GEREFORMEERDE SYNODE PUBLICEERDE HAAR VISIE OP ONTWIKKELINGSHULP GERECHTIGHEID EN BARMHAR TTGHFTD een lange, geen gemakkelijke weg Sociaal-Diaconaal Jaar vraagt jonge mensen iets te dóén! ML MET RAKE ILL TIES. OOK IN NEDERLAND IS HULP NODIG Na Pinksteren - bedelen en bedelen (Hand. 3) WENSEN OVER SAMEN DOEN De Kerk De overheid Individuele christenen TER OVERDENKING *Drs. C. H. Koetsier, de man die zich namens zijn kerken met de ontwikke- thigshulp bezighoudt. In opdracht van de generale synode van de Gereformeer de Kerken heeft een studie-deputaatschap van elf profes soren, theologen, economen en zendingsmensen zich ge bogen over de verantwoordelijkheid van de Kerk tegen over de ontwikkelingslanden. Het rapport dat deze de- putaten hadden uitgebracht, is door de synode aanvaard, nadat men er enkele kritische notities bij had gemaakt. Deze zijn in het definitieve rapport verwerkt, dat thans door de zending en het werelddiaconaat van de Gerefor meerde Kerken is uitgegeven onder de titel„Gerechtig heid en Barmhartigheid". De titel is kenmerkend met de hand op de Bijbel heb ben de samenstellers van het rapport de kerk én de in dividuele christen erop gewezen dat ontwikkelingshulp een heilige plicht is. Concreet hebben zij hun tien gebo den gesteld er zal nog heel wat moeten gebeuren voor en aleer aan deze eisen is voldaan. Velen zijn immers geneigd te zeggen „Moet dat nu wel allemaal We hebben zelf al zoveel zorgen aan ons hoofd Antwoord van de deputaten „Het moet inderdaad Het moet wil de Kerk echt Kerk zijn. Geen blok aan het been, geen (royale) handreiking zonder meer een zaak van het hart moet het worden Die weg naar het hart zal een moeilijke blijken te zijn. Bij velen immers is het hart vol van andere zaken er zal dus plaats gemaakt moeten worden. Dit rapport draagt het gereedschap aan en waar het nu om gaat is, dat er met dit gereedschap gewerkt moet worden. Dat zal men moeten leren te velen hebben immers nog wat dit betreft twee linkse handen. Men is het er niet mee eens we hebben er al eerder van verteld in een inter view dat de Gereformeerde Kerken een functionaris hebben aangetrokken in de persoon van drs. C. H. Koet sier, wiens taak het is de totale problematiek van de ont wikkelingshulp voortdurend in het oog te houden en na te gaan wat de Kerk moet doen in de naaste toekomst. Men zal in kleine kring met deze zaken moeten bezig zijn. Op de catechisaties, op de verenigingen, in de ker keraden en vooral ook in de kerkdiensten. Concreet, zonder sentiment. Ontwikkelingshulp is geen kwestie van „goedheid" van onze kant het is een recht dat wij nie mand mogen onthouden. „De eisen, de noden, de uitdagingen van de wereld van vandaag beuken op de poorten van de Kerk. De Kerk, die dat kloppen niet hoort en meent achter gesloten deuren en vensters haar heilsliederen te kunnen zingen en haar heilsboodschap te kunnen prediken, is ten dode opgeschreven. Haar isolement zal haar graf worden". Zo op het eerste oog ferme taal, die wij lezen in het rapport „Ge rechtigheid en Barmhartigheid". Ook taal, die de kerken al jarenlang tot de hunne heb ben gemaakt. Toen het woord „ontwikkelingshulp" nog niet bestond (het is in de Officiële Woorden lijst van de Nederlandse Taal van 1954 nog niet te vinden) waren overal ter wereld de zendingsarbeiders reeds uitgezonden om het zoeklicht van Gods liefde te laten schijnen over de donkere landen. Toch schrijven de samenstellers van het rapport„De Kerk moet zich schamen. Ze heeft maar al te vaak gefaald En daarmee zit men midden in de problematiek. Wat moet de kerk doen, wat moeten de individuele Christenen doen? Doen ze eigen lijk ooit wel genoeg? De deputaten laten dui delijk uitkomen dat de kerk er niet is met het geven van geld alleen. Hongerigen wei geren nooit voedsel en armen nooit geld. Er is méér nodig en dan wijst het rapport op het woord van Christus. „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn Gerechtigheid en dit alles (recht, vrede, welvaart) zal U bovendien geschonken worden" Dat woord wijst de kerk de weg als het er om gaat een oplossing te vinden voor de wereldproblemen van van daag. „Naar de maatstaven van dat Rijk ligt de verre naaste voor onze deur. Wij zijn geen weldoeners, die uit goedheid van het hart iets afstaan, maar horen in hun klacht een aan klacht. Wij weten dat wij met hen deelge noten zijn, in dezelfde beklaagdenbank zitten". Het rapport vermeldt uitvoerig de verschil len die er zijn tussen de rijke en de arme landen. De kloof tussen noord en zuid die steeds groter wordt. Men legt de vinger bij de zwakke plekken in de ontwikkelingslanden corruptie, snelle bevolkingsgroei, niet aange paste landbouw, politieke problemen, enz enz De deputaten aanvaarden deze misstanden niet als een vanzelfsprekendheid. Integendeel juist de kerk heeft de plicht te strijden voor eerlijkheid en gerechtigheid. Maar al te vaak echter worden deze misstanden aangegrepen om ons aan daadwerkelijke hulp te onttrek ken. Over het algemeen willen we de mens In nood wel helpen als die nood maar niet een duidelijk gevolg is van schuld. Wordt die schuld zichtbaar, dan dreigen we de hulp stop te zetten en zeggen we: „Zorg eerst maar eens dat je je leven verbetert" Men klem wijst het rapport er op dat, wanneer er al over schuld gesproken kan worden, de Westerse wereld altijd moet beseffen dat het om een groot stuk eigen schuld gaat. De kerk mag nooit vergeten dat zij zelf ook be staat uit mensen met schuld, die toch door God zijn aangenomen en worden bekleed met Zijn gerechtigheid. Dat moet haar handelen in de wereld bepalen. Het is vooral een zaak van het hart, zo laten de rapporteurs duide lijk uitkomen en zij schromen niet het nog eens duidelijk te stellen: „Een kerk die zich beperkt tot de eigen kring, het accent een zijdig legt op de individuele vroomheid, berus ting preekt waar onrecht regeert en een he- wijze deel te nemen aan dè wereldecono mie. 1. Van de kerk moet worden verwacht dat zij haar eigen budget kritisch beziet in het licht van de ontstellende nood in de wereld. 2. De kerk moet de individuele christenen aansporen tot versobering in levensstijl. 3. Ze moet haar eigen organen beschikbaar stellen voor een deskundige voorlichting vanuit het evangelie over de problemen die de ontwikkelingssamenwerking betref fen. Tevens moet zij contact onderhouden met andere instanties, opdat deze voor lichting zo verantwoord mogelijk zal ge schieden. 4. De kerk moet gebruik maken van de mo gelijkheden tot interkerkelijk beraad. 5. Alle maatregelen van de overheid en be sluiten van politieke partijen op dit ge bied moet zij nauwgezet volgen en kri tisch toetsen aan de maatstaven van ge rechtigheid. zuinig Afs men praat over kerk en ontwikke lingshulp komt men twee facetten tpgen: het diaconale en het zendingsfacet overi gens niet altijd even scherp van elkaar te onderscheiden. Op deze foto het helpen op voeden naar een beter bestaan. mei in uitzicht stelt voor wie op aarde om komt, pleegt hoogverraad". De deputaten laten het in hun rapport niet uit bij een beschouwing over de nood daar en de weelde hier, de gerechtvaardigde eisen daar en de mogelijkheden hier, zij geven aan het eind van hun rapport heel concreet een weg aan die „om Christus wil" gevolgd moet worden, door de individuele Christenen, door de kerk als geheel en door de overheid. Wij laten hieronder de, zoals het rapport het noemt „eisen van gerechtigheid en barm hartigheid vanuit het evangelie volgen. 1. Het is de voortdurende roeping van indi viduele Christenen om van het eigen in komen een verantwoord deel te bestem men voor de hulp aan de medemensen in de ontwikkelingslanden, zowel aan christenen als niet-christenen. 2. Ze moeten zich op de hoogte stellen van de hele ontwikkelingsproblematiek en deze informatie doorgeven aan anderen. 3. Het is noodzakelijk dat zij zich voortdu rend persoonlijk inzetten om in hun indi viduele contacten mee te werken aan een mentaliteitsveranderen. 4. Ze moeten bereid zijn zich in voorkomen de gevallen zelf in te zetten voor het werk in de ontwikkelingslanden, of ande ren daartoe aansporen. 5. Ze moeten gestalte geven aan de solidari teit met allen die strijden tegen de onge rechtigheid in welvaartsverschillen en voor een wereldrechtsorde, opdat arme landen de kans krijgen op rechtvaardige En dit is dan het andere facet: het bren gen van de blijde boodschap en daarmee het uitdelen uit de schat van geestelijke rijk dom die de Kerk bezit. 1. De overheid moet zich verplicht weten zo veel zij kan mee te werken aan een wij ziging van de politieke en economische structuren, opdat het welzijn van alle lan den wordt bevorderd en de ongerechtig heid in de welvaartsverdeling wordt terug gedrongen. 2. Zij moet de ontwikkelingshulp steeds meer beschouwen als een geïntegreerd onderdeel van de Nederlandse politiek. 3. Zij moet er aan meewerken dat het ont wikkelingsvraagstuk niet te sterk afhan kelijk wordt van de oost-west problema tiek. 4. Zij zal alles wat mogelijk is moeten doen om een redelijk percentage van het natio naal inkomen te bereiken voor steun aan ontwikkelingslanden. een grotere ijskast of maar naar de ontwikkelingshulp Bij alle ijveren voor ontwikkelingshulp en werelddiakonaat (en geen kwaad woord daarover!) wordt wel eens vergeten dat er ook in Nederland, in de eigen stad of het eigen dorp, niet altijd die hulp geboden kan worden die nodig is. Dat er ook in Nederland mepsen sterven zonder dat dit nodig was. En heel cru gezegd: de Ne derlandse patiënt voor wie niet tijdig plaats was in een ziekenhuis gaat dezelfde dood in als de Biafraan voor wie geen voedsel was of geen medicijn. En zeg nu niet dat dit in Nederland niet gebeurt want dan overschat men de situatie in on ze welvaartsstaat schromelijk. Er zijn in onze ziekenhuizen lege zalen te vinden omdat de verpleeghulp ontbreekt en er sterven eenzame ouden van dagen zonder dat er iemand naar hen omkijkt. Maar laten we het niet dramatiseren dat doen de organisatoren van het Soci aal-Diakonaal Jaar ook niet. Zij vragen jonge mensen, tussen de zeventien en der tig jaar, of ze bereid zijn zich één jaar teben betaling) in te zetten voor de hulp behoevende medemens. Niet uit senti mentele overwegingen men vraagt jon ge mensen met realiteitszin, mensen die beseffen dat het nodig is en daarom be reid zijn de handen uit de mouwen te steken. En die daarbij dan nog een hoop- ervaring opdoen ook die hen in hun la tere leven altijd van pas zal komen. Wie de organisatoren zijn moet nog wel even uit de doeken gedaan worden. Het is al weer een flink aantal jaren gele den dat de protestantse kerken met dit werk begonnen zijn zij vroegen hun jonge leden zich één jaar beschikbaar te stellen voor werk in ziekenhuizen, bejaar den- en kindertehuizen, revalidatiecentra, psychiatrische centra, gezinszorg en derge lijke. Dat ene jaar was dan het diakonale jaar. Wat later zijn de rooms-katholieke kerken gevolgd en zij noemden het een sociaal jaar. In het kader van de oecu mene kon het moeilijk anders dan dat men de krachten ging samenbundelen en zo is er nu sprake van een Sociaal-Diakonaal Jaar met een landelijk secretariaat in Am sterdam (Stadhouderskade 137, telefoon 020-733757). Zoals gezegd: men gaat bij dit alles heel nuchter te werk. Men richt zich tot die jongeren die om welke reden dan ook nog niet klaar zijn met hun beroepskeuze. Dat kunnen meisjes en jongens zijn die een jaar „over" hebben omdat ze nog te jong zijn voor de opleiding in het vak hunner keuze. Dat kunnen er zijn die nog hele maal geen keus hebben kunnen maken. Soms ook zijn het mensen die al er gens werkzaam zijn maar het gevoel heb ben dat ze een verkeerde keuze hebben gemaakt. Juist zij krijgen de kans om met een veelheid van activiteiten kennis te maken waaruit ze dan een nieuwe keuze kunnen doen. Degenen die belangstelling hebben begin nen met een inleidingstijd van een week die half augustus 1969 zal starten. Door middel van gesprekken over het toekom stige werk en door excursies naar diver se instellingen worden ze enigszins voor bereid op de praktijk die hen het komen de jaar wacht. Het doel van die week is tevens een groep te vormen die het hele jaar door elkaar weer ontmoet op de zogenaamde contactdagen. Daarna wordt men dan tewerk gesteld in een van de instellingen waarvan we hierboven een op somming hebben gegeven. Meestal met twee of meer personen in één zieken huis of centrum om de entree in de nieu we omgeving te vergemakkelijken. Er wordt voor gezorgd dat men lessen kan krijgen en dat men desgewenst op ver schillende afdelingen tewerk wordt ge steld. Meestal krijgt men een eigen ka mer, alleen of met een andere deelne mer aan het Sociaal-Diakonaal Jaar. Men hoeft zich zo'n jaar niet eenzaam te voelen: regelmatig worden er met de groep bijeenkomsten gehouden en boven dien houdt de leidster van de groep per soonlijk contact met elk van de deelne mers én met de directies van instellingen en hoofden van afdelingen waar deelne mers werken. Het honorarium is niet hoog: de deelne mers ontvangen een zakgeld van 85 gul den per maand, kost en inwoning en sociale voorzieningen plus een reisgeldver goeding zowel voor de reis naar huis (tweemaal per maand) als naar de contact dagen. Een deelneemster: „Sommigen snap pen niet dat je voor zo weinig geld werkt, maar je ziet het zelf als „leer"- jaar. Anderen verdienen in het buiten land, waar ze zijn om de taal te leren, ongeveer hetzelfde". Gelukkig bestaat er voor het Sociaal- Diakonaal Jaar een behoorlijke belangstel ling: in Arnhem bijvoorbeeld heeft de daar gestationeerde leidster het afgelopen jaar meer dan de vijftig deelnemers ge had die eigenlijk voor haar gepland wa ren en in Utrecht is het al niet anders. En gebleken is ook dat het werk aan zijn doel beantwoordt. Niet alleen omdat enke le honderden vrijwillige krachten in de verpleegsector bijzonder welkom zijn, maar vooral ook omdat rond 95 pet. van de deelnemers zich in die sector thuis bleek te voelen. Van elke honderd gaan er na afloop van het jaar 25 werken in de zie kenverpleging, 25 kiezen voor kinderbe scherming en kinderverzorging en 45 zoe ken een opleiding in de fysio-therapie, pedagogiek, welfare, sociale academie, jeugdleider of iet- dergelijks. Slechts vijf zoeken het ergens anders. Cijfers die een compliment bevatten voor de organisato ren, want zij blijken hun werk bijzon der goed te doen. Wel tot slot een waar schuwing van een der deelneemsters: „Je moet er écht voor voelen, anders kun je waarschijnlijk niet tegen de moeilijkhe den op!" Maar geldt dat niet in dezelfde mate voor het werk in het kader van het werelddiaconaat? Tot de Kerk van Christus behoren niet veel rijken en edelen der wereld. Het arme heeft God uitverkoren om hen met Zijn goederen te vervullen. De bedelaar aan de schone poort van de tempel, dag aan dag zijn hand uitstrek kende om een gift van de (vrome?) tempel- gangers te ontvangen, zal blijken ook een van God uitverkoren om het met Zijn goederen te de kracht van de Pinkstergeest en de heer lijkheid van het Evangelie worden ervaren. Al vroeg in de morgen is deze kreupele door vrienden neergezet op de plaats waar hij het voor zijn onderhoud nodige bij elkaar hoopt te bedelen. Deze kreupele en de vele andere bede laars waren met elkaar feen aanklacht tegen het vrome tempelvolk, tegen de zeer wettische farizeeën die blijkbaar niet meer wisten van Deut. 15:4 waar staat dat in Israël geen bede laar mocht zijn. In de Pinksterkerk waren geen onverzorgde armen of gebrekkigen. Zie Hand. 2:44-47. Petrus en Johannes gaan ook op naar de tempel om te bidden. Dan heeft daar een heerlijke ontmoeting plaats. Daar hebben de apostelen niet aan gedacht, daar heeft de bedelaar niet van gedroomd. Deze dag zal de grote dag van zijn leven worden. De dag der ontmoeting met de verheerlijkte Christus. Die (zie Ps. 68) gaven heeft genomen om uit te de len onder de mensenkinderen. Die de bedelen de zal bedelen met het grootste goed. De dag waarop ook zijn voeten zullen staan in de poort profetie van wat eens zijn deel zal zijn. Het wandelen op de straten van goud in het nieuw Jeruzalem. Gelukkige kinderen van God die bedelende bedeeld worden uit de Hand des Heeren. Meer dan zilver en goud hebt g' uw knechten be trouwd o genadige Heer der talenten. Het zal hem eerst wel wat tegengevallen zijn. Toen hij na het „zie op ons" uit Petrus' mond moest ho- moet je beginnen in dit leven zonder deze ren „zilver en goud heb ik niet". Want wat waardevolle metalen? De zakenman kan er niet buiten, de huisvrouw kan ze niet ontberen, de kerk kan zonder deze materialen haar zen- dingstaak in de wereld niet vervullen. De ker kelijke pers staat altijd vol met klachten over deze armoede; op vergaderingen van kerkera den en kerkvoogdijen wordt er uren over ge praat hoe men aan de zo nodige financiën moet komen om de kerkelijke arbeid te kunnen verrichten. Toch komt dit belijden van armoe de niet als een klacht over Petrus' lippen, om dat hij er bij kan zeggen „wat ik heb dat geef ik u". Hij voelt zich geen beklagenswaardige stakker, maar een begenadigd mens, bedeeld met de gaven der genade van God. Rijk be deeld is de kerk van Christus, Die haar zijn Geest heeft gegeven. Zij weet zich schuldvrij, gerechtvaardigd door het geloof, zeker van het eeuwige leven, van de liefde Gods (zie Rom. 8). Dht wil niet zeggen dat de kerk altijd uit die rijkdom bewust leeft tot eer van haar Koning. Dat wil niet zeggen dat Gods volk nooit be koort wordt door het klatergoud der wereld. Wat zijn er ook onder het Christenvolk velen die knielen voor mammon, die God de Heere maar laten roepen om de tienden voor zijn dienst. Die maar niet willen doorgeven aan' de anderen, aan de armen, aan de onderontwikkel den. Steken wij maar de hand in eigen boezem en luisteren wij maar naar de roep tot beke ring. Petrus juicht „wat ik heb dat geef ik u". Dan blijkt de kracht van het geloof. In de naam van Jezus Christus wordt de lamme op gericht. Zo wordt Gods naam geprezen. De be delende wordt bedeeld met de gave der gena de. Zo leert hij kennen de ene Naam onder de hemel tot zaligheid gegeven. De apostelen ge ven door wat zij ontvangen hebben. Doen wij dat ook lezer(es). Bedelen ook wij de bedelen de wereld? Dienen ook wij de Heere met het onze dat het Zijne is? Klaag maar niet over gemis van zilver en goud, maar wel mochten wij klagen over het gemis van de krachten der Geesten. Zo zal de Christen bedelen aan de troon der genade en bedelen de wereld. Zo wordt Christus verheerlijkt. Amerongen, Ds. C. van Viegen. In Eindhoven heeft de gemeenschap van kerken in Strijp een hearing georganiseerd, zo meldt het Hervormd Persbureau. De hervormde gemeente, de gereformeerde kerk, de doopsgezinde kerk, de rooms-ka tholieke kerk en de chr.-gereformeerde kerk namen er aan deel. Elke kerk stelde zich voor de pauze in vijf minuten voor (voor zover mogelijk waarna de deelne mers in de zaal commentaar, kritiek en voorstellen lieten horen, o.a. over de werk wijze van de kerken, de functie van de Bij bel, evangelisatie, de samenwerking van de kerken en het betrekken van de jeugd bij een en ander. Na de pauze werd de gedach- tenwisseling voortgezet. Er bleek belang stelling te zijn voor een eventueel te hou den bijbelcursus door de gemeenschap van kerken, terwijl ook voorgesteld werd de jeugd van plm. achttien tot 20 jaar van de verschillende kerken met elkaar te laten spreken over problemen als ontwikkelings hulp, derde wereld enz. In dit verband werd gewezen op de mogelijkheden, die de vredesweek te houden in het najaar zal bieden. Met applaus werd de wens van de vergadering tot uitdrukking gebracht dat de gemeenschap van kerken zou voort gaan met het houden van dergelijke ver gaderingen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 17