DEZE WEEK: nader beschouwd Prof. Werblowski over studenten: een „onrijpe bende jongelui" Voorbarig en dom geschreeuw Een lange, heel lange winter... Instabiliteit schaadt oppositie Wie haalt er de streep door? Groepspraktijk van buisartsen Begrip Tegenstelling Beperkt Fel tegen Investeren Volgende stappen Geen fictie In deze tijd, waarin de meningen van ouderen en jongeren over de studenten, hun eisen en hun optreden zowel in de Oude als Nieuwe Wereld, nogal genuanceerd zijn, is het interessant kennis te nemen van het standpunt van een Israëlische hoogleraar, prof. dr. Wer blowski. Prof. Werblowski doceert op het ogenblik vergelijkende godsdienstwetenschap aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruza lem. Hij is deken van de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan deze universiteit en was voordien hoogleraar aan de universiteiten van Leeds en Manchester in Engeland. Prof. Werblowski (45) had een Hollandse vader en studeerde in Genève. Een interview met hem, dat wij ontlenen aan het Nieuw Israëlitisch Weekblad, druk ken wij hierbij af. „ER is een groot verschil tussen een wel vaartsmaatschappij als bijvoorbeeld in Duitsland of Amerika en landen als Span je of Oost-Europa, waar het studentenpro test eigenlijk een noodkreet om meer vrij heid is. In de Westerse wereld? De studen ten die protesteren tegen de welvaart, tegen de „consumer society"? Och, het is eigenlijk onmogelijk om ze serieus te nemen. Zij zijn de „consumers" par excellence. Als je de parkeerplaatsen ziet bij de universiteiten, parkeerplaatsen vol auto's, terwijl de hoog leraren en de wetenschappelijke staf... heel wat hoogleraren trammen en fietsen... Ik ben minder enthousiast en ik twijfel echt aan de authenticiteit van het protest van die studenten. Ze protesteren terwijl ze zelf opereren door gebruik te maken van rech ten, die de maatschappij die door hen aan gevallen wordt, ze verschaft. Zij eisen rech ten op, maken gebruik van rechten, die zij zelf ontkennen. In hun eigen gelederen dul den zij geen oppositie. In hun eigen kring wordt men „monddood" gemaakt. Ik ben verre van een voorstander van het onkri tisch goedkeuren van wat er gebeurt. Kijk. dat het hoger onderwijs, dat de universiteit in vele opzichten verouderd is, dat lijdt geen twijfel. Er is een grapje dat zegt dat er in de moderne wereld twee instituten ziin die echt conservatief zijn, het ene is de kerk, het andere instituut is de universiteit. Maar tie kerk van vandaag verandert sterk, de kerkelijke wereld wordt modern en past zich aan. er verandert veel. Maar de universiteit blijft conservatief. Tja, zeker er is veel te zeggen voor hervormingen in het hoger on derwijs. Maar niet door middel van onlus ten en relletjes. Het is in strijd met de „Ethos" van de universiteit, met de acade mische stijl. Het is zaak, dat problemen en de protesten tegen een verkeerde aanpak van die problemen, doordacht worden. Een revolutie kan nuttig zijn in achter gebleven landen, maar in onze landen houdt de universiteit op een academische maat schappij te zijn als men zich niet aan de spelregels houdt. Ik keur het af, wat ze nu doen. Ik heb er wel begrip voor, dat wel. maar dat komt zo: ik beschouw de studen ten als een „onrijpe bende" van jongelui. Ik beoordeel ze niet met de maatstaven die ik voor volwassenen aanleg. En dan nog iets. Ik heb minachting en geen enkel begrip voor mijn collega's die nu een „noodsprong" maken om de studenten te laten zien hoe flink ze wel zijn. De hoogleraren en de we tenschappelijke staf aan de universiteiten waar de rellen uitgebroken zijn, maak ik het verwijt dat zij al jaren de kans hebben gehad voorstellen te doen over hervorming van het hoger onderwijs. Ik vind ze onop recht. Als ze echt iets hadden gevoeld voor die hervormingen hadden ze wel voorstel len in die richting gedaan. Ik kan de pro gressiviteit, die ze vandaag aan de dag leg gen noch moreel noch praktisch waarderen. Als zij nu vinden dat alles verouderd is, de structuur, het leerplan, dan hebben ze jaren de gelegenheid gehad er iets aan te doen. In Israel spelen deze problemen niet. Men treft ze in veel landen maar niet in Israel. Dat komt doordat in Israël de dingen heel anders liggen. Ten eerste mag u niet verge ten, dat Israël 'n land is dat zich bedreigd voelt. Dat werkt uitstel van conflicten in de hand, zelfs als er conflicten bestaan. De Israëli sche student is veel rijper dan de student in Amerika of Europa. De studenten in Ame rika zijn erg anti de oorlog-in-Vietnam. Dat komt gedeeltelijk doordat ze niet opgeroepen willen worden. De student in Israel is al drie jaar in militaire dienst geweest als hij aan komt aan de universiteit (de meisjes twee jaar). Dit betekent dat de student in Is rael het gevoel heeft dat hij „the best years of his life" al kwijt is; hij wil afstuderen en voor „studentenactiviteiten" heeft hij wei nig tijd. Hij heeft ook een afkeer van alles wat met geweld te maken heeft. Hij heeft zijn „securation point of violence" bereikt en wil er niets meer van weten. Tijdens de studie moet hij ieder jaar nog vier tot acht weken in militaire dienst. Dat geldt trouwens ook voor de docenten. Kunt u zich voorstellen wat het betekent voor een docent, een vol ledig lesrooster hebben, administratieve ta ken hebben en dan eruit geroepen wor den... dat is weer een van de typische pro blemen van de universiteit in Israel. Dat heeft, buiten de problematiek die het praktisch met zich brengt, nog een ander ge volg: nl. dat de hiërarchische verhoudingen in Israël anders liggen dan elders aan de uni versiteiten; want als ik of mijn collega's in dienst zijne dan is het natuurlijk heel goed mogelijk en het gebeurt ook herhaalde lijk dat onze studenten onze comman danten zijn. Het vastgeroeste eenrichtings verkeer, zoals men dat elders in de universi taire verhoudingen wel kan aantreffen, dat bestaat in Israel niet. De studentenonlusten berusten erop, dat er een grote afstand bestaat tussen de maat schappij van de ouderen en de eigen wereld van de studenten. Er is een tegenstelling tussen hen en de „establishment". Dat heb ben wij in Israel nog niet. Daar overheerst het gevoel, dat er één maatschappij bestaat, die gevormd wordt door de ouderen en de jongeren, die daarin dezelfde taak hebben, dezelfde verantwoordelijkheid. Een verant woordelijkheid voor Israel en voor het jood se volk, die door oud en jong gevoeld wordt. Nu zou men kunnen zeggen, dat door ui terlijke omstandigheden oorlogsdreiging e.d. wij nog niet toe zijn aan de proble men die b.v. de Europese wereld kent. Ik geloof dat dit onjuist is. Ik geloof niet, dat de problemen in Europa „eigenlijk" zijn en de problemen in Israel „oneigenlijk", maar dat ons maatschappelijke leven nog door an dere waarden wordt bepaald, nog door een verantwoordelijkheidsbesef wordt geken merkt, dat elders niet bestaat. Ik vraag me soms af, of wat er in de wereld gebeurt niet te wijten is aan een overschot van jeugdige energie, die geen uitlaatklep heeft gehad. Kijk, in Israel is het zo anders: als ik bijvoorbeeld een student twee keer niet op college zie een klein college dan, een werkcollege, ja dan is mijn eerste reactie niet dat hij wel zomaar weggebleven zal zijn, of dat er iets met zijn bromfiets aan de hand is, maar dan maak ik me zorgen. Dan vraag ik me af of zijn absent-zijn soms iets te maken heeft met zijn militaire ver richtingen. En dan blijkt inderdaad bijvoor- beeld dat zo'n student zijn been gebroken heeft bij het parachutespringen; dat hij pa ratrooper is en dat er een ongeluk is ge beurd. En door dit soort zaken is de bena dering van de Israëlische studenten anders, serieuzer dan in Europese landen en in Ame rika. Als ik in dienst een student tegen kom en die student moet nog zo en zolang dienen, dan weet hij, dat hij achterop raakt met zijn examens en dan vraagt zo'n student of hij ex tra examens mag doen, later, zodat hij de verloren tijd kan inhalen. Dat is een heel andere benadering. Een student heeft in Is rael verantwoordelijkheidsbesef voor zich zelf en voor zijn land. Irael heeft voor zijn wetenschapsmensen vaak geen mogelijkheden. Er is weinig „science based industry". In het buitenland is die er wel; men heeft in Amerika en in mindere mate ook wel in Europa, een uitge breide wetenschappelijke research, in de exacte wetenschappen de natuurkundige wetenschappen, de elektronica die bekos tigd wordt door de overheid of door de gro te industriële concerns. Als iemand werke lijk grootse mogelijkheden wil hebben voor wetenschappelijke research, gaat hij naar IBM of in Nederland, meen ik naar de Shell. Dat is niet een kwestie van het sala ris dat die concerns betalen. Het gaat de wetenschapsman niet om het geld, maar om de werkmogelijkheid. Er kunnen op een bepaald vlak maar een paar hoogleraren aangesteld worden. Dat is de enige mogelijk heid om wetenschappelijk werk te doen. Daar komt nu in Israel wel verandering in. Er is sprake van een ontwikkeling van „science based industry". )e industrie wordt meer en meer „research-conscious"; natuur lijk, het is nog een beginstadium, maar de ontwikkeling is er. Dat anti-Vietnam-effect bij studenten in Europa berust voor een groot gedeelte op een allang bestaand anti-Amerika-effect in Europa. Dat is ontstaan toen de Amerika nen Europa weer op de been moesten hel pen, na de oorlog; eerst waren de intellec- turelen erg anti-Amerikaans, nu zijn het de studenten. Ik zou de protesten van die stu denten in dit soort aangelegenheden meer au sérieux hebben genomen als ze ook gepro testeerd hadden tegen b.v. de Chinese bezet ting van Tibet, of de imperialistische ex pansie van Indonesië in Nieuw-Guinea. Of als ze gedemonstreerd hadden tegen het ge bruik van gas door het „socialistische" Egypte in de oorlog in Jemen. Als morele of sociale verontwaardiging te selectief wordt, dan kan ik het wel als een zet in het poli tieke schaakspel beschouwen, maar onmo gelijk als meer dan dat. Of Egypte een so cialistisch land is? De kampioen van het „linkse" denken, Jean-Paul Sartre, heeft mij onlangs persoonlijk geprobeerd uit te leg gen dat Egypte socialistisch is en Israel ka pitalistisch. Zijn redenering was: in Egypte zijn de industrieën genationaliseerd, terwijl Israel ook een privaatsector heeft. Dat was het. Dat je Israel niet kunt denken zonder de kibboets en dat de socialistische bewe ging de „Ethos" van de maatschappij is in Israel, dat kwam niet te pas. Ik wil met dit voorbeeld alleen maar illustreren, dat voor mij het moderne socialistische denken het meest krasse voorbeeld is van een „mecha nisch denken in sjablones" en door en door „ongenuanceerd". En dan de studen ten, met hun linkse denkbeelden. Zij be trekken zaken bij het universitaire pro bleem. die er in de verste verte niets mee te maken hebben. Het gaat om de universiteit. Ik ben fel tegen „medebeslissingsrecht" van studenten. Wellicht vindt men mij reactionair. Wat ik wel erg belangrijk vind, uitermate belang rijk, dat is meer communicatie tussen de studenten en de universiteitsleiding. Want studenten weten vaak beter wat er mis is wat de manier van examens afnemen betreft, of het leerplan voldoet aan de behoeften... in de universiteit moeten de dingen overwo gen worden. Dat geldt ook in een ziekenhuis. Een pa tiënt weet vaak veel beter dan de genees heer-directeur wat er niet goed is aan een ziekenhuis en er moet veel communicatie zijn. Maar of nu een ziekenhuis geleid moet worden door een gemeenschappelijk bestuur van patiënten en geneesheren dat weet ik niet. Ja. natuurlijk gaat de vergelijking mank. Ik kan u 'n mooie uitspraak van pre sident Sjazar voorleggen over vergelijkingen. „Je weet, dat alleen in de Messiaanse toe komst er een vergelijking te vinden zal zijn die niet helemaal mank gaat". Waar het mij om gaat is, dat ik wil zeggen dat het pro bleem aan de universiteit niet is niet kan zijn of er medebeslissingsrecht moet komen maar dat het er om gaat dat er een betere com municatie tot stand komt De studenten zijn echt niet in staat mee te beslissen en ze zul le dat nooit zijn Na vele jaren in de academische wereld kan ik zeggen dat het mij jaren heeft ge kost voordat ik begonnen ben de complexi teit van de problemen in hun wetenschap pelijke en sociale context te doorzien. En nu geloof ik niet dat iemand die voor een paar jaar op de universiteit komt die er net aankomt en die misschien niet eens langere tijd deel zal uitmaken van die universiteit dat die reeds rijp is om beslissingen te ne men of te oordelen". Hoe snel er gereageerd wordt op binnen- en buitenlandse gebeurtenissen, zodra die in het sociale vlak liggen of iets te maken hebben met geweld, is wel weer gebleken uit de reacties op de korte revolte in Willemstad op Curasao. Niet zodra waren Nederlandse mariniers ingeschakeld ter versterking van de eigen politie op Cura sao, of uit verschillende hoeken werden de bekende kreten als „kolonialisme" ge hoord. Hoe voorbarig en dom die eerste reactie was bleek na enkele dagen, toen een zeer grote meerderheid van de Tweede Kamer instemming betuigde met het besluit van de regering om de mariniers in te schakelen. Hoe onbekend de „schreeu- wers-van-het-eerste-uur" wel waren met de werkelijke verhoudingen in het gebied van de Antillen intern en naar buiten bleek ook, toen in de Tweede Kamer even ter sprake kwam wat het alternatief zou zijn geweest voor Cura9ao, waar de Verenigde Staten beslist niet lijdzaam had toegezien hoe sociale onrust had kun nen uitgroeien tot een werkelijke revolte tegen de sterke buitenlandse invloeden op Cura9ao. Niet alleen de zorg voor de politieke onrust heeft de Nederlandse regering bewogen actie te ondernemen. De Nederlandse bijdrage ter verbetering van de maatschap pelijke en economische verhoudingen in het gebied der Antillen zal verhoogd wor den en het is goed dat die pogingen worden ondernomen in een sfeer van overleg en bereidheid tot helpen. Ook in een sfeer van wat genuanceerder denken over onze taken en verantwoordelijkheden. Hoe duidelijk is de laatste week het beeld geworden dat onlangs eens door een Tsjechoslowaakse student werd geschilderd van de toestand in zijn land: „...de zo mer is voorbij en nu volgt er een lange, heel lange winter...". Voor de Tsjechen is er, nu de laatste resten van het Tsjechische liberale communisme definitief zijn veiwijderd na het congres van het centrale partijcomité, vrijwel geen kans meer op een spoedige terugkeer van de lente. Het dappere volk, dat zich waardig teweer heeft gesteld tegen de onderdrukkers van de vrijheid die maar zo kort heeft gesche merd, is teruggekeerd in de greep van het oude Stalinistische bolwerk der collabo rateurs en het lijkt erop dat de dapperen te moe zijn om weer het hoofd op te richten. Het is een trieste geschiedenis zó een volk te moeten zien terugvallen in de onvrijheid. De situatie is in het partijbestuur van de P.v.d.A. zeer explosief. De spanningen die zich naar aanleiding van de kwestie van het Maagdenhuis, binnenskamers in de P.v.d.A. hebben voorgedaan, tonen dat. De inzichten, met name die van Nieuw Links, zijn weliswaar kennelijk verdeeld en steeds is tot nu toe het partijbestuur de situatie meester, doch telkens duikt de controverse weer op is 't niet uit de voorste gelederen, dan uit de achterban. Die instabiliteit schaadt niet alleen deze partij, maar ook het functioneren van een gezonde en constructieve oppositie. Belastingcorrectie is een van die moeilijke woorden die een heel begrip moeten dekken. Het komt erop neer dat de overheid die door de toenemende inflatie jaar in jaar uit meer belastinggeld ontvangt, de belastingtarieven verlaagt. Loonstijgin gen die worden gegeven om de prijsstijgingen op te vartgen, maken dat de loontrek ker automatisch in een hogere belastingschaal valt. Hij denkt van die loonstijging beter te worden, maar komt vaak tot de ontdekking dat de overheid een relatief groter deel van zijn verhoogde inkomen opstrijkt door het zogenaamde progressie-effect. Weer zo'n moeilijk woord dat inhoudt, dat de overheid steeds meer belasting ontvangt naarmate de lonen en andere inkomens stijgen. Jaar in jaar uit zou moeten worden bekeken hoeveel belasting de overheid zich door de inflatie meer toeeigent. Dit zou betekenen dat jaar in jaar uit die belasting wat zou moeten worden verlaagd, omdat anders de belastingdruk maar steeds verder zou stijgen. En nu wil de overheid die belastingcorrectie gedeeltelijk weer opschuiven. Want, zegt de overheid: wij hebben het geld hard nodig. En daarmee wordt de belasting druk ieder jaar in ons land zwaarder en daardoor klaagt iedereen hierover, de minister en de staatssecretaris en de president van de Nederlandsche Bank incluis, maar niemand doet er wat aan. Door het gedeeltelijk opschuiven van de belastingcorrectie, dus door de relatieve verzwaring van de belastingdruk, doet de overheid fris en vrolijk mee met de spi raalbeweging. Prijzen stijgen, dus gaan lonen omhoog, dus gaat automatisch de be lasting omhoog en nemen de sociale lasten toe omdat ook de sociale uitkeringen moeten worden opgetrokken. Wie haalt hier ooit een streep doorheen? In verschillende plaatsen bestaan plannen om te komen tot een groepspraktyk van huisartsen. In de meeste gevallen wordt nog onderzocht in welke vorm en op welke wtfze zo'n groepspraktijk 't beste kan functioneren. In bijgaand artikel geeft onze medewerker, de kolonel-arts M. B. Bloch, een overzicht van de mogelijkheden op dit gebied en enkele, reeds bekende ervaringen in de groepspraktijk. Een groepspraktijk (van huisart sen, want daar alleen willen we hier over spreken) ontstaat uit een sa menwerking van huisartsen, die nau wer is dan het waarnemen voor el kaar in avond-, weekend-, of vakan tieperioden. Het eenvoudigste, ons bekende voorbeeld, wordt gevormd door een aantal oudere artsen, die onderling hebben afgesproken, dat zij tot twee uur 's middags telefo nische verzoeken om huisbezoe ken accepteren, waarna steeds één hunner de „spoeddienst" waarneemt. Wat verwachtten de artsen, toen zij dit plan opstelden? De groepspraktijk leert de patiënt en zijn omgeving (ouders van kinde ren b.v.) meer discipline: willen zij zeker zijn van het bezoek van hun „eigen" huisarts, dan moet er voor twee uur worden gewaarschuwd. De groepspraktijk geeft de artsen, uit gezonderd de diensthebbende, gele genheid, hun patiënten rustiger en langs de meest efficiënte route te be zoeken zonder kans op storende in terrupties in de vorm van bood schappen. De groepspraktijk geeft de patiënten van alle zes artsen geza menlijk de garantie, dat ze de gehele dag in noodgevallen steeds een arts kunnen bereiken, die dan ook, al naar gelang het spoedeisend karak ter van het bericht, binnen afzienba re tijd voor komt rijden. Er ontwikkelt zich een zekere los koppeling van de „eigen-arts-menta liteit", waarop we hieronder nog te rug komen. Van de samenwerkende dokters eist het systeem een bepaalde in vestering: wil men het artsengezin en de echtgenote of eventuele assis tente in het bijzonder, er volledig van mee laten profiteren, dan moet men een antwoord-apparaat kopen, dat bij een telefonische oproep de patiënt verwijst naar het telefoon nummer van de dienstdoende arts. Gezamenlijk werd voorts een se mafoon aangeschaft, een apparaat, dat de bezitter die het bij zich draagt of in de auto heeft, door een fluittoon of lichtje waarschuwt, dat hij zijn huis moet bellen. De ge hele keten werkt dus zo, dat de pa tiënt de huisarts belt, daar door een assistente of het antwoordapparaat wordt verwezen naar het telefoon nummer van de diensthebbende collega, waarna bij deze thuis het telefonische verzoek om een dok ter met de benodigde gegevens wordt genoteerd. Door het draaien van een bepaald nummer wordt de semafoon, die verplaatsbaar is van de ene naar de andere (doktersau to, ingeschakeld. Eén stap verder en men plaatst in de telefoongids de aanduiding: „Na twee uur belle men de centra le doktersdienst". Dat spaart dus antwoordapparaten maar anderzijds moet dan een contract worden ge sloten met de centrale dokters- dienst. Het systeem is voorts na tuurlijk alleen bruikbaar in ge meenten, waar een centrale dokters- dienst of boodschappendienst van de PTT functioneert. Opnieuw doen we een stap op weg naar volledige samenwerking: de zes nemen samen een doktersassis tente of klinische analiste in dienst, huren voor haar een ruimte met te lefoon en enige laboratoriumfacili teiten en laten haar de boodschap pendienst, het urine- en het voor de huisarts nog toegankelijke bloedon derzoek verrichten. Het meisje zal in het algemeen tijd genoeg hebben om voor de aangesloten artsen nog bepaalde administratieve handelin gen uit te voeren. Een dergelijke as sistente zal in 't bijzonder voordelen bieden, als b.v. in een nieuwe wijk veel jonge gezinnen (komen) wonen met relatief veel zwangere vrouwen en dus veel routine-gewichts- en uri necontrole. Dat wil niet zeggen, dat de artsencontrole achterwege kan blijven, maar de aanstaande moeder gaat b.v. twee dagen na urine- en gewichtscontrole naar het spreekuur van de arts, deze beschikt intussen over boven genoemde gegevens en kan aan de hand daarvan en van zijn bevindingen de zwangere advi seren, terwijl de zwangeren en dus ook de overige wachtkamerbezetting sneller geholpen kunnen worden. Tot nu toe hebben de opeenvolgen de stappen het werk voor de huisarts thuis vereenvoudigd. De essentiële problemen van de praktijk-aan-huis bleven echter bestaan. In feite is dit een probleem van de moderne tijd: het wordt steeds moeilijker, huishou delijke hulp te krijgen en toch moe ten gang, trappehuis, wachtkamer en praktijkruimte voortdurend wor den schoongehouden. Het lijkt dan ook onvermijdelijk, dat in de toe komst ook de volgende stappen nood zakelijk zullen zijn: De eerder genoemde ruimte met doktersassistente en laboratorium faciliteiten wordt uitgebreid met spreekkamer- en behandelruimten, wachtkamer(s) en de doktersassis tente^) moet(en) beschikken over voldoende vloeroppervlak voor bu reau, kaartenkasten en wat dies meer zij, om prettig te kunnen wer ken. Het verdient voorts aanbeve ling om voor het vaste personeel een recreatieruimte met een keukentje ter beschikking te stellen, waar door koffiezetten en lunch niet dage lijks tot een soort geïmproviseerde toestand aanleiding behoeven te ge ven. Stap voor stap hebben wij een ont wikkeling geschilderd, die o.i. in de toekomst onvermijdelijk is. Elke stap toont daarbij ten op zichte van de vorige een essentieel verschil: na de eerste stap heeft men vanaf twee uur één op de zes (in dit geval) kansen, dat de „ei gen" huisarts komt. De huisartsen kunnen vijf van de zes nachten rustig slapen. (Dit laatste lijkt 'n min of meer egoïstische opmerking, maar men moet zich realiseren, dat de steeds meer toegepaste flatbouw veel en veel meer eist van de huis arts, in het bijzonder in de nieuwe wijken!). De tweede stap is in feite slechts een variant op het eerste systeem. De derde concentreert de labora toriumonderzoeken, maar stelt de patiënt(e), in het bijzonder de perio diek gecontroleerde, in de situatie, dat hij/zij voor één onderzoek twee maal onderweg is. (Veelal kan men dit vermijden, als de doktersassisten te de zaak zo kan regelen, dat zij zo nodig de patiënt(e) waarschuwt, dat zij toch nog even naar de dokter moet). Bij deze stap is voorts voor het eerst sprake van apart gehuurde ruimte. Bij de tot nu toe laatst genoemde stap is er, gezien bovengenoemde eisen t. a. v. spreekkamer(s), enz. duidelijk sprake van een centraal gebouw. De zoeven al genoemde flatbouw veroorzaakt opeenhoping van grote aantallen mensen op een relatief klein oppervlak. Men kan zich in dit verband een WIJKCENTRUM voor stellen ten behoeve van twaalf- a vijftienduizend mensen, die niet ver der dan vijf zevenhonderd vijftig meter lopen van dit wijkcentrum verwijderd wonen. In een dergelijk wijkcentrum kan dan ruimte worden geschapen voor de GGD, de Kruis verenigingen met een al dan niet gezamenlijk verstrekkingsmagazijn, schooltandheelkunde, doktersassisten te(n) en laboratoria, wachtkamers en, last but not least, de spreekka mers van de artsen. Ook spreekuren van een medisch opvoedkundig bu reau en/of NVSH zouden in een der gelijk gebouw ondergebracht kunnen worden. Tenslotte kan men natuur lijk in, resp. om zo'n wijkcentrum nog een apotheek en/of allerlei rijks- (b.v. PTT) en gemeentelijke diensten, groeperen en men kan, totaal ander aspect in het kader van de allernieuwste leerstoel aan de medische faculteit t.w. de leer stoel in de huisartsengeneeskunde, het wijkcentrum benutten voor de „co-assistenten" (studenten in hun stage-periode) in de huisartsenge neeskunde, om daar praktijk op te doen. Mocht men denken, dat wij nu wel het einde van de scala van mo gelijkheden hebben bereikt, dan is dat niet juist: in de groepspraktijk, beginpunt van dit betoog, zijn nl. in zo'n wijkcentrum in principe twee mogelijkheden aanwezig: elk der daar samenwerkende artsen kan zijn eigen patiënten hebben of alle pa tiënten kunnen in één kaartsysteem worden ondergebracht. Beide syste men hebben, zoals gewoonlijk, hun voor- en nadelen. De samenwerkende artsen kunnen nl. dusdanig geselec teerd zijn, dat ze elk iets meer erva ring hebben in een bepaald specialis me: A heeft bv. enige tijd doorge bracht in een gynaecologische kli niek, B was enige tijd assistent in een oogheelkundige kliniek, C assis teerde in een kinderziekenhuis en D heeft wat meer kennis van keel-, reus- en oorheelkunde. Dit komt meer voor dan men in het algemeen denkt en in een samenwerkende groepspraktijk kan dit vele voorde len opleveren. Natuurlijk kan elke arts in de groepspraktijk zijn collega met de specialistische kennis, die hij op dat ogenblik behoeft, naar zijn patiënt laten kijken, maar als men een gezamenlijke kaartenbak heeft, is de kans op concurrentie-nijd (art sen zijn ook mensen kleiner, want het risco, dat een patiënt zich dan laat overschrijven van de ene naar de andere arts vervalt. Anderzijds vervalt, en hier zijn we weer aan geland bij het begin van dit betoog de „eigen" huisarts. Nog één, totaal anders gericht, probleem doet zich voor. Een aantal artsen is wel genegen, zich in een groepspraktijk te vestigen. Zij zijn echter van mening, dat zij daarnaast thuis een spreek- en behandelkamer moeten handhaven. Er kunnen, im mers altijd bij nacht en ontij, spoed- patiënten komen en zij voelen er niets voor, zich dan naar het wijk centrum te moeten begeven. De consequentie van dit alles: dubbele, hoge investeringen. Enerzijds im mers praktijkruimte aan in het ei gen huis, anderzijds praktijkruimte tegen hoge huur in het wijkcentrum. Dat dit geen fictie is, bewijst al het feit, dat in een ons bekend ge val de berekende huren voor prak tijkruimte elfduizend (11.000) gul den bedragen; in een ander gval bedragen de huren, het zij eer lijkheidshalve ook vermeld pre cies de helft. Maar ook die helft is voor de zich juist vestigende arts een enorme last Beleggingsmaat schappijen zijn allerwegen maar al te gul, om de jonge, beginnende huis arts aan welhaast ongelimiteerde le ningen te helpen. Maar de arts moet ze, zonder dat de patiënt begint te gillen over absurde tarieven, afbe talen. Men kan na dit alles m*uurlijk stellen: „Maar is het dan zo nodig, die groepspraktijken?". Wij geloven dat ze onvermijdelijk zijn, o.a. om dat huishoudelijke hulp op den duur niet meer te vinden is, maar wij ge loven ook, dat zij eerst in uiterste consequentie mogelijk zullen wor den, als men een oplossing vindt voor de financiële vraagstukken. De huishoudelijke hulp, of beter gesteld, het gebrek daaraan, is natuurlijk een argument uit pragmatische overwegingen. Minstens even sterk, zo niet sterker, is het even zo pragmatische argument, dat men door concentratie betere para medische zorg, in de vorm van la boratoriumonderzoek, verstrekkin gen, evt. massage, enz. kan leveren. Ten aanzien van de hierboven al genoemde financiële garanties zou misschien een contract met zieken fondsen een oplossing kunnen bie den.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 12