radicale uitbanning noodzakelijk Drie ruimtevaarders
Dr. Bartlema van TNO:
Bescherming
tegen chemische
en biologische
wapens vri
iwel
onmo
gelijl
worden na terugkeer
volkomen geïsoleerd
„Ondersoek van ruimte
maakt in V.S. nieuwe
pioniersgeest wakker
De laatste molens
van Montmartre
„MAANLANDING STAP IN ONTWIKKELING"
ZEGT PROF. DR. J. H. OORT
Invloed nazisme
op de Duitse
taalwetenschap
in Hitlertijd
STEEDS MEER DODEN DOOR
VERKEERSONGELUKKEN
Wij moeten vrezen dat we bij
een verrassingsaanval altijd
te laat worden gewaarschuwd
DEN HAAG IN
GELDZORGEN
DOOR DALING
INWONERTAL
„Rijke Christenen
en arme Lazarus"
Minder geld
Woningnood lager
Rijksbijdrage
Uitbannen
Niet goedkoop
Walgelijk
Optimistisch
SPUITBUSSEN
SLURF
Geestdrift
Dweperij
WOENSDAG 23 JULI 1969
RIJSWIJK Dr. Hotte C. Bartlema, microbioloog ran de Rijksverdedigingsorga
nisatie - TNO, zegt s „Wij moeten vrezen dat wij bij een verrassingsaanval met bio
logische of chemische wapens altijd te laat worden gewaarschuwd om fysieke be
schermingsmiddelen (gasmaskers, schuilkelders enz.) te gebruiken, aangenomen al
dat de bevolking daarover zou beschikken, wat onmogelijk is".
Dat is een somber geluid, erkent hij. Het is niettemin een realistische gevolg
trekking, gebaseerd op een volstrekt onpartijdig, wetenschappelijke analyse
van chemische en biologische wapens en de gevolgen van het mogelijke ge
bruik daarvan.
HOUSTON Wij krijgen maar een glinip van de astronauten Armstrong, Al-
drin en Collins te zien wanneer zij naar de aarde zijn teruggekeerd. Zodra de
Apollo waarin zijn zijn teruggekeerd van de eerste ontdekkingsreis naar de
maan in de Stille Oceaan ligt te dobberen worden zij behandeld alsof zij pest
lijders zijn.
Ondanks alle quarantaine-maatregelen die zij zelf al hebben genomen op de
terugreis naar de aarde worden Armstrong, Aldrin en Collins onmiddellijk vol
komen geïsoleerd.
DEN HAAG Het wordt stil in Den
Haag. Met zorg ziet de gemeente het
innwonertal van jaar tot jaar dalen, en
daarmede de jaarlijkse uitkering uit het
gemeentefonds, de kruk die Den Haag
financieel boven water moet houden.
Ieder jaar verlaten meer Hagenaars
hun stad om de woningnood te ontvluch
ten in de randgemeenten. Tussen sep
tember 1958 en de laatste maand van
het vorig jaar waren dat er al meer dan
44.000.
Tien jaar geleden was Den Haag een
bloedende gemeente met meer dan zes
honderdduizend inwoners, het hoogste
aantal in de geschiedenis. Nu haalt de
stad met pijn en moeite de 560.000.
In het ontwerp-begroting van dit jaar
schrijven burgemeester en wethouders
dan ook dat zij verwachten te zijner tijd
een Den Haag te bestuderen met 500.000
inwoners. Zij becijferen dat Den
Haag door die terugloop in inwonertal
ruim achttien miljoen gulden per jaar
minder uit de geldkist van het rijk zal
krijgen.
Ondanks dit eenrichtingverkeer stijgt
het aantal woningzoekenden met dezelf
de regelmaat als waarmee Hagenaars
hun stad de rug toe keren. Een paar we
ken geleden berekende de afdeling huis
vesting dat het aantal woningzoekenden
in ruim een half jaar met meer dan
zevenhonderd was gestegen tot ruim
veertienduizend.
De helft van dat aantal is bereid in
Zoetemeer te gaan wonen, maar daar
loopt de woningbouw niet zo'n vaart als
zowel Den Haag als Zoetermeer zou
willen. „Duizend woningen in drie jaar
in plaats van tweeduizend huizen per
jaar, is een aardige tegenvaller", zeg
gen huisvestingsdeskundigen.
Zij zien met enige zorg naar de vijf
duizend Haagse echtparen die jaarlijks
een trouwboekje in ontvangst nemen,
maar die ondanks inwoning en verhui
zing naar buiten de stad geen oplossing
brengen.
„Vertrekkende echtparen leveren niet
veel huizen op. Veelal woonden ze bij
ouders in en laten zij dus geen vrije
woonruimte achter. Als van een ouder
echtpaar man of vrouw overlijdt, bete
kent dit zelden dat een huis vrij komt,"
zegt de afdeling huisvesting somber.
Ook de doorstroming is tot op heden
niet succesrijk verlopen. Gedacht wordt
aan een huursuppletie, waarvoor op de
Haagse begroting van dit jaar vijf ton
is uitgetrokken.
Een ingewikkelde berekening, geba
seerd op een vast bedrag per inwoner
oppervlakte van de gemeente en op
brengst van de grondbelasting, levert
de bijdrage van het rijk op. Den Haag
kan er niet over juichen.
Vorig jaar kreeg Den Haag uit de
spaarpot van minister Witteveen een
slordige 201 miljoen gulden, maar voor
dit jaar mag burgemeester Marijnen op
niet meer rekenen dan een paar gulden
boven de 199 miljoen.
Die bijna twee miljoen minder zitten
B. en W. danig dwars. Ieder jaar wijst
het college de rijksoverheid op de cen
trumfunctie van Den Haag en op de on
redelijkheid van de financiële regeling.
Geklaagd wordt over de kapiraallas-
ten die zwaar op de gespierde schouders
van B. en W. rusten op de kosten van
sociale zorg en op de gemeentelijke uit
gaven die ook worden gedaan voor fo
rensen, recreanten en mensen die Den
Haag incidenteel bezoeken.
Iets doet minister Beernink wel aan
de Haagse financiële zorgen. Hij han
teert de regeling ongewoon bevolkings
verloop. die de gemeente dit jaar bijna
vijf miljoen oplevert.
„Mooi geld", zeggen de financiële re
kenaars, „maar niet genoeg".
Het hoofd van de afdeling bacte-
teriologie van RVO-TNO was de eni
ge Nederlander in het team van
veertien biologen en chemici, uit
evenveel landen waaronder de
Sowjet-Unie en de Verenigde Sta
ten, die hierover een rapport voor
de secretaris-generaal van de VN,
Thant hebben opgesteld.
De conclusie van de deskundigen
door Thant volledig onderschre
ven luidt dat moet worden ge
streefd naar maatregelen die in laat
ste instantie de chemische en biolo
gische wapenen zullen uitbannen uit
alle militaire arsenalen.
„Voordat het zover is, staat de
wereld bloot aan vernietigingsoorlo-
gen waartegen men zich niet of
nauwelijks kan beschermen.
Dr. Bartlema: „In principe be
staan tegen deze soort wapenen be-
schermingsmogeiijkheden. Naast
gasmaskers, beschermende kleding,
schuilkelders, beschikt men over me
dische beschermingsmiddelen: ge
neesmiddelen tegen vergiftiging
door gassen, middelen tegen infec
tieziekten en vaccins waarmee ge
zonde mensen kunnen worden be
schermd als een besmetting uit
breekt".
„Maar", zegt hij met grote na
druk, „bij een massale concentra
tie van besmettingsmiddelen kan de
immunisatie door inenting gemakke
lijk worden doorbroken. Het helpt
domweg niet bij een massale dosis
ziektekiemen. Schuilkelders bieden
alleen bescherming als men er tij
dig in kan komen, dus als men tij
dig is gewaarschuwd. De waarne
mingsmiddelen zijn echter zo ont
zettend duur", aldus dr. Bartlema,
„dat de financiële problemen on
overkomelijk zullen zijn".
Iets minder somber wordt de si
tuatie als men overweegt, dat che
mische en biologische wapens niet
zo goedkoop in de toepassing zijn als
men wel denkt. „Het is niet geheel
juist, dit de kernwapens van de on-
vermogenden te noemen", zegt dr.
Bartlema.
De gifgassen en ziektekiemen
kunnen in kleine hoeveelheden vrij
gemakkelijk worden gemaakt. Bij
massale aanmaak voor een groot
scheepse vernietigingsoorlog wordt
dit echter een uiterst kostbare zaak.
„Gebruik op militaire schaal ver
eist bovendien wapensystemen, die
zeer ingewikkeld en zeer duur zijn.
De aanvaller moet zelf voldoende
beveiligd zijn. Dat vergt zeer veel
geld".
De aanvaller zal eigen mensen
moeten vrijwaren voor besmetting
als door offensief gebruik van ziek
tekiemen bijvoorbeeld een pestepi
demie uitbreekt. Een nevel zenuw
gas kan door verandering van dë
windrichting eigen mensen aantas
ten.
Voor sabotagehandelingen zijn
deze walgelijke wapens echter goed
bruikbaar. Een klein flesje gif kan
een drinkwaterreservoir vergiftigen.
Een paar buisjes bacteriën kunnen
een vreselijke ziekte in een stad ver
oorzaken.
Daarom waren de veertien des
kundigen eensgezind: al deze wapens
moeten radicaal worden uitgeban
nen, ook de ontwikkeling ervan. Een
nieuwe conventie van Genève in aan
vulling op die van 1925 over het
verbod van gebruik van gifgassen,
is nodig, meent dr. Bartlema.
Zo'n conventie tot stand te bren
gen, is werk van politici en de we
tenschapsman in het laboratorium
in Rijswijk wil dat aan hen overla
ten.
„Laten we optimistisch zijn", zegt
dr. Bartlema. Mocht in de toekomst
de conventie er komen en iedereen
vertrouwen inboezemen dat che
mische en biologische wapens niet
meer zullen worden gebruikt, dan
nog zou het medisch-biologisch labo
ratorium van de HFO-TNO kunnen
blijven werken.
„Ons werk is gericht op bescher
mingsmiddelen tegen dit soort wa
pens, maar niet alléén wapens. Als
wij kunnen bijdragen tot verbetering
van vaccinatie-methoden worder. ook
andere doeleinden daarmee gediend.
„En ook als zenuwgassen ophouden
als wapen een bedreiging te vormen,
kunnen verwante stoffen zoals insek-
tenbestrijdingsmiddelen, evenzeer
een bedreiging zijn waarvoor wij
beschermingsmiddelen ontwikkelen.
Ik hoop dat het soort werk dat wij
doen, dan kan worden voortgezet
zij het onder een andere naam. Ons
werk is immers niet gericht op het
fabriceren van wapens, maar op de
bescherming tegen deze en soort
gelijke bedreigingen van het mense
lijk lichaam.
Zodra het luik van hun Apollo open
gaat krijgen zij isolatiekleding aange
reikt met het verzoek die kleding
aan te trekken. De lucht die zij uitade
men wordt gezuiverd in een „biologisch
filter" dat alle vreemde smetten moet
tegenhouden.
Er wordt geen greintje risico geno
men. Daarom dragen de kikvorsman
nen en alle anderen die deelnemen aan
de berging van de drie astronauten een
zelfde isolatiepak. Het luchtfilter in dat
pak moet de vreemde smetten waar
voor men zo bang is buiten te houden.
O ja, Armstrong, Aldrin en Collins
moeten voordat zij zich verkleden het
luik van de Apollo voor alle zeker
heid eerst weer sluiten. Na ongeveer
vijf minuten komen zij, verkleed en wel
weer te voorschijn. De kikvorsmannen
sluiten het luik onmiddellijk weer, en
bespuiten het luik met een desinfecte
rend middel.
Zij richten dan hun spuitbussen op de
drie Columbussen van onze tijd, en boe
nen het drietal vervolgens geducht. Bo
vendien krijgt de rubberboot waarin
de astronauten zijn overgebracht een
zelfde ontsmettingsbeurt. En de kikvors
mannen ontsmetten ook elkaar nog,
zodra de drie astronauten in de berging-
helikopter zijn opgehesen.
President Nixon mag dan op het vlieg-
dek van de Hornet aanwezig zijn om de
ontdekkingsreizigers te verwelkomen,
de kans om Armstrong, Aldrin en Collins
de hand te drukken krijgt hij niet.
Hij mag het drietal toespreken, van
een veilige afstand, en meer niet. De
machtigste staatsman op aarde, de pre
sident van de Verenigde Staten, is on
derworpen aan de strengste quarantai
nevoorschriften die ooit voor reizigers
hebben gegolden.
Op het vliegdek van de Hornet staat
een mobiel quarantainestation gereed,
vlak bij de plaats waar de bergingshe
likopter is geland. Een slurf van door
schijnend plastic wordt bevestigd tus
sen het mobiele quarantainestation en
de ingang van de helikopter. Door die
slurf begeven de drie maanvaarders,
in hun gedesinfecteerde isolatiepakken,
zich naar het mobiele quarantainesta
tion. Armstrong, Aldrin en Collins zul
len in dat mobiele quarantainestation
per vliegtuig naar de basis Ellington
van de Amerikaanse luchtmacht gaan
en vandaar, het laatste korte eindje,
over de weg naar het permanente qua
rantainestation op het terrein van NA
SA's centrum voor bemande ruimte
schepen nabij Houston. Ook de kegel
vormige cabine van het ruimteschip
Apollo volgt later diezelfde weg, en
gaat ook de quarantaine in.
LEIDEN „De landing van de eer
ste mens op de maan is geen doel op
zichzelf. Het is een begin. In Amerika
wil men dat wel eens anders zien, maar
dat is onjuist". Prof. dr. J. H. Oort,
hoogleraar in de sterrenkunde en di
recteur van de Leidse sterrenwacht zegt
dat bedachtzaam.
„Het is een zeer belanrijk moment in
de geschiedenis van de mensheid als de
eerste mens een voet zet op een we
reld buiten de aarde. Het spreekt mij
net als iedereen enorm aan. Maar
het is en blijft een stap in een ontwik
keling", vervolgt hij.
Het hele maanproject, waarvan hij
niet heeft durven vermoeden dat hij het
zou meemaken, heeft volgens hem en
kele belangrijke aspecten.
1. De wetenschappelijke waarde.
„Nut heeft het economisch gesproken
niet", zegt hij. „Als je er diamanten
zou vinden zou je er nog niets aan heb
ben vanwege de gigantische vervoers
kosten." Het enige nut is wetenschap
pelijk: het vergaren van een enorme
hoeveelheid nieuwe gegevens over (de
geschiedenis van) het maanoppervlak
en aan de hand daarvan ook over
de ontwikkeling van het planetenstelsel.
2 De technische ontwikkelingen die het
onderzoek stimuleert en die op allerlei
terrein direct nut afwerpen.
3 Het prestige-element dat de Ameri
kanen er aan verbinden en dat volgens
hem de inspiratiebron is voor de enorme
inspanning die de Amerikanen zich voor
de ruimtevaart veroorloven
Hij is het eens met de Amerikaanse
sterrenkundige Schwarzschild die be
weert, dat het ruimteonderzoek de Ame
rikanen een nieuwe pioniersgeest heeft
gegeven die op allerlei terreinen door-
I werkt.
„En die geestdrift", gaat hij verder
„Les alles des moulins protègent les
amoureux", zingt Cora Vaucaire in
haar voor mij onvergetelijke chanson
over Montmartre: Complainte de la
Butte.
Maar niet langer meer zullen de wie
ken van deze twee molens van Mont
martre de geliefden beschermen. Want
als er niet snel hulp komt, zullen de
laatste twee molens van Parijs, de Blu-
te-fin of Moulin de la Galette en de Ra-
det, verdwijnen. ZU zyn volledig óp.
Zij zijn de laatste twee overgebleve
ne van de 27 molens die in 1570 de
heuvel (Butte) van Montmartre be
kroonden en die hun geld verdienden
met het malen van graan en het persen
van de wijndruiven.
Feitelijk is Le Radet, de jongste, een
indringer. Gebouwd in 1620, onder Lode-
wijk XIII, was zijn plaats op de heuvel
van Saint-Roch. Hier werd hij in 1836
afgebroken en daarna opgebouwd op de
plaats, waar hij nu staat, op de hoek
van de Rue Lepic en de Rue Girardon,
boven op het Théatre du Tertre. Zijn
wieken is hij inmiddels kwijtgeraakt.
De veel oudere Blutefin, gebouwd in
1295, maar daarna zo vaak vernieuwd,
dat hij nog in uitstekende staat ver
keert, bezit nog zijn vier wieken, die
sedert 1880 niet meer gedraaid hebben.
Hij behoorde aan de abdij van de Bene-
dictijnse nonnen. In 1640 vestigde zich
vermoedelijk onder haar wereldse
naam Debray.
Merkwaardigerwijze zou deze familie
Debray de molen nooit meer verlaten.
De huidige eigenaar, de heer Varenne,
tevens eigenaar van de andere mo
len stamt in rechte lijn af van de
familie Debray. In de eerste dagen van
de Revolutie werd de abdij met de mo
len ingepikt door de staat, de abdis
naar de guillotine gestuurd en de mo
len verkocht aan de molenaarsfamilie
Tot 1820 bleef de molen in bedrijf. In
dat jaar kreeg de toenmalige eigenaar
Debray balen van zijn vak, en werd
kok. De molen bleef nog wel malen
maar alleen voor de parfumindustrie.
Zijn grootste attractie vormde intussen
de ingerichte balzaal en het buitenter
ras, waar men zulke heerlijke knappen
de wafels kon eten. Van dat ogenblik af
werd hij daarom Moulin de la Galette
genoemd.
Deze twee molens behoren tot de
zeer weinige pittoreske monumenten,
die Parijs nog bezit. Zij zijn beide rijk
aan historische herinneringen, waaron
der aan de meer dan heldhaftige broe
ders Debray op 30 maart 1814 tegen de
in deze molen een abdis als molenaar, Russen, die de Butte de Montmartre
bestormden.
Desondanks schijnen het ministerie
van culturele zaken en de stad Parijs er
zich nauwelijks voor te interesseren.
Wel liggen zij in de omgeving, die bij
monumentenzorg staat ingeschreven.
Dit betekent, dat zij niet mogen worden
afgebroken, daar anders het silhouet
zou veranderen. Maar als ze zouden in
storten van oudheid, ellende en gebrek
aan onderhoud, kan daar natuurlijk nie
mand iets aan doen.
En toch zou het jammer zijn als dat
gebeurde. Want zij zijn ook nog de
laatste getuigen van de grootheid van
Parijs als wijnstreek. Zij stonden na
melijk midden tussen de wijngaarden,
die de zo beroemde „petit vin blanc de
Montmartre" leverden.
Men zegt dat men na het drinken
van deze wijn ging rondspringen als
een bok. Hij scheen niet alleen koppig
te zijn, maar ook sterk op de nieren te
werken. Getuige een gezegde uit de ze
ventiende eeuw: C'est le vin de Mont
martre, Qui en boit pinte en pisse
quarte.
Met de wetenschap, dat een pinte 93
centiliter is, en een quarte 67 liter, is
dit een prestatie, het vermelden waard.
„blijft alleen als de ontwikkeling snel
blijft gaan. Als het project zou worden
vertraagd zou het belangrijkste aspect
verloren gaan: dat enthousiasme, dat
niet kan worden uitgesmeerd".
Het maanonderzoek is de geweldige
inspanning die het Amerikaanse volk
zich getroost ten volle waard, zo meent
de Leidse sterrenkundige. „De zucht tot
ontdekking zit heel diep in de mens.
Het verlangen naar het onbekende be
weegt elke onderzoeker. Ik beschouw
dat als iers moois dat de mensen kan
verheffen", zegt hij. „Bovendien komen
uit zo'n ver doorgevoerd wetenschappe
lijk onderzoek als nevenprodukt bijna
altijd nieuwe vindingen. De echte nieu
wigheden komen dikwijls niet uit de fa-
briekslaboratoria waar gespeurd wordt
met een technisch doel, maar uit het
onderzoek dat uit zuivere weet
gierigheid wordt gedaan. Daarbij zijn
in het verleden de ontdekkingen gedaan
die onverwachte onvoorspelbare pers
pectieven openden."
Hij praat zacht en langzaam, terwijl
hij soms naar buiten kijkt, naar de koe
pels van de sterrenwacht, waarmee hij
een groot deel van zijn leven zo inten
sief te maken heeft gehad. „Mensen die
het jammer vinden van het geld
onderschatten de geestelijke waarde van
het project. Het is verder niet realis
tisch om te zeggen, dat het geld beter
aan wat anders besteed kan worden.
Dat zou toch niet gebeuren. Zo'n grote
gerichte inspanning als Amerika over
PROF. DR. J. H. OORT
zucht tot ontdekking
heeft voor de ruimtevaart ziet men an
ders alleen in oorlogstijd als de wil om
te winnen de drijvende kracht is. „Als
het ruimtevaartprogramma er niet was'
aldus prof. Oort, „dan zou Aerika nog
meer auto's hebben, nog meer koelkas
ten en nog meer klurentelevisietoestel
len."
ij het Boekencentrum N.V. te Den
Haag is als paperback verschenen de
Nederlandse vertaling van het boek
door H. Gollwitzer: „De rijke Christe
nen en de arme Lazarus". Het draagt
als ondertitel: „De consequenties van
Uppsala" en behandelt uitvoerig de taak
en de opdracht, die de christenheid
heeft tot betere en doelmatiger ontwik
kelingshulp (f 5.90).
Eveneens aansluitend bij de conclu
sies van de conferentie van de Wereld
raad van Kerken in 1968 te Uppsala, is
een nota van de Raad voor de zaken
van overheid en samenleving van de
Nederlandse Hervormde Kerk versche
nen, getiteld: „Revolutie en gerechtig
heid". Dit geschrift kan dienen als
achtergrondstudie bij het thema van de
Vredesweek 1969 over „Welvaart en ar
moede op wereldniveau". Ook dit poc
ketboek is een uitgave van het Boeken
centrum te Den Haag. De prijs is f 3.50.
Bij de uitgeverij J. H. Kok N.V. te
Kampen verscheen „Aristocratisch
Christendom" door prof. Dr. G. Th.
Rothuizen, een interessante studie over
Dietrich Bonhoeffer. (f 29,75).
Voorts zond Kok ons een aardig nieuw
kinderboekje „Het boek van Juultje"
door Dieuwke Winsemius f 7,95) en
twee nieuw uitgaven in de Iris-reeks
voor opgroeiende meisjes: „Laura en de
blauwe Opel" door André van Randen-
burg en „Lente in de duiventil" door Jan-
ny Siegers Kwakkel (prijs per deel
tje f 3,75.)
Bij de Stichting Uitgeverij N.V.S.H.
te Den Haag verschenen twee nieuwe
deeltjes in de reeks Sex Libris f5,25,
getiteld „De wereld van de prostitutie"
door drs. W. G. Mulder en „Variatie of
perversie" door dr. E. de Wind.
Bij Zomer en Keuning te Wageningen
kwamen weer twee heel subtiele lilliput
boekjes van de pers: „Veel liefs voor
jou" een gedicht van Louis Unter-
meijer met plaatjes van Joan Walsh
Anglund, een ideale attentie voor „You
lovers" f 3,95) en „Wees altijd..." een
abc-boekje met miniatuurtjes van Joan
Walsh Anglund voor kinderen, maar
niet alleen voor hen f 3.95).
BONN „Een Duits zoals de Führer
het liet weerklinken in zijn redevoerin
gen, zoals onze legerleiding het ge
bruikte in haar dagelqkse communi
qués, neergeschreven in staal en
toch van een welluidendheid die zou
passen in elk gedicht van wie hebben
wij dit Duits geleerd? Van de oorlog,
de machtige taai-scheppende oorlog!"
Dit schreef een Duitse taalgeleerde
in de jaren 1940-'45. Een Westberlijnse
germaniste Wendula Dahle heeft nu
haar proefschrift gewijd aan de invloed
van het nazisme op het werk van Duit
se taalonderzoekers in de Hitlertijd.
In het bijzonder onderzocht zij het
gebruik van militaire uitdrukkingen in
de taalwetenschappelijke publikaties
van die jaren. Daaruit blijkt dat vele
spraakkunstenaars dapper hebben bij
gedragen aan Hitiers verwarde filoso
fieën.
In 1940 schreef de Münchense germa
nist Thierf elder: „Tijden van wereld-
omwenteling zijn ook perioden van ge
weldige taalstrijd". Met vele voorbeel
den toont de jonge doctor Wendula
Dahle aan, hoezeer allerlei heroïsche
dweperij toen doordrong in de taalwe
tenschap.
Een linguïst uit Darmstadt bijvoor
beeld schreef: „Held! Welk een kern
achtig woord, met zijn éne lettergreep,
zijn strakke uitspraak en zijn helle
klank!"
Ettelijke germanisten prezen om
strijd de sobere taal van de militaire
reglementen en instructieboekjes van
Hitiers Wehrmacht, en ook de „ro
buuste gezonde" kazernetaal van de
soldaten.
Een hoogleraar in Giessen orakelde:
„Juist de moderne wapens, die ons zo
veel vreugde schenken, de tank, de on
derzeeboot en het vliegtuig zijn ook uit
een oogpunt van taalschepping schit
terende prestaties van een opbloeiende,
zuiver Duitse wereld".
Een bijzonder vindingrijke grammati
cus nam ook de Duitse groet „Heil Hit-
Ier" onder de loep. Hij kwam tot de
ontdekking, dat in deze heilwens eigen
lijk een werkwoord was weggelaten, en
dat wetenschappelijk bezien de groet op
zijn oud-Germaans zou moeten luiden
Hitier".
zinnige betekenis: Zijt gij gelukkig in
Hitier.
GENÈVE Het aantal doden door
verkeersongelukken zal binnen niet al
te lange tqd 150.000 per jaar bedragen
als dit aantal inmiddels al niet bereikt
is. Dit is medegedeeld door de Wereld
gezondheidsorganisatie.
In sommige landen zijn dertig pre-
cent van de verkeersdoden jongelui tus
sen de 15 en 25 jaar. Deze groep wordt
sterk beïnvloed door reclame, waarin
„de nadruk wordt gelegd op snelheid
bij het verkeer en de indruk wordt ge
wekt dat het rijden met hoge snelheden
verbonden is met seksueel succes en
mannelijkheid".
Dé wereldgezondheidsorganisatie steit
voor door inschakeling van de massa
media de invloed van dergelijke recla
me tegen te gaan. Ook moeten fabrikan
ten van bedwelmende middelen de ge
bruikers waarschuwen als mocht blij
ken dat nieuwe middelen de rijvaardig
heid beïnvloeden.
Volgens de beschikbare gegevens
zijn gebruikers van bedwelmende mid
delen waarschijnlijk echter niet meer bij
verkeerongelukken betrokken dan an
dere mensen. Ook is gebleken dat dove
mensen minder ongelukken hebben dan
de goed horende weggebruikers. Naar
verhouding komen bij mensen, die
financiële problemen zitten meer onge
luk; zen voor.