Over vervagende grenzen
Studenten aan woord
over Amsterd
Veel liefs uit het Maagdenhuis.
Minister Schut wil
gemeenten opjutten
Gesprek over achterstand en krotten
De universiteit
Amsterdam
De kritiek
Dit is het merkwaardige: wie
met studenten praat, ook al staat
men zelf bijzonder kritisch tegen
over het gebeurde in en rond het
Amsterdamse Maagdenhuis, die
komt tot de conclusie dat de
standpunten niet eens zo heel ver
uiteen liggen. En als men wat door
praat en doordenkt weet men ook
hoe dat komt: omdat men welis
waar aan weerszijden van een
grens staat, maar dat grensgebied
is smal en niet overal even duide
lijk aan te geven. De heren Hoks
en Janssen, de schrijvers van het
hiernaast afgedrukte artikel staan
duidelijk aan de andere zijde van
die grens - student Janssen was
een van de bezetters en in een la
ter stadium een van de mensen,
die mede de voedsel-ophaaltocht
organiseerden. En toch was er ook
met hen die bepaalde mate van
overeenstemming, die er gelukkig
de oorzaak van kan zijn dat men
elkaar niet verkettert.
Nu zit er in een gesprek tussen
tegenstanders altijd het gevaar dat
men wel dezelfde woorden bezigt,
maar dat men met die woorden niet
hetzelfde bedoelt. Daarom: als we
hier praten over „de studenten",
dan zijn daarmee niet bedoeld de
revolutionaire maatschappij om-
goolers-uit-princlpe, onverschillig
of zij wel dan niet een college
kaart op zak hebben. Hen gaat het
niet om onderwijsvernieuwing, of
structuurverandering van de uni
versiteit - bij hen gaat het om
(zeer linkse) politieke idealen. We
menen dat de heren Hoks en Jans
sen daar wat al te vluchtig aan
voorbijgegaan zijn en niet voldoen
de onderkennen dat juist die ele
menten de structuurveranderingen
tegenhouden. Omdat zij terecht
niet vertrouwd worden door de an
dere partij: zij zitten immers met
heel andere bedoelingen aan de
onderhandelingstafel.
Tot die kleine groep onruststo
kers horen de heren Hoks en Jans
sen niet toch willen ze (en zeer
vele studenten met hen) toch zo
veel mogelijk solidair zijn met die
groep. Waarom? Allereerst waar
schijnlijk omdat in iedere jongere
de kritiek leeft op het bestaande
en men het graag anders zou wil
len. Daarnaast omdat ook studen
ten - zelfs studenten - een zeke
re mate van kuddegeest hebben en
achter een „leider" aanlopen. En
die leiders zijn nooit de gematig
den maar altijd de feilen, die tot
het uiterste willen gaan. Maar met
die twee redenen is men er toch
nog niet - ook hier komt men weer
terug bij de conclusie dat de grens
zo vaag is.
We willen het betoog van de
beide schrijvers in dit commentaar
niet op de voet volgen - htt zou
te veel een spel van welles en nie
tes worden. Liever beperken we ons
tot een paar hoofdpunten.
Eerste bedenking tegen het
hele stuk is dat steeds wordt
uitgegaan van de kwade trouw van
de .mensen met wie men zig is
te onderhandelen: senaat, curato
ren, de autoriteiten die op welke
manier dan ook betrokken zijn bij
de vragen naar veranderingen in
de universitaire wereld. En dat zon
der dat er ook maar enig bewijs
voor wordt aangevoerd. De bewe
ring dat men in de kasten van het
bezette Maagdenhuis documenten
vond die wezen op „soppen en
nathouden" is al heel weinig rele
vant we moeten dat aannemen
op gezag van de schrijvers en bo
vendien is het een „bewijs achter
af" want de bezetting was toen al
een feit!
En uitgaande van die kwade
trouw komt men dan met de be
wering: we moesten dus wel iets
spectaculairs doen want anders
was de hele vernieuwing toch op
een dood spoor terecht gekomen.
Hier heeft men dan de grens: wie
beoordeelt op een gegeven ogen
blik of de discussie al dan niet is
vastgelopen? Heeft een van de 2
partijen daar het recht toe? Dan
is het met de democratie wel heel
snel gedaan dan kan iedere par
tij volstaan met de constatering: ze
willen toch niet zoals wij willen en
vervolgens naar geweld grijpen.
Zoals de Amsterdamse studenten
nu metterdaad hebben gedaan.
Maar dat is geen democratie: in
een democratie gaat het erom
standpunten zo dicht mogelijk bij
elkaar te brengen, te geven en te
nemen tot het compromis is be
reikt. Dat kan soms een heel lange
weg zijn het is een van de na
delen van een democratie. Maar
daarom willen we haar niet ruilen
voor de dictatuur van wie dan ook!
Een tweede, eigenlijk nog veel
belangrijker punt: is het toe
laatbaar dat een enkeling, een
groep, studenten, soms bewust de
wet overtreden en dat liefst zo
spectaculair mogelijk om daar
mee de aandacht te vestigen op
een misstand? Neem de rassen-
rellen in de Ver. Staten als voor
beeld, de plotselinge uitbarstingen
van opstandige, plunderende ne
gers die daarin nog de enige ma
nier zien om de aandacht van de
autoriteiten en van de wereld te
vestigen op hun vaak wanhopige
situatie. Kan dat en mag dat? An
der voorbeeld: kan men het de pau
pers van sommige Zuidameri-
kaanse staten kwalijk nemen als ze
In opstand komen tegen de uitbui
ting en de revolutie doen losbarsten
in alle hevigheid? Mag dat en kan
dat?
De wereld en vele geestelijke
leiders gaan haar daarin voor - is
geneigd om daarop bevestigend te
antwoorden: dat kan en dat mag!
Daarmee is dan de grens over
schreden en levensgroot is dan
het gevaar dan men voorlopig geen
kans zal zien een nieuwe grens te
leggen. Wie zal dan Immers zeg
gen waar en wanneer wetsschen-
ding al dan niet meer ethisch toe
laatbaar is.
Heel kort een derde opmer
king: de tijd zal leren dat al
die idealen over medebeslissings
recht en democratisering weinig
méér zijn dan loze kreten (vergeef
ons deze belaste term!). Als men in
de universitaire wereld of in welke
andere samenleving ook ieder het
recht geeft mee te beslissen, dan
zal blijken dat veruit het grootste
deel op dat recht nauwelijks prijs
stelt. Omdat medebeslissingsrecht
betekent: mee-werken en mee-ver-
antwoordelijkheid dragen. En voor
al tot dat laatste zijn maar weini
gen bereid. Zelfs in de universitai
re wereld!
Onwaardige vertoning: een studentendelegatie
gaat op weg om te onderhandelen met senaat
en president-curator door het raam.
Deze pagina is grotendeels gewijd aan de „bezetting" van het Amsterdamse Maagdenhuis en al
les wat zich daaromheen heeft afgespeeld. Men kan zich afvragen of dat nu wel nodig isdoet
men de studenten die zich aan deze rel hebben schuldig gemaakt, niet te veel eer door nu nog
weer uitvoerig op het gebeurde in te gaan Worden door ruime publikatie niet anderen ertoe
aangezet om ook eens dit spelletje te gaan spelen Daar staat dan wel weer dit tegenoverdat
men de goedwillende studenten die zich oprecht inspannen om in de universitaire wereld tot be
tere verhoudingen te komen, de kans ontneemt om voor hun gedachten goodwill te winnen. Met
andere woorden dat zij niet voldoende de kans krijgen zich te distantiëren van degenen onder
de studenten die er op uit zijn de maatschappij op haar kop te zetten. Die goedwillenden zijn er en
dat er iets in de universitaire wereld moet gebeuren is al evenmin een zaak waarover verschil
van mening bestaat bij welke terzake kundigen ook.
Dit alles is de reden waarom wij voldaan hebben aan het verzoek dat twee studenten ons giste
ren hebben voorgelegd in onze krant te mogen uiteenzetten wat de studenten nu eigenlijk wil
len. Ook al om daarmee goodwill te winnen die dat voelen zij zelf heel duidelijk door de
Amsterdamse studenten is verspeeld. Daarom het onderstaande artikel, geschreven door de he
ren J. Hoks en B. Janssen, respectievelijk student te Leiden en Amsterdam. In de kolom hier
naast kunt u ons commentaar hierop lezen.
Onwaardige vertoning: toen de rfatfenéen
tegen hun belofte in de deur niet openden ver
schafte de politie zich toegang door het room.
Maandag 19 mei j.l. verscheen naar
aanleiding van de gebeurtenissen in
en rond het Maagdenhuis te Amster
dam in dit blad een commentaar on
der de titel: „Nederland wil geen re
volutie". Aangezien naar onze mening
al te veel ongezegd is gebleven, en om
dat het gevaar niet denkbeeldig is dat
de Nederlandse student door recente
gebeurtenissen in een isolement komt
te verkeren, hebben we de redactie van
dit blad met succes verzocht ruimte be
schikbaar te stellen voor een reactie
onzerzijds. In dit artikel willen wij
graag ingaan op de problematiek die
tot deze gebeurtenissen aanleiding gaf
en bovendien aandacht schenken aan
deze gebeurtenissen zelf.
Deze problematiek is een manifest
algemeen maatschappelijk verschijn
sel geworden in vrijwel de hele we
reld met een duidelijk identiek facet:
het verzet tegen al dan niet legitieme
macht. Dit verzet kan zich uiten door
middel van rebellie, ressentiment, zich
terugtrekken in sociaal formalisme of
het streven naar vernieuwingen. Om
nu niet de hele puinwinkel van de in-
stitutionaliserings- en socialisatiepro-
blematiek overhoop te halen, willen wij
ons hier beperken tot één punt name
lijk het onderwijs, en tot één land na
melijk Nederland, hoe onbevredigend
dit ook zijn moge.
De onderwijsstructuur in Nederland
heeft niet ongestraft een moeizame ont
wikkeling gekend tot het huidig stelsel,
naast deze historisch bepaalde onvolko
menheden zijn verschijnselen als teveel
kleuterleidsters en te weinig kleuter
scholen, te grote klassen bij het Lager
Onderwijs, onvoldoende vorming bin
nen het program van het Lager Be
roepsonderwijs, te grote milieu-invloe
den op de keuze van type voortgezet
onderwijs (zie v. Heek) overbekend.
Oplossingen stuiten af op een scala
van moeilijkheden die lopen van botte
onwil van de verantwoordelijken tot on
overkomelijke barrières in beleidsstruc-
tuur en financiering.
Onthullend in dit verband is het vol
gend citaat uit een bijdrage van prof.
dr. L. van Gelder, hoogleraar in de pe
dagogiek te Groningen.
„De Mammoetwet is zowel in opzet
als uitwerking catastrofaal. Noch van
de idee van een passend onderwijs
voor ieder kind noch van de zo ge
wenste doorstroming uit handarbei
dersmilieus komt iets terecht. Het
Mammoetsysteem, gepresenteerd als
één, alle mogelijkheden omvattend
stelsel van voortgezet onderwijs, is
niet meer dan een optelsom van de
reeds bestaande, sterk verouderde
schoolrichtingen. Daarin werkt nog
steeds de standenmaatschappij uit de
negentiende eeuw door", aldus prof.
Van Gelder.
Voor wat betreft de lagere en voort
gezette onderwijsvormen mag geconclu
deerd worden dat er nog vele misstan
den uit de weg geruimd dienen te wor
den wil men kunnen spreken van ade
quaat voorbereidend onderwijs. In dit
verband kan men stellen dat het te kort
signaleren het begin van rechttrekken
zou moeten zijn, wil men mettertijd
niet tegen een hopeloze achtrstand
aankijken.
Komen we nu dan na deze inleiding
aan ons onderwerp: enerzijds de struc
tuur van het wetenschappelijk onder
wijs, anderzijds de huidige positie van
de werkers binnen dit onderwijs.
Met betrekking tot de structuur: elke
universiteit en hogeschool wordt be
stuurd door een senaat. Deze senaat,
bestaande uit alle hoogleraren, is ver
antwoording schuldig aan een curato
rium, een ondoorzichtig lichaam, sa
mengesteld uit la fine fleur van het
Nederlandse bedrijfsleven en andere
regenten. Zo'n curatorium onderhoudt,
dank zij zijn samenstelling stevige ban
den met het establishment. Hier ligt
een eerste gevaar van deze structuur:
zolang het bedrijfsleven een onevenre
dig grote invloed kan uitoefenen op de
gang van zaken binnen het weten
schappelijk onderwijs via curatorium
en hoogleraren (bindingen door com
missariaten o.a.) is de vrijheid van on
derzoekskeuze en onderwijs ndet ten
volle gewaarborgd.
De hoogleraren op hun beurt hebben
vrijwel onbeperkte macht binnen facul
teiten, subfaculteiten en secties. Deze si
tuatie leidt veelal tot de ongewenste
toestand dat een hoogleraar benoemd
op grond van zijn wetenschappelijk ge
wicht, tot zijn pensionering op zijn 70e
jaar een enorme invloed heeft op de
gang van zaken binnen zijn vakgebied
terwijl men alleen maar hopen kan dat
hij zich kan handhaven op het niveau
waarop hij zich bevond bij zijn benoe
ming.
Hierdoor worden te vaak juist de
jonge stafleden gefrustreerd in hun we
tenschappelijke expansie en verantwoor
ding. Bovendien heeft de hoogleraar
naast zijn onderwijstaak nog als direc
teur de leiding over een vak-instituut,
waar het wetenschappelijk onderzoek
en de administratie gecentreerd zijn.
Hier loopt men het risico dat een
hoogleraar, die een groot wetenschap
per kan zijn, niet noodzakelijkerwijs
een groot didact en een kundig bestuur
der hoeft te zijn (en dat meestal ook
niet is).
Onderaan deze hiërarchische ladder
staat de student. Na een vooropleiding
die nauwelijks aansluit op het hoger
onderwijs en waarbij, gezien de statis
tieken, reeds een droevig groot aantal
afvallers het heeft moeten laten afwe
ten op grond van niet altijd even dui
delijke selectie-criteria, gaat men stu
deren in de fictie van studievrijheid.
De programmering van het onderwijs,
selectie-methoden, plaatsingsmoeilijk
heden, numerus fixus, selectieve prope
deuse, etc. reduceren deze zaak tot een
farce.
De werkers, die momenteel een po
sitie innemen binnen deze structuur,
of het nu stafleden zijn, ofadminis-
tratief-technisch personeel of studen-
t
Een dezer dagen kan de Tweede Kamer een nota
tegemoet zien van de minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, ir. W. F. Schut. Geen pes
simistische nota, want daar is minister Schut de
man niet naar toch wel een stuk met weinig
bemoedigende cijfers. Het ziet er namelijk naar uit,
dat de woningbouwwerkers niet alleen geen kans
zullen zien de in 1968 op het woningbouwprogramma
opgelopen achterstand in te halen, maar dat zij ook
dit jaar het aantal van 125.000 niet zullen kunnen
halen.
Dat is één van de zorgen van deze minister
daarnaast tilt hij ook zwaar aan het probleem van
de krotwoningen. Juist de afgelopen weken, na de
KRO-reportage van de Haagse Schilderswijk en alles
was daarop is gevolgd, is iedereen weer eens met
de neus op de feiten gedrukt: Nederland bouwt wel
veel en doet zijn best zo goed mogelijk te bouwen,
maar desondanks moeten nog vele duizenden ge
zinnen leven in huizen die nauwelijks nog die naam
verdienen. Is daar een oplossing voor te vinden?
Wat zal er dan moeten gebeuren?
Over beide onderwerpen heeft de minister open
hartig gesproken met een onzer verslaggevers.
Hieronder de vragen en antwoorden de conclusie
mag luiden dat het zeker niet aan deze energieke
bewindsman zal liggen als de problemen onopgelost
blijven liggen.
De prijzen en het weer - dat zijn de twee
tegenvallers waarmee minister ir. W. F. Schut
de afgelopen maanden te kampen heeft ge
had en die er oorzaak van kunnen zijn dat
hij dit jaar zijn woningbouwprogramma van
125.000 woningen niet zal kunnen realiseren.
Twee factoren ook die hij niet in de hand
heeft, ook al kan hij over de zorgwekkende
ontwikkeling aan het prijzenfront zijn woord
je in het kabinet meespreken. Maar het
weer - „...en daar hangt het toch van af of
ik er dit jaar kom!", zegt hij.
In de eerste drie maanden van dit jaar zijn
564 woningen minder klaar gekomen dan in
het eerste kwartaal van 1968. Het aantal in
aanbouw genomen woningen is met bijna elf
honderd teruggelopen. Terwijl in dit kwar
taal ook de achterstand van 1968, toen er
2300 woningen minder gereed kwamen dan
was gedacht, moet zijn ingehaald. Ir. Schut
heeft dat op 21 november zelf vastberaden
voorspeld.
Waarom is uw voorspelling nie* uitgeko
men?
Minister Schut: „Het weer heeft ons be
gin dit jaar ernstig parten gespeeld. Het
aantal produktieve uren per bouwvakarbei
der is in deze periode aanzienlijk kleiner ge
weest dan in 1968, de cijfers tonen dat aan.
Het verbaast me niets dat daardoor minder
huizen gereed zijn gekomen, al wil ik wel
op meer had gerekend. Er
zeer veel huizen in aan-
verklaren dat ik
waren begin '69
bouw.
Hoe wilt u deze achterstand van enke
le duizenden woningen dit jaar nog weg
werken?
„We halen het wel weer in, al moet het
weer dan wel meezitten. Als we een regen
achtige zomer krijgen zie ik het somber in,
maar al met al ben ik toch nog wel opti
mistisch. Ik hoop de Tweede Kamer op 1
juni nader over deze zaken in te lichten."
Wat denkt u van de in de Haagse Schil
derswijk geboren krottenactie en de actie
comités de yveren voor een snelle oplos
sing van dc saneringsproblematiek?
„Dat waardeer ik zeer positief. Ik vind het
fijn, dat grote delen van onze bevolking zich
bewust beginnen te worden van de ellende
en nood in grote stadswijken. Het is te loven
dat geestelijke leiders, maatschappelijk
werksters en doktoren zich het lot van deze
mensen aantrekken en zich ervoor spannen.
Maar men. moet zich niet alleen bewust wor
den van nood, men moet er ook wat aan
gaan doen".
Wat wilt u er aan doen?
„De gemeentebesturen moeten een actieve
krottenpolitiek gaan voeren. Actiever dan tot
nu toe. Ook de eigenaren van krotwoningen
moeten meer doen. Ze zullen het begrip moe
ten opbrengen, dat, zolang er in hun huizen
wordt gewoond er ook zo goed mogelijk ge
woond moet worden. De overheid zal hulp
moeten bieden in mankracht en met geld.
Wij hoeven beslist niet meer wakker te wor
den geschud en wij zijn het er allemaal over
eens dat er wat moet gebeuren maar het pro
bleem is ingewikkeld.
Door de woningnood die alle aandacht op
eiste, zijn we veel te laat begonnen met de
aanpak van het krottenprobleem. Nu moeten
nog vragen worden bestudeerd, die eigenlijk
al lang hadden moeten zijn beantwoord".
Welke vragen hebt u op 't oog?
„Wanneer is een huis zó slecht dat het
moet worden afgebroken? Wat zijn eigenlijk
precies de normen? En als je dan afbreekl
en gaat vernieuwen, moet het dan iets heel
anders worden of juist een pand dat er qua
type en huur erg dichtbij ligt?
En wanneer moet je eigenlijk bekend ma
ken dat je wilt saneren? Vroeg? Om de men
sen snel zekerheid te geven over wat er met
hun huis gaat gebeuren of laat om geen ver
waarlozing in een te saneren wijk uit te lok
ken.
Oordelen we niet te gemakkelijk vanuit
theorie en techniek over onbewoonbaarver
klaring. 't Kan best eens zo zijn dat een huis
technisch beneden de maat blijft, maar voor
een bepaalde categorie mensen te verkiezen
is boven een duurder huis in een moderne
tvijk.
Een van de grootste vraagstukken is voor
mij of je eigenlijk woningen mag afbreken
terwijl daardoor mensen worden verplicht te
wachten op woonruimte.
Op al dit soort vragen moeten antwoorden
komen. We zijn gewoon nog niet klaar voor
de oplossing van het krottenprobleem. Toch
moeten we „er tegen aan". We kunnen ge
woon niet langer wachten.
De gemeentebesturen moeten vooroplopen.
Ik zoek naar middelen en wegen extra acti
viteiten extra te honoreren. Meer kan ik niet
doen. Ik heb als minister geen stok achter de
deur waarmee ik gemeenten kan opjagen. Ik
kan ze alleen prikkelen en proberen op te
jutten".
Bent u wel eens in een krottenbuurt ge
weest? Hebt u bijvoorbeeld de Haagse
Schilderswijk gezien?
„Zeker. Pas geleden heb ik eens een wan
deling door die wijk gemaakt. Ik moet erbij
zeggen dat ik de huizen niet van binnen heb
gezien. Dat komt nog wel een keer".
Wat was uw eerste reactie?
„Mij viel op dat het Haagse gemeentebe
stuur de boel niet laat verslonzen. De straten
zijn buitengewoon goed geplaveid. Ik ben niet
geschrokken van wat ik zag. Er wordt in dat
soort wijken toch nog heel wat gedaan".
Het werkverband huisvestingsnood heeft
enkele maanden geleden dringend gevraagd
om een noodwet waardoor een sanering van
krottenwijken sneller en doeltreffender tot
stand kan komen.
„Ik zie geen heil in een noodwet. De be-
aande wetgeving biedt genoeg mogelijkhe
den. We moeten er alleen veel fanatieker
mee werken.
Het publiek moet fel worden op goed wo
nen en het niet erg vinden om daar voor te
betalen. Wat men nu over heeft voor zijn au
to zou men ook over moeten hebben voor zijn
huisvesting".
ten, hebben dan ook geen fluit te
vertellen tenzij de heer professor ge
nadiglijk zeer incidenteel ruim
te geeft tot inspraak. Het streven
naar vernieuwingen van de studen
ten is nu hierop gebaseerd: Men eist
mede-verantwoordelijkheid en mede
beslissingsrecht voor alle geledingen
op alle niveaus, met daarmee verbon
den openbaarheid van zaken met be
trekking tot stukken en andere voor
deze rechten relevante zaken (begro
ting openbaar!). Voor een deel der
studenten passen deze eisen in het
groter kader van maatschappijhervor
mingen, voor een groter deel zijn deze
eisen uitsluitend voorwaarden voor
een goed functionerend hoger onder
wijssysteem.
Hoe dit alles gerealiseerd dient te
worden staat nog open ter discussie.
Opvallend in dit verband zijn publika-
ties van Boekraad en Nieuwstadt (ra
denuniversiteit en projectonderwijs), de
gebeurtenissen in Groningen, Nijmegen,
Tilburg, Leiden, Delft etc., de beruchte
nota-Pothumus en de inmiddels afge
dane kwestie-Maris.
Vervolgens: Amsterdam.
Reeds enige jaren is door studenten
en wetenschappelijke staf door middel
van redelijk overleg gepoogd te komen
tot een bevredigende gang van zaken
binnen de universiteit. De pogingen lie
pen stuk voor stuk vast, hetgeen niet
verwonderlijk is als men bedenkt dat
hoogleraren en curatorium meenden de
gespreksvoorwaarden te moeten dicte
ren. Onthullend in dit verband is de
eis van de autoriteiten dat de studenten
zich bij hun verzet tegen de structuren
van de universiteit dienden te blijven
bewegen binnen het (gebrek aan) ruim
te dat deze structuur de studenten biedt.
Uiteindelijk zag men van studenten
zijde weinig heil meer in deze bespre
kingen en men besloot de pogingen te
verleggen van detop van de universi
teit naar het faculteitsniveau.
Ook hier waren de resultaten pover.
Groeiend wantrouwen jegens de auto
riteiten was het gevolg. De radicalise
ring die hierdoor ontstond manifesteer
de zich in talrijke acties op de facultei
ten en na de gebeurtenissen te Parijs
in een verlopen bezetting van de Aula,
de Lutherse Kerk aan het Spui. Hier
na bleek weer door middel van overleg
geen resultaat te kunnen worden ge
boekt, omdat van de zijde van het be
stuur geen bereidheid bestond tot het
prijsgeven of zelfs discutabel stellen
van de machtsposities. Wel was
men inmiddels bereid een vorm van in
spraak toe te staan die neerkwam op
vrijblijvend kennisnemen van de stand
punten der studenten.
Dat het rommelde binnen de univer
siteit bleek o.a. wel uit het conflict
Colpa, het vertrek van prof. Staal, de
nog voortdurende spanningen rond de
opvolging van prof. Presser, de acties
tegen prof. Den Hollander, het vertrek
van zeer bekwame wetenschappelijke
stafleden.
Aangezien de vruchteloze, getraineer
de discussie geen enkele wezenlijke stap
in de richting van de verwezenlijking
van het medebeslissingsrecht vormden,
dienden nieuwe wegen bewandeld te
worden teneinde het gesprek op een
andere basis weer op gang te krijgen.
Het door middel van bezetten inrich
ten van permanente discussiecentra,
waar ieders inbreng welkom was, leek
de beste methode om versneld tot de
gewenste resultaten te komen, temeer
daar prof. Belinfante, de rector-mag-
nificus van de Universiteit van Am
sterdam, anders dan zijn voorganger
prof. Verhoeven, bereid leek de kwestie
fundamenteel aan de orde te stellen
mits de studenten met uitgewerkte voor
stellen kwamen. Hem was kennelijk
ontgaan dat dergelijke voorstellen reeds
enige jaren systematisch onder tafel
waren gewerkt door zijn collegae. Zijn
opmerking dat het begrip „medebeslis
singsrecht" een loze kreet vormde in de
studentenmond, wekte dan ook derma
te verontwaardiging dat na het opmer
kelijk succes van Tilburg, een adhoc
gevormde actiegroep, „De loze kreet",
besloot tot bezetting van de Aula.
Gezien de paternalistische reactie hier
op van hetpraesidium escaleerde de
actie van de allengs groeiende groep in
de bezetting van het zenuwcentrum van
de universiteit, het Maagdenhuis.
Terecht stelde prof. Belinfante dat
hierdoor het gevaar ontstond dat een
zo immense organisatie als de universi
teit van Amsterdam (17.000 studenten)
zou worden lamgelegd; minstens zo te
recht vroegen de studenten zich af voor
wie deze organisatie dan wel was op
gebouwd als dit niet juist was voor die
studenten en onderzoekers.
Het argument dat deze groep door
middel van totalitaire methoden een
meerderheid haar werk onmogelijk
maakte gaat hier niet op, omdat de
ASVA.die als gekozen grondraad namens
de studenten optreedt, zich achter deze
actie heeft gesteld en actief heeft deel
genomen. De oorspronkelijke bedoeling
van deze bezetting was dan ook een
katalysator voor komende onderhande
lingen te zijn. Toen evenwel binnen het
Maagdenhuis bij het bestuderen van het
tevoorschijn gebrachte materiaal bleek
hoe men aan de top van de universiteit
dacht, in tegenstelling tot deindruk die
men hierover naar buiten vestigde, in
termen van „soppen en nathouden" ver
ging 'n belangrijk deel van de studenten
alle lust zich nog in enig twijfelachtig
compromis te schikken. Hartverwar
mend was voor hen de daadwerkelijke
solidariteit die ze van groepen van de
bevolking en vele artiesten ontvingen en
die hun in staat stelde zich zolang te
handhaven in het Maagdenhuis.
Voor wat betreft het politieoptreden:
het valt te betreuren, dat zij in een
conflict tussen de leiding van de uni
versiteit en de studenten is opgetrom
meld. Ook de wetenschappelijke staf en
vele hoogleraren hebben te kennen ge
geven dat men, hoewel men de bezet
ting afkeurde, grote bezwaren had te
gen de aanwezigheid van het machts
apparaat. Hun optreden was beheerst,
met uitzondering van de door een mis
verstand ontstane rauwe ranselpartij op
de deelnemers van de honger- en voed-
seltocht.
De vernielingen, waarvan in dit blad
van 21 mei melding wordt gemaakt,
kan men stellen tegen 't compliment
dat prof. Belinfante en prof. Samkal-
den aan de bezetters hebben gemaakt
tijdens de ontruiming over de staat,
waarin het gebouw werd achtergelaten.
We zullen besluiten met de aanleiding
tot deze bijdrage: uw commentaar
van 19 mei kritisch te volgen.
Of de bezetting van het Maagdenhuis
een schandaal is lijkt ons een kwestie
van stellingname: het voor of tegen
zijn kan men met een vracht argu
menten ondersteunen, maar een ob
jectief waardeoordeel is ook nu niet
te geven.
Dat het Maagdenhuis en de er zich be
vindende kasten en bureaus geen
eigendom zijn van de studenten is
een feit dat door niemand wordt be
twist. Vraag blijft in hoeverre studen
ten, ongeacht bezetting, rechten kun
nen doen gelden op gebruik van het
gebouw en de daarin aanwezige fa
ciliteiten. Of ze eigendom zijn van het
wettig gekozen bestuur lijkt ons een
voor juristen interessante zaak.
Het eigendom van alles wat aanwezig
was in het Maagdenhuis is nooit in
andere handen overgegaan.
Als u spreekt over wettig gekozen be
stuur, vragen wij: „Door wie gekozen
om te besturen over wie en wat?"
Wanneer u de indruk mocht hebben dat
persoonlijke stukken zouden zijn
openbaargemaakt kunnen wij u ver
zekeren dat dit niet het geval is ge
weest; de resultaten zouden evenwel
veel verrassender geweest zijn.
Uw plijdooi voor hardhandig politie-
en justitieoptreden lijkt ons vooral 'n
kwestie van mentaliteit en u zult ons
toestaan dat we ons er over verheu
gen dat uw mentaliteit de onze niet
is in dezen.
De vaderlijke wens dat de studenten
zelf eens wijs zullen worden, doet.
gezien de kwaliteit van het commen
taar, de vraag rijzen waarom men u
het genoegen zou doen datgene wat
u wijs acht tot norm te verheffen.
Voor wat het karretje der revolutionai
ren betreft die chaos en revolutie
wensen: alle beslissingen in hel
Maagdenhuis zijn met meerderheid
van stemmen genomen (als in de Sta-
ten-Generaal weet u wel?) en wat re
volutionairen in dit land wensen en
wie ze bewonderen is een vaak die
hiermee niets te maken heeft. Tus
sen haakjes: Wanneer hebt u overi
gens voor het laatst kennis genomen
van het denken van de Nederlandse
revolutionairen
Echt gepraat over herstructurering van
de universiteit is er allang, héél
lang, de resultaten zijn gering, èrg
gering. Of een goedwillende Belinfan
te en Samkalden tot 'n akkoord zul
len komen met goedwillende studen
ten zal de tijd leren, maar als de
onderhandelingen mochten mislukken
is het prettig te weten dat u nog een
oplossing hebt: geweld tegen geweld
met behulp van een zeer hardhandig
optredende politie terwille van de
Nederlandse burger, wiens Volks-
empfinden voor u kennelijk gefunde-
nes Fressen is. Ook studenten zijn
Nederlande burgers en weten beter
dan u dat recht in een gecompliceer
de maatschappij als de onze conditio
sine qua non is. Daarom pogen zij het
recht te doen evolueren tot eigentijds
peil.
Wij hebben deze bijdrage niet willen
schrijven om de bezetting van het
Maagdenhuis door dik en dun te verde
digen, wél om alternatieve opvattingen
naar voren te brengen teneinde zodoen
de te pogen in een eindconclusie, die
wij graag aan uw lezers overlaten, ook
de opvattingen van de andere partij
in het conflict te laten meespelen.
Volledig hebben we bij lange na niet
kunnen zijn, maar genteresseerden
kunnen te allen tijde contact opnemen
met de Nederlandse Studenten Raad te
Leiden of de Algemene Studenten Ver
eniging te Amsterdam, Weesperstraat
51. Opmerkingen naar aanleiding van
dit artikel zijn ook zeer welkom en
worden met belangstelling tegemoet ge
zien op de Boommarkt 21, Leiden
(ter attentie van J. Hoks) of Alexan-
derkade 9, Amsterdam (ter attentie
van B. Janssen).
We willen de redactie van de NAC
tenslotte hartelijk dank zeggen voor de
plaatsruimte die ons od korte termijn
geboden is.