Schijnwinst voor de revolutie Waar blijft het topsport-plan? AL DIE AR TIKELEN EN AL DIE RECLAME. De consument, beschouwd door de groo t-indus t rieel „Men moet vertrouwen hebben in de „andere" student!" Te veel variatie Consumptie-bewust Prof. Van den Eerenbeemt, hoogleraar in Tilburg, ziet het niet zo somber Hebben de studenten van de hogeschool In Tilburg de slijtageslag met bezetting en demonstraties en urenlange debatten gewonnen of verloren? Het blijkt uiterst moeilijk de balans van de feiten naar de ene of naar de andere te doen door slaan. In feite betekent deze onzekerheid, In het licht van het vele lawaai, eerder verlies dan winst voor de studenten. Er was een bezetting van enkele loka len van de hogeschool door een uiterst linkse en kleine minderheid van studen ten. Er kwam daarop een tactisch gezien veel te overhaaste sluiting van de hoge school, die radicale en gematigde stu denten op één hoop wierp. Er kwam ten slotte, na negen dagen bezetting „iets" uit de bus. Dit iets lijkt nu op geen en kele wijze op de glorieuze victorie, die op het gebruik van „passief geweld" want dat is het minste waarmee de be- jwtting betiteld moet worden toch eigen- lljk moest volgen. Immers, het resultaat van bezetting en ultimatums, van demonstraties en het tij delijk door elkaar gooien van school- en studiesysteem, bestaat uit weinig concre te zaken. „De senaat (de hoogleraren) er kent In principe het medebeslissingsrecht voor alle geledingen en op alle niveaus als uitgangspunt voor het overleg om trent de structuur van de Hogeschool". Dit onderschrijven de curatoren. Er zal nu een „structuurcommissie" komen die de nieuwe bestuursopzet zal moeten uit dokteren. Maar het resultaat van het werk van deze commissie, waarin studen ten, hoogleraren en alle personeelsleden van de hogeschool vertegenwoordigd moe ten zijn, kan worden verworpen door elk van deze geledingen. Ook de curatoren vormen zo'n geleding! De conclusie uit deze „toezeggingen" door de senaat en curatoren is, dat de studenten op het oog meer winst hebben geboekt, dan in feite is behaald. Zij heb ben de kans niet meer! om in de loop van de komende discussies heel wat te oogsten. Maar zij werken nu reeds met zwaar geclausuleerde toezeggingen. Alles wat zij geslikt hebben, komt neer op vaagheden. Er is in feite nog niet veel bereikt van wat zij bereikt wilden hebben, behalve uiteraard onrust op an dere universiteiten en hogescholen. Dat is uiterst mager voor Tilburgse semi-revolutionairen die op hun wijze, maar dan toch maar met een zeker ge weld, te werk zijn geweest. Men kan het waarschijnlijk ook zo zeggen: de gematig den onder de a.s. sociologen en econo men van de Tilburgse hogeschool waren het revolutie-spelen moe. Zij slikten, zon der precies te weten of het zoet of zuur was wat ze naar binnen kregen. Zo gauw het over voetbal gaat, komen de emoties boven het zal in de meeste landen trouwens wel zo zijn. Nu dan moet de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond het ontgelden omdat de bestuursleden van deze bond (tot dusverre) geweigerd heb ben toestemming te verkenen om op He melvaartsdag de belangrijke wedstrijd Manchester United tegen A.C. Milan op het televisiescherm te brengen. De NTS zou dat graag wllen, heeft er geen enke le moeite mee om aan te tonen dat een overgroot deel van de Nederlandse tv-be- zitters heel graag die wedstrijd zou willen zien - maar de KNVB is van oordeel dat die uitzending de financiële belangen van de clubs zou schaden. Zij zegt uit erva ring te weten dat er 's middags minder bezoekers naar de voetbalvelden komen als er 's avonds een belangrijke wedstrijd op het scherm te zien valt. En dat zal dan nog wel waar zijn ook! Nu is Leiden In last. Sportjournalisten hebben de fiolen van hun toorn over de KNVB uitgesort, trouwe voetbalpoolers hebben ditmaal geweigerd het papiertje in te vullen, protestacties zijn op touw ge zet kortom: het is weer eens een prachtig voetbal-schandaaltje. Het is niet aan ons om te beoordelen wie gelijk heeft juristen mogen uitma ken of een voetbalwedstrijd een „openba re aangelegenheid" is waar het oog van de televisie recht heeft toe te kijken, dan wel of zo'n wedstrijd onder het „copy right" valt van de betreffende club en dus van de bond. Van groter belang lijkt ons de psychologische kant van deze rel. Voet bal is een stuk massa-recreatie waarmee SMr grote bedragen zijn gemoeid, juist omdat het zo massaal is. Maar dan Is het ook noodzakelijk elke te nemen maat regel niet alleen te bezien In het finan ciële vlak maar ook in het massa-psycho logische: men zal moeten proberen te doorgronden hoe de massa op een bepaald besluit zal reageren. Want anders zou het financiële voordeel dat men beoogt (in dit geval: het voorkomen van een finan cieel nadeel) wel eens verkeerd kunnen uitpakken. Zoals nu waarschijnlijk ge beurt. Niet alleen door het boycotten van de toto maar we zien het publiek er ook toe in staat op die Hemelvaartsdag mas saal de voetbalvelden te mijden. Om op die manier de KNVB te „straffen" voor wat men voelt als machtsmisbruik ten op zichte van de voetballiefhebber. Het wordt tijd dat in Nederland de top sport eens uit de liefhebberij-sfeer wordt getrokken. Er worden zwaar-wetenschap- pelijke boekwerken gevuld met beschou wingen over de mens van morgen, over zijn vrije tijd, over zijn recreatie. Alle maal heel nuttig als men het voor de hand liggende maar niet vergeet. Niet alleen in de toekomst maar ook vandaag is sport hét middel tot passieve recreatie voor de grote massa. Het leiding geven daaraan kan niet meer worden overgela ten aan mensen die dat in hun vrije tijd maar moeten zien te klaren. Dat kan niet, hoe goedwillend en capabel die mensen ook zijn - zij missen immers het appa raat om een juist toekomstbeleid te voe ren. Misschien dat uit deze emotionele rel eindelijk eens hèt plan tevoorschijn kan komen dat deze belangrijke sector van onze samenleving zo duidelijk behoeft. Als kind waren wq gefascineerd door het stuk sunlight zeep, waar mee wij onze vuile jongenshanden moesten wassen. Want met grote letters en cijfers werd een zeer for se beloning in het vooruitzicht ge steld aan ieder die kon aantonen dat deze zeep schadelijke bestandde len bevatte de juiste formulering weten wij niet meer, maar het was iets dergelqks. De Levers Zeep Maatschappij van die jaren, de fa- brikante van die sunlight zeep, is al lang Unilever NV geworden, een concern dat hoog genoteerd staat op de wereldranglijst van grote onder nemingen, dat belangen heeft in al le uithoeken van alle werelddelen en welks aandelen zich zowel geo grafisch als financieel op wereldni veau bewegen. Kortweg gezegd: Uni lever NV is een macht in deze we reld, waarmee zakenmensen en mi nisters rekening moeten en ook wil len houden. Deze week heeft de Unilever NV in Rotterdam haar jaarlijkse alge mene vergadering van aandeelhou ders gehouden gewichtige uren voor elke NV, want uiteindelijk zijn de aandeelhouders de mensen die hun fiat moeten geven op het ge voerde beleid. In een concern als de Unilever gaat het daarbij over miljoenen maar dat was niet het onderwerp waarover de voorzitter van de raad van bestuur, de heer H. S. A. Hartog, zijn jaarrede hield. De titel van zijn redevoering luid de: „De zorg voor de consument", waarin drie punten aan de orde wer den gesteld en we citeren nu: de wijze waarop wij ervoor zor gen dat onze produkten voorzien in werkelijke behoeften; de maatregelen die wij nemen, opdat die produkten veilig te gebruiken zijn; onze zorg dat datgene wat wij over onze produkten zeggen, niet misleidend is. Het doorlezen van deze redevoe ring bracht ons een ogenblik terug in onze kinderjaren, bij dat stuk sun light zeep met zijn hoge garantiebe drag. Tussen dat simpele stuk zeep van toen en het door filmsterren aangeprezen stuk Lux van nu ligt een wereld van verschil. Voor de fabrikanten maar niet minder voor de consument, die in die jaren een totaal andere geworden is. Maar wat de heer Hartog heeft willen aan tonen is dit: de zorg voor die con sument van de zijde van de fabri kant is niet veranderd. Om deze sim pele reden en nu citeren we op nieuw: „De bescherming van de consument is ook in het belang van onze onderneming. Zij is een richtlqn voor ons beleid en is dit altijd ge weest sinds de grondleggers van Uni lever produkten op de markt brach ten waarin elke huisvrouw vertrou wen kon stellen. Hiermee zijn grote kosten en inspanning gemoeid. Dit is de prijs die wij betalen om ons bedrijf te kunnen handhaven, een prijs die elke dag, ieder uur, in el ke geleding van ons bedrijf be taald wordt. Wij betalen deze prij» met trots, met voldoening en mei succes". Lijkt het hier niet allemaal mooi er voorgesteld dan het in werkelijk heid is? Er is de laatste tijd nogal wat kritiek op die topmensen uit do topindustrieën, omdat zij teveel macht in hun handen concentreren. Wil die kritiek zin hebben dan zal men daarbij moeten aantonen dat zij die macht op een onjuiste wijze gebruiken en dat lijkt ons de achtergrond waarom deze hoogste functionaris van Unilever juist nu deze redevoering heeft gehouden: hij heeft willen aantonen dat juist zo'n groot concern in staat is de zorg voor de consument voorop te stellen. Endaaraan haar groei dankt. Gegeven deze achtergrond leek het ons juist enkele gedeelten uit die redevoering hieronder weer te geven. Temeer omdat het geheel voor de consument een leerzaam ea boeiend verhaal is het gaat im mers over hem en vooral haarzelf. De consument wie is hij, wat is hij, hoe denkt hij, hoe handelt hij? In feite een on mogelijke vraag ieder mens is immers consument en geen twee mensen zijn volko men aan elkaar gelijk. Maar wat schiet een concern als de Unilever N.V. en ieder ander concern, onverschillig of het produ ceert ter voldoening van de eerste levens behoeften dan wel ter bevrediging van luxere verlangens wat schiet men op met een dergelijke constatering? Men móet zich tot die consument richten en daarom móet men hem kennen spant men zich niet De Nederlandse burger heeft de afge lopen dagen wel wat moeten verwerken. Dat studenten in opstand komen, gebou wen bezetten, zich presenteren met kreten als „De macht zijn wij!" en „Geen mede beslissingsrecht - dan bezetting!", nou ja: we weten zo langzamerhand wel dat studenten een roerig volkje zijn en we troosten ons meestal met de gedachte dat ze „wel wijs worden als ze eenmaal zelf de verantwoordelijkheid moeten gaan dra gen". Maar dat ook hoogleraren, lecto ren, mensen met een titel en met een naam zich tot op zekere hoogte solidair met die studenten betonen, dat zij die wilde kre ten niet zo zonder meer afwijzen, inte gendeel zelfs bereid zijn om met de stu denten tegen het bestuur van universi teit of hogeschool in te gaan, dat hadden velen van ons toch niet verwacht. Het brengt voor veler gevoel die rellen toch op een wat ander, een wat hoger niveau dan waarop we tot dusverre geneigd wa ren ze te bezien. Een van de mensen die midden in die studentenwereld staat en niet schroomt zich achter de eis tot democratisering van de universitaire wereld te scharen, is prof. dr. H. F. J. M. van den Eeren- beemt. Hoewel hij al meer dan acht jaar hoogleraar is in Tilburg in de economi sche, politieke en sociale geschiedenis en daarvoor vier jaar lector was, is hij nog maar 39 jaar. Hij woont naast de hoge school in een huis dat er niet alleen archi tectonische overeenkomsten mee blijkt te hebben. Men kan dus zeggen dat hij er „middenin" in, letterlijk en figuurlijk. Voor hem is het gebeurde dan ook hele maal geen verrassing. „Het had eerder, het had ook later kunnen gebeuren", zegt hij. „Het tijdstip is alleen bepaald door de onhandige manoeuvres van het hogeschool- bestuur. Dat het conflict dat overal slui mert, juist in Tilburg tot uitbarsting is ge komen, ligt aan de situatie hier. Er is hier één hoofdgebouw en er zijn drie fa culteiten die sterk met elkaar verbonden zijn. De belangen van de studenten lopen parallel. Bovendien is hier duidelijk tegen wie men zich verzet - dat is elders, neem Leuven als voorbeeld, dikwijls een pro bleem. Daar maakt de gecompliceerde structuur een gerichte actie moeilijk". „Er is een andere student aan het groeien", zegt hij, „die niet alleen braaf zijn boeken leest, colleges volgt en tenta mens aflegt, maar die er een dimensie aan toevoegt eigenlijk is dat de eerste taak van de universiteit en zich ver diept in maatschappelijke problemen Het zijn mensen wie een leven op basis van een pilsje, wat gezelligheid, een auto en een huisje niet bijzonder aanspreekt. Ze maken diepgaande studies van wat «r elders in de wereld gebeurt in Viet- nam, in Cuba, in China en van de armoe de die overal heerst En ze» demonstreren ertegen of ervoor. En wie dat ziet als trammelant schop pen die zit ernaast. Het E volmaakt on juist om dat negatief te beoordelen. Veel burgers hebben er moeite mee. Ik vraag me af: waarom? De studenten verwerken de zaken op hun manier: ze maken er een spitse gein van of ze worden kwaad. En dat is logisch! Jonge mensen uiten zich di recter dan ouderen en ook feller". „Ook in de studie zie je dat bewust wordingsproces. Ze willen geen consumen ten zijn van kennis, ze willen de stof van kritisch in een produktieve vorm ver werken actief geestelijk produceren. Die andere student", gaat hij verder, „moet je ook anders bekijken. En daar is de universiteit nog niet aan toe. Wie geestelijk produktief is, is een heel ander mens dan wie alleen consument wil zijn. Hij wil niet alleen be vrediging van behoefte, maar hij wil ge stimuleerd worden en geïnspireerd. Hij verwacht samenwerking. En samenwerking kan niet in hiërar chisch verband. Wie niet op een gouden troon zit kan niet samenwerken met de man aan zijn voeten. Ik kan zeggen: ik ben hoogleraar dus ben ik de baas. Ik kan ook zeggen: ik zit hier om wat ik weet en om wat ik ben. Mijn jas, mijn hoed en mijn positie hebben daar niets mee te maken." „Tegen mensen die bang zijn voor me debeslissingsrecht van de studenten zeg ik: als je doet zoals je bent is er geen reden voor angst. De student is een re delijk mens, die luistert naar argumenten", Hij wijst met een vaag gebaar in de richting van de bomen waarachter het hogeschoolgebouw schuilgaat. „Daar", zegt hij, „blijkt juist deze dagen dat de rede lijkheid niet uit het oog wordt verloren. Wie zulke massale vergaderingen als daar worden gehouden meer dan 1500 man soms zo beheerst weet te leiden, is iemand die wat in zijn mars heeft. En die tapijtententoonstelling een kwestie van miljoenen gaat rustig door. Nie mand heeft hinder van de studenten en er is nog geen draadje aan los!" Volgens hem zouden curatoren en hoog leraren zich veel meer met de studenten moeten bemoeien. „Door gebrek aan con tacten hebben veel curatoren en hooglera ren nog een beeld van de student, dat niet correspondeert met de werkelijkheid: de consumptiestudent waar je alleen maar kennis in hoeft te stoppen. En voor zo'n student is het medebeslissingsrecht inder daad niet nodig. Bovendien willen de studenten helemaal niet over alles meepraten. Ze zullen heus de nieuwbouw niet ter hand gaan nemen. En ze willen het ook niet allemaal van van daag op morgen. Wie zo denkt ziet ze niet aan voor re delijke mensen. Ze zullen beslissingen over zaken die ze niet kunnen overzien, overla ten aan mensen die dat wèl kunnen en ze weten best dat de democratisering van de universiteit een kwestie van jaren is. En ook zullen ze begrijpen dat er hooglera ren zullen zijn die het er moeilijk mee zullen hebben. En mijn ervaring en mijn overtuiging is dat ze daar rekening mee zullen houden". Prof. Van den Eerenbeemt vindt de ver langens van de studenten daarom begrij pelijk. „De studenten, veelal volwassen mensen, die al een hele opleiding hebben, hebben op de hogeschool niets in te bren gen. Daardoor lijkt het alsof ze nu ineens alles willen. Maar dat is schijn. We zijn gewoon de afgelopen decennia stil blijven staan. Waren we meegegroeid dan hadden we nu maar een klein stapje hoeven te doen. Dan was er van een conflict geen sprake", aldus prof. Van den Eerenbeemt. daarvoor in dan loopt het met de eigen on derneming fout, maar dan lijdt ook de con sument schade omdat er iets hapert tussen hem en het produktieproces. Een hapering die ergernis oplevert en geld kost. En daar kan dan niemand iets aan veranderen: de overheid niet ook al vaardigt zij nog zulke scherpzinnige wetten uit die het belang van de consument op het oog hebben en ook de meest efficient werkende consumenten bond niet, want die kan weinig meer doen dan constateren wat er fout gaat en daarop het publiek opmerkzaam maken. Het is alle twee belangrijk, onmisbaar zelfs ter bescher ming van de consument maar de kern van de zaak wordt er niet door geraakt: dat de zorg voor de consument bij de producent moet beginnen en dat dit alleen mogelijk is als men elkaar kent. Hoe? In zijn rede tot de aandeelhouders heeft de heer Hartog uit de doeken gedaan hoe de moderne industrie dat aanpakt, daar bij gebruik makend van de meest moderne hulpmiddelen. We citeren: „Om aan de wensen van onze consumen ten zo goed mogelijk tegemoet te komen, bedienden we ons vroeger van een eenvou dige indeling naar demografische kenmer ken als: leeftijd, geslacht, beroep en bur gerlijke staat. Er bestaan inderdaad en kele zeer duidelijke verschillen in behoef ten en in voorkeur voor bepaalde merken tussen ouderen en jongeren, tussen welge- stelden en minder bedeelden. Onderzoekin gen van de laatste tijd hebben echter aan getoond dat dit een te grove methode is om de verschillende wensen van verschil lende mensen te onderkennen. Deze wen sen worden bepaald door een ingewikkeld samenstel van iemands individuele eigen schappen: zijn smaak, zijn verwachtingen, zijn inzicht in de technische hoedanighe den van het produkt en wat hij denkt dat zijn naaste omgeving ervan zal vinden. Al deze factoren worden op hun beurt dikwijls weer bepaald door opvoeding, genoten on derwijs, inkomen en nationale levensstijl. De behoeften van ieder mens zijn daar om individueel, maar het is natuurlijk uit gesloten voor iedere consument pasklare produkten te maken. Dus moeten we een methode vinden om de consumenten te groeperen. Daarbij dienen we niet alleen rekening te houden met de zuiver techni sche eisen die ze aan het produkt stellen de margarine moet smeerbaar zijn, het wasmiddel moet wit wassen maar ook met al hun andere wensen, zelfs met de behoefte om een goede indruk op de bu ren te maken. We kunnen dit vandaag met meer succes doen dan een jaar of tien ge leden, dank zij de ontwikkeling van wiskun dige technieken, van de psychologie en van de computer die bijna nergens meer is weg te denken. Wij kennen thans sociaal-psy chologische methoden met behulp waarvan wij vrij nauwkeurig kunnen onderscheiden tussen degenen die altijd op een koopje uit zijn en daar graag een straatje voor om lopen, en anderen die liefst hun inkopen altijd in dezelfde winkel doen; tussen de genen die vooral vervuld zijn van hun uiterlijk en anderen die meer waarde hech ten aan orde en properheid in huis. Dank zij vorderingen op het gebied van de wiskundige analyse, kunnen wij uit de antwoorden op een spervuur van zorgvul dig geformuleerde vragen die behoeften en instellingen onderkennen, die kenmerkend zijn voor elke gebruiker afzonderlijk. Wij zijn dan in staat deze gebruikers in groe pen onder te brengen met gelijksooortige instellingen en behoeften. Voor de lange en ingewikkelde berekeningen die daarvoor vereist zijn, wordt de computer ingescha keld. Dit werk staat nog in de kinderschoe nen, maar toch hebben we al iets bereikt. Ervaringen opgedaan in Londen, Parijs, Hamburg en Sydney hebben ons al veel nieuw inzicht verschaft in het verband tussen bepaalde kenmerken van de persoon lijkheidsstructuur en de voorkeur voor be paalde produkten". Tot zover de heer Hartog een leerza me uiteenzetting, niet in de eerste plaats omdat iedere vrouw nu weet dat haar doen en laten stof is voor de computer (en dat is een aardige gedachte!) maar vooral om dat blijkt hoeveel er de producent aan ge legen is om de consument zo goed mogelijk te leren kennen en dat hij er naar streeft zo veel mogelijk aan de individuele wensen van iedere consument tegemoet te komen. Twee vragen rijzen hierbij: „Is het econo misch verantwoord een zo grote variatie in de prduktie aan te brengen noodzake lijk immers als men uitgaat van de stelling dat men zoveel mogelijk groepen consumen ten wil bevredigen?" En: „Als men dat toch doet is het dan verantwoord geld uit te ge ven aan reclame voor produkten die in we zen gelijk zijn en kan die reclame dan ook altijd „eerlijk" blijven men denke aan het steeds wittere wit van allerlei wasmiddelen?" Aan deze vragen is de heer Hartog niet voorbijgegaan. Weer enkele citaten: „Onze markt is van een oneindige verschei denheid. Wij dienen deze verscheidenheid te accepteren: wij moeten er rekening mee houden dat sommige mensen liefst thuis zitten en anderen graag uitgaan; dat sommigen van mooie verpakkingen hou den terwijl anderen alleen in de inhoud ge ïnteresseerd zijn; dat sommigen zich al leen maar veilig voelen met een oud en beproefd merk waartegenover anderen steeds weer nieuwe produkten proberen; dat sommigen plezier hebben in winkelen en huishouden wat anderen juist een ver velend karwei vinden. Wij houden reke ning met deze grote verscheidenheid in ons koperspubliek alleen al omdat anders het publiek ons op de meest voor de hand liggende wijze zou bestraffen: men zou eenvoudig bij een ander gaan kopen. Toen een van onze concurrenten in Duitsland als eerste margarine in kuipjes op de markt bracht oogstte hij onmiddellijk suc ces bij degenen die deze verpakking han diger in het gebruik vonden dan de beken de wikkels. Wij namen deze les goed ter harte hoewel kuipjes duurder zijn dan wik kels. Vervolgens werd deze ontwikkeling van belang voor de opkomst van de nieu we, zachtere margarinesoorten waarnaar de vraag sterk is toegenomen". „Wij kunnen ons waarde-oordeel nu een maal niet aan de consument opleggen. Wanneer uit marktonderzoek blijkt dat men eau de cologne liever in luxueuze fla cons koopt dan in eenvoudige flesjes, dan voldoen wij daaraan. Men kan zich met ongeparfumeerde toiletzeep in één enkele kleur natuurlijk ook schoon wassen wat wij echter doen is de consument Lux toi letzeep geven in vijf kleuren en met een geur die door een zo groot mogelijk aan tal mensen aantrekkelijk wordt gevon den". „Wij brengen bijvoorbeeld een merk marga rine in de handel overigens smakelijk en gezond voor huisvrouwen die in de eerste plaats goedkoop uit willen zijn; en een ander voor degenen die een margari ne willen die zo uit de koelkast gemakke lijk smeerbaari s. Wij maken een margarine voor hen die, al dan niet op medisch advies, een produkt met een hoog gehalte aan meervoudig on verzadigde oliën wensen en weer een an der soort voor degenen die voor alles de fijnst mogelijke botersmaak willen proe ven. Wat de consument ook maar wenst, wij proberen het hem te geven. De enige restrictie is dat er voldoende consumenten moeten zijn met dezelfde wens, willen wij deze kunnen inwilligen tegen een voor hen acceptabele prijs". Conclusie van deze citaten: het is de con sument zelf die door zijn veelheid en ver scheidenheid van wensen de grote variatie in produkten veroorzaakt laat hij dus niet klagen dat hij/zij er zelf op den duur haast geen wijs meer uit kan worden! Een conclu sie die nauwelijks kan worden tegengespro ken door wie over de nodige zelfkennis be schikt! De vraag naar de waarde en de eerlijk heid van de reclame heeft de heer Hartog al evenmin omzeild. Twee citaten: „Er zijn mensen die ons voor de voeten wer pen dat wij geld uitgeven om reclame te maken voor verschillende produkten die in wezen gelijk zijn. Als zij echter hetzelfde onderzoek zouden verrichten als wij doen, zouden zij tot de conclusie komen dat die produkten voor de gebruiksters niet het zelfde zijn. Wanneer ooit de consument zou uitmaken dat twee van onze produk ten, of zelfs een van ons en een van onze concurrenten, volkomen aan elkaar gelijk zijn en dit kan gebeuren dan bete kent dit dat wij gefaald hebben. In dat ge val hebben wij onze publieksgroepen ver keerd afgebakend wij dachten dat er verschil tussen twee groepen was, terwijl ze in feite hetzelfde waren. We hebben dan de kans gemist om een produkt te brengen dat nauwkeuriger aan de behoef te van een bepaalde sector van het pu bliek zou beantwoorden dan produkten die reeds op de markt waren". „Waar wij nog niet volledig in geslaagd zijn is ons vrij te pleiten van aantijgingen dat wij de huisvrouw om de tuin zouden lei den met onze reclame, haar zand in de ogen zouden strooien met onze verpakkin gen en haar te hoge prijzen zouden bere kenen. Het is niet goed mogelijk een voor allen afdoend antwoord op zulke beschuldi gingen te geven. Zelfs voor de middel eeuwse scholastici was het al een twistpunt wat men onder een redelijke prijs moet verstaan. En of een advertentie of een ver pakking al dan niet misleidend is hangt er van af hoe de consument er tegenover staat. Het kan zijn dat een verpakte maal tijd waarop staat aangegeven „drie por ties" in haar ogen slechts voor twee eters voldoende is. Wij proberen een redelijk gemiddelde te vinden tussen de eetlust van „holle bolle Gijs" en van degenen van het schone geslacht die elke dag op de weegschaol beginnen. Als de huisvrouw, na een produkt gekocht en geprobeerd te heb ben, vindt dat het zijn geld niet waard is, dat het niet beantwoordt aan de door de advertentie gewekte verwachtingen of dat de verpakking bedriegelijk is, beschikt zij over het meest effectieve wapen dat ik ken om de fabrikant te straffen: zij hoeft het produkt niet weer te kopen!" Er valt uit dit verhaal wel enige lering te trekken voor de consument. Namelijk dat hij niet alleen prijsbewust moet zijn maar ook nog „consumptie-bewust": hij (en zij niet minder!) moet zich realiseren dat de huidige grootindustrie steeds beter in staat is de per soonlijke smaak van iedere klant te onder kennen en daaraan te voldoen. Dat is prettig maar het kan niet anders of het moet con sequenties hebben voor de prijs. En: het ont neemt die consument het recht te klagen over de veelheid van artikelen waarin hij op een gegeven ogenblik zelf de weg niet meer weet. Het is moeilijk te zien hoe hierin verande ring te brengen zou zijn vooropgesteld dat die consument het echt anders zou willen. Men kan het de grootindustrie niet kwalijk nemen dat zij met zoveel mogelijk artikelen een zo groot mogelijke afzet nastreeft. Toch lijkt het zin te hebben als de consumenten organisaties eens zouden onderzoeken of de variatie in sommige gevallen niet wat al te groot is geworden en daarover eens met de industrie zouden gaan praten. Misschien dat dat op de lange duur toch beide partijen ten goede zou komen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 12