DEZE WEEK: nader beschouwd
Prof. Werblowski over studenten:
een „onrijpe bende jongelui"
Voorbarig en dom geschreeuw
Een lange, heel lange winter...
Instabiliteit schaadt oppositie
Wie haalt er de streep door?
Groepspraktijk van buisartsen
Begrip
Tegenstelling
Beperkt
Fel tegen
Investeren
Volgende stappen
Geen fictie
In deze tijd, waarin de meningen van ouderen en jongeren over de
studenten, hun eisen en hun optreden zowel in de Oude als Nieuwe
Wereld, nogal genuanceerd zijn, is het interessant kennis te nemen
van het standpunt van een Israëlische hoogleraar, prof. dr. Wer
blowski. Prof. Werblowski doceert op het ogenblik vergelijkende
godsdienstwetenschap aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruza
lem. Hij is deken van de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan
deze universiteit en was voordien hoogleraar aan de universiteiten
van Leeds en Manchester in Engeland. Prof. Werblowski (45) had
een Hollandse vader en studeerde in Genève. Een interview met
hem, dat wij ontlenen aan het Nieuw Israëlitisch Weekblad, druk
ken wij hierbij af.
„ER is een groot verschil tussen een wel
vaartsmaatschappij als bijvoorbeeld in
Duitsland of Amerika en landen als Span
je of Oost-Europa, waar het studentenpro
test eigenlijk een noodkreet om meer vrij
heid is. In de Westerse wereld? De studen
ten die protesteren tegen de welvaart, tegen
de „consumer society"? Och, het is eigenlijk
onmogelijk om ze serieus te nemen. Zij zijn
de „consumers" par excellence. Als je de
parkeerplaatsen ziet bij de universiteiten,
parkeerplaatsen vol auto's, terwijl de hoog
leraren en de wetenschappelijke staf... heel
wat hoogleraren trammen en fietsen... Ik
ben minder enthousiast en ik twijfel echt
aan de authenticiteit van het protest van
die studenten. Ze protesteren terwijl ze zelf
opereren door gebruik te maken van rech
ten, die de maatschappij die door hen aan
gevallen wordt, ze verschaft. Zij eisen rech
ten op, maken gebruik van rechten, die zij
zelf ontkennen. In hun eigen gelederen dul
den zij geen oppositie. In hun eigen kring
wordt men „monddood" gemaakt. Ik ben
verre van een voorstander van het onkri
tisch goedkeuren van wat er gebeurt. Kijk.
dat het hoger onderwijs, dat de universiteit
in vele opzichten verouderd is, dat lijdt geen
twijfel. Er is een grapje dat zegt dat er in
de moderne wereld twee instituten ziin die
echt conservatief zijn, het ene is de kerk,
het andere instituut is de universiteit. Maar
tie kerk van vandaag verandert sterk, de
kerkelijke wereld wordt modern en past zich
aan. er verandert veel. Maar de universiteit
blijft conservatief. Tja, zeker er is veel te
zeggen voor hervormingen in het hoger on
derwijs. Maar niet door middel van onlus
ten en relletjes. Het is in strijd met de
„Ethos" van de universiteit, met de acade
mische stijl. Het is zaak, dat problemen en
de protesten tegen een verkeerde aanpak
van die problemen, doordacht worden.
Een revolutie kan nuttig zijn in achter
gebleven landen, maar in onze landen houdt
de universiteit op een academische maat
schappij te zijn als men zich niet aan de
spelregels houdt. Ik keur het af, wat ze nu
doen. Ik heb er wel begrip voor, dat wel.
maar dat komt zo: ik beschouw de studen
ten als een „onrijpe bende" van jongelui.
Ik beoordeel ze niet met de maatstaven
die ik voor volwassenen aanleg. En dan nog
iets. Ik heb minachting en geen enkel begrip
voor mijn collega's die nu een „noodsprong"
maken om de studenten te laten zien hoe
flink ze wel zijn. De hoogleraren en de we
tenschappelijke staf aan de universiteiten
waar de rellen uitgebroken zijn, maak ik
het verwijt dat zij al jaren de kans hebben
gehad voorstellen te doen over hervorming
van het hoger onderwijs. Ik vind ze onop
recht. Als ze echt iets hadden gevoeld voor
die hervormingen hadden ze wel voorstel
len in die richting gedaan. Ik kan de pro
gressiviteit, die ze vandaag aan de dag leg
gen noch moreel noch praktisch waarderen.
Als zij nu vinden dat alles verouderd is, de
structuur, het leerplan, dan hebben ze jaren
de gelegenheid gehad er iets aan te doen.
In Israel spelen deze problemen niet. Men
treft ze in veel landen maar niet in Israel.
Dat komt doordat in Israël de dingen heel
anders liggen. Ten eerste mag u niet verge
ten, dat Israël 'n land is dat zich bedreigd
voelt.
Dat werkt uitstel van conflicten in de hand,
zelfs als er conflicten bestaan. De Israëli
sche student is veel rijper dan de student in
Amerika of Europa. De studenten in Ame
rika zijn erg anti de oorlog-in-Vietnam. Dat
komt gedeeltelijk doordat ze niet opgeroepen
willen worden. De student in Israel is al drie
jaar in militaire dienst geweest als hij aan
komt aan de universiteit (de meisjes twee
jaar). Dit betekent dat de student in Is
rael het gevoel heeft dat hij „the best years
of his life" al kwijt is; hij wil afstuderen
en voor „studentenactiviteiten" heeft hij wei
nig tijd. Hij heeft ook een afkeer van alles
wat met geweld te maken heeft. Hij heeft zijn
„securation point of violence" bereikt en wil
er niets meer van weten. Tijdens de studie
moet hij ieder jaar nog vier tot acht weken
in militaire dienst. Dat geldt trouwens ook
voor de docenten. Kunt u zich voorstellen
wat het betekent voor een docent, een vol
ledig lesrooster hebben, administratieve ta
ken hebben en dan eruit geroepen wor
den... dat is weer een van de typische pro
blemen van de universiteit in Israel.
Dat heeft, buiten de problematiek die het
praktisch met zich brengt, nog een ander ge
volg: nl. dat de hiërarchische verhoudingen
in Israël anders liggen dan elders aan de uni
versiteiten; want als ik of mijn collega's in
dienst zijne dan is het natuurlijk heel goed
mogelijk en het gebeurt ook herhaalde
lijk dat onze studenten onze comman
danten zijn. Het vastgeroeste eenrichtings
verkeer, zoals men dat elders in de universi
taire verhoudingen wel kan aantreffen, dat
bestaat in Israel niet.
De studentenonlusten berusten erop, dat er
een grote afstand bestaat tussen de maat
schappij van de ouderen en de eigen wereld
van de studenten. Er is een tegenstelling
tussen hen en de „establishment". Dat heb
ben wij in Israel nog niet. Daar overheerst
het gevoel, dat er één maatschappij bestaat,
die gevormd wordt door de ouderen en de
jongeren, die daarin dezelfde taak hebben,
dezelfde verantwoordelijkheid. Een verant
woordelijkheid voor Israel en voor het jood
se volk, die door oud en jong gevoeld wordt.
Nu zou men kunnen zeggen, dat door ui
terlijke omstandigheden oorlogsdreiging
e.d. wij nog niet toe zijn aan de proble
men die b.v. de Europese wereld kent. Ik
geloof dat dit onjuist is. Ik geloof niet, dat
de problemen in Europa „eigenlijk" zijn en
de problemen in Israel „oneigenlijk", maar
dat ons maatschappelijke leven nog door an
dere waarden wordt bepaald, nog door een
verantwoordelijkheidsbesef wordt geken
merkt, dat elders niet bestaat. Ik vraag me
soms af, of wat er in de wereld gebeurt niet
te wijten is aan een overschot van jeugdige
energie, die geen uitlaatklep heeft gehad.
Kijk, in Israel is het zo anders: als ik
bijvoorbeeld een student twee keer niet op
college zie een klein college dan, een
werkcollege, ja dan is mijn eerste reactie
niet dat hij wel zomaar weggebleven zal zijn,
of dat er iets met zijn bromfiets aan de
hand is, maar dan maak ik me zorgen.
Dan vraag ik me af of zijn absent-zijn soms
iets te maken heeft met zijn militaire ver
richtingen. En dan blijkt inderdaad bijvoor-
beeld dat zo'n student zijn been gebroken
heeft bij het parachutespringen; dat hij pa
ratrooper is en dat er een ongeluk is ge
beurd. En door dit soort zaken is de bena
dering van de Israëlische studenten anders,
serieuzer dan in Europese landen en in Ame
rika.
Als ik in dienst een student tegen kom en
die student moet nog zo en zolang dienen,
dan weet hij, dat hij achterop raakt met zijn
examens en dan vraagt zo'n student of hij ex
tra examens mag doen, later, zodat hij de
verloren tijd kan inhalen. Dat is een heel
andere benadering. Een student heeft in Is
rael verantwoordelijkheidsbesef voor zich
zelf en voor zijn land.
Irael heeft voor zijn wetenschapsmensen
vaak geen mogelijkheden. Er is weinig
„science based industry". In het buitenland
is die er wel; men heeft in Amerika en in
mindere mate ook wel in Europa, een uitge
breide wetenschappelijke research, in de
exacte wetenschappen de natuurkundige
wetenschappen, de elektronica die bekos
tigd wordt door de overheid of door de gro
te industriële concerns. Als iemand werke
lijk grootse mogelijkheden wil hebben voor
wetenschappelijke research, gaat hij naar
IBM of in Nederland, meen ik naar de
Shell. Dat is niet een kwestie van het sala
ris dat die concerns betalen. Het gaat de
wetenschapsman niet om het geld, maar om
de werkmogelijkheid. Er kunnen op een
bepaald vlak maar een paar hoogleraren
aangesteld worden. Dat is de enige mogelijk
heid om wetenschappelijk werk te doen.
Daar komt nu in Israel wel verandering in.
Er is sprake van een ontwikkeling van
„science based industry". )e industrie wordt
meer en meer „research-conscious"; natuur
lijk, het is nog een beginstadium, maar de
ontwikkeling is er.
Dat anti-Vietnam-effect bij studenten in
Europa berust voor een groot gedeelte op
een allang bestaand anti-Amerika-effect in
Europa. Dat is ontstaan toen de Amerika
nen Europa weer op de been moesten hel
pen, na de oorlog; eerst waren de intellec-
turelen erg anti-Amerikaans, nu zijn het de
studenten. Ik zou de protesten van die stu
denten in dit soort aangelegenheden meer au
sérieux hebben genomen als ze ook gepro
testeerd hadden tegen b.v. de Chinese bezet
ting van Tibet, of de imperialistische ex
pansie van Indonesië in Nieuw-Guinea. Of
als ze gedemonstreerd hadden tegen het ge
bruik van gas door het „socialistische"
Egypte in de oorlog in Jemen. Als morele of
sociale verontwaardiging te selectief wordt,
dan kan ik het wel als een zet in het poli
tieke schaakspel beschouwen, maar onmo
gelijk als meer dan dat. Of Egypte een so
cialistisch land is? De kampioen van het
„linkse" denken, Jean-Paul Sartre, heeft mij
onlangs persoonlijk geprobeerd uit te leg
gen dat Egypte socialistisch is en Israel ka
pitalistisch. Zijn redenering was: in Egypte
zijn de industrieën genationaliseerd, terwijl
Israel ook een privaatsector heeft. Dat was
het. Dat je Israel niet kunt denken zonder
de kibboets en dat de socialistische bewe
ging de „Ethos" van de maatschappij is in
Israel, dat kwam niet te pas. Ik wil met dit
voorbeeld alleen maar illustreren, dat voor
mij het moderne socialistische denken het
meest krasse voorbeeld is van een „mecha
nisch denken in sjablones" en door en
door „ongenuanceerd". En dan de studen
ten, met hun linkse denkbeelden. Zij be
trekken zaken bij het universitaire pro
bleem. die er in de verste verte niets mee
te maken hebben.
Het gaat om de universiteit. Ik ben fel
tegen „medebeslissingsrecht" van studenten.
Wellicht vindt men mij reactionair. Wat ik
wel erg belangrijk vind, uitermate belang
rijk, dat is meer communicatie tussen de
studenten en de universiteitsleiding. Want
studenten weten vaak beter wat er mis is
wat de manier van examens afnemen betreft,
of het leerplan voldoet aan de behoeften...
in de universiteit moeten de dingen overwo
gen worden.
Dat geldt ook in een ziekenhuis. Een pa
tiënt weet vaak veel beter dan de genees
heer-directeur wat er niet goed is aan een
ziekenhuis en er moet veel communicatie
zijn. Maar of nu een ziekenhuis geleid moet
worden door een gemeenschappelijk bestuur
van patiënten en geneesheren dat weet ik
niet. Ja. natuurlijk gaat de vergelijking
mank. Ik kan u 'n mooie uitspraak van pre
sident Sjazar voorleggen over vergelijkingen.
„Je weet, dat alleen in de Messiaanse toe
komst er een vergelijking te vinden zal zijn
die niet helemaal mank gaat". Waar het mij
om gaat is, dat ik wil zeggen dat het pro
bleem aan de universiteit niet is niet kan zijn
of er medebeslissingsrecht moet komen maar
dat het er om gaat dat er een betere com
municatie tot stand komt De studenten zijn
echt niet in staat mee te beslissen en ze zul
le dat nooit zijn
Na vele jaren in de academische wereld
kan ik zeggen dat het mij jaren heeft ge
kost voordat ik begonnen ben de complexi
teit van de problemen in hun wetenschap
pelijke en sociale context te doorzien. En
nu geloof ik niet dat iemand die voor een
paar jaar op de universiteit komt die er net
aankomt en die misschien niet eens langere
tijd deel zal uitmaken van die universiteit
dat die reeds rijp is om beslissingen te ne
men of te oordelen".
Hoe snel er gereageerd wordt op binnen- en buitenlandse gebeurtenissen, zodra die
in het sociale vlak liggen of iets te maken hebben met geweld, is wel weer gebleken
uit de reacties op de korte revolte in Willemstad op Curasao. Niet zodra waren
Nederlandse mariniers ingeschakeld ter versterking van de eigen politie op Cura
sao, of uit verschillende hoeken werden de bekende kreten als „kolonialisme" ge
hoord. Hoe voorbarig en dom die eerste reactie was bleek na enkele dagen, toen
een zeer grote meerderheid van de Tweede Kamer instemming betuigde met het
besluit van de regering om de mariniers in te schakelen. Hoe onbekend de „schreeu-
wers-van-het-eerste-uur" wel waren met de werkelijke verhoudingen in het gebied
van de Antillen intern en naar buiten bleek ook, toen in de Tweede Kamer
even ter sprake kwam wat het alternatief zou zijn geweest voor Cura9ao, waar de
Verenigde Staten beslist niet lijdzaam had toegezien hoe sociale onrust had kun
nen uitgroeien tot een werkelijke revolte tegen de sterke buitenlandse invloeden op
Cura9ao.
Niet alleen de zorg voor de politieke onrust heeft de Nederlandse regering bewogen
actie te ondernemen. De Nederlandse bijdrage ter verbetering van de maatschap
pelijke en economische verhoudingen in het gebied der Antillen zal verhoogd wor
den en het is goed dat die pogingen worden ondernomen in een sfeer van overleg
en bereidheid tot helpen. Ook in een sfeer van wat genuanceerder denken over onze
taken en verantwoordelijkheden.
Hoe duidelijk is de laatste week het beeld geworden dat onlangs eens door een
Tsjechoslowaakse student werd geschilderd van de toestand in zijn land: „...de zo
mer is voorbij en nu volgt er een lange, heel lange winter...". Voor de Tsjechen is
er, nu de laatste resten van het Tsjechische liberale communisme definitief zijn
veiwijderd na het congres van het centrale partijcomité, vrijwel geen kans meer op
een spoedige terugkeer van de lente. Het dappere volk, dat zich waardig teweer
heeft gesteld tegen de onderdrukkers van de vrijheid die maar zo kort heeft gesche
merd, is teruggekeerd in de greep van het oude Stalinistische bolwerk der collabo
rateurs en het lijkt erop dat de dapperen te moe zijn om weer het hoofd op te
richten. Het is een trieste geschiedenis zó een volk te moeten zien terugvallen in de
onvrijheid.
De situatie is in het partijbestuur van de P.v.d.A. zeer explosief. De spanningen die
zich naar aanleiding van de kwestie van het Maagdenhuis, binnenskamers in de
P.v.d.A. hebben voorgedaan, tonen dat. De inzichten, met name die van Nieuw
Links, zijn weliswaar kennelijk verdeeld en steeds is tot nu toe het partijbestuur de
situatie meester, doch telkens duikt de controverse weer op is 't niet uit de
voorste gelederen, dan uit de achterban. Die instabiliteit schaadt niet alleen deze
partij, maar ook het functioneren van een gezonde en constructieve oppositie.
Belastingcorrectie is een van die moeilijke woorden die een heel begrip moeten
dekken. Het komt erop neer dat de overheid die door de toenemende inflatie jaar
in jaar uit meer belastinggeld ontvangt, de belastingtarieven verlaagt. Loonstijgin
gen die worden gegeven om de prijsstijgingen op te vartgen, maken dat de loontrek
ker automatisch in een hogere belastingschaal valt.
Hij denkt van die loonstijging beter te worden, maar komt vaak tot de ontdekking
dat de overheid een relatief groter deel van zijn verhoogde inkomen opstrijkt door
het zogenaamde progressie-effect. Weer zo'n moeilijk woord dat inhoudt, dat de
overheid steeds meer belasting ontvangt naarmate de lonen en andere inkomens
stijgen.
Jaar in jaar uit zou moeten worden bekeken hoeveel belasting de overheid zich
door de inflatie meer toeeigent. Dit zou betekenen dat jaar in jaar uit die belasting
wat zou moeten worden verlaagd, omdat anders de belastingdruk maar steeds
verder zou stijgen.
En nu wil de overheid die belastingcorrectie gedeeltelijk weer opschuiven. Want,
zegt de overheid: wij hebben het geld hard nodig. En daarmee wordt de belasting
druk ieder jaar in ons land zwaarder en daardoor klaagt iedereen hierover, de
minister en de staatssecretaris en de president van de Nederlandsche Bank incluis,
maar niemand doet er wat aan.
Door het gedeeltelijk opschuiven van de belastingcorrectie, dus door de relatieve
verzwaring van de belastingdruk, doet de overheid fris en vrolijk mee met de spi
raalbeweging. Prijzen stijgen, dus gaan lonen omhoog, dus gaat automatisch de be
lasting omhoog en nemen de sociale lasten toe omdat ook de sociale uitkeringen
moeten worden opgetrokken. Wie haalt hier ooit een streep doorheen?
In verschillende plaatsen bestaan plannen om te komen tot een
groepspraktyk van huisartsen. In de meeste gevallen wordt nog
onderzocht in welke vorm en op welke wtfze zo'n groepspraktijk 't
beste kan functioneren.
In bijgaand artikel geeft onze medewerker, de kolonel-arts M. B.
Bloch, een overzicht van de mogelijkheden op dit gebied en enkele,
reeds bekende ervaringen in de groepspraktijk.
Een groepspraktijk (van huisart
sen, want daar alleen willen we hier
over spreken) ontstaat uit een sa
menwerking van huisartsen, die nau
wer is dan het waarnemen voor el
kaar in avond-, weekend-, of vakan
tieperioden. Het eenvoudigste, ons
bekende voorbeeld, wordt gevormd
door een aantal oudere artsen, die
onderling hebben afgesproken, dat
zij tot twee uur 's middags telefo
nische verzoeken om huisbezoe
ken accepteren, waarna steeds één
hunner de „spoeddienst" waarneemt.
Wat verwachtten de artsen, toen zij
dit plan opstelden?
De groepspraktijk leert de patiënt
en zijn omgeving (ouders van kinde
ren b.v.) meer discipline: willen zij
zeker zijn van het bezoek van hun
„eigen" huisarts, dan moet er voor
twee uur worden gewaarschuwd. De
groepspraktijk geeft de artsen, uit
gezonderd de diensthebbende, gele
genheid, hun patiënten rustiger en
langs de meest efficiënte route te be
zoeken zonder kans op storende in
terrupties in de vorm van bood
schappen. De groepspraktijk geeft de
patiënten van alle zes artsen geza
menlijk de garantie, dat ze de gehele
dag in noodgevallen steeds een arts
kunnen bereiken, die dan ook, al
naar gelang het spoedeisend karak
ter van het bericht, binnen afzienba
re tijd voor komt rijden.
Er ontwikkelt zich een zekere los
koppeling van de „eigen-arts-menta
liteit", waarop we hieronder nog te
rug komen.
Van de samenwerkende dokters
eist het systeem een bepaalde in
vestering: wil men het artsengezin
en de echtgenote of eventuele assis
tente in het bijzonder, er volledig
van mee laten profiteren, dan moet
men een antwoord-apparaat kopen,
dat bij een telefonische oproep de
patiënt verwijst naar het telefoon
nummer van de dienstdoende arts.
Gezamenlijk werd voorts een se
mafoon aangeschaft, een apparaat,
dat de bezitter die het bij zich
draagt of in de auto heeft, door
een fluittoon of lichtje waarschuwt,
dat hij zijn huis moet bellen. De ge
hele keten werkt dus zo, dat de pa
tiënt de huisarts belt, daar door een
assistente of het antwoordapparaat
wordt verwezen naar het telefoon
nummer van de diensthebbende
collega, waarna bij deze thuis
het telefonische verzoek om een dok
ter met de benodigde gegevens
wordt genoteerd. Door het draaien
van een bepaald nummer wordt de
semafoon, die verplaatsbaar is van
de ene naar de andere (doktersau
to, ingeschakeld.
Eén stap verder en men plaatst
in de telefoongids de aanduiding:
„Na twee uur belle men de centra
le doktersdienst". Dat spaart dus
antwoordapparaten maar anderzijds
moet dan een contract worden ge
sloten met de centrale dokters-
dienst. Het systeem is voorts na
tuurlijk alleen bruikbaar in ge
meenten, waar een centrale dokters-
dienst of boodschappendienst van de
PTT functioneert.
Opnieuw doen we een stap op weg
naar volledige samenwerking: de
zes nemen samen een doktersassis
tente of klinische analiste in dienst,
huren voor haar een ruimte met te
lefoon en enige laboratoriumfacili
teiten en laten haar de boodschap
pendienst, het urine- en het voor de
huisarts nog toegankelijke bloedon
derzoek verrichten. Het meisje zal
in het algemeen tijd genoeg hebben
om voor de aangesloten artsen nog
bepaalde administratieve handelin
gen uit te voeren. Een dergelijke as
sistente zal in 't bijzonder voordelen
bieden, als b.v. in een nieuwe wijk
veel jonge gezinnen (komen) wonen
met relatief veel zwangere vrouwen
en dus veel routine-gewichts- en uri
necontrole. Dat wil niet zeggen, dat
de artsencontrole achterwege kan
blijven, maar de aanstaande moeder
gaat b.v. twee dagen na urine- en
gewichtscontrole naar het spreekuur
van de arts, deze beschikt intussen
over boven genoemde gegevens en
kan aan de hand daarvan en van
zijn bevindingen de zwangere advi
seren, terwijl de zwangeren en dus
ook de overige wachtkamerbezetting
sneller geholpen kunnen worden.
Tot nu toe hebben de opeenvolgen
de stappen het werk voor de huisarts
thuis vereenvoudigd. De essentiële
problemen van de praktijk-aan-huis
bleven echter bestaan. In feite is dit
een probleem van de moderne tijd:
het wordt steeds moeilijker, huishou
delijke hulp te krijgen en toch moe
ten gang, trappehuis, wachtkamer
en praktijkruimte voortdurend wor
den schoongehouden. Het lijkt dan
ook onvermijdelijk, dat in de toe
komst ook de volgende stappen nood
zakelijk zullen zijn:
De eerder genoemde ruimte met
doktersassistente en laboratorium
faciliteiten wordt uitgebreid met
spreekkamer- en behandelruimten,
wachtkamer(s) en de doktersassis
tente^) moet(en) beschikken over
voldoende vloeroppervlak voor bu
reau, kaartenkasten en wat dies
meer zij, om prettig te kunnen wer
ken. Het verdient voorts aanbeve
ling om voor het vaste personeel een
recreatieruimte met een keukentje
ter beschikking te stellen, waar
door koffiezetten en lunch niet dage
lijks tot een soort geïmproviseerde
toestand aanleiding behoeven te ge
ven.
Stap voor stap hebben wij een ont
wikkeling geschilderd, die o.i. in de
toekomst onvermijdelijk is.
Elke stap toont daarbij ten op
zichte van de vorige een essentieel
verschil: na de eerste stap heeft
men vanaf twee uur één op de zes
(in dit geval) kansen, dat de „ei
gen" huisarts komt. De huisartsen
kunnen vijf van de zes nachten
rustig slapen. (Dit laatste lijkt 'n min
of meer egoïstische opmerking,
maar men moet zich realiseren, dat
de steeds meer toegepaste flatbouw
veel en veel meer eist van de huis
arts, in het bijzonder in de nieuwe
wijken!).
De tweede stap is in feite slechts
een variant op het eerste systeem.
De derde concentreert de labora
toriumonderzoeken, maar stelt de
patiënt(e), in het bijzonder de perio
diek gecontroleerde, in de situatie,
dat hij/zij voor één onderzoek twee
maal onderweg is. (Veelal kan men
dit vermijden, als de doktersassisten
te de zaak zo kan regelen, dat zij
zo nodig de patiënt(e) waarschuwt,
dat zij toch nog even naar de dokter
moet).
Bij deze stap is voorts voor het
eerst sprake van apart gehuurde
ruimte.
Bij de tot nu toe laatst genoemde
stap is er, gezien bovengenoemde
eisen t. a. v. spreekkamer(s), enz.
duidelijk sprake van een centraal
gebouw.
De zoeven al genoemde flatbouw
veroorzaakt opeenhoping van grote
aantallen mensen op een relatief
klein oppervlak. Men kan zich in dit
verband een WIJKCENTRUM voor
stellen ten behoeve van twaalf- a
vijftienduizend mensen, die niet ver
der dan vijf zevenhonderd vijftig
meter lopen van dit wijkcentrum
verwijderd wonen. In een dergelijk
wijkcentrum kan dan ruimte worden
geschapen voor de GGD, de Kruis
verenigingen met een al dan niet
gezamenlijk verstrekkingsmagazijn,
schooltandheelkunde, doktersassisten
te(n) en laboratoria, wachtkamers
en, last but not least, de spreekka
mers van de artsen. Ook spreekuren
van een medisch opvoedkundig bu
reau en/of NVSH zouden in een der
gelijk gebouw ondergebracht kunnen
worden. Tenslotte kan men natuur
lijk in, resp. om zo'n wijkcentrum
nog een apotheek en/of allerlei
rijks- (b.v. PTT) en gemeentelijke
diensten, groeperen en men kan,
totaal ander aspect in het kader
van de allernieuwste leerstoel aan
de medische faculteit t.w. de leer
stoel in de huisartsengeneeskunde,
het wijkcentrum benutten voor de
„co-assistenten" (studenten in hun
stage-periode) in de huisartsenge
neeskunde, om daar praktijk op te
doen.
Mocht men denken, dat wij nu
wel het einde van de scala van mo
gelijkheden hebben bereikt, dan is
dat niet juist: in de groepspraktijk,
beginpunt van dit betoog, zijn nl. in
zo'n wijkcentrum in principe twee
mogelijkheden aanwezig: elk der
daar samenwerkende artsen kan zijn
eigen patiënten hebben of alle pa
tiënten kunnen in één kaartsysteem
worden ondergebracht. Beide syste
men hebben, zoals gewoonlijk, hun
voor- en nadelen. De samenwerkende
artsen kunnen nl. dusdanig geselec
teerd zijn, dat ze elk iets meer erva
ring hebben in een bepaald specialis
me: A heeft bv. enige tijd doorge
bracht in een gynaecologische kli
niek, B was enige tijd assistent in
een oogheelkundige kliniek, C assis
teerde in een kinderziekenhuis en
D heeft wat meer kennis van keel-,
reus- en oorheelkunde. Dit komt
meer voor dan men in het algemeen
denkt en in een samenwerkende
groepspraktijk kan dit vele voorde
len opleveren. Natuurlijk kan elke
arts in de groepspraktijk zijn collega
met de specialistische kennis, die
hij op dat ogenblik behoeft, naar zijn
patiënt laten kijken, maar als men
een gezamenlijke kaartenbak heeft,
is de kans op concurrentie-nijd (art
sen zijn ook mensen kleiner, want
het risco, dat een patiënt zich dan
laat overschrijven van de ene naar
de andere arts vervalt. Anderzijds
vervalt, en hier zijn we weer aan
geland bij het begin van dit betoog
de „eigen" huisarts.
Nog één, totaal anders gericht,
probleem doet zich voor. Een aantal
artsen is wel genegen, zich in een
groepspraktijk te vestigen. Zij zijn
echter van mening, dat zij daarnaast
thuis een spreek- en behandelkamer
moeten handhaven. Er kunnen, im
mers altijd bij nacht en ontij, spoed-
patiënten komen en zij voelen er
niets voor, zich dan naar het wijk
centrum te moeten begeven. De
consequentie van dit alles: dubbele,
hoge investeringen. Enerzijds im
mers praktijkruimte aan in het ei
gen huis, anderzijds praktijkruimte
tegen hoge huur in het wijkcentrum.
Dat dit geen fictie is, bewijst al
het feit, dat in een ons bekend ge
val de berekende huren voor prak
tijkruimte elfduizend (11.000) gul
den bedragen; in een ander gval
bedragen de huren, het zij eer
lijkheidshalve ook vermeld pre
cies de helft. Maar ook die helft is
voor de zich juist vestigende arts
een enorme last Beleggingsmaat
schappijen zijn allerwegen maar al te
gul, om de jonge, beginnende huis
arts aan welhaast ongelimiteerde le
ningen te helpen. Maar de arts moet
ze, zonder dat de patiënt begint te
gillen over absurde tarieven, afbe
talen.
Men kan na dit alles m*uurlijk
stellen: „Maar is het dan zo nodig,
die groepspraktijken?". Wij geloven
dat ze onvermijdelijk zijn, o.a. om
dat huishoudelijke hulp op den duur
niet meer te vinden is, maar wij ge
loven ook, dat zij eerst in uiterste
consequentie mogelijk zullen wor
den, als men een oplossing vindt
voor de financiële vraagstukken. De
huishoudelijke hulp, of beter gesteld,
het gebrek daaraan, is natuurlijk
een argument uit pragmatische
overwegingen. Minstens even sterk,
zo niet sterker, is het even
zo pragmatische argument, dat
men door concentratie betere para
medische zorg, in de vorm van la
boratoriumonderzoek, verstrekkin
gen, evt. massage, enz. kan leveren.
Ten aanzien van de hierboven al
genoemde financiële garanties zou
misschien een contract met zieken
fondsen een oplossing kunnen bie
den.