radicale uitbanning noodzakelijk Drie ruimtevaarders Dr. Bartlema van TNO: Bescherming tegen chemische en biologische wapens vri iwel onmo gelijl worden na terugkeer volkomen geïsoleerd „Ondersoek van ruimte maakt in V.S. nieuwe pioniersgeest wakker De laatste molens van Montmartre „MAANLANDING STAP IN ONTWIKKELING" ZEGT PROF. DR. J. H. OORT Invloed nazisme op de Duitse taalwetenschap in Hitlertijd STEEDS MEER DODEN DOOR VERKEERSONGELUKKEN Wij moeten vrezen dat we bij een verrassingsaanval altijd te laat worden gewaarschuwd DEN HAAG IN GELDZORGEN DOOR DALING INWONERTAL „Rijke Christenen en arme Lazarus" Minder geld Woningnood lager Rijksbijdrage Uitbannen Niet goedkoop Walgelijk Optimistisch SPUITBUSSEN SLURF Geestdrift Dweperij WOENSDAG 23 JULI 1969 RIJSWIJK Dr. Hotte C. Bartlema, microbioloog ran de Rijksverdedigingsorga nisatie - TNO, zegt s „Wij moeten vrezen dat wij bij een verrassingsaanval met bio logische of chemische wapens altijd te laat worden gewaarschuwd om fysieke be schermingsmiddelen (gasmaskers, schuilkelders enz.) te gebruiken, aangenomen al dat de bevolking daarover zou beschikken, wat onmogelijk is". Dat is een somber geluid, erkent hij. Het is niettemin een realistische gevolg trekking, gebaseerd op een volstrekt onpartijdig, wetenschappelijke analyse van chemische en biologische wapens en de gevolgen van het mogelijke ge bruik daarvan. HOUSTON Wij krijgen maar een glinip van de astronauten Armstrong, Al- drin en Collins te zien wanneer zij naar de aarde zijn teruggekeerd. Zodra de Apollo waarin zijn zijn teruggekeerd van de eerste ontdekkingsreis naar de maan in de Stille Oceaan ligt te dobberen worden zij behandeld alsof zij pest lijders zijn. Ondanks alle quarantaine-maatregelen die zij zelf al hebben genomen op de terugreis naar de aarde worden Armstrong, Aldrin en Collins onmiddellijk vol komen geïsoleerd. DEN HAAG Het wordt stil in Den Haag. Met zorg ziet de gemeente het innwonertal van jaar tot jaar dalen, en daarmede de jaarlijkse uitkering uit het gemeentefonds, de kruk die Den Haag financieel boven water moet houden. Ieder jaar verlaten meer Hagenaars hun stad om de woningnood te ontvluch ten in de randgemeenten. Tussen sep tember 1958 en de laatste maand van het vorig jaar waren dat er al meer dan 44.000. Tien jaar geleden was Den Haag een bloedende gemeente met meer dan zes honderdduizend inwoners, het hoogste aantal in de geschiedenis. Nu haalt de stad met pijn en moeite de 560.000. In het ontwerp-begroting van dit jaar schrijven burgemeester en wethouders dan ook dat zij verwachten te zijner tijd een Den Haag te bestuderen met 500.000 inwoners. Zij becijferen dat Den Haag door die terugloop in inwonertal ruim achttien miljoen gulden per jaar minder uit de geldkist van het rijk zal krijgen. Ondanks dit eenrichtingverkeer stijgt het aantal woningzoekenden met dezelf de regelmaat als waarmee Hagenaars hun stad de rug toe keren. Een paar we ken geleden berekende de afdeling huis vesting dat het aantal woningzoekenden in ruim een half jaar met meer dan zevenhonderd was gestegen tot ruim veertienduizend. De helft van dat aantal is bereid in Zoetemeer te gaan wonen, maar daar loopt de woningbouw niet zo'n vaart als zowel Den Haag als Zoetermeer zou willen. „Duizend woningen in drie jaar in plaats van tweeduizend huizen per jaar, is een aardige tegenvaller", zeg gen huisvestingsdeskundigen. Zij zien met enige zorg naar de vijf duizend Haagse echtparen die jaarlijks een trouwboekje in ontvangst nemen, maar die ondanks inwoning en verhui zing naar buiten de stad geen oplossing brengen. „Vertrekkende echtparen leveren niet veel huizen op. Veelal woonden ze bij ouders in en laten zij dus geen vrije woonruimte achter. Als van een ouder echtpaar man of vrouw overlijdt, bete kent dit zelden dat een huis vrij komt," zegt de afdeling huisvesting somber. Ook de doorstroming is tot op heden niet succesrijk verlopen. Gedacht wordt aan een huursuppletie, waarvoor op de Haagse begroting van dit jaar vijf ton is uitgetrokken. Een ingewikkelde berekening, geba seerd op een vast bedrag per inwoner oppervlakte van de gemeente en op brengst van de grondbelasting, levert de bijdrage van het rijk op. Den Haag kan er niet over juichen. Vorig jaar kreeg Den Haag uit de spaarpot van minister Witteveen een slordige 201 miljoen gulden, maar voor dit jaar mag burgemeester Marijnen op niet meer rekenen dan een paar gulden boven de 199 miljoen. Die bijna twee miljoen minder zitten B. en W. danig dwars. Ieder jaar wijst het college de rijksoverheid op de cen trumfunctie van Den Haag en op de on redelijkheid van de financiële regeling. Geklaagd wordt over de kapiraallas- ten die zwaar op de gespierde schouders van B. en W. rusten op de kosten van sociale zorg en op de gemeentelijke uit gaven die ook worden gedaan voor fo rensen, recreanten en mensen die Den Haag incidenteel bezoeken. Iets doet minister Beernink wel aan de Haagse financiële zorgen. Hij han teert de regeling ongewoon bevolkings verloop. die de gemeente dit jaar bijna vijf miljoen oplevert. „Mooi geld", zeggen de financiële re kenaars, „maar niet genoeg". Het hoofd van de afdeling bacte- teriologie van RVO-TNO was de eni ge Nederlander in het team van veertien biologen en chemici, uit evenveel landen waaronder de Sowjet-Unie en de Verenigde Sta ten, die hierover een rapport voor de secretaris-generaal van de VN, Thant hebben opgesteld. De conclusie van de deskundigen door Thant volledig onderschre ven luidt dat moet worden ge streefd naar maatregelen die in laat ste instantie de chemische en biolo gische wapenen zullen uitbannen uit alle militaire arsenalen. „Voordat het zover is, staat de wereld bloot aan vernietigingsoorlo- gen waartegen men zich niet of nauwelijks kan beschermen. Dr. Bartlema: „In principe be staan tegen deze soort wapenen be- schermingsmogeiijkheden. Naast gasmaskers, beschermende kleding, schuilkelders, beschikt men over me dische beschermingsmiddelen: ge neesmiddelen tegen vergiftiging door gassen, middelen tegen infec tieziekten en vaccins waarmee ge zonde mensen kunnen worden be schermd als een besmetting uit breekt". „Maar", zegt hij met grote na druk, „bij een massale concentra tie van besmettingsmiddelen kan de immunisatie door inenting gemakke lijk worden doorbroken. Het helpt domweg niet bij een massale dosis ziektekiemen. Schuilkelders bieden alleen bescherming als men er tij dig in kan komen, dus als men tij dig is gewaarschuwd. De waarne mingsmiddelen zijn echter zo ont zettend duur", aldus dr. Bartlema, „dat de financiële problemen on overkomelijk zullen zijn". Iets minder somber wordt de si tuatie als men overweegt, dat che mische en biologische wapens niet zo goedkoop in de toepassing zijn als men wel denkt. „Het is niet geheel juist, dit de kernwapens van de on- vermogenden te noemen", zegt dr. Bartlema. De gifgassen en ziektekiemen kunnen in kleine hoeveelheden vrij gemakkelijk worden gemaakt. Bij massale aanmaak voor een groot scheepse vernietigingsoorlog wordt dit echter een uiterst kostbare zaak. „Gebruik op militaire schaal ver eist bovendien wapensystemen, die zeer ingewikkeld en zeer duur zijn. De aanvaller moet zelf voldoende beveiligd zijn. Dat vergt zeer veel geld". De aanvaller zal eigen mensen moeten vrijwaren voor besmetting als door offensief gebruik van ziek tekiemen bijvoorbeeld een pestepi demie uitbreekt. Een nevel zenuw gas kan door verandering van dë windrichting eigen mensen aantas ten. Voor sabotagehandelingen zijn deze walgelijke wapens echter goed bruikbaar. Een klein flesje gif kan een drinkwaterreservoir vergiftigen. Een paar buisjes bacteriën kunnen een vreselijke ziekte in een stad ver oorzaken. Daarom waren de veertien des kundigen eensgezind: al deze wapens moeten radicaal worden uitgeban nen, ook de ontwikkeling ervan. Een nieuwe conventie van Genève in aan vulling op die van 1925 over het verbod van gebruik van gifgassen, is nodig, meent dr. Bartlema. Zo'n conventie tot stand te bren gen, is werk van politici en de we tenschapsman in het laboratorium in Rijswijk wil dat aan hen overla ten. „Laten we optimistisch zijn", zegt dr. Bartlema. Mocht in de toekomst de conventie er komen en iedereen vertrouwen inboezemen dat che mische en biologische wapens niet meer zullen worden gebruikt, dan nog zou het medisch-biologisch labo ratorium van de HFO-TNO kunnen blijven werken. „Ons werk is gericht op bescher mingsmiddelen tegen dit soort wa pens, maar niet alléén wapens. Als wij kunnen bijdragen tot verbetering van vaccinatie-methoden worder. ook andere doeleinden daarmee gediend. „En ook als zenuwgassen ophouden als wapen een bedreiging te vormen, kunnen verwante stoffen zoals insek- tenbestrijdingsmiddelen, evenzeer een bedreiging zijn waarvoor wij beschermingsmiddelen ontwikkelen. Ik hoop dat het soort werk dat wij doen, dan kan worden voortgezet zij het onder een andere naam. Ons werk is immers niet gericht op het fabriceren van wapens, maar op de bescherming tegen deze en soort gelijke bedreigingen van het mense lijk lichaam. Zodra het luik van hun Apollo open gaat krijgen zij isolatiekleding aange reikt met het verzoek die kleding aan te trekken. De lucht die zij uitade men wordt gezuiverd in een „biologisch filter" dat alle vreemde smetten moet tegenhouden. Er wordt geen greintje risico geno men. Daarom dragen de kikvorsman nen en alle anderen die deelnemen aan de berging van de drie astronauten een zelfde isolatiepak. Het luchtfilter in dat pak moet de vreemde smetten waar voor men zo bang is buiten te houden. O ja, Armstrong, Aldrin en Collins moeten voordat zij zich verkleden het luik van de Apollo voor alle zeker heid eerst weer sluiten. Na ongeveer vijf minuten komen zij, verkleed en wel weer te voorschijn. De kikvorsmannen sluiten het luik onmiddellijk weer, en bespuiten het luik met een desinfecte rend middel. Zij richten dan hun spuitbussen op de drie Columbussen van onze tijd, en boe nen het drietal vervolgens geducht. Bo vendien krijgt de rubberboot waarin de astronauten zijn overgebracht een zelfde ontsmettingsbeurt. En de kikvors mannen ontsmetten ook elkaar nog, zodra de drie astronauten in de berging- helikopter zijn opgehesen. President Nixon mag dan op het vlieg- dek van de Hornet aanwezig zijn om de ontdekkingsreizigers te verwelkomen, de kans om Armstrong, Aldrin en Collins de hand te drukken krijgt hij niet. Hij mag het drietal toespreken, van een veilige afstand, en meer niet. De machtigste staatsman op aarde, de pre sident van de Verenigde Staten, is on derworpen aan de strengste quarantai nevoorschriften die ooit voor reizigers hebben gegolden. Op het vliegdek van de Hornet staat een mobiel quarantainestation gereed, vlak bij de plaats waar de bergingshe likopter is geland. Een slurf van door schijnend plastic wordt bevestigd tus sen het mobiele quarantainestation en de ingang van de helikopter. Door die slurf begeven de drie maanvaarders, in hun gedesinfecteerde isolatiepakken, zich naar het mobiele quarantainesta tion. Armstrong, Aldrin en Collins zul len in dat mobiele quarantainestation per vliegtuig naar de basis Ellington van de Amerikaanse luchtmacht gaan en vandaar, het laatste korte eindje, over de weg naar het permanente qua rantainestation op het terrein van NA SA's centrum voor bemande ruimte schepen nabij Houston. Ook de kegel vormige cabine van het ruimteschip Apollo volgt later diezelfde weg, en gaat ook de quarantaine in. LEIDEN „De landing van de eer ste mens op de maan is geen doel op zichzelf. Het is een begin. In Amerika wil men dat wel eens anders zien, maar dat is onjuist". Prof. dr. J. H. Oort, hoogleraar in de sterrenkunde en di recteur van de Leidse sterrenwacht zegt dat bedachtzaam. „Het is een zeer belanrijk moment in de geschiedenis van de mensheid als de eerste mens een voet zet op een we reld buiten de aarde. Het spreekt mij net als iedereen enorm aan. Maar het is en blijft een stap in een ontwik keling", vervolgt hij. Het hele maanproject, waarvan hij niet heeft durven vermoeden dat hij het zou meemaken, heeft volgens hem en kele belangrijke aspecten. 1. De wetenschappelijke waarde. „Nut heeft het economisch gesproken niet", zegt hij. „Als je er diamanten zou vinden zou je er nog niets aan heb ben vanwege de gigantische vervoers kosten." Het enige nut is wetenschap pelijk: het vergaren van een enorme hoeveelheid nieuwe gegevens over (de geschiedenis van) het maanoppervlak en aan de hand daarvan ook over de ontwikkeling van het planetenstelsel. 2 De technische ontwikkelingen die het onderzoek stimuleert en die op allerlei terrein direct nut afwerpen. 3 Het prestige-element dat de Ameri kanen er aan verbinden en dat volgens hem de inspiratiebron is voor de enorme inspanning die de Amerikanen zich voor de ruimtevaart veroorloven Hij is het eens met de Amerikaanse sterrenkundige Schwarzschild die be weert, dat het ruimteonderzoek de Ame rikanen een nieuwe pioniersgeest heeft gegeven die op allerlei terreinen door- I werkt. „En die geestdrift", gaat hij verder „Les alles des moulins protègent les amoureux", zingt Cora Vaucaire in haar voor mij onvergetelijke chanson over Montmartre: Complainte de la Butte. Maar niet langer meer zullen de wie ken van deze twee molens van Mont martre de geliefden beschermen. Want als er niet snel hulp komt, zullen de laatste twee molens van Parijs, de Blu- te-fin of Moulin de la Galette en de Ra- det, verdwijnen. ZU zyn volledig óp. Zij zijn de laatste twee overgebleve ne van de 27 molens die in 1570 de heuvel (Butte) van Montmartre be kroonden en die hun geld verdienden met het malen van graan en het persen van de wijndruiven. Feitelijk is Le Radet, de jongste, een indringer. Gebouwd in 1620, onder Lode- wijk XIII, was zijn plaats op de heuvel van Saint-Roch. Hier werd hij in 1836 afgebroken en daarna opgebouwd op de plaats, waar hij nu staat, op de hoek van de Rue Lepic en de Rue Girardon, boven op het Théatre du Tertre. Zijn wieken is hij inmiddels kwijtgeraakt. De veel oudere Blutefin, gebouwd in 1295, maar daarna zo vaak vernieuwd, dat hij nog in uitstekende staat ver keert, bezit nog zijn vier wieken, die sedert 1880 niet meer gedraaid hebben. Hij behoorde aan de abdij van de Bene- dictijnse nonnen. In 1640 vestigde zich vermoedelijk onder haar wereldse naam Debray. Merkwaardigerwijze zou deze familie Debray de molen nooit meer verlaten. De huidige eigenaar, de heer Varenne, tevens eigenaar van de andere mo len stamt in rechte lijn af van de familie Debray. In de eerste dagen van de Revolutie werd de abdij met de mo len ingepikt door de staat, de abdis naar de guillotine gestuurd en de mo len verkocht aan de molenaarsfamilie Tot 1820 bleef de molen in bedrijf. In dat jaar kreeg de toenmalige eigenaar Debray balen van zijn vak, en werd kok. De molen bleef nog wel malen maar alleen voor de parfumindustrie. Zijn grootste attractie vormde intussen de ingerichte balzaal en het buitenter ras, waar men zulke heerlijke knappen de wafels kon eten. Van dat ogenblik af werd hij daarom Moulin de la Galette genoemd. Deze twee molens behoren tot de zeer weinige pittoreske monumenten, die Parijs nog bezit. Zij zijn beide rijk aan historische herinneringen, waaron der aan de meer dan heldhaftige broe ders Debray op 30 maart 1814 tegen de in deze molen een abdis als molenaar, Russen, die de Butte de Montmartre bestormden. Desondanks schijnen het ministerie van culturele zaken en de stad Parijs er zich nauwelijks voor te interesseren. Wel liggen zij in de omgeving, die bij monumentenzorg staat ingeschreven. Dit betekent, dat zij niet mogen worden afgebroken, daar anders het silhouet zou veranderen. Maar als ze zouden in storten van oudheid, ellende en gebrek aan onderhoud, kan daar natuurlijk nie mand iets aan doen. En toch zou het jammer zijn als dat gebeurde. Want zij zijn ook nog de laatste getuigen van de grootheid van Parijs als wijnstreek. Zij stonden na melijk midden tussen de wijngaarden, die de zo beroemde „petit vin blanc de Montmartre" leverden. Men zegt dat men na het drinken van deze wijn ging rondspringen als een bok. Hij scheen niet alleen koppig te zijn, maar ook sterk op de nieren te werken. Getuige een gezegde uit de ze ventiende eeuw: C'est le vin de Mont martre, Qui en boit pinte en pisse quarte. Met de wetenschap, dat een pinte 93 centiliter is, en een quarte 67 liter, is dit een prestatie, het vermelden waard. „blijft alleen als de ontwikkeling snel blijft gaan. Als het project zou worden vertraagd zou het belangrijkste aspect verloren gaan: dat enthousiasme, dat niet kan worden uitgesmeerd". Het maanonderzoek is de geweldige inspanning die het Amerikaanse volk zich getroost ten volle waard, zo meent de Leidse sterrenkundige. „De zucht tot ontdekking zit heel diep in de mens. Het verlangen naar het onbekende be weegt elke onderzoeker. Ik beschouw dat als iers moois dat de mensen kan verheffen", zegt hij. „Bovendien komen uit zo'n ver doorgevoerd wetenschappe lijk onderzoek als nevenprodukt bijna altijd nieuwe vindingen. De echte nieu wigheden komen dikwijls niet uit de fa- briekslaboratoria waar gespeurd wordt met een technisch doel, maar uit het onderzoek dat uit zuivere weet gierigheid wordt gedaan. Daarbij zijn in het verleden de ontdekkingen gedaan die onverwachte onvoorspelbare pers pectieven openden." Hij praat zacht en langzaam, terwijl hij soms naar buiten kijkt, naar de koe pels van de sterrenwacht, waarmee hij een groot deel van zijn leven zo inten sief te maken heeft gehad. „Mensen die het jammer vinden van het geld onderschatten de geestelijke waarde van het project. Het is verder niet realis tisch om te zeggen, dat het geld beter aan wat anders besteed kan worden. Dat zou toch niet gebeuren. Zo'n grote gerichte inspanning als Amerika over PROF. DR. J. H. OORT zucht tot ontdekking heeft voor de ruimtevaart ziet men an ders alleen in oorlogstijd als de wil om te winnen de drijvende kracht is. „Als het ruimtevaartprogramma er niet was' aldus prof. Oort, „dan zou Aerika nog meer auto's hebben, nog meer koelkas ten en nog meer klurentelevisietoestel len." ij het Boekencentrum N.V. te Den Haag is als paperback verschenen de Nederlandse vertaling van het boek door H. Gollwitzer: „De rijke Christe nen en de arme Lazarus". Het draagt als ondertitel: „De consequenties van Uppsala" en behandelt uitvoerig de taak en de opdracht, die de christenheid heeft tot betere en doelmatiger ontwik kelingshulp (f 5.90). Eveneens aansluitend bij de conclu sies van de conferentie van de Wereld raad van Kerken in 1968 te Uppsala, is een nota van de Raad voor de zaken van overheid en samenleving van de Nederlandse Hervormde Kerk versche nen, getiteld: „Revolutie en gerechtig heid". Dit geschrift kan dienen als achtergrondstudie bij het thema van de Vredesweek 1969 over „Welvaart en ar moede op wereldniveau". Ook dit poc ketboek is een uitgave van het Boeken centrum te Den Haag. De prijs is f 3.50. Bij de uitgeverij J. H. Kok N.V. te Kampen verscheen „Aristocratisch Christendom" door prof. Dr. G. Th. Rothuizen, een interessante studie over Dietrich Bonhoeffer. (f 29,75). Voorts zond Kok ons een aardig nieuw kinderboekje „Het boek van Juultje" door Dieuwke Winsemius f 7,95) en twee nieuw uitgaven in de Iris-reeks voor opgroeiende meisjes: „Laura en de blauwe Opel" door André van Randen- burg en „Lente in de duiventil" door Jan- ny Siegers Kwakkel (prijs per deel tje f 3,75.) Bij de Stichting Uitgeverij N.V.S.H. te Den Haag verschenen twee nieuwe deeltjes in de reeks Sex Libris f5,25, getiteld „De wereld van de prostitutie" door drs. W. G. Mulder en „Variatie of perversie" door dr. E. de Wind. Bij Zomer en Keuning te Wageningen kwamen weer twee heel subtiele lilliput boekjes van de pers: „Veel liefs voor jou" een gedicht van Louis Unter- meijer met plaatjes van Joan Walsh Anglund, een ideale attentie voor „You lovers" f 3,95) en „Wees altijd..." een abc-boekje met miniatuurtjes van Joan Walsh Anglund voor kinderen, maar niet alleen voor hen f 3.95). BONN „Een Duits zoals de Führer het liet weerklinken in zijn redevoerin gen, zoals onze legerleiding het ge bruikte in haar dagelqkse communi qués, neergeschreven in staal en toch van een welluidendheid die zou passen in elk gedicht van wie hebben wij dit Duits geleerd? Van de oorlog, de machtige taai-scheppende oorlog!" Dit schreef een Duitse taalgeleerde in de jaren 1940-'45. Een Westberlijnse germaniste Wendula Dahle heeft nu haar proefschrift gewijd aan de invloed van het nazisme op het werk van Duit se taalonderzoekers in de Hitlertijd. In het bijzonder onderzocht zij het gebruik van militaire uitdrukkingen in de taalwetenschappelijke publikaties van die jaren. Daaruit blijkt dat vele spraakkunstenaars dapper hebben bij gedragen aan Hitiers verwarde filoso fieën. In 1940 schreef de Münchense germa nist Thierf elder: „Tijden van wereld- omwenteling zijn ook perioden van ge weldige taalstrijd". Met vele voorbeel den toont de jonge doctor Wendula Dahle aan, hoezeer allerlei heroïsche dweperij toen doordrong in de taalwe tenschap. Een linguïst uit Darmstadt bijvoor beeld schreef: „Held! Welk een kern achtig woord, met zijn éne lettergreep, zijn strakke uitspraak en zijn helle klank!" Ettelijke germanisten prezen om strijd de sobere taal van de militaire reglementen en instructieboekjes van Hitiers Wehrmacht, en ook de „ro buuste gezonde" kazernetaal van de soldaten. Een hoogleraar in Giessen orakelde: „Juist de moderne wapens, die ons zo veel vreugde schenken, de tank, de on derzeeboot en het vliegtuig zijn ook uit een oogpunt van taalschepping schit terende prestaties van een opbloeiende, zuiver Duitse wereld". Een bijzonder vindingrijke grammati cus nam ook de Duitse groet „Heil Hit- Ier" onder de loep. Hij kwam tot de ontdekking, dat in deze heilwens eigen lijk een werkwoord was weggelaten, en dat wetenschappelijk bezien de groet op zijn oud-Germaans zou moeten luiden Hitier". zinnige betekenis: Zijt gij gelukkig in Hitier. GENÈVE Het aantal doden door verkeersongelukken zal binnen niet al te lange tqd 150.000 per jaar bedragen als dit aantal inmiddels al niet bereikt is. Dit is medegedeeld door de Wereld gezondheidsorganisatie. In sommige landen zijn dertig pre- cent van de verkeersdoden jongelui tus sen de 15 en 25 jaar. Deze groep wordt sterk beïnvloed door reclame, waarin „de nadruk wordt gelegd op snelheid bij het verkeer en de indruk wordt ge wekt dat het rijden met hoge snelheden verbonden is met seksueel succes en mannelijkheid". Dé wereldgezondheidsorganisatie steit voor door inschakeling van de massa media de invloed van dergelijke recla me tegen te gaan. Ook moeten fabrikan ten van bedwelmende middelen de ge bruikers waarschuwen als mocht blij ken dat nieuwe middelen de rijvaardig heid beïnvloeden. Volgens de beschikbare gegevens zijn gebruikers van bedwelmende mid delen waarschijnlijk echter niet meer bij verkeerongelukken betrokken dan an dere mensen. Ook is gebleken dat dove mensen minder ongelukken hebben dan de goed horende weggebruikers. Naar verhouding komen bij mensen, die financiële problemen zitten meer onge luk; zen voor.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9