Over vervagende grenzen Studenten aan woord over Amsterd Veel liefs uit het Maagdenhuis. Minister Schut wil gemeenten opjutten Gesprek over achterstand en krotten De universiteit Amsterdam De kritiek Dit is het merkwaardige: wie met studenten praat, ook al staat men zelf bijzonder kritisch tegen over het gebeurde in en rond het Amsterdamse Maagdenhuis, die komt tot de conclusie dat de standpunten niet eens zo heel ver uiteen liggen. En als men wat door praat en doordenkt weet men ook hoe dat komt: omdat men welis waar aan weerszijden van een grens staat, maar dat grensgebied is smal en niet overal even duide lijk aan te geven. De heren Hoks en Janssen, de schrijvers van het hiernaast afgedrukte artikel staan duidelijk aan de andere zijde van die grens - student Janssen was een van de bezetters en in een la ter stadium een van de mensen, die mede de voedsel-ophaaltocht organiseerden. En toch was er ook met hen die bepaalde mate van overeenstemming, die er gelukkig de oorzaak van kan zijn dat men elkaar niet verkettert. Nu zit er in een gesprek tussen tegenstanders altijd het gevaar dat men wel dezelfde woorden bezigt, maar dat men met die woorden niet hetzelfde bedoelt. Daarom: als we hier praten over „de studenten", dan zijn daarmee niet bedoeld de revolutionaire maatschappij om- goolers-uit-princlpe, onverschillig of zij wel dan niet een college kaart op zak hebben. Hen gaat het niet om onderwijsvernieuwing, of structuurverandering van de uni versiteit - bij hen gaat het om (zeer linkse) politieke idealen. We menen dat de heren Hoks en Jans sen daar wat al te vluchtig aan voorbijgegaan zijn en niet voldoen de onderkennen dat juist die ele menten de structuurveranderingen tegenhouden. Omdat zij terecht niet vertrouwd worden door de an dere partij: zij zitten immers met heel andere bedoelingen aan de onderhandelingstafel. Tot die kleine groep onruststo kers horen de heren Hoks en Jans sen niet toch willen ze (en zeer vele studenten met hen) toch zo veel mogelijk solidair zijn met die groep. Waarom? Allereerst waar schijnlijk omdat in iedere jongere de kritiek leeft op het bestaande en men het graag anders zou wil len. Daarnaast omdat ook studen ten - zelfs studenten - een zeke re mate van kuddegeest hebben en achter een „leider" aanlopen. En die leiders zijn nooit de gematig den maar altijd de feilen, die tot het uiterste willen gaan. Maar met die twee redenen is men er toch nog niet - ook hier komt men weer terug bij de conclusie dat de grens zo vaag is. We willen het betoog van de beide schrijvers in dit commentaar niet op de voet volgen - htt zou te veel een spel van welles en nie tes worden. Liever beperken we ons tot een paar hoofdpunten. Eerste bedenking tegen het hele stuk is dat steeds wordt uitgegaan van de kwade trouw van de .mensen met wie men zig is te onderhandelen: senaat, curato ren, de autoriteiten die op welke manier dan ook betrokken zijn bij de vragen naar veranderingen in de universitaire wereld. En dat zon der dat er ook maar enig bewijs voor wordt aangevoerd. De bewe ring dat men in de kasten van het bezette Maagdenhuis documenten vond die wezen op „soppen en nathouden" is al heel weinig rele vant we moeten dat aannemen op gezag van de schrijvers en bo vendien is het een „bewijs achter af" want de bezetting was toen al een feit! En uitgaande van die kwade trouw komt men dan met de be wering: we moesten dus wel iets spectaculairs doen want anders was de hele vernieuwing toch op een dood spoor terecht gekomen. Hier heeft men dan de grens: wie beoordeelt op een gegeven ogen blik of de discussie al dan niet is vastgelopen? Heeft een van de 2 partijen daar het recht toe? Dan is het met de democratie wel heel snel gedaan dan kan iedere par tij volstaan met de constatering: ze willen toch niet zoals wij willen en vervolgens naar geweld grijpen. Zoals de Amsterdamse studenten nu metterdaad hebben gedaan. Maar dat is geen democratie: in een democratie gaat het erom standpunten zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen, te geven en te nemen tot het compromis is be reikt. Dat kan soms een heel lange weg zijn het is een van de na delen van een democratie. Maar daarom willen we haar niet ruilen voor de dictatuur van wie dan ook! Een tweede, eigenlijk nog veel belangrijker punt: is het toe laatbaar dat een enkeling, een groep, studenten, soms bewust de wet overtreden en dat liefst zo spectaculair mogelijk om daar mee de aandacht te vestigen op een misstand? Neem de rassen- rellen in de Ver. Staten als voor beeld, de plotselinge uitbarstingen van opstandige, plunderende ne gers die daarin nog de enige ma nier zien om de aandacht van de autoriteiten en van de wereld te vestigen op hun vaak wanhopige situatie. Kan dat en mag dat? An der voorbeeld: kan men het de pau pers van sommige Zuidameri- kaanse staten kwalijk nemen als ze In opstand komen tegen de uitbui ting en de revolutie doen losbarsten in alle hevigheid? Mag dat en kan dat? De wereld en vele geestelijke leiders gaan haar daarin voor - is geneigd om daarop bevestigend te antwoorden: dat kan en dat mag! Daarmee is dan de grens over schreden en levensgroot is dan het gevaar dan men voorlopig geen kans zal zien een nieuwe grens te leggen. Wie zal dan Immers zeg gen waar en wanneer wetsschen- ding al dan niet meer ethisch toe laatbaar is. Heel kort een derde opmer king: de tijd zal leren dat al die idealen over medebeslissings recht en democratisering weinig méér zijn dan loze kreten (vergeef ons deze belaste term!). Als men in de universitaire wereld of in welke andere samenleving ook ieder het recht geeft mee te beslissen, dan zal blijken dat veruit het grootste deel op dat recht nauwelijks prijs stelt. Omdat medebeslissingsrecht betekent: mee-werken en mee-ver- antwoordelijkheid dragen. En voor al tot dat laatste zijn maar weini gen bereid. Zelfs in de universitai re wereld! Onwaardige vertoning: een studentendelegatie gaat op weg om te onderhandelen met senaat en president-curator door het raam. Deze pagina is grotendeels gewijd aan de „bezetting" van het Amsterdamse Maagdenhuis en al les wat zich daaromheen heeft afgespeeld. Men kan zich afvragen of dat nu wel nodig isdoet men de studenten die zich aan deze rel hebben schuldig gemaakt, niet te veel eer door nu nog weer uitvoerig op het gebeurde in te gaan Worden door ruime publikatie niet anderen ertoe aangezet om ook eens dit spelletje te gaan spelen Daar staat dan wel weer dit tegenoverdat men de goedwillende studenten die zich oprecht inspannen om in de universitaire wereld tot be tere verhoudingen te komen, de kans ontneemt om voor hun gedachten goodwill te winnen. Met andere woorden dat zij niet voldoende de kans krijgen zich te distantiëren van degenen onder de studenten die er op uit zijn de maatschappij op haar kop te zetten. Die goedwillenden zijn er en dat er iets in de universitaire wereld moet gebeuren is al evenmin een zaak waarover verschil van mening bestaat bij welke terzake kundigen ook. Dit alles is de reden waarom wij voldaan hebben aan het verzoek dat twee studenten ons giste ren hebben voorgelegd in onze krant te mogen uiteenzetten wat de studenten nu eigenlijk wil len. Ook al om daarmee goodwill te winnen die dat voelen zij zelf heel duidelijk door de Amsterdamse studenten is verspeeld. Daarom het onderstaande artikel, geschreven door de he ren J. Hoks en B. Janssen, respectievelijk student te Leiden en Amsterdam. In de kolom hier naast kunt u ons commentaar hierop lezen. Onwaardige vertoning: toen de rfatfenéen tegen hun belofte in de deur niet openden ver schafte de politie zich toegang door het room. Maandag 19 mei j.l. verscheen naar aanleiding van de gebeurtenissen in en rond het Maagdenhuis te Amster dam in dit blad een commentaar on der de titel: „Nederland wil geen re volutie". Aangezien naar onze mening al te veel ongezegd is gebleven, en om dat het gevaar niet denkbeeldig is dat de Nederlandse student door recente gebeurtenissen in een isolement komt te verkeren, hebben we de redactie van dit blad met succes verzocht ruimte be schikbaar te stellen voor een reactie onzerzijds. In dit artikel willen wij graag ingaan op de problematiek die tot deze gebeurtenissen aanleiding gaf en bovendien aandacht schenken aan deze gebeurtenissen zelf. Deze problematiek is een manifest algemeen maatschappelijk verschijn sel geworden in vrijwel de hele we reld met een duidelijk identiek facet: het verzet tegen al dan niet legitieme macht. Dit verzet kan zich uiten door middel van rebellie, ressentiment, zich terugtrekken in sociaal formalisme of het streven naar vernieuwingen. Om nu niet de hele puinwinkel van de in- stitutionaliserings- en socialisatiepro- blematiek overhoop te halen, willen wij ons hier beperken tot één punt name lijk het onderwijs, en tot één land na melijk Nederland, hoe onbevredigend dit ook zijn moge. De onderwijsstructuur in Nederland heeft niet ongestraft een moeizame ont wikkeling gekend tot het huidig stelsel, naast deze historisch bepaalde onvolko menheden zijn verschijnselen als teveel kleuterleidsters en te weinig kleuter scholen, te grote klassen bij het Lager Onderwijs, onvoldoende vorming bin nen het program van het Lager Be roepsonderwijs, te grote milieu-invloe den op de keuze van type voortgezet onderwijs (zie v. Heek) overbekend. Oplossingen stuiten af op een scala van moeilijkheden die lopen van botte onwil van de verantwoordelijken tot on overkomelijke barrières in beleidsstruc- tuur en financiering. Onthullend in dit verband is het vol gend citaat uit een bijdrage van prof. dr. L. van Gelder, hoogleraar in de pe dagogiek te Groningen. „De Mammoetwet is zowel in opzet als uitwerking catastrofaal. Noch van de idee van een passend onderwijs voor ieder kind noch van de zo ge wenste doorstroming uit handarbei dersmilieus komt iets terecht. Het Mammoetsysteem, gepresenteerd als één, alle mogelijkheden omvattend stelsel van voortgezet onderwijs, is niet meer dan een optelsom van de reeds bestaande, sterk verouderde schoolrichtingen. Daarin werkt nog steeds de standenmaatschappij uit de negentiende eeuw door", aldus prof. Van Gelder. Voor wat betreft de lagere en voort gezette onderwijsvormen mag geconclu deerd worden dat er nog vele misstan den uit de weg geruimd dienen te wor den wil men kunnen spreken van ade quaat voorbereidend onderwijs. In dit verband kan men stellen dat het te kort signaleren het begin van rechttrekken zou moeten zijn, wil men mettertijd niet tegen een hopeloze achtrstand aankijken. Komen we nu dan na deze inleiding aan ons onderwerp: enerzijds de struc tuur van het wetenschappelijk onder wijs, anderzijds de huidige positie van de werkers binnen dit onderwijs. Met betrekking tot de structuur: elke universiteit en hogeschool wordt be stuurd door een senaat. Deze senaat, bestaande uit alle hoogleraren, is ver antwoording schuldig aan een curato rium, een ondoorzichtig lichaam, sa mengesteld uit la fine fleur van het Nederlandse bedrijfsleven en andere regenten. Zo'n curatorium onderhoudt, dank zij zijn samenstelling stevige ban den met het establishment. Hier ligt een eerste gevaar van deze structuur: zolang het bedrijfsleven een onevenre dig grote invloed kan uitoefenen op de gang van zaken binnen het weten schappelijk onderwijs via curatorium en hoogleraren (bindingen door com missariaten o.a.) is de vrijheid van on derzoekskeuze en onderwijs ndet ten volle gewaarborgd. De hoogleraren op hun beurt hebben vrijwel onbeperkte macht binnen facul teiten, subfaculteiten en secties. Deze si tuatie leidt veelal tot de ongewenste toestand dat een hoogleraar benoemd op grond van zijn wetenschappelijk ge wicht, tot zijn pensionering op zijn 70e jaar een enorme invloed heeft op de gang van zaken binnen zijn vakgebied terwijl men alleen maar hopen kan dat hij zich kan handhaven op het niveau waarop hij zich bevond bij zijn benoe ming. Hierdoor worden te vaak juist de jonge stafleden gefrustreerd in hun we tenschappelijke expansie en verantwoor ding. Bovendien heeft de hoogleraar naast zijn onderwijstaak nog als direc teur de leiding over een vak-instituut, waar het wetenschappelijk onderzoek en de administratie gecentreerd zijn. Hier loopt men het risico dat een hoogleraar, die een groot wetenschap per kan zijn, niet noodzakelijkerwijs een groot didact en een kundig bestuur der hoeft te zijn (en dat meestal ook niet is). Onderaan deze hiërarchische ladder staat de student. Na een vooropleiding die nauwelijks aansluit op het hoger onderwijs en waarbij, gezien de statis tieken, reeds een droevig groot aantal afvallers het heeft moeten laten afwe ten op grond van niet altijd even dui delijke selectie-criteria, gaat men stu deren in de fictie van studievrijheid. De programmering van het onderwijs, selectie-methoden, plaatsingsmoeilijk heden, numerus fixus, selectieve prope deuse, etc. reduceren deze zaak tot een farce. De werkers, die momenteel een po sitie innemen binnen deze structuur, of het nu stafleden zijn, ofadminis- tratief-technisch personeel of studen- t Een dezer dagen kan de Tweede Kamer een nota tegemoet zien van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, ir. W. F. Schut. Geen pes simistische nota, want daar is minister Schut de man niet naar toch wel een stuk met weinig bemoedigende cijfers. Het ziet er namelijk naar uit, dat de woningbouwwerkers niet alleen geen kans zullen zien de in 1968 op het woningbouwprogramma opgelopen achterstand in te halen, maar dat zij ook dit jaar het aantal van 125.000 niet zullen kunnen halen. Dat is één van de zorgen van deze minister daarnaast tilt hij ook zwaar aan het probleem van de krotwoningen. Juist de afgelopen weken, na de KRO-reportage van de Haagse Schilderswijk en alles was daarop is gevolgd, is iedereen weer eens met de neus op de feiten gedrukt: Nederland bouwt wel veel en doet zijn best zo goed mogelijk te bouwen, maar desondanks moeten nog vele duizenden ge zinnen leven in huizen die nauwelijks nog die naam verdienen. Is daar een oplossing voor te vinden? Wat zal er dan moeten gebeuren? Over beide onderwerpen heeft de minister open hartig gesproken met een onzer verslaggevers. Hieronder de vragen en antwoorden de conclusie mag luiden dat het zeker niet aan deze energieke bewindsman zal liggen als de problemen onopgelost blijven liggen. De prijzen en het weer - dat zijn de twee tegenvallers waarmee minister ir. W. F. Schut de afgelopen maanden te kampen heeft ge had en die er oorzaak van kunnen zijn dat hij dit jaar zijn woningbouwprogramma van 125.000 woningen niet zal kunnen realiseren. Twee factoren ook die hij niet in de hand heeft, ook al kan hij over de zorgwekkende ontwikkeling aan het prijzenfront zijn woord je in het kabinet meespreken. Maar het weer - „...en daar hangt het toch van af of ik er dit jaar kom!", zegt hij. In de eerste drie maanden van dit jaar zijn 564 woningen minder klaar gekomen dan in het eerste kwartaal van 1968. Het aantal in aanbouw genomen woningen is met bijna elf honderd teruggelopen. Terwijl in dit kwar taal ook de achterstand van 1968, toen er 2300 woningen minder gereed kwamen dan was gedacht, moet zijn ingehaald. Ir. Schut heeft dat op 21 november zelf vastberaden voorspeld. Waarom is uw voorspelling nie* uitgeko men? Minister Schut: „Het weer heeft ons be gin dit jaar ernstig parten gespeeld. Het aantal produktieve uren per bouwvakarbei der is in deze periode aanzienlijk kleiner ge weest dan in 1968, de cijfers tonen dat aan. Het verbaast me niets dat daardoor minder huizen gereed zijn gekomen, al wil ik wel op meer had gerekend. Er zeer veel huizen in aan- verklaren dat ik waren begin '69 bouw. Hoe wilt u deze achterstand van enke le duizenden woningen dit jaar nog weg werken? „We halen het wel weer in, al moet het weer dan wel meezitten. Als we een regen achtige zomer krijgen zie ik het somber in, maar al met al ben ik toch nog wel opti mistisch. Ik hoop de Tweede Kamer op 1 juni nader over deze zaken in te lichten." Wat denkt u van de in de Haagse Schil derswijk geboren krottenactie en de actie comités de yveren voor een snelle oplos sing van dc saneringsproblematiek? „Dat waardeer ik zeer positief. Ik vind het fijn, dat grote delen van onze bevolking zich bewust beginnen te worden van de ellende en nood in grote stadswijken. Het is te loven dat geestelijke leiders, maatschappelijk werksters en doktoren zich het lot van deze mensen aantrekken en zich ervoor spannen. Maar men. moet zich niet alleen bewust wor den van nood, men moet er ook wat aan gaan doen". Wat wilt u er aan doen? „De gemeentebesturen moeten een actieve krottenpolitiek gaan voeren. Actiever dan tot nu toe. Ook de eigenaren van krotwoningen moeten meer doen. Ze zullen het begrip moe ten opbrengen, dat, zolang er in hun huizen wordt gewoond er ook zo goed mogelijk ge woond moet worden. De overheid zal hulp moeten bieden in mankracht en met geld. Wij hoeven beslist niet meer wakker te wor den geschud en wij zijn het er allemaal over eens dat er wat moet gebeuren maar het pro bleem is ingewikkeld. Door de woningnood die alle aandacht op eiste, zijn we veel te laat begonnen met de aanpak van het krottenprobleem. Nu moeten nog vragen worden bestudeerd, die eigenlijk al lang hadden moeten zijn beantwoord". Welke vragen hebt u op 't oog? „Wanneer is een huis zó slecht dat het moet worden afgebroken? Wat zijn eigenlijk precies de normen? En als je dan afbreekl en gaat vernieuwen, moet het dan iets heel anders worden of juist een pand dat er qua type en huur erg dichtbij ligt? En wanneer moet je eigenlijk bekend ma ken dat je wilt saneren? Vroeg? Om de men sen snel zekerheid te geven over wat er met hun huis gaat gebeuren of laat om geen ver waarlozing in een te saneren wijk uit te lok ken. Oordelen we niet te gemakkelijk vanuit theorie en techniek over onbewoonbaarver klaring. 't Kan best eens zo zijn dat een huis technisch beneden de maat blijft, maar voor een bepaalde categorie mensen te verkiezen is boven een duurder huis in een moderne tvijk. Een van de grootste vraagstukken is voor mij of je eigenlijk woningen mag afbreken terwijl daardoor mensen worden verplicht te wachten op woonruimte. Op al dit soort vragen moeten antwoorden komen. We zijn gewoon nog niet klaar voor de oplossing van het krottenprobleem. Toch moeten we „er tegen aan". We kunnen ge woon niet langer wachten. De gemeentebesturen moeten vooroplopen. Ik zoek naar middelen en wegen extra acti viteiten extra te honoreren. Meer kan ik niet doen. Ik heb als minister geen stok achter de deur waarmee ik gemeenten kan opjagen. Ik kan ze alleen prikkelen en proberen op te jutten". Bent u wel eens in een krottenbuurt ge weest? Hebt u bijvoorbeeld de Haagse Schilderswijk gezien? „Zeker. Pas geleden heb ik eens een wan deling door die wijk gemaakt. Ik moet erbij zeggen dat ik de huizen niet van binnen heb gezien. Dat komt nog wel een keer". Wat was uw eerste reactie? „Mij viel op dat het Haagse gemeentebe stuur de boel niet laat verslonzen. De straten zijn buitengewoon goed geplaveid. Ik ben niet geschrokken van wat ik zag. Er wordt in dat soort wijken toch nog heel wat gedaan". Het werkverband huisvestingsnood heeft enkele maanden geleden dringend gevraagd om een noodwet waardoor een sanering van krottenwijken sneller en doeltreffender tot stand kan komen. „Ik zie geen heil in een noodwet. De be- aande wetgeving biedt genoeg mogelijkhe den. We moeten er alleen veel fanatieker mee werken. Het publiek moet fel worden op goed wo nen en het niet erg vinden om daar voor te betalen. Wat men nu over heeft voor zijn au to zou men ook over moeten hebben voor zijn huisvesting". ten, hebben dan ook geen fluit te vertellen tenzij de heer professor ge nadiglijk zeer incidenteel ruim te geeft tot inspraak. Het streven naar vernieuwingen van de studen ten is nu hierop gebaseerd: Men eist mede-verantwoordelijkheid en mede beslissingsrecht voor alle geledingen op alle niveaus, met daarmee verbon den openbaarheid van zaken met be trekking tot stukken en andere voor deze rechten relevante zaken (begro ting openbaar!). Voor een deel der studenten passen deze eisen in het groter kader van maatschappijhervor mingen, voor een groter deel zijn deze eisen uitsluitend voorwaarden voor een goed functionerend hoger onder wijssysteem. Hoe dit alles gerealiseerd dient te worden staat nog open ter discussie. Opvallend in dit verband zijn publika- ties van Boekraad en Nieuwstadt (ra denuniversiteit en projectonderwijs), de gebeurtenissen in Groningen, Nijmegen, Tilburg, Leiden, Delft etc., de beruchte nota-Pothumus en de inmiddels afge dane kwestie-Maris. Vervolgens: Amsterdam. Reeds enige jaren is door studenten en wetenschappelijke staf door middel van redelijk overleg gepoogd te komen tot een bevredigende gang van zaken binnen de universiteit. De pogingen lie pen stuk voor stuk vast, hetgeen niet verwonderlijk is als men bedenkt dat hoogleraren en curatorium meenden de gespreksvoorwaarden te moeten dicte ren. Onthullend in dit verband is de eis van de autoriteiten dat de studenten zich bij hun verzet tegen de structuren van de universiteit dienden te blijven bewegen binnen het (gebrek aan) ruim te dat deze structuur de studenten biedt. Uiteindelijk zag men van studenten zijde weinig heil meer in deze bespre kingen en men besloot de pogingen te verleggen van detop van de universi teit naar het faculteitsniveau. Ook hier waren de resultaten pover. Groeiend wantrouwen jegens de auto riteiten was het gevolg. De radicalise ring die hierdoor ontstond manifesteer de zich in talrijke acties op de facultei ten en na de gebeurtenissen te Parijs in een verlopen bezetting van de Aula, de Lutherse Kerk aan het Spui. Hier na bleek weer door middel van overleg geen resultaat te kunnen worden ge boekt, omdat van de zijde van het be stuur geen bereidheid bestond tot het prijsgeven of zelfs discutabel stellen van de machtsposities. Wel was men inmiddels bereid een vorm van in spraak toe te staan die neerkwam op vrijblijvend kennisnemen van de stand punten der studenten. Dat het rommelde binnen de univer siteit bleek o.a. wel uit het conflict Colpa, het vertrek van prof. Staal, de nog voortdurende spanningen rond de opvolging van prof. Presser, de acties tegen prof. Den Hollander, het vertrek van zeer bekwame wetenschappelijke stafleden. Aangezien de vruchteloze, getraineer de discussie geen enkele wezenlijke stap in de richting van de verwezenlijking van het medebeslissingsrecht vormden, dienden nieuwe wegen bewandeld te worden teneinde het gesprek op een andere basis weer op gang te krijgen. Het door middel van bezetten inrich ten van permanente discussiecentra, waar ieders inbreng welkom was, leek de beste methode om versneld tot de gewenste resultaten te komen, temeer daar prof. Belinfante, de rector-mag- nificus van de Universiteit van Am sterdam, anders dan zijn voorganger prof. Verhoeven, bereid leek de kwestie fundamenteel aan de orde te stellen mits de studenten met uitgewerkte voor stellen kwamen. Hem was kennelijk ontgaan dat dergelijke voorstellen reeds enige jaren systematisch onder tafel waren gewerkt door zijn collegae. Zijn opmerking dat het begrip „medebeslis singsrecht" een loze kreet vormde in de studentenmond, wekte dan ook derma te verontwaardiging dat na het opmer kelijk succes van Tilburg, een adhoc gevormde actiegroep, „De loze kreet", besloot tot bezetting van de Aula. Gezien de paternalistische reactie hier op van hetpraesidium escaleerde de actie van de allengs groeiende groep in de bezetting van het zenuwcentrum van de universiteit, het Maagdenhuis. Terecht stelde prof. Belinfante dat hierdoor het gevaar ontstond dat een zo immense organisatie als de universi teit van Amsterdam (17.000 studenten) zou worden lamgelegd; minstens zo te recht vroegen de studenten zich af voor wie deze organisatie dan wel was op gebouwd als dit niet juist was voor die studenten en onderzoekers. Het argument dat deze groep door middel van totalitaire methoden een meerderheid haar werk onmogelijk maakte gaat hier niet op, omdat de ASVA.die als gekozen grondraad namens de studenten optreedt, zich achter deze actie heeft gesteld en actief heeft deel genomen. De oorspronkelijke bedoeling van deze bezetting was dan ook een katalysator voor komende onderhande lingen te zijn. Toen evenwel binnen het Maagdenhuis bij het bestuderen van het tevoorschijn gebrachte materiaal bleek hoe men aan de top van de universiteit dacht, in tegenstelling tot deindruk die men hierover naar buiten vestigde, in termen van „soppen en nathouden" ver ging 'n belangrijk deel van de studenten alle lust zich nog in enig twijfelachtig compromis te schikken. Hartverwar mend was voor hen de daadwerkelijke solidariteit die ze van groepen van de bevolking en vele artiesten ontvingen en die hun in staat stelde zich zolang te handhaven in het Maagdenhuis. Voor wat betreft het politieoptreden: het valt te betreuren, dat zij in een conflict tussen de leiding van de uni versiteit en de studenten is opgetrom meld. Ook de wetenschappelijke staf en vele hoogleraren hebben te kennen ge geven dat men, hoewel men de bezet ting afkeurde, grote bezwaren had te gen de aanwezigheid van het machts apparaat. Hun optreden was beheerst, met uitzondering van de door een mis verstand ontstane rauwe ranselpartij op de deelnemers van de honger- en voed- seltocht. De vernielingen, waarvan in dit blad van 21 mei melding wordt gemaakt, kan men stellen tegen 't compliment dat prof. Belinfante en prof. Samkal- den aan de bezetters hebben gemaakt tijdens de ontruiming over de staat, waarin het gebouw werd achtergelaten. We zullen besluiten met de aanleiding tot deze bijdrage: uw commentaar van 19 mei kritisch te volgen. Of de bezetting van het Maagdenhuis een schandaal is lijkt ons een kwestie van stellingname: het voor of tegen zijn kan men met een vracht argu menten ondersteunen, maar een ob jectief waardeoordeel is ook nu niet te geven. Dat het Maagdenhuis en de er zich be vindende kasten en bureaus geen eigendom zijn van de studenten is een feit dat door niemand wordt be twist. Vraag blijft in hoeverre studen ten, ongeacht bezetting, rechten kun nen doen gelden op gebruik van het gebouw en de daarin aanwezige fa ciliteiten. Of ze eigendom zijn van het wettig gekozen bestuur lijkt ons een voor juristen interessante zaak. Het eigendom van alles wat aanwezig was in het Maagdenhuis is nooit in andere handen overgegaan. Als u spreekt over wettig gekozen be stuur, vragen wij: „Door wie gekozen om te besturen over wie en wat?" Wanneer u de indruk mocht hebben dat persoonlijke stukken zouden zijn openbaargemaakt kunnen wij u ver zekeren dat dit niet het geval is ge weest; de resultaten zouden evenwel veel verrassender geweest zijn. Uw plijdooi voor hardhandig politie- en justitieoptreden lijkt ons vooral 'n kwestie van mentaliteit en u zult ons toestaan dat we ons er over verheu gen dat uw mentaliteit de onze niet is in dezen. De vaderlijke wens dat de studenten zelf eens wijs zullen worden, doet. gezien de kwaliteit van het commen taar, de vraag rijzen waarom men u het genoegen zou doen datgene wat u wijs acht tot norm te verheffen. Voor wat het karretje der revolutionai ren betreft die chaos en revolutie wensen: alle beslissingen in hel Maagdenhuis zijn met meerderheid van stemmen genomen (als in de Sta- ten-Generaal weet u wel?) en wat re volutionairen in dit land wensen en wie ze bewonderen is een vaak die hiermee niets te maken heeft. Tus sen haakjes: Wanneer hebt u overi gens voor het laatst kennis genomen van het denken van de Nederlandse revolutionairen Echt gepraat over herstructurering van de universiteit is er allang, héél lang, de resultaten zijn gering, èrg gering. Of een goedwillende Belinfan te en Samkalden tot 'n akkoord zul len komen met goedwillende studen ten zal de tijd leren, maar als de onderhandelingen mochten mislukken is het prettig te weten dat u nog een oplossing hebt: geweld tegen geweld met behulp van een zeer hardhandig optredende politie terwille van de Nederlandse burger, wiens Volks- empfinden voor u kennelijk gefunde- nes Fressen is. Ook studenten zijn Nederlande burgers en weten beter dan u dat recht in een gecompliceer de maatschappij als de onze conditio sine qua non is. Daarom pogen zij het recht te doen evolueren tot eigentijds peil. Wij hebben deze bijdrage niet willen schrijven om de bezetting van het Maagdenhuis door dik en dun te verde digen, wél om alternatieve opvattingen naar voren te brengen teneinde zodoen de te pogen in een eindconclusie, die wij graag aan uw lezers overlaten, ook de opvattingen van de andere partij in het conflict te laten meespelen. Volledig hebben we bij lange na niet kunnen zijn, maar genteresseerden kunnen te allen tijde contact opnemen met de Nederlandse Studenten Raad te Leiden of de Algemene Studenten Ver eniging te Amsterdam, Weesperstraat 51. Opmerkingen naar aanleiding van dit artikel zijn ook zeer welkom en worden met belangstelling tegemoet ge zien op de Boommarkt 21, Leiden (ter attentie van J. Hoks) of Alexan- derkade 9, Amsterdam (ter attentie van B. Janssen). We willen de redactie van de NAC tenslotte hartelijk dank zeggen voor de plaatsruimte die ons od korte termijn geboden is.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 8