ZIEZO
Vlucht naar de maan
Op zoek naar de
precieze plaats
van landing
ALLEEN MENSENOGEN
EN MENSENHANDEN I
Afscheid van de man die
aan zo'n 400 politiechefs
zijn wijze lessen meegaf
ZATERDAG 5 JULI 1969
Eigen kracht
Afremmen
Verende kabels
Barre woestenij
Een gesprek met mr. J. Brink loopt meestal
anders dan men zich dat had voorgesteld. Waar
schijnlijk omdat de politie anders is dan men
gewoonlijk denkt. Mr. Brink is een politieman:
twaalf jaar was hij directeur van de Nederlandse
Politie Academie en voordien zeven jaar adjunct
directeur van deze, toen nog in Hilversum geves
tigde school. Zo'n 400 toekomstige politie
officieren heeft hij (mede)opgeleid hij zal het
zelf niet willen beamen, maar feit is dat hij zijn
stempel heeft gedrukt op de leiding van de ge
meentelijke politiekorpsen van de laatste jaren.
Hoe? Nu hij afscheid heeft genomen als direc
teur omdat hij de pensioengerechtigde leeftijd
van 60 jaar had bereikt (overigens: hij gaat zich
nu als advocaat in Apeldoorn vestigen), nu heb
ben we met hem daarover gepraat. Van alles is
ter tafel gekomen: aard en functie van het gezag
en van de politie, de menselijke verhoudingen nu
en in de toekomst heel die problematiek die
vandaag de dag zoveel wrijvingen oproept. En
nu is dit mr. Brink ten voeten uit: geen van deze
elementen benaderde hij zonder eerst de mense
lijke kant ervan te hebben gezocht. En... gevon
den! Het gaat om de mens zo heeft mr. Brink
altijd zijn werk en alles wat zich daarbij voordeed
benaderd. En zo heeft hij het zijn leerlingen voor
gehouden.
Graag geven we dit gesprek op deze pagina
door. Want mensen als mr. Brink hebben altijd
iets te zeggen meestal ook nog zonder dat uit
drukkelijk te willen doen!
DE GOEDE POLITIEMAN IS
EEN MEE-LEVEND MENS
^ij vereenvoudigt graag en dan niet
naar de letter maar naar de geest.
Daarom is elke vereenvoudiging een
produkt van eigen denkwerk en erva
ring, niet het gevolg van een streven
naar de gemakkelijkste weg. Zo spreekt
mr. Brink ook over het gezag. Daar
hééft hij veel over moeten nadenken als
centrale figuur in de politie-opleiding
voor de gemeentelijke korpsen: hij
werkte mee aan de opleiding van on
geveer vierhonderd toekomstige po
litiechefs. Hij heeft er ook zijn theorieën
over en tot hoever kan hij die vereen
voudigen? We vragen hem wat hij nu,
op het moment dat we zitten te praten,
zou zeggen tegen bijvoorbeeld een jon
gere, die geen enkel gezag meer er
kent. Dit zou hij zeggen: ,,Houd je, net
als een voetballer, aan de spelregels.
Doe ;e dat niet, dan is geen spel meer
mogelijk en zal iemand je ter verant
woording moeten roepen." Maar als
zo'n jongen nu helemaal niet wil voet
ballen. wat dan? ..Dan moet hij toe
schouwer zijn en niet op het veld ko
men," zegt mr. Brink. En als, tenslotte,
ook dat niet gaat? Dan zal het gezag,
dat zowel de spelers als de toeschou
wers vertegenwoordigt, toch klare taal
moeten spreken. Maar het moet een
gezag zijn dat inhoud heeft en dat waar
gemaakt kan worden. In Nederland is
dat op 't ogenblik zeer zeker een ge
zag, gebaseerd op een tolerante levens
instelling. Wanneer van het tolerante
misbruik wordt gemaakt moet het ge
zag daar iets tegen doen, uiteraard op
basis van de rechtsorde en de regels
daarvan. ..Dit is de opvatting van het
grootste deel van ons volk en het is de
mijne," aldus mr. Brink.
wel wat op te zeggen valt, maar die
vrijheid en sociale zekerheden kent. De
gezamenlijke strijd voor dit alles bracht
ook met zich mee. dat nu andere eisen
aan het gezag worden gesteld - het
moet zichzelf voor die vrijere mensen
voortdurend waar maken en daarvoor
heeft het een tolerante instelling nodig.
Wie daérvan misbruik maakt stelt zich
buiten de gemeenschap, die verder
vecht voor de toekomst.
Hit is zeker een vereenvoudiging van
veel theorie - maar nogmaals: een
zoeken naar de gemakkelijkste weg
kun je er bij mr. Brink niet in vinden.
Hij voert niet de pretentie, dat hij de
situatie van het gezag nu en in de toe
komst kan overzien. Wie kan dat wél?
Maar hij heeft gezien hoe we na de
oorlog - waarin de knechting al ten-
denzen naar een grotere persoonlijke
vrijheid opriep - allemaal samen pro
beerden een nieuwe democratie op fe
bouwen. En dan ook wérkelijk allemaal
samen Alle groeperingen van ons volk
deden concessies aan eigen opvattin
gen, probeerden elkaar beter te begrij
pen en nader tot e'kaar te komen
leder had daarbij zijn eigen inbreng en
er is een maatschappij ontstaan, waar
gigenlijk is dit alles niet zo nieuw als
't lijkt, vindt mr. Brink. De oude
meesters hebben hem, zeg in de jaren
dertig, al veel op dit gebied geleerd,
waarmee nu nog te werken valt. Een
zestig jaar geleden schreef Jac. van
Waning al in zijn ,,De zedelijke taak der
politie" de nog steeds behartigenswaar
dige woorden: ,,Ga in uw ambt op,
maar nooit onder". In feite, aldus mr.
Brink, diept de moderne wetenschap die
oudere gegevens verder uit en weet
men ze op 't ogenblik beter te moti
veren dan vroeger, maar de beginselen
blijken vaak gelijk te zijn. Daarmee be
tuigt hij zijn in de praktijk gegroeide
waardering, zowel aan de oude mees
ters als aan de moderne wetenschap.
Die laatste heeft dan nog als extra plus
punt, dat zij tot een groter deel van het
volk spreekt dan de oude meesters ooit
konden doen. Zij spreekt ,.tot ieder die
er kennis van wil nemen". En in zeer
duidelijke taal spreekt zij ook tot de
politieman van nu en tot de gezags
drager in het algemeen, die ..een open
oog moet hebben voor de belangen van
iedereen, een open oor voor vragen, be
grip voor problemen." Dit laatste werd
tientallen jaren geleden ook onderwe
zen. Nu wordt het. mede dank zij weten
schappelijke arbeid, verduidelijkt en dat
niet voor de gezagsdrager alleen.
Er zijn dingen verloren gegaan, zoals
bijvoorbeeld het intensieve contact van
de ..voet-agent" met de burgerij. Hier
van komt overigens al aardig wat terug
door het werk van de wijkagenten, zo
als Apeldoorn die ook kent. Maar in
veel sterkere mate is er vooruitgang ge
weest. zijn elementen die verloren
schenen te gaan. omgebouwd tot
nieuwe elementen. Bij de recherche bij
voorbeeld worden de gegevens nu lan
delijk en regionaal gebundeld en ver
werkt, de rechercheur van vroeger, die
al zijn wetenschap voor zichzelf hield,
is er niet meer. Het gerechtelijk labo
ratorium van prof. Froentjes behoort
tot de beste van Europa. Het toezicht
op het verkeer zal een wat meer cen
trale aanpak vragen, maar verschillende
korpsen zijn daar onderling al mee
bezig. Ook in het algemeen is er een
streven naar grotere regionale samen
werking. De opleiding - kaderscholen,
studiecentra, rechercheschool, ver
keersscholen het gaat allemaal snel
vooruit. De rijkspolitie blijft daarbij
overigens allerminst achter, dat wil mr.
Brink er graag bij zeggen. En, in toe
nemende mate weer belangrijk: psy
chologie en andere wetenschappen
vormen mede de politieman van mor
gen, die zijn weg moet zoeken in de
maatschappij. Valt er iets over te ver
tellen, hoever men bij de politie-oplei
ding is met dit laatste? Mr. Brink: .,De
wetenschap is zelf nog niet zo ver, dat
zij het hele terrein overziet. Hoe valt
dan af te bakenen, hoever de politie
ermee is? Maar ik kan wel zeggen, dat
hier een geweldige krachtsinspanning
aan de gang is. De politie-ambtenaar
van nu, „hoog" of „laag" gaat wel dege
lijk met zijn tijd mee, heeft ook echte
belangstelling voor die tijd en wat hij
brengt."
dat je hem afstoot." En dan is er het
omgaan met heel veel mensen - „al
leen oppassen dat je geen al te pessi
mistische kijk op de mensheid krijgt,
omdat je zo vaak aan de zelfkant van
het leven werkt. Belangstelling hebben
ook voor terreinen buiten je vak, dat is
een goed middel ertegen.'
Na al die jaren is hij er nog steeds
door gefrappeerd, dat er voor mannen
en vrouwen zo onnoemelijk veel moge
lijkheden bij de politie zijn op allerlei
terrein. Voor jonge mensen, van wie
hij onvoorwaardelijk de overtuiging
heeft behouden, dat de meesten van
hen niet zo oppervlakkig zijn als 't
soms wel lijkt. „Oppervlakkig welnee,
bekijk ze eens goed. Wat een grote be
langstelling voor allerlei vraagstukken
vind je bij hen, vooral voor vraagstuk
ken met betrekking tot de menselijke
verhoudingen. Wat een drang naar meer
kennis!"
yyat heeft mr. Brink zelf het meest ge
troffen in zijn veeljarige politieloop
baan? „Ook weer iets dat ik geleerd
heb," zegt hij. „Namelijk dat ook de
misdadige mens zijn goede kant heeft
en dat die er soms nog beter uitkomt
dan bij een niet-misdadige mens. Laat
die deur naar de samenleving toch voor
hem open staan, help hem liever dan
gigenlijk hebben we helemaal niet
meer gepraat over de opleiding
aan de Nederlandse Politie Academie",
zegt hij tenslotte, zelf lichtelijk ver
baasd. Maar zit dat al niet in het voor
gaande? De vereenvoudiging van the
orieën en begrippen door ze zeer men
selijk te benaderen als daarbij jonge
politiechefs worden gevormd, dan is het
wel duidelijk. Vele afgestudeerden van
de Academie zullen hem in hun herinne
ring nog horen zeggen: „Als chef ben
je niet alleen verantwoordelijk voor wat
je mensen doèn, maar ook voor die
mensen zelf. Doe hen nooit iets aan.
dat je jezelf niet zou aandoen. En leef
zo ook voor alle anderen om je heen
Of dit: „In de maatschappij van nu zijn
zo verschrikkelijk veel mensen zo ner
veus en onzeker. Weet je wat een ge
woon gesprek van mens tot mens in
zo'n geval kan doen? Een gesprek,
waarin je belangstelling toont, die je
dan natuurlijk ook echt moet hebben?"
Die kring van de vereenvoudiging is
daarmee gesloten. Wat iemand nog zeg
gen wil, over gezag, over politie en
justitie, over die hele maatschappij van
ons, hij kan het in de allereenvoudigste
termen doen als hij waarachtige belang
stelling heeft voor de ander.
Vanzelfsprekend raakt hij ook aan hel
praten over de politie van nu als or
ganisatie - al komt het woord ..organi
satie" hem nauwelijks over de lippen,
want veel meer ziet hij de politie als
een in de bevolking meelevend element.
door J. A. Redckcr
Aan het ontbijt kunt u op maandagochtend
21 juli de astronaut Neil Armstrong de eer
ste menselijke stappen op de maan zien zet
ten. De klok zal dan bij ons ongeveer half
acht aanwijzen.
Op de seconde of zelfs maar op de minuut
af willen de experts van de Amerikaanse
Rijksdienst voor Luchtvaart en Ruimtevaart
(NASA) dat moment van grote geschiedkun
dige betekenis liever niet van te voren be
palen. Volgens het tijdschema dat zij gedu
rende de tocht met de Apollo-11 naar de
maan graag zo stipt mogelijk willen zien
aangehouden zal Neil Armstrong om zeven
tien minuten over zeven die ochtend (Neder
landse tijd) de maanbodem op stappen.
Er kunnen natuurlijk kleine vertragingen ko
men, want per slot van rekening zien Neil
Armstrong en Edwin Aldrin het landings
terrein waarop hun LM behoorlijk moet te
recht komen met zijn vier geschotelde poten,
dan voor het eerst van heel dichtbij, met al
zijn putten en putjes.
De eindfase van de landing
op de maan. In één teke
ning is de LM weergegeven, in
verschillende standen en op ver
schillende hoogten boven de
landingsplaats.
r-
Landingsterrein no. 2 aan de rand
van Mare Tranquillitatis (zee van de
stilte) is alles behalve vergelijkbaar
met de prachtig vlakke betonnen ba
nen van een modern vliegveld of zelfs
maar met een stuk ruig heideveld op
de Veluwe. tiet zal tijdens de afdaling
naar de maan misschien nog wel even
heel goed zoeken worden naar een re
delijk vlak stukje maanbodem.
Bij het zoeken naar een goede lan-
dingsplek zal alles afhangen van de
twee paar mensenogen die dan op de
pokdalige maanbodem zijn gericht en
van de vaardigheid van twee paar men
senhanden in het uitvoeren van de ma
noeuvres met de LM vlak boven de
maan.
In die laatste spannende minuten
zullen Armstrong en Aldrin, elk uitkij
kend door zijn eigen voorruit en elk
met één hand aan de kruk voor be
diening van de standregelingsraketjes
en met de andere hand aan de knop
waarmee zij de afremkracht van de
afdalingsraket kunnen regelen, geheel
op hun eigen zintuigen moeten vertrou
wen.
De landingsradar, die samen met de
boordcomputer van de LM heeft ge
zorgd voor een goede aanloopbaan ter
lengte van 445 km, van de omloopbaan
om de maan tot vlak bij het landings
gebied, is maar een machine en die
kan geen situaties beoordelen en geen
keuze maken tussen een stuk maan-
grond met weinig putten en een al te
ruig terrein.
Dat wonderkastje meet doorlopend
de afstand tussen de LM en de maan
en ook de geleidelijk veranderende
stand van de LM ten opzichte van de
maanbodem. Meer niet. De taak van
de landingsradar is zo goed als afgelo
pen wanneer de snelheid van de LM
is teruggebracht van 6670 km per uur
tot ongeveer 110 km per uur en wan
neer de LM op een hoogte van hon
derdvijftig meter hemelsbreed nog vijf
tien kilometer van de landingsplek is
verwijderd.
Wij nemen aan dat er een prima
landingsplek is gevonden, zonder put
ten die zo dicht bij elkaar liggen dat
tenminste een van de vier poten van
het landingsgestel er in terecht zal ko
men. De kans dat de „maanspin" in al
te schuine stand op de maan terecht
komt is dus bijzonder klein.
Voorzichtig laten de twee astronau
ten de LM zakken. Aldrin regelt de af
remkracht van de afdalingsraket met
de hand zolang hij de landingsplek
vlak onder de LM goed kan zien. Daar
na wordt het een kwestie van aanvoe
len.
Er gaat een lichtje branden op het
instrumentenbord schuin voor de ge
zagvoerder, die zijn plaats aan de lin
kerzijde in de stuurhut van de LM
heeft. Boven dat lichtje staan twee
woorden: Lunar contact (contact met
de maan). Het aanflitsen van dat lich
tje is het teken dat tenminste een van
de voelsprieten aan de onderzijde van
de schotelvormige uiteinden van drie
van de vier poten van het landingsge
stel de maanbodem heeft geraakt.
Zo'n voelspriet is 1.70 meter lang.
Dat kleine stukje mag de maanspin
dan best naar beneden ploffen. De af
dalingsraket wordt dus afgezet en d®
maanspin ploft op zijn plaats van be
stemming neer. Het landingsgestel
vangt de schok goed op. Armstrong en
Aldrin behoeven niet bang te zijn dat
zij zich zullen bezeren. Zij staan ste
vig op hun plaats voor in de stuur
hut. Een stelsel van verend opgehan
gen dunne kabels dat aan hun ruim-
tepakken is bevestigd, zorgt er voor
dat zij ook bij een wat ruwe landing
niet door de stuurhut worden geslin
gerd.
Pas dan hebben Armstrong en Aldrin
even de gelegenheid om het stuk maan
landschap waarin zij. als eerste mensen
als ontdekkingsreizigers terecht zijn
gekomen, rustig te bekijken door de
beide driehoekige voorruiten van de
LM. Voor het eerst zien zij dan de
maan als de barre woestenij zonder
enig ander spoor van leven dan het
hunne waar zij 21 uur en 27 minuten
zullen blijven.
In die tijd, minder dan een etmaal,
zal Armstrong twee uren en veertig
minuten buiten de LM op de maanbo
dem aan het werk gaan. Aldrins ver
blijf op de maanbodem duurt 25 minu
ten korter.
Eerst gaan zij echter in de LM ruim
twee uren lang alles controleren en
daarna een hapje eten. Voor die eerst®
maaltijd op de maan is op hun tijd
schema 35 minuten uitgetrokken. En
daarna gaan zij vier uren verplicht rust
nemen. Die rust hebben zij wel nodig,
want het werkprogramma dat zij op
de maan moeten afwerken liegt er niet
om.
(Volgende aflevering:
Aan de slag op de maan).
Alleen
mensenogen
en mensenhanden
zijn beslissend
in die laatste
fase van de
landing en daar
om is speling
genomen in het
anders tot op de
seconde nauw
keurige tijd
schema van de
maanreizigers.
Maar het ogen
blik komt dat
Neil Armstrong
buiten rondwan
delt terwijl
Edwin Aldrin
nauwkeurig zijn
bewegingen volgt
en de radiover
binding met hem
onderhoudt
(foto onder).