de motieven tot emigratie besluit de heer Haveman: „Als de remming in iemands leven mee- emigreert, mislukt de emigratie bijna altijd. Wie emigreert moet bijna zeker weten, dat het probleem, dat hem tot emigratie inspireert, in het nieuwe va derland kan worden opgelost. Een vast gelopen huwelijk wordt door emigratie meestal niet verbeterd. Toen de emigratiedrift na 1960 in Nederland was uitgewoed, vroeg de heer Haveman buitengewoon verlof als rege ringscommissaris om in 1962 directeur te worden van het Internationale Comi té voor Europese Migratie (leem). Dit comité was voortgekomen uit de vluch telingenorganisatie nog steeds een noodzakelijke dienst: vorig jaar werden veertigduizend vluchtelingen naar een nieuw vaderland gebracht. De ICEM begeleidt tevens emigranten uit Europa en Europeanen uit het Midden-Oosten. jaarlijks ongeveer 30.000. De heer Haveman zegt: „De ICEM heeft nog een derde taak, die mijn gro te liefde werd: emigratie van deskundi gen naar Zuid-Amerika, een zeer doel treffende vorm van ontwikkelingshulp". Via de ICEM vertrekken jaarlijks cir ca 1700 deskundigen uit Europa naar Zuid-Amerika; men hoopt dat aantal tot drieduizend op te voeren. Het is in feite 't omgekeerde van emigratie: nor maal zoekt men plaatsen voor mensen; in Z.-Amerika zoekt men mensen voor plaatsen". Mr. ir. Haveman is zeven jaar direc teur van de ICEM geweest, een uit zonderlijk lange tijd voor deze post, waarvoor men jaarlijks moet worden benoemd. Hij is nu 61 jaar en hij zei vorig jaar dat het welletjes was ge weest. In februari kwam hij terug in Nederland, waar hij een einde maakte aan zijn buitengewoon verlof door ont slag te vragen als regeringscommissa ris. hetgeen hem per 1 september werd verleend: „Neen, ik voel me nog niet gepensioneerd, maar ik ga eerst 'n paar maanden uitblazen voordat ik aan iets nieuws ga denken". DENEMARKEN en Noorwegen maken deel uit van de Noord- atlantisehe Vefdragsorganisatie (N.A.V.O.). Zweden en Finland zijn neutralen: het eerste land uit overtuiging, het tweede gedwongen door de Russische buurman. De vraag ligt voor de hand: als de vier Scandinavische landen deze zomer een Noordse Economische Unie van de grond zouden krijgen, kan dat dan niet leiden tot een nieu we opstelling van dat „blok" tegen over de N.A.V.O.? („Blok" staat netjes tussen aanhalingstekens; iedereen in Kopenhagen die we spraken heeft ons immers verzekerd dat een Noordse Unie juist géén nieuw blok zou zijn!). Er is in Denemarken en naar ipien ons zei ook in Noorwegen nogal wat oppositie tegen de NAVO, vooral onder jonge intellectuelen. In Kopenhagen ziet men weliswaar op veel minder schuttingen en mu ren in teer of witte verf de wens tot uitdrukking gebracht dat het land de NAVO moet verlaten dan bij ons, maar dat zegt weinig: „de" Deen lijkt ons minder schil- derlustig bij het uiting geven van zijn politieke gevoelens dan „de" Nederlander. We zien desondanks echt wel een kansje dat als gevolg van een Noordse unie het Zweedse neutra lisme zich in Scandinavië zou uit breiden. In elk geval is de kans daarop o.i. groter dan het omge keerde: een nauwe band tussen Zweden en Finland enerzijds en de NAVO anderzijds. Amerikanen noch Britten zijn, naar we ons hebben laten ver tellen, al te gelukkig met het denk beeld van zo'n Noordse unie. Maar de Amerikaan die ons zei: „Ik zie die zaak niet eens van de grond ko men" leek ons te optimistische in Amerikaanse ogen dan altijd; een Deen zou hem te pessimistisch vinden, 't Is maar op welke stoel je zit. Deense politici en ambtenaren verzekerden ons, dat er geen enke le vrees behoeft te zijn voor Deens neutralisme als gevolg van een Noordse unie. In alle toonaarden werd betoogd, dat én bij het vori ge socialistische kabinet én bij het huidige conservatief-liberale twee hoekstenen onder het buitenlands beleid liggen: 1. Denemarken wil in de Europe se Economische Gemeenschap en 2. Denemarken wil niet uit de NAVO. En dat laatste punt zien zij niet eens aan de orde komen omdat een Noordse unie louter economisch wordt gezien. „Wij Denen", zei ons een hoge ambtenaar, „hebben, po litiek gesproken, volle vrede met de status-quo in Europa, met het even wicht dat er nu is. Wij kunnen niet inzien waarom zuiver economische samenwerking tussen twee landen van de NAVO enerzijds en twee niet-leden aan de andere kant prin cipieel moeilijker of zelfs anders zou moeten zijn in dit vlak dan sa menwerking binnen de NAVO" Natuurlijk maar dat is een an der chapiter! hebben ook veel Denen een gevoel van teleurstelling dat er een kwart eeuw na de oor log toch nog maar een zeer betrek kelijke Europese samenwerking is, „en die teleurstelling", zei ons een regeringsfunctionaris, „is politiek en economisch. Maar voor de goe de orde: zij richt zich niet tegen één Europees land, maar tegen de hele constellatie". JA/fen kan zich die Deense teleur- 1 stelling best voorstellen! Het Verdrag van Rome, waarbij de Europese Economische Gemeen schap werd geboren, werd gete kend op 25 maart 1957. De Britten wilden toen een Europese Vrijhan delszone, maar al in 1958 stelden de landen van de Organisatie voor Europese economische samenwer king (dat zijn de zestien die na 1946 Marshallhulp van de Amerika nen kregen) dat zoiets er niet in zat. Als reactie daarop stichtten eind 1959 Britten. Denen, Noren, Oos tenrijkers, Portugezen, Zweden en Zwitsers de Europese Vrijhandels associatie (E.V.A.). Twee jaar la ter al lieten Britten, Denen en No ren weten dat zij in die EEG wil den. Een paar maanden nadien vroe gen Oostenrijk, Zweden en Zwitser land associatie met de E.E.G. aan. De rest is... neen, waarachtig geen stilte! Wel een grillig, op wis selende toonhoogten gevoerd debat tussen De Gaulle en de Britten, waarin economische en politieke motieven steeds worden vermengd terwijl in de EEG en in de E.V.A. de rest der West-, Noord en Zuideuropeanen machteloos en vaak vrij nijdig toekijkt. Wij zien niet hoe thans, gegeven de zo sterk politiek bepaalde stag natie in de ontwikkeling van de Europese samenwerking, de vor ming van een Noordse economische unie werkelijk nieuwe toenaderings kansen kan scheppen tussen de lan den van de E.V.A. en van de EEG, of zelfs maar tussen de Scandinavi sche landen en de EEG tenzij de Scandinaviërs, in zo'n unie ver enigd, straks zonder de Britten het lidmaatschap van de EEG zullen aanvragen. De kans daarop lijkt ons klein. En toch zou een Noordse unie die ons voor die vier Scandinavi sche landen een heel goede zaak lijkt een goed ding moéten zijn voor toenadering tussen EEG en E.V.A. Het vertrek van De Gaulle als president van Frankrijk kan echter een hoopvol begin zijn van een vernieuwing de Europese ge dachten. Cteeds meer raken wij ervan overtuigd dat de kloof tussen Europa en de Verenigde Staten overwegend wordt bepaald door 1 factor: de Verenigde Staten hebben een thuismarkt van dik 200 miljoen klanten en ondanks EEG of E.V.A. heeft nog geen Europees land het zo ver geschopt Of men die kloof nu ziet als een technologische de Fransman Jean-Jacques Servan Schreiber heeft daar hartstochtelijk over ge schreven of als een die vooral wordt bepaald door ander „mana gement" der Amerikanen, of door een andere geestelijke instelling der Amerikaanse bevolking tegen over werk en welvaart, doet daar bij niet eens zo veel ter zake: van doorslaggevend belang achten wij voor Amerika's voorsprong die gro te thuismarkt. Zo'n thuismarkt en een nog grotere zelfs! zou elk Europees land, elke Europese industrie, elke Europese boer kunnen hebben als wij erin slaagden Europa werkelijk tot een economische eenheid te smeden. Men behoeft het niet primair po litiek en zelfs niet eens idealistisch te bekijken. Een politieke Europese eenheid is een mooi ideaal maar een héél ver! Een economische een heid is bereikbaar en zij zou ons in staat stellen een geweldig stuk van onze benauwende achterstand op de Amerikanen snel in te halen. V/oor Scandinavië nogmaals zou een Noordse unie een goed ding zijn; men mag de vier Noor delijke landen toewensen dat zij zo'n unie inderdaad komende zomer van de grond zullen krijgen. Maar wanneer de rest der Europeanen na de vorming van zulk een unie niet zou besluiten tot nieuw overleg tussen EEG en E.V.A. (economisch overleg!) dan zien wij twee geva ren: een Noordse unie drijft de Scan dinaviërs nog verder in een isole ment en b. onze achterstand op de Ver enigde Staten wordt niet geringer behalve wellicht voor die Scan dinaviërs! örins Bernhard rookt op 20 juni in 't Groninger Stadspark de vredes pijp met een Indiaans opperhoofd en de president-directeur van Theodorus Niemeyer NV. Dit schouwspel is het meest opvallende trekje van de viering van het 150-jarige bestaan van de ta baksfabriek Niemeyer. Tevoren zal de prins in het Gronin ger Museum de tentoonstelling Tabako- rama openen. Dat is een expositie die is samengesteld uit de collecties die Niemeyer in de loop der jaren heeft on dergebracht in het pand Amstel '57 in Amsterdam, in het tabacologisch mu seum in Groningen en in een reizende tentoonstelling, die zich nu in Scandina vië bevindt. 's Middags danst een groep van 24 Indianen in het Stadspark een origine le Powwow. Daaraan neemt ook de In diaanse prinses Vivian Aougman, 'n schoonheidskoningin, deel. Geref. Kerken Vrijgemaakt Beroepen: te Rijnsbrug voor de mis sionaire dienst op Curagao): D. Grutter, kandidaat te Enschede; te Delfzijl: J. van der Haar te Leiden. Chr. Geref. Kerken Bedankt voor Sliedrecht (Middeldiep straat): G. de Vries te Rijnsbrug. ADVERTENTIE sreerzon het kwaliteitsdoek van de goede markiezen-makers inlichtingen? vraag om een folder bij de haes holland n.v. postbus 538 eindhoven

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9