DE KERK OP ZOEK NAAR HET ANTWOORD OP WERELDVRAGEN Revolutie en gerechtigheid De rijke chris tenen en de arme Lazarus Valse-christus-zijn is in Frankrijk een lucratieve en dus ook drukbeoefende bezigheid Ruimtevaart: surrogaat voor de Godsrelatie De houdgreep TER OVERDENKING Dr. F. de Graaf Ned. Hervormd predikant te Hattem, over theologische aspecten van de maanreis Bloeiend bedrijf Ruim driehonderd Ten opzichte van de rumtevaart verschilt het standpunt van degenen die in God geloven, wel zeer. Toch variëren die standpunten meestal tus sen twee uitersten, die door twee groten zijnN uitgesproken. Ik denk aan Kepler en Pascal. Kepler vertegenwoordigt het meest naïeve stand punt. Hij meende, dat de ontdekkingen van de moderne astronomie sedert Copernicus en Gali lei de gelovigen konden stichten. Kepler werd er zelf door gesticht. De wetmatigheid, die de mo derne astronomie in de kosmos meende te ont dekken, was voor Kepler een verwijzing naar de alwijsheid van de Schepper. Het standpunt van Kepler komt heden nog bij vele gelovigen voor. De blik in de kosmos van de moderne wetenschap wijst hen op de wijsheid van de Schepper. Daarbij moet opgemerkt wor den, dat deze blik niet veel met de moderne na tuurwetenschappen te maken heeft. Het is veel meer de blik van de populair-wetenschappelijke voorlichting van de leek. Het moderne wereld beeld, dat niet meer op een populaire wijze kan worden voorgesteld. Einstein heeft de stelling van Kepler wel duidelijk ondergraven. Hij zegt in zijn opstel: „Physik und Realitat" dat de natuurwetten en formules van de moderne wetenschap geen „extract van de werkelijkheid zijn, zoals soep van rundvlees, maar slechts te vergelijken zijn met een garde robenummer, waarmee men zijn jas kan te rugkrijgen". Dat wil zeggen: de mens projec teert op de kosmos betrekkingen die er zonder de mens niet zijn. De moderne wetmatigheid zegt niets van een schepper. In dit verband is het standpunt van Pascal veel in teressanter dan dat van Kepler. Pascal is niet naïef. Hij heeft zich ook niet als een behoudende gelovige buiten de moderne ontwikkeling gehou den. Hij is de uitvinder van de rekenmachine. Zo is hij de grondlegger van de moderne computer. Pascal was eveneens een groot wiskundige. Deze grote geest, die het moderne denken en levensge voel volkomen in zich had genomen, heeft het ontzaglijke woord, dat van de diepste bete kenis blijkt te zijn ook vandaag voor de beoorde ling van de ruimtevaart, uitgesproken. Pascal zegt: „De oneindigheid verschrikt mij". Met on eindigheid bedoelt Pascal de kosmische ruimte van de moderne wetenschap. Waarom verschrikt deze ruimte Pascal? Niet om dat zij oneindig of onbegrensd is. De schepping die onderscheiden moet worden van de moderne ruimte, is ook oneindig. Zij bestaat ui' oneindige hemelen, waarin vele wezens zoals engelen leven. Pascal huivert voor de ruimte van de moderne wetenschap, omdat in die ruimte een andere ver houding heerst dan in de schepping. In de schepping heerst een niet abstracte verhou ding van „Ik en Gij". Die „Ik-Gij - verhouding" heerst tussen God en schepsel en tussen de schep selen onderling. In die schepping leefde bijvoor beeld een middeleeuwse mens als Franciscus van Assisi, die nog kon zeggen: „Broeder Zon en Zuster Maan". Pascal maakt ernst met het feit, dat sedert de renaissance de westerse mens in andere relatie tot het zijnde komt te staan. Die relatie is een abstractie, namelijk die van subject en object. Wat is het subject? Het subject is de ineengeschrompelde ziel, waar van het deel dat openstond voor niet abstracte relaties, hoe langer hoe meer onbewust wordt. Het bewustzijn dat overblijft, d.i. het moderne sub ject, reduceert het zijnde door middel van de voorstellingen tot bruikbaar of handelbaar ob ject. Zo wordt de levende schepping hoe langer hoe meer tot dood handelbaar object. Waarom huivert Pascal? In de moderne ruimte geldt alleen de subject-object verhouding. God is noch subject noch object. Daarom is God uit de moderne ruimte verdwenen. Pascal huivert om dat de moderne ruimte Godloos is. Hoe is de moderne ruimte ontstaan? Het antwoord moet luiden: „Doordat de westerse mens zijn Godsrelatie heeft verloren. Daaom verliest hij hoe langer hoe meer de niet abstracte relaties met de schepping. De hogere werelden vallen dicht. Daarom wordt de aarde klein." Vroeger was het kleinste dorpje niet klein, omdat het met de hemel verbonden was. Nu is de gehele aarde klein geworden omdat zij steeds abstracter wordt. De meeste mensen leven niet meer maar beleven hoogstens nog iets op toeristische wijze. Het ligt voor de hand, dat de mens voor de ver loren hemelse werelden een surrogaat zoekt. De maanvaar,t kon als zulk een surrogaat herkend worden. Men voelt de aarde als te klein, in zijn abstracte leventje. De maanvaart geeft ook een ander surrogaat. De mens leefde vroeger in de geborgenheid van het geloof in een goddelijke voorzienigheid. Nu dit geloof verdwijnt wil men een nieuwe geborgenheid. Men heeft nu als surro gaat de menselijke knapheid. Wat geweldig is het dat de mens op de maan loopt. Het vertrouwen in de menselijke kunde wordt gebruikt om de moderne levensangst, die ontstaan is door het verbreken der Godsrelatie, te onderdrukken. Er is nog een volgend punt, dat van belang is. De westerse mens is hoe langer hoe meer een ge drevene. Het schijnt, oppervlakkig gezien, dat hij zijn eigenbelang zoekt: niets is minder waar. Hi.i wordt gedreven door de wil tot macht. Hij wil helpen en beheersen, zelfs waar het geen prak tisch doel heeft. De schepping moet onderworpen worden aan deze wil tot'macht. Het vreselijke is. dat de mens niet deze wil tot macht voortbrengt maar erdoor wordt bezeten. De wil tot machi openbaart zich als een bovenpersoonlijke demon. De aarde is reeds door deze macht voor een groot deel bezoedeld. De humaniteit wordt er steeds meer door bedreigd. Nu heeft deze macht zijn klauwen uitgeslagen naar de maan. Het is een vreemde ervaring. Wie nu opziet naar de maan, kan zich bewust maken, dat dit wezen nu ook reeds door de wil tot macht bezoedeld is. Alle rationele motieven die opgesomd worden, vermo gen dit niet uit te wissen. De prioriteit die aan de maanvaart is gegeven met voorbijgaan aan voor de mensheid veel belangrijker projecten verraadt genoeg. Is deze ontwikkeling tegen te houden? Slechts op één wijze: Als de westerse mens weer in een ver nieuwde Godsrelatie zal staan, zal zijn kwaliteits besef zo veranderen, dat hij de surrogaten niet meer verdraagt. Hij kan dan met Gods hulp de bedreigingen van de humaniteit overwinnen. Boekencentrum N.V. in Den Haag lees: de Neder landse Hervormde Kerk heeft twee boeken op de markt gebracht waarvoor het in een begeleidend schrij ven onze „extra aandacht" vraagt. Het eerste bevat de nota van de Raad voor de zaken van overheid en samen leving van de Nederlandse Hervormde Kerk over revolu tie en gerechtigheid (zo luidt ook de titel van het boek), waarvan al eerder een uittreksel wereldkundig werd ge maakt, het tweede is de Nederlandse vertaling van een in Duitsland uitgekomen werk van H. Gollwitzer: „De rijke christenen en de arme Lazarus" ondertitel „De conse quenties van Uppsala". De titelplaat van dit boek heb ben we hieronder afgebeeld. Beide boeken zijn die aandacht ten volle waard dat zij voorop gesteld. Beide zijn een uitwerking van de tij dens de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala neegelegde gedachten en resoluties en zo ook vullen ze elkaar aan: als Gollwitzer de staf breekt over de rijke christenen van het Westen die de arme Lazarus van de ontwikkelingslanden laten creperen („Tweederde van de wereldbevolking vecht wanhopig tegen de hon ger!"), dan komt hij vanzelf terecht bij de begrippen ge rechtigheid en revolutie de nota van de Raad voor de zaken van overheid en samenleving werkt die begrippen wat breder (en ook wel wat evenwichtiger dan de Duit ser) uit. Beide zijn dus een vervolg op Uppsala en dat was no dig ook. Er zijn daar in die Assemblee van de Wereld raad in betogen en in resoluties visioenen geopend die uit zicht bieden op een betere, een menswaardiger, een wer kelijk christelijke samenleving. De kerken hebben de problemen van deze wereld op zich zien afstormen: de oorlog in de allerverschrikkelijkste vorm die de moderne techniek mogelijk heeft gemaakt, de honger, de rassen haat en rassenwaan, de economische uitbuiting en het economische kolonialisme, de revolutie en de revolte al die misvormingen die het gezicht van onze hedendaagse samenleving tot een haast demonische grijns vervormd hebben. En de kerken hebben zich terecht op het standpunt gesteld dat het haar taak is ten strijde te trek ken tegen dat demonische. De kerk is immers de militia Christ! het leger van Christus! Die strijd wordt niet gewonnen met mooie woorden en papieren resoluties daarom is Uppsala alleen maar een begin dat nadere uit werking vraagt. Dat een krijgsplan vraagt dat uitge- voerd kan worden. Een plan dat een „heilige oorlog" ver oorzaakt waarvoor alle christenen zich kunnen inzetten. Van die wil getuigt vooral het boek van Gollwitzer maar men vindt het ook terug in de hervormde nota. Beide boeken moet men zien als „mobilisaticgeschriften" meer nog: een mobilisatiebevel aan alle christenen. Nu is al dikwijls de vraag opgeworpen of het wel juist is dat de kerken op dqze manier de wereldvragen te lijf gaan. „Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtig heid", zo staat er in de bijbel en dat interpreteert menig een aldus: laat de kerk zich bepalen tot de verkondiging van het evangelie, tot de oproep om God en de naaste lief te hebben als de mens, ieder mens, die boodschap zou aannemen, dan immers zal al dat andere u toege worpen worden! Maar Gollwitzer en vrijwel alle leiden de figuren in de kerken mét hem, interpreteren dal an ders: behalve die evangelieverkondiging zullen de ker ken metterdaad die gerechtigheid van het Godsrijk hier op aarde moeten nastreven. En metterdaad wil dan zeg gen: met alle mogelijke politieke en economische midde len die de mens ten dienste staan revolutie en revolu tionair geweld niet uitgezonderd! Dat is een boeiende en opwindende gedachte ook wel een gevaarlijke gedach te. Immers, de christenheid van vandaag heeft maar weinig revolutionairs in zich ze is eerder nogal confor mistisch en dat is geen wonder want zo is het haar van ouds voorgehouden! Het revolutionaire non-conformisme \indt men vaak in andere, dikwijls nihilistisch denkende kringen. En omdat een man als Gollwitzer toch dat revo lutionaire wil want in de huidige samenleving vindt hij ook niets meer dat goed is gaat hij zoeken of de kerk in dat revolutionaire kamp geen hondgenoten kan vinden. Bij de opstandige studenten, bij de marxistisch-socialis- tische jeugd, bij een Fidel Castro. Zijn bedoelingen zijn goed daar is geen twijfel aan. Maar soms vraagt men zich af of hij in zijn ijveren voor de revolutie niet vergeet dat hij christen is. Christen: Uw wil geschiede. Want U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.... Uen uittreksel maken uit een logisch opgebouwd stuk als de nota van de Raad voor de zaken van overheid en samenleving uiteindelijk geworden is, is een moeilijke bezigheid. Nu voor ons, maar ook enkele maanden geleden voor degenen die een uittreksel hieruit we reldkundig moesten maken het gevaar bestaat immers dat men de meest type rende uitspraken naar voren haalt terwijl men de mogelijkheid mist om die uit spraken ook nader te motiveren. Zoals men zich wellicht herinnert hebben wij aan dat uittreksel destijds nogal kritische opmerkingen gewijd nu we de hele no ta voor ons hebben blijkt dat die kritiek toch genuanceerder had moeten zijn! Allereerst blijkt dat dat begrip revolutie wat minder geladen is dan in de betekenis die men gewoonlijk aan dat woord geeft. Men heeft als uitgangspunt genomen de omschrijving van de Zwitserse theoloog Arthur Rich: „Onder revolutie worden verstaan alle technische, sociale en politie ke veranderingen, die door mensen met opzet, in een actief engagement en in een snel handelen, tot stand worden gebracht en die in het teken staan van een nieuwe opvatting van de gehele samenleving." Ge geven dit uitgangspunt maakt men een duidelijk onderscheid tussen revolutie en revolte: „Volgens Camus is revolte pure opstandigheid, een getuigenis zonder sa menhang. Revolte blijft steken in idealis me en dikwijls in nihilistisch anarchisme. Revolutie daarentegen toont haar doelge richtheid door een nieuwe structuur te willen opbouwen, ook al kan zij daar nu nog geen blauwdruk van geven." Met een zekere instemming citeert de nota dan een uitspraak van Carl Oglesby: „De opstan deling vecht voor iets dat anders zal zijn dan dit. Verder kan hij geen antwoord ge ven op de vraag naar de toekomst, omdat dat voor hem geen kwestie is. Hij is geen slachtoffer van de toekomst maar van hel heden. Hij waagt zijn leven niet, omdat hij droomt van een utopie maar omdat hij pijn heeft....Het diepstliggende motief voor revolutie is niet: een paradijs opbouwen, maar: een inferno vernietigen. Mettertijd zullen er utopische ideeën opkomen!" Het lijkt alsof de kerk met een dergelij ke strijd toch wel enige moeite moet heb ben: de kerk en de christen hebben immers duidelijk wél een doel, namelijk iets te ver wezenlijken van de gerechtigheid die uit God is. Hoe kan die christen zich dan achter de vaan scharen van de revolutio nair van Oglesby? Het is nodig daarvoor met grote aandacht het tweede hoofdstuk van het boek te lezen dat handelt over gerechtigheid en recht. In dat hoofdstuk namelijk ligt de kern van het hele betoog. Men gaat er van uit dat „recht", samen gevat in rechtsregels die de samenleving ordenen, niet iets statisch, iets onveran derlijks is. Het recht verandert met het cultuurpatroon. Als bijvoorbeeld: wat is de norm voor de erkenning van opstandelin gen en hoever gaat het recht van interven tie - in het Nigeria-Biafra conflict zeker actuele vragen! De vraag is dan aan de orde: Loopt er nu een directe lijn van de gerechtigheids Gods zoals de bijbel deze verkondigt, naar het in onze maatschap pij zich steeds verder vormende recht? Het antwoord: Aannemend dat er recht gevormd wordt vanuit een historisch be paald cultuurpatroon met de daarbij beho rende opvattingen omtrent „wat recht" is, binnen het raam van een historisch bepaal de werkelijkheid, dan kan binnen dat cul tuurpatroon ook invloed uitgaan van de verkondiging van het Evangelie. Waarbij dan de kernvraag aan de orde i of er in de goede zin van het woord een „indoctri natie" plaats vindt via de christelijke ge meente van de bijbelse gerechtigheid in het cultuurpatroon. Men ziet dat men er zo komt. Die op standeling, die revolutionair die alleen maar vecht tegen het huidige „inferno" zonder dat hem een toekomst voor ogen staat, kan en moet als het ware geïndoc trineerd worden met het evangelie. Dat kan als de kérk, de christenheid naast hem gaat staan en met hem mee strijdt... met wél een doel voor ogen. Of om het eens anders en eenvoudiger te zeggen: de kerk moet de revolutie zin geven en in houd. Het is een redenering die wel enige be denkingen oproept. Allereerst de vraag of het niet steeds al zo geweest is dat de christelijke gemeente het cultuurpatroon heeft geïndoctrineerd of onze cultuur niet toch het christelijk stempel draagt? Het komt hierop neer: zou de wereld er zonder christendom precies _o aan toe zijn geweest als nu? We dachten dat Gods „gemene gratie" om die term eens te gebruiken toch wel duidelijk in deze wereld zichtbaar is. En als men dit aanvaardt komt men misschien ook tot de conclusie dat de wereld toch niet zó'n in ferno is als door sommige revolutionairen wordt gemeend! Er zou nog van alles over dit boek te zeggen zijn. Over de vraag of recht en Volksempfinden hier niet wat door elkaar gehaald worden. Over de visie op ge weld en geweldloosheid. Over het verband tussen gerechtigheid en gevestigde orde. En ga zo maar door. Maar men leze het boek zelf. Dat is hard nodig! Gollwitzer windt er helemaal geen doekjes om. „Wie zijn wij?" vraagt hij in de eerste paragraaf van zijn boek en zijn antwoord is: „Wij zijn de rijke man. Daarmee is onze positie zeer precies en onbetwistbaar aangegeven. Wij maken deel uit van dat derde deel van de mens heid dat zich bezig houdt met vermage ringskuren, terwijl die andere tweederde te maken heeft met honger en verhonge ring. En dat ene derde deel bestaat voor het grootste deel uit gedoopte christenen, het andere tweederde uit ongedoopten". Na deze constatering geeft hij dan een heel korte uiteenzetting van de bekende gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus met als conclusie: „De strekking van deze gelijkenis is niet, zoals men zo vaak argwanend heeft gemeend, de opiumtroost voor de arme Lazarus dat het hem in het hiernamaals beter zal vergaan de gelijkenis richt zich uit sluitend tot de rijke man". Met deze paar citaten is de strekking van het boek van Gollwitzer al duidelijk ge tekend: hij beschuldigt. Zo fel als hij maar kan. Was hij een schilder dan zou zijn palet maar twee kleuren bevat ten: het meest diepdonkere zwart dat er te vinden is en mooi helder wit. Geen nuances. Dat die honger en verhongering van tweederde deel van de wereld een nogal aanvechtbare schatting is en dat niet gebrek aan voedsel maar verkeerde voeding en spotten met alle hygiëne meer oorzaak zijn van de grote sterfte in de ontwikkelingslanden dan de gierigheid van de Westelijke landen zulke subtiele onderscheidingen wenst Gollwitzer niet te maken. En dat de gelijkenis waaraan hij de titel van zijn boek heeft ontleend toch werkelijk ook iets te zeggen heeft aan de arme Lazarus wenst hij evenmin te ac cepteren. Daarmee is niets ten nadele van dit dik wijls zo emotionele boek gezegd. Gollwit zer is als het ware gegrepen door de el lende die op deze wereld heerst als christen weet hij dat het allemaal heel anders zou kunnen zijn. En dat wil hij er bij zijn lezers inhameren. Niet met kleine tikjes van de preekhamer maar met mo kerslagen van de politieke en sociale re volutie. Zo zegt hij het: „In onze plura listische maatschappij gunt men ons. tole rant, elke troost die we weten te krijgen; ook de religieuze troost, ook die van Pa sen en van het eeuwige leven. Hoogstens oogsten we daarvoor wat spot van de kant van degenen die daarvoor te verlicht zijn. Vijandschap en moord is echter de reactie wanneer wij daaruit de consequenties trekken voor het leven op aarde en ons, als Martin Luther King, aan het hoofd stellen van stakende vuilnis ophalers en wanneer we ook werkelijk doen wat in Uppsala werd besloten. Een geloof dat niet diep in de samenleving in grijpende veranderingen hier beneden, op aarde, tot gevolg heeft is een privé-aange- legenheid en wordt daarom als irrelevant en ongevaarlijk sedert lang getolereerd. Over de rebellerende studenten („De grondmotieven van hun verzet komen pre cies overeen met de strekking van de uit spraken van Uppsala"). Over de medezeg genschap („Aangezien in deze tijd met zijn technische ontwikkelingsgang en onder de huidige maatschappelijke omstandighe den, steeds nieuwe maatschappelijke mo gelijkheden ontstaan en dus steeds nieuwe verleidingen om heerschappij uit te oefe nen, moet ook ononderbroken de macht worden aangevallen, ontmaskerd en ont kracht".). Over het Marxisme („Er zijn diverse westerse marxisten die vrij zijn van de anti-religieuze hartstochten van het oude marxisme en open staan voor een nieuwe ontmoeting met de christelijke boodschap een Rudi Dutschke bijvoor beeld). Over het kapitalisme („Doordat een grote groep landen is overgegaan tot het socialisme is het kapitalisme van zijn vanzelfsprekendheid beroofd"). We hebben zo maar een paar kreten ge noemd, ons bewust van het gevaar dat ze, buiten het verband van de tekst, een an dere indruk maken dan de schrijver heeft bedoeld. Daarom leze men het boek zelf. Om dit te animëren geven we hier het slot van het hoofdstuk over het gebruik van geweld. Het zijn de woorden van bisschop Helder Camara, door Gollwitzer met in stemming geciteerd. „Staat u mij toe zo luiden deze woorden dat ik het waag duidelijk en zonder omwegen te zeggen: ik heb respect voor hen die door hun ge weten gedreven zich gedwongen zien te kiezen voor het gebruik van geweld niet het al te gemakkelijke geweld van de sa- lon-guerrillos, maar het geweld van hen die hun oprechtheid door het offer van hun le ven hebben bewezen. Het komt mij voor dat de nagedachtenis van Camillu Torres en Che Guevara evenveel eerbied ver dient als die van dominee Martin Luther King. Wie ik aanklaag dat zijn de eigen lijke geweldplegers en allen die, ter rech ter of ter linkerzijde, de gerechtigheid schade doen en de vrede verhinderen. Ik voor mij meen de weg te moeten gaan van een pelgrim voor de vrede: ikzelf wil dui zendmaal liever omgebracht worden dan zelf doden..." Voor het eerst ontmoette ik naar op een terrasje op de Champs Elysées. De mensen om me heen schenen haar te kennen. Ze noem den haar „zuster Lea". Lichtelijk blozend verkocht zij tijdschriften met titels als „Lumière" (Licht), en „Témoin de la Vie" (Getuige van het leven). Zij gingen snel van de hand, die tijdschriften. En voor een behoorlijke prijs. „God spreekt rechtstreeks tot de mensen'., prees zij haar waar aan, „en Hij geeft zelf commentaar op de gebeurte nissen van de laatste twee weken." 's Avonds zag ik haar in een straat. Omringd door 'n grote me nigte, aan wie zij haar evangelie predikte, kondigde zij de komst aan van de Messias, Georges Roux, de Christus van Montfavet, hande laar in schilderijen en tevens haar echtgenoot. Roux is een van de ruim zestigduizend tovenaars, won derdoeners of messiassen in Frank rijk, die per jaar een gezamenlijk inkomen verdienen van ruim een miljard frank (bijna 750 miljoen gulden), althans volgend de belas tingen. Hun meestal vernietigende in vloed is groter dan ooit, zoals de recente drama's rondom Bernadet- te Hassler te Zürich in Zwitser land, rondom de verdwenen kinde ren van de magiër van Marsal en rondom de dood van 25-jarige tu berculeuze Danielle Fleurus, slacht offer van de magiër-loodgieter Re- né Hénaux te Crisolles bij Com- piègne, hebben laten zien. Het merkwaardige is echter, dat zij onder hun klanten of in de, door hen gestichte sekten, niet al leen naïeve analfabeten tellen, maa ook intelligente mensen. Zelfs ge beurt het, dat ministers hun hulp inroepen, zij het dan in het diep ste geheim. Om twee redenen schijnt men zich tot een tove naar of een magiër te wenden. In de eerste plaats in de hoop de dood en zijn satellieten zoals ar moede, ziekte en geestelijke ellen de te overwinnen. In de tweede plaats voor een duidelijk omschre ven doel, zoals de genezing van een bekende, de dood van een vij and, de liefde van een vrouw, het winnen in een loterij of tegenslag voor een concurrent. Daarvoor komen zij op zater dagavonden of zondagen bijeen in geheime ruimten. Daar vieren zij hun heksensabbat of zingen zij hun gezangen, en bidden tot hun „goddelijke" loodgieter of hun ver heven schilderijenhandelaar. Zij ontvangen dan een (meestal mate riële) boodschap en gaan merk- waardiderwijze -- getroost heen. „Tussen ons heerste in die ogen blikken een broederlijke genegen heid tot elkaar, zoals die bestaat in sportteams en gevechtsgroe pen. Een atmosfeer van volledige saamhorigheid, van eenheid in zienswijze en van totale harmonie". De man, die dit vertelt, is be paald geen ziekelijk en geëxal teerd wezen. Hij staat met beide benen op de grond, bezit een spor tief en gebruind uiterlijk en is veertig jaar oud. Hij is verzeke ringsagent. En toch... „Twee jaar heb ik in zo'n sekte geleefd. Mijn hele fortuin heb ik erin verloren. Ik heb honger ge leden, mij diep in de schulden ge stoken, en dat alles om de onver zadigbare materiële honger van onze „Meester" te stillen. Zelfs heb ik hem mijn vrouw geschon ken. Zij weigerde namelijk met mij te vertrekken op de dag, dat ik merkte, dat wij het slachtof fer waren geworden van een ge weldige intellectuele bedriegerij. Dat was toen de „Meester" die beweerde naast andere bovenna tuurlijke gaven, ook door alle ma terie heen te kunnen kijken, in de deur van zijn flat een kijkgaat je liet aanbrengen om te zien wie er gebeld had. Toen ben ik vertrokken ten prooi aan een on- besaarlijke lachkramp. Ik was gered." Dit vertelt Yves Camicas, die over zijn ervaringen een roman heeft geschreven: „Les Gens du Blme", en die nu als verzekerings agent een nieuwe toekomst heeft opgebouwd. Er bestaan in Frankrijk ruim driehonderd sekten, waarbij niet meegerekend zijn de grote inter nationale gemeenschappen, zoals de Getuigen van Jehova, de Dar- bisten en de Mormonen. Deze sekten zijn opgebouwd uit mensen, die zich eenzaam voelen in onze zenuwslopende maatschap pij van onpersoonlijke eenlingen. Zij zoeken aansluiting bij een groep die door haar riten en haar plechtigheden afwijkt van 't gewo ne en die hun bovendien schijn baar de kans geeft zich van ande- te mensen te onderscheiden. En dan te weten dat Danielle Fleurus, haar twee broers en één zuster, alle vijf overleden aan tu berculose, hadden gered kunnen worden. Er bestaat een antibio tisch geneesmiddel, dat deze ziek te binnen acht dagen kan genezen. Van Judo heb ik niet zo veel ver stand; een paar keer eens wat gezien op de tv. Dat is alles. Te weinig dus om te zeggen dat je het knent. Maar ge noeg om te weten dat het er blijkbaar om gaat de ander uiteindelijk zoals dat heet in de „houdgreep" .te krijgen en zo dat je er in slaagt hem een secon de of tien met zijn rug tegen de mat te drukken. U begrijpt wel dat het me er niet om begonnen is een verhandeling te geven over sport; dat kunnen anderen beter en zéker waar het Judo betreft. Maar onwillekeurg wanneer je ,t ziet dat ge spannen spieden en loeren naar elkaar, dat flitsend benutten van dat ee mo ment waarop je de ander in de greep kunt krijgen die de strijd beslist on willekeurig denk je: daar heb je nu een beeld van 't leven; daar gaat het om bij de mensen. Daar hoef je bepaald geen dominee voor te zijn om die over eenkomst te zien. We weten het maar al te goed hoe het gaat om de greep op de ander, hoe we hem de baas blij ven, hoe we hem er onder krijgen, hoe we hem „tegen de mat" krijgen, hem vloeren en onder de knie houden. Judo schijnt een mooie sport te zijn, waarin het aankomt op waakzaam heid, behendigheid, snelheid en kracht. Maar wanneer Jezus het heeft over ons leven, over onze bevrijding en verlos sing, schijnt het op nog een paar an dere dingen aan te komen dan op kracht en gewiekstheid. Als het gaat om onze bevrijding gaat ,t tegelijkertijd over de bevrijding van onze naaste; en dus niet daarover hoe wij het van hem zullen winnen, hoe we hem in onze klemmende greep krijgen en houden. Niet hoe we hem „klein krijgen" maar hoe we hem „groot" krijgen; niet hoe we hem vloeren maar hoe we hem oprichten, niet hoe we hem gevangen krijgen en houden, maar hoe we hem bevrijden, niet hoe we hem be nauwen, maar hoe we hem in de ruim te brengen. Als ik hier goed naar Jezus luister krijg ik te horen dat onze eigen verlos sing en bevrijding waarover we vaak zo uitzichtloos lopen te tobben in de praktijk alles te maken heeft met het loslaten van mijn greep op de ander. Wie zou hier niet denken aan ,t ver haal dat Jezus eens vertelde over de man die een onnoemelijk, een haast on voorstelbaar groot vermogen aan zijn Koning schuldig was zonder de minste kans te hebben ooit die schuld te kun nen afdoen. Toen de Koning hem zag smeken om geduld en uitstel kreeg hij medelijden en schold alles kwijt! Heel het fantastische bedrag! Laat die man nu op weg naar huis iemand tegen ko men van wie hij een paar tientjes te goed had. Hij greep hem bij de keel. Bidden en smeken hielp niet. Hij sleurde hem naar de gevangenis. Dat kwam de koning ter ore. Enfin, u weet of begrijpt de afloop. De Koning her riep en toen mocht de man met de niet af te betalen schuld zélf de gevangenis in. Iemand heeft eens gezegd: „Niemand heeft recht op al z,n rechten. „Een waar woord. Misschien hebtu dat tekeninge tje wel eens gezien dat een keer stond in een automobilistentijdschrift. Het prentje stelt voor een plechtige begrafenisstoet. Er onder staat: „Dit is van Dijk. Hij had gelijk. Hij kwam van rechts...!,, Natuurlijk, hij had gelijk, die Van Dijk maar inmiddels was hij een lijk. Hij stond in z'n recht. Maar hij lag er mee in de kist en was op weg naar 't kerkhof. Hij is niet de enige. Vn Nietzsche is het befaamde woord dat hij nog wel aan de verlossing zou geloven als die christenen er zelf maar niet zo onverlost uitzagen. Al is het dan van Nietzsche, het bevat teveel waar heid dan dat we er niet eens over zou den nadenken. Hoewel... het is altijd nog beter met Jezus' eigen woorden ernst te maken. Onze verhouding tot God is nooit blijkbaar een uitsluitend particuliere en individuele aangelegenheid. En óók al staan we helemaal in ons recht en de ander in het ongelijk tóch is er uit eindelijk nooit pure andermans-schuld. Op een heel geheimzinnige manier wor den we op een ogenblik mee-schuldig. z'n schuld stil laten te gronde gaan en hem niet bevrijden. Op datzelfde mo- Waardoor? Doordat we de ander aan ment zijn wij mét hem in de draaikolk. Benedenwaarts! Dan worden we als die Van Dijk. Met heel ons gelijk. Ik heb eens twee hon den zien vechten. Zo grimmig als die elkaar bij de strot hadden! Tenslotte raakten ze al vechtend te water. Ook daar lieten ze elkaar niet los. Het is heel wonderlijk het te beleven hoe de fatale spiraal in omgekeerde richting, opwaarts, kan gaan werken. En zo eenvoudig. Heus, zó is de erva ring, zodra we op Jezus, woord serieus ingaan. En wat doen we nu na dit artikeltje te hebben gelezen? Afwachten maar? Tot het heil en de verlossing als een Sinterklaassurprise voor onze deur staan? En de volgende week maar weer een artikeltje consumeren? En dan weer... en nóg weer en ngó mee..? En maar consumeren als de magere koeien uit de droom van de Farao, en even ma ger blijven? „Indien ge deze dingen weet, zalig zijt ge als ge ze doet,, Want... van be vinding en ervaring gesproken... Renswoude, Ds. J. C. Jonkers.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 13