DE KERK OP ZOEK NAAR HET
ANTWOORD OP WERELDVRAGEN
Revolutie
en
gerechtigheid
De rijke chris
tenen en de
arme Lazarus
Valse-christus-zijn is in Frankrijk een lucratieve
en dus ook drukbeoefende bezigheid
Ruimtevaart:
surrogaat voor
de Godsrelatie
De houdgreep
TER OVERDENKING
Dr. F. de Graaf
Ned. Hervormd
predikant te
Hattem, over
theologische
aspecten van
de maanreis
Bloeiend bedrijf
Ruim driehonderd
Ten opzichte van de rumtevaart verschilt het
standpunt van degenen die in God geloven, wel
zeer. Toch variëren die standpunten meestal tus
sen twee uitersten, die door twee groten zijnN
uitgesproken. Ik denk aan Kepler en Pascal.
Kepler vertegenwoordigt het meest naïeve stand
punt. Hij meende, dat de ontdekkingen van de
moderne astronomie sedert Copernicus en Gali
lei de gelovigen konden stichten. Kepler werd er
zelf door gesticht. De wetmatigheid, die de mo
derne astronomie in de kosmos meende te ont
dekken, was voor Kepler een verwijzing naar de
alwijsheid van de Schepper.
Het standpunt van Kepler komt heden nog bij vele
gelovigen voor. De blik in de kosmos van de
moderne wetenschap wijst hen op de wijsheid
van de Schepper. Daarbij moet opgemerkt wor
den, dat deze blik niet veel met de moderne na
tuurwetenschappen te maken heeft. Het is veel
meer de blik van de populair-wetenschappelijke
voorlichting van de leek. Het moderne wereld
beeld, dat niet meer op een populaire wijze kan
worden voorgesteld.
Einstein heeft de stelling van Kepler wel duidelijk
ondergraven. Hij zegt in zijn opstel: „Physik und
Realitat" dat de natuurwetten en formules van
de moderne wetenschap geen „extract van de
werkelijkheid zijn, zoals soep van rundvlees,
maar slechts te vergelijken zijn met een garde
robenummer, waarmee men zijn jas kan te
rugkrijgen". Dat wil zeggen: de mens projec
teert op de kosmos betrekkingen die er zonder de
mens niet zijn. De moderne wetmatigheid zegt
niets van een schepper.
In dit verband is het standpunt van Pascal veel in
teressanter dan dat van Kepler. Pascal is niet
naïef. Hij heeft zich ook niet als een behoudende
gelovige buiten de moderne ontwikkeling gehou
den. Hij is de uitvinder van de rekenmachine. Zo
is hij de grondlegger van de moderne computer.
Pascal was eveneens een groot wiskundige. Deze
grote geest, die het moderne denken en levensge
voel volkomen in zich had genomen, heeft het
ontzaglijke woord, dat van de diepste bete
kenis blijkt te zijn ook vandaag voor de beoorde
ling van de ruimtevaart, uitgesproken. Pascal
zegt: „De oneindigheid verschrikt mij". Met on
eindigheid bedoelt Pascal de kosmische ruimte
van de moderne wetenschap.
Waarom verschrikt deze ruimte Pascal? Niet om
dat zij oneindig of onbegrensd is. De schepping
die onderscheiden moet worden van de moderne
ruimte, is ook oneindig. Zij bestaat ui' oneindige
hemelen, waarin vele wezens zoals engelen leven.
Pascal huivert voor de ruimte van de moderne
wetenschap, omdat in die ruimte een andere ver
houding heerst dan in de schepping.
In de schepping heerst een niet abstracte verhou
ding van „Ik en Gij". Die „Ik-Gij - verhouding"
heerst tussen God en schepsel en tussen de schep
selen onderling. In die schepping leefde bijvoor
beeld een middeleeuwse mens als Franciscus
van Assisi, die nog kon zeggen: „Broeder Zon en
Zuster Maan".
Pascal maakt ernst met het feit, dat sedert de
renaissance de westerse mens in andere relatie
tot het zijnde komt te staan. Die relatie is een
abstractie, namelijk die van subject en object.
Wat is het subject?
Het subject is de ineengeschrompelde ziel, waar
van het deel dat openstond voor niet abstracte
relaties, hoe langer hoe meer onbewust wordt. Het
bewustzijn dat overblijft, d.i. het moderne sub
ject, reduceert het zijnde door middel van de
voorstellingen tot bruikbaar of handelbaar ob
ject. Zo wordt de levende schepping hoe langer
hoe meer tot dood handelbaar object.
Waarom huivert Pascal? In de moderne ruimte
geldt alleen de subject-object verhouding. God is
noch subject noch object. Daarom is God uit de
moderne ruimte verdwenen. Pascal huivert om
dat de moderne ruimte Godloos is.
Hoe is de moderne ruimte ontstaan? Het antwoord
moet luiden: „Doordat de westerse mens zijn
Godsrelatie heeft verloren. Daaom verliest hij
hoe langer hoe meer de niet abstracte relaties
met de schepping. De hogere werelden vallen
dicht. Daarom wordt de aarde klein." Vroeger
was het kleinste dorpje niet klein, omdat het met
de hemel verbonden was. Nu is de gehele aarde
klein geworden omdat zij steeds abstracter wordt.
De meeste mensen leven niet meer maar beleven
hoogstens nog iets op toeristische wijze.
Het ligt voor de hand, dat de mens voor de ver
loren hemelse werelden een surrogaat zoekt. De
maanvaar,t kon als zulk een surrogaat herkend
worden. Men voelt de aarde als te klein, in zijn
abstracte leventje. De maanvaart geeft ook een
ander surrogaat. De mens leefde vroeger in de
geborgenheid van het geloof in een goddelijke
voorzienigheid. Nu dit geloof verdwijnt wil men
een nieuwe geborgenheid. Men heeft nu als surro
gaat de menselijke knapheid. Wat geweldig is het
dat de mens op de maan loopt. Het vertrouwen
in de menselijke kunde wordt gebruikt om de
moderne levensangst, die ontstaan is door het
verbreken der Godsrelatie, te onderdrukken.
Er is nog een volgend punt, dat van belang is. De
westerse mens is hoe langer hoe meer een ge
drevene. Het schijnt, oppervlakkig gezien, dat hij
zijn eigenbelang zoekt: niets is minder waar. Hi.i
wordt gedreven door de wil tot macht. Hij wil
helpen en beheersen, zelfs waar het geen prak
tisch doel heeft. De schepping moet onderworpen
worden aan deze wil tot'macht. Het vreselijke is.
dat de mens niet deze wil tot macht voortbrengt
maar erdoor wordt bezeten. De wil tot machi
openbaart zich als een bovenpersoonlijke demon.
De aarde is reeds door deze macht voor een groot
deel bezoedeld. De humaniteit wordt er steeds
meer door bedreigd. Nu heeft deze macht zijn
klauwen uitgeslagen naar de maan. Het is een
vreemde ervaring. Wie nu opziet naar de maan,
kan zich bewust maken, dat dit wezen nu ook
reeds door de wil tot macht bezoedeld is. Alle
rationele motieven die opgesomd worden, vermo
gen dit niet uit te wissen. De prioriteit die aan
de maanvaart is gegeven met voorbijgaan aan
voor de mensheid veel belangrijker projecten
verraadt genoeg.
Is deze ontwikkeling tegen te houden? Slechts op
één wijze: Als de westerse mens weer in een ver
nieuwde Godsrelatie zal staan, zal zijn kwaliteits
besef zo veranderen, dat hij de surrogaten niet
meer verdraagt. Hij kan dan met Gods hulp de
bedreigingen van de humaniteit overwinnen.
Boekencentrum N.V. in Den Haag lees: de Neder
landse Hervormde Kerk heeft twee boeken op de
markt gebracht waarvoor het in een begeleidend schrij
ven onze „extra aandacht" vraagt. Het eerste bevat de
nota van de Raad voor de zaken van overheid en samen
leving van de Nederlandse Hervormde Kerk over revolu
tie en gerechtigheid (zo luidt ook de titel van het boek),
waarvan al eerder een uittreksel wereldkundig werd ge
maakt, het tweede is de Nederlandse vertaling van een in
Duitsland uitgekomen werk van H. Gollwitzer: „De rijke
christenen en de arme Lazarus" ondertitel „De conse
quenties van Uppsala". De titelplaat van dit boek heb
ben we hieronder afgebeeld.
Beide boeken zijn die aandacht ten volle waard dat
zij voorop gesteld. Beide zijn een uitwerking van de tij
dens de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in
Uppsala neegelegde gedachten en resoluties en zo ook
vullen ze elkaar aan: als Gollwitzer de staf breekt over
de rijke christenen van het Westen die de arme Lazarus
van de ontwikkelingslanden laten creperen („Tweederde
van de wereldbevolking vecht wanhopig tegen de hon
ger!"), dan komt hij vanzelf terecht bij de begrippen ge
rechtigheid en revolutie de nota van de Raad voor de
zaken van overheid en samenleving werkt die begrippen
wat breder (en ook wel wat evenwichtiger dan de Duit
ser) uit.
Beide zijn dus een vervolg op Uppsala en dat was no
dig ook. Er zijn daar in die Assemblee van de Wereld
raad in betogen en in resoluties visioenen geopend die uit
zicht bieden op een betere, een menswaardiger, een wer
kelijk christelijke samenleving. De kerken hebben de
problemen van deze wereld op zich zien afstormen: de
oorlog in de allerverschrikkelijkste vorm die de moderne
techniek mogelijk heeft gemaakt, de honger, de rassen
haat en rassenwaan, de economische uitbuiting en het
economische kolonialisme, de revolutie en de revolte al
die misvormingen die het gezicht van onze hedendaagse
samenleving tot een haast demonische grijns vervormd
hebben. En de kerken hebben zich terecht op het
standpunt gesteld dat het haar taak is ten strijde te trek
ken tegen dat demonische. De kerk is immers de militia
Christ! het leger van Christus! Die strijd wordt niet
gewonnen met mooie woorden en papieren resoluties
daarom is Uppsala alleen maar een begin dat nadere uit
werking vraagt. Dat een krijgsplan vraagt dat uitge-
voerd kan worden. Een plan dat een „heilige oorlog" ver
oorzaakt waarvoor alle christenen zich kunnen inzetten.
Van die wil getuigt vooral het boek van Gollwitzer maar
men vindt het ook terug in de hervormde nota. Beide
boeken moet men zien als „mobilisaticgeschriften"
meer nog: een mobilisatiebevel aan alle christenen.
Nu is al dikwijls de vraag opgeworpen of het wel juist
is dat de kerken op dqze manier de wereldvragen te lijf
gaan. „Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtig
heid", zo staat er in de bijbel en dat interpreteert menig
een aldus: laat de kerk zich bepalen tot de verkondiging
van het evangelie, tot de oproep om God en de naaste
lief te hebben als de mens, ieder mens, die boodschap
zou aannemen, dan immers zal al dat andere u toege
worpen worden! Maar Gollwitzer en vrijwel alle leiden
de figuren in de kerken mét hem, interpreteren dal an
ders: behalve die evangelieverkondiging zullen de ker
ken metterdaad die gerechtigheid van het Godsrijk hier
op aarde moeten nastreven. En metterdaad wil dan zeg
gen: met alle mogelijke politieke en economische midde
len die de mens ten dienste staan revolutie en revolu
tionair geweld niet uitgezonderd! Dat is een boeiende en
opwindende gedachte ook wel een gevaarlijke gedach
te. Immers, de christenheid van vandaag heeft maar
weinig revolutionairs in zich ze is eerder nogal confor
mistisch en dat is geen wonder want zo is het haar van
ouds voorgehouden! Het revolutionaire non-conformisme
\indt men vaak in andere, dikwijls nihilistisch denkende
kringen. En omdat een man als Gollwitzer toch dat revo
lutionaire wil want in de huidige samenleving vindt hij
ook niets meer dat goed is gaat hij zoeken of de kerk
in dat revolutionaire kamp geen hondgenoten kan vinden.
Bij de opstandige studenten, bij de marxistisch-socialis-
tische jeugd, bij een Fidel Castro. Zijn bedoelingen zijn
goed daar is geen twijfel aan. Maar soms vraagt men
zich af of hij in zijn ijveren voor de revolutie niet vergeet
dat hij christen is. Christen: Uw wil geschiede. Want U is
het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid....
Uen uittreksel maken uit een logisch
opgebouwd stuk als de nota van
de Raad voor de zaken van overheid en
samenleving uiteindelijk geworden is, is
een moeilijke bezigheid. Nu voor ons,
maar ook enkele maanden geleden voor
degenen die een uittreksel hieruit we
reldkundig moesten maken het gevaar
bestaat immers dat men de meest type
rende uitspraken naar voren haalt terwijl
men de mogelijkheid mist om die uit
spraken ook nader te motiveren. Zoals
men zich wellicht herinnert hebben wij
aan dat uittreksel destijds nogal kritische
opmerkingen gewijd nu we de hele no
ta voor ons hebben blijkt dat die kritiek
toch genuanceerder had moeten zijn!
Allereerst blijkt dat dat begrip revolutie
wat minder geladen is dan in de betekenis
die men gewoonlijk aan dat woord geeft.
Men heeft als uitgangspunt genomen de
omschrijving van de Zwitserse theoloog
Arthur Rich: „Onder revolutie worden
verstaan alle technische, sociale en politie
ke veranderingen, die door mensen met
opzet, in een actief engagement en in een
snel handelen, tot stand worden gebracht
en die in het teken staan van een nieuwe
opvatting van de gehele samenleving." Ge
geven dit uitgangspunt maakt men een
duidelijk onderscheid tussen revolutie en
revolte: „Volgens Camus is revolte pure
opstandigheid, een getuigenis zonder sa
menhang. Revolte blijft steken in idealis
me en dikwijls in nihilistisch anarchisme.
Revolutie daarentegen toont haar doelge
richtheid door een nieuwe structuur te
willen opbouwen, ook al kan zij daar nu
nog geen blauwdruk van geven." Met een
zekere instemming citeert de nota dan een
uitspraak van Carl Oglesby: „De opstan
deling vecht voor iets dat anders zal zijn
dan dit. Verder kan hij geen antwoord ge
ven op de vraag naar de toekomst, omdat
dat voor hem geen kwestie is. Hij is geen
slachtoffer van de toekomst maar van hel
heden. Hij waagt zijn leven niet, omdat
hij droomt van een utopie maar omdat hij
pijn heeft....Het diepstliggende motief voor
revolutie is niet: een paradijs opbouwen,
maar: een inferno vernietigen. Mettertijd
zullen er utopische ideeën opkomen!"
Het lijkt alsof de kerk met een dergelij
ke strijd toch wel enige moeite moet heb
ben: de kerk en de christen hebben immers
duidelijk wél een doel, namelijk iets te ver
wezenlijken van de gerechtigheid die uit
God is. Hoe kan die christen zich dan
achter de vaan scharen van de revolutio
nair van Oglesby? Het is nodig daarvoor
met grote aandacht het tweede hoofdstuk
van het boek te lezen dat handelt over
gerechtigheid en recht. In dat hoofdstuk
namelijk ligt de kern van het hele betoog.
Men gaat er van uit dat „recht", samen
gevat in rechtsregels die de samenleving
ordenen, niet iets statisch, iets onveran
derlijks is. Het recht verandert met het
cultuurpatroon. Als bijvoorbeeld: wat is de
norm voor de erkenning van opstandelin
gen en hoever gaat het recht van interven
tie - in het Nigeria-Biafra conflict zeker
actuele vragen! De vraag is dan aan de
orde: Loopt er nu een directe lijn van de
gerechtigheids Gods zoals de bijbel deze
verkondigt, naar het in onze maatschap
pij zich steeds verder vormende recht?
Het antwoord: Aannemend dat er recht
gevormd wordt vanuit een historisch be
paald cultuurpatroon met de daarbij beho
rende opvattingen omtrent „wat recht" is,
binnen het raam van een historisch bepaal
de werkelijkheid, dan kan binnen dat cul
tuurpatroon ook invloed uitgaan van de
verkondiging van het Evangelie. Waarbij
dan de kernvraag aan de orde i of er in
de goede zin van het woord een „indoctri
natie" plaats vindt via de christelijke ge
meente van de bijbelse gerechtigheid in
het cultuurpatroon.
Men ziet dat men er zo komt. Die op
standeling, die revolutionair die alleen
maar vecht tegen het huidige „inferno"
zonder dat hem een toekomst voor ogen
staat, kan en moet als het ware geïndoc
trineerd worden met het evangelie. Dat
kan als de kérk, de christenheid naast
hem gaat staan en met hem mee strijdt...
met wél een doel voor ogen. Of om het
eens anders en eenvoudiger te zeggen: de
kerk moet de revolutie zin geven en in
houd.
Het is een redenering die wel enige be
denkingen oproept. Allereerst de vraag of
het niet steeds al zo geweest is dat de
christelijke gemeente het cultuurpatroon
heeft geïndoctrineerd of onze cultuur
niet toch het christelijk stempel draagt?
Het komt hierop neer: zou de wereld er
zonder christendom precies _o aan toe
zijn geweest als nu? We dachten dat
Gods „gemene gratie" om die term
eens te gebruiken toch wel duidelijk in
deze wereld zichtbaar is. En als men dit
aanvaardt komt men misschien ook tot de
conclusie dat de wereld toch niet zó'n in
ferno is als door sommige revolutionairen
wordt gemeend!
Er zou nog van alles over dit boek te
zeggen zijn. Over de vraag of recht en
Volksempfinden hier niet wat door elkaar
gehaald worden. Over de visie op ge
weld en geweldloosheid. Over het verband
tussen gerechtigheid en gevestigde orde. En
ga zo maar door. Maar men leze het boek
zelf. Dat is hard nodig!
Gollwitzer windt er helemaal geen
doekjes om. „Wie zijn wij?" vraagt
hij in de eerste paragraaf van zijn boek
en zijn antwoord is: „Wij zijn de rijke
man. Daarmee is onze positie zeer precies
en onbetwistbaar aangegeven. Wij maken
deel uit van dat derde deel van de mens
heid dat zich bezig houdt met vermage
ringskuren, terwijl die andere tweederde
te maken heeft met honger en verhonge
ring. En dat ene derde deel bestaat voor
het grootste deel uit gedoopte christenen,
het andere tweederde uit ongedoopten".
Na deze constatering geeft hij dan een
heel korte uiteenzetting van de bekende
gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus met als conclusie: „De strekking
van deze gelijkenis is niet, zoals men zo
vaak argwanend heeft gemeend, de
opiumtroost voor de arme Lazarus dat
het hem in het hiernamaals beter zal
vergaan de gelijkenis richt zich uit
sluitend tot de rijke man".
Met deze paar citaten is de strekking
van het boek van Gollwitzer al duidelijk ge
tekend: hij beschuldigt. Zo fel als
hij maar kan. Was hij een schilder dan
zou zijn palet maar twee kleuren bevat
ten: het meest diepdonkere zwart dat er
te vinden is en mooi helder wit. Geen
nuances. Dat die honger en verhongering
van tweederde deel van de wereld een
nogal aanvechtbare schatting is en dat
niet gebrek aan voedsel maar verkeerde
voeding en spotten met alle hygiëne meer
oorzaak zijn van de grote sterfte in de
ontwikkelingslanden dan de gierigheid
van de Westelijke landen zulke subtiele
onderscheidingen wenst Gollwitzer niet te
maken. En dat de gelijkenis waaraan hij
de titel van zijn boek heeft ontleend toch
werkelijk ook iets te zeggen heeft aan de
arme Lazarus wenst hij evenmin te ac
cepteren.
Daarmee is niets ten nadele van dit dik
wijls zo emotionele boek gezegd. Gollwit
zer is als het ware gegrepen door de el
lende die op deze wereld heerst als
christen weet hij dat het allemaal heel
anders zou kunnen zijn. En dat wil hij er
bij zijn lezers inhameren. Niet met kleine
tikjes van de preekhamer maar met mo
kerslagen van de politieke en sociale re
volutie. Zo zegt hij het: „In onze plura
listische maatschappij gunt men ons. tole
rant, elke troost die we weten te krijgen;
ook de religieuze troost, ook die van Pa
sen en van het eeuwige leven.
Hoogstens oogsten we daarvoor wat spot
van de kant van degenen die daarvoor te
verlicht zijn. Vijandschap en moord is
echter de reactie wanneer wij daaruit de
consequenties trekken voor het leven op
aarde en ons, als Martin Luther King,
aan het hoofd stellen van stakende vuilnis
ophalers en wanneer we ook werkelijk
doen wat in Uppsala werd besloten. Een
geloof dat niet diep in de samenleving in
grijpende veranderingen hier beneden, op
aarde, tot gevolg heeft is een privé-aange-
legenheid en wordt daarom als irrelevant
en ongevaarlijk sedert lang getolereerd.
Over de rebellerende studenten („De
grondmotieven van hun verzet komen pre
cies overeen met de strekking van de uit
spraken van Uppsala"). Over de medezeg
genschap („Aangezien in deze tijd met
zijn technische ontwikkelingsgang en onder
de huidige maatschappelijke omstandighe
den, steeds nieuwe maatschappelijke mo
gelijkheden ontstaan en dus steeds nieuwe
verleidingen om heerschappij uit te oefe
nen, moet ook ononderbroken de macht
worden aangevallen, ontmaskerd en ont
kracht".). Over het Marxisme („Er zijn
diverse westerse marxisten die vrij zijn
van de anti-religieuze hartstochten van
het oude marxisme en open staan voor
een nieuwe ontmoeting met de christelijke
boodschap een Rudi Dutschke bijvoor
beeld). Over het kapitalisme („Doordat
een grote groep landen is overgegaan tot
het socialisme is het kapitalisme van zijn
vanzelfsprekendheid beroofd").
We hebben zo maar een paar kreten ge
noemd, ons bewust van het gevaar dat ze,
buiten het verband van de tekst, een an
dere indruk maken dan de schrijver heeft
bedoeld. Daarom leze men het boek zelf.
Om dit te animëren geven we hier het slot
van het hoofdstuk over het gebruik van
geweld. Het zijn de woorden van bisschop
Helder Camara, door Gollwitzer met in
stemming geciteerd. „Staat u mij toe
zo luiden deze woorden dat ik het waag
duidelijk en zonder omwegen te zeggen:
ik heb respect voor hen die door hun ge
weten gedreven zich gedwongen zien te
kiezen voor het gebruik van geweld niet
het al te gemakkelijke geweld van de sa-
lon-guerrillos, maar het geweld van hen die
hun oprechtheid door het offer van hun le
ven hebben bewezen. Het komt mij voor
dat de nagedachtenis van Camillu Torres
en Che Guevara evenveel eerbied ver
dient als die van dominee Martin Luther
King. Wie ik aanklaag dat zijn de eigen
lijke geweldplegers en allen die, ter rech
ter of ter linkerzijde, de gerechtigheid
schade doen en de vrede verhinderen. Ik
voor mij meen de weg te moeten gaan van
een pelgrim voor de vrede: ikzelf wil dui
zendmaal liever omgebracht worden dan
zelf doden..."
Voor het eerst ontmoette ik
naar op een terrasje op de Champs
Elysées. De mensen om me heen
schenen haar te kennen. Ze noem
den haar „zuster Lea". Lichtelijk
blozend verkocht zij tijdschriften
met titels als „Lumière" (Licht),
en „Témoin de la Vie" (Getuige
van het leven). Zij gingen snel van
de hand, die tijdschriften. En voor
een behoorlijke prijs. „God spreekt
rechtstreeks tot de mensen'., prees
zij haar waar aan, „en Hij geeft
zelf commentaar op de gebeurte
nissen van de laatste twee weken."
's Avonds zag ik haar in een
straat. Omringd door 'n grote me
nigte, aan wie zij haar evangelie
predikte, kondigde zij de komst
aan van de Messias, Georges Roux,
de Christus van Montfavet, hande
laar in schilderijen en tevens haar
echtgenoot. Roux is een van de
ruim zestigduizend tovenaars, won
derdoeners of messiassen in Frank
rijk, die per jaar een gezamenlijk
inkomen verdienen van ruim een
miljard frank (bijna 750 miljoen
gulden), althans volgend de belas
tingen.
Hun meestal vernietigende in
vloed is groter dan ooit, zoals de
recente drama's rondom Bernadet-
te Hassler te Zürich in Zwitser
land, rondom de verdwenen kinde
ren van de magiër van Marsal en
rondom de dood van 25-jarige tu
berculeuze Danielle Fleurus, slacht
offer van de magiër-loodgieter Re-
né Hénaux te Crisolles bij Com-
piègne, hebben laten zien.
Het merkwaardige is echter, dat
zij onder hun klanten of in de,
door hen gestichte sekten, niet al
leen naïeve analfabeten tellen, maa
ook intelligente mensen. Zelfs ge
beurt het, dat ministers hun hulp
inroepen, zij het dan in het diep
ste geheim. Om twee redenen
schijnt men zich tot een tove
naar of een magiër te wenden. In
de eerste plaats in de hoop de
dood en zijn satellieten zoals ar
moede, ziekte en geestelijke ellen
de te overwinnen. In de tweede
plaats voor een duidelijk omschre
ven doel, zoals de genezing van
een bekende, de dood van een vij
and, de liefde van een vrouw, het
winnen in een loterij of tegenslag
voor een concurrent.
Daarvoor komen zij op zater
dagavonden of zondagen bijeen in
geheime ruimten. Daar vieren zij
hun heksensabbat of zingen zij
hun gezangen, en bidden tot hun
„goddelijke" loodgieter of hun ver
heven schilderijenhandelaar. Zij
ontvangen dan een (meestal mate
riële) boodschap en gaan merk-
waardiderwijze -- getroost heen.
„Tussen ons heerste in die ogen
blikken een broederlijke genegen
heid tot elkaar, zoals die bestaat
in sportteams en gevechtsgroe
pen. Een atmosfeer van volledige
saamhorigheid, van eenheid in
zienswijze en van totale harmonie".
De man, die dit vertelt, is be
paald geen ziekelijk en geëxal
teerd wezen. Hij staat met beide
benen op de grond, bezit een spor
tief en gebruind uiterlijk en is
veertig jaar oud. Hij is verzeke
ringsagent. En toch...
„Twee jaar heb ik in zo'n sekte
geleefd. Mijn hele fortuin heb ik
erin verloren. Ik heb honger ge
leden, mij diep in de schulden ge
stoken, en dat alles om de onver
zadigbare materiële honger van
onze „Meester" te stillen. Zelfs
heb ik hem mijn vrouw geschon
ken. Zij weigerde namelijk met
mij te vertrekken op de dag, dat
ik merkte, dat wij het slachtof
fer waren geworden van een ge
weldige intellectuele bedriegerij.
Dat was toen de „Meester" die
beweerde naast andere bovenna
tuurlijke gaven, ook door alle ma
terie heen te kunnen kijken, in
de deur van zijn flat een kijkgaat
je liet aanbrengen om te zien
wie er gebeld had. Toen ben ik
vertrokken ten prooi aan een on-
besaarlijke lachkramp. Ik was
gered."
Dit vertelt Yves Camicas, die
over zijn ervaringen een roman
heeft geschreven: „Les Gens du
Blme", en die nu als verzekerings
agent een nieuwe toekomst heeft
opgebouwd.
Er bestaan in Frankrijk ruim
driehonderd sekten, waarbij niet
meegerekend zijn de grote inter
nationale gemeenschappen, zoals
de Getuigen van Jehova, de Dar-
bisten en de Mormonen.
Deze sekten zijn opgebouwd uit
mensen, die zich eenzaam voelen
in onze zenuwslopende maatschap
pij van onpersoonlijke eenlingen.
Zij zoeken aansluiting bij een
groep die door haar riten en haar
plechtigheden afwijkt van 't gewo
ne en die hun bovendien schijn
baar de kans geeft zich van ande-
te mensen te onderscheiden.
En dan te weten dat Danielle
Fleurus, haar twee broers en één
zuster, alle vijf overleden aan tu
berculose, hadden gered kunnen
worden. Er bestaat een antibio
tisch geneesmiddel, dat deze ziek
te binnen acht dagen kan genezen.
Van Judo heb ik niet zo veel ver
stand; een paar keer eens wat gezien
op de tv. Dat is alles. Te weinig dus
om te zeggen dat je het knent. Maar ge
noeg om te weten dat het er blijkbaar
om gaat de ander uiteindelijk zoals dat
heet in de „houdgreep" .te krijgen en
zo dat je er in slaagt hem een secon
de of tien met zijn rug tegen de mat te
drukken.
U begrijpt wel dat het me er niet om
begonnen is een verhandeling te geven
over sport; dat kunnen anderen beter
en zéker waar het Judo betreft. Maar
onwillekeurg wanneer je ,t ziet dat ge
spannen spieden en loeren naar elkaar,
dat flitsend benutten van dat ee mo
ment waarop je de ander in de greep
kunt krijgen die de strijd beslist on
willekeurig denk je: daar heb je nu
een beeld van 't leven; daar gaat het
om bij de mensen. Daar hoef je bepaald
geen dominee voor te zijn om die over
eenkomst te zien. We weten het maar
al te goed hoe het gaat om de greep
op de ander, hoe we hem de baas blij
ven, hoe we hem er onder krijgen, hoe
we hem „tegen de mat" krijgen, hem
vloeren en onder de knie houden.
Judo schijnt een mooie sport te zijn,
waarin het aankomt op waakzaam
heid, behendigheid, snelheid en kracht.
Maar wanneer Jezus het heeft over ons
leven, over onze bevrijding en verlos
sing, schijnt het op nog een paar an
dere dingen aan te komen dan op
kracht en gewiekstheid.
Als het gaat om onze bevrijding gaat
,t tegelijkertijd over de bevrijding van
onze naaste; en dus niet daarover hoe
wij het van hem zullen winnen, hoe we
hem in onze klemmende greep krijgen
en houden. Niet hoe we hem „klein
krijgen" maar hoe we hem „groot"
krijgen; niet hoe we hem vloeren maar
hoe we hem oprichten, niet hoe we hem
gevangen krijgen en houden, maar hoe
we hem bevrijden, niet hoe we hem be
nauwen, maar hoe we hem in de ruim
te brengen.
Als ik hier goed naar Jezus luister
krijg ik te horen dat onze eigen verlos
sing en bevrijding waarover we vaak
zo uitzichtloos lopen te tobben in de
praktijk alles te maken heeft met het
loslaten van mijn greep op de ander.
Wie zou hier niet denken aan ,t ver
haal dat Jezus eens vertelde over de
man die een onnoemelijk, een haast on
voorstelbaar groot vermogen aan zijn
Koning schuldig was zonder de minste
kans te hebben ooit die schuld te kun
nen afdoen. Toen de Koning hem zag
smeken om geduld en uitstel kreeg hij
medelijden en schold alles kwijt! Heel
het fantastische bedrag! Laat die man
nu op weg naar huis iemand tegen ko
men van wie hij een paar tientjes te
goed had. Hij greep hem bij de keel.
Bidden en smeken hielp niet. Hij
sleurde hem naar de gevangenis. Dat
kwam de koning ter ore. Enfin, u weet
of begrijpt de afloop. De Koning her
riep en toen mocht de man met de niet
af te betalen schuld zélf de gevangenis
in.
Iemand heeft eens gezegd: „Niemand
heeft recht op al z,n rechten. „Een waar
woord. Misschien hebtu dat tekeninge
tje wel eens gezien dat een keer stond
in een automobilistentijdschrift.
Het prentje stelt voor een plechtige
begrafenisstoet. Er onder staat:
„Dit is van Dijk.
Hij had gelijk.
Hij kwam van rechts...!,,
Natuurlijk, hij had gelijk, die Van
Dijk maar inmiddels was hij een lijk.
Hij stond in z'n recht. Maar hij lag er
mee in de kist en was op weg naar 't
kerkhof. Hij is niet de enige.
Vn Nietzsche is het befaamde woord
dat hij nog wel aan de verlossing zou
geloven als die christenen er zelf maar
niet zo onverlost uitzagen. Al is het dan
van Nietzsche, het bevat teveel waar
heid dan dat we er niet eens over zou
den nadenken. Hoewel... het is altijd
nog beter met Jezus' eigen woorden
ernst te maken.
Onze verhouding tot God is nooit
blijkbaar een uitsluitend particuliere
en individuele aangelegenheid. En óók
al staan we helemaal in ons recht en
de ander in het ongelijk tóch is er uit
eindelijk nooit pure andermans-schuld.
Op een heel geheimzinnige manier wor
den we op een ogenblik mee-schuldig.
z'n schuld stil laten te gronde gaan en
hem niet bevrijden. Op datzelfde mo-
Waardoor? Doordat we de ander aan
ment zijn wij mét hem in de draaikolk.
Benedenwaarts!
Dan worden we als die Van Dijk. Met
heel ons gelijk. Ik heb eens twee hon
den zien vechten. Zo grimmig als die
elkaar bij de strot hadden! Tenslotte
raakten ze al vechtend te water.
Ook daar lieten ze elkaar niet los.
Het is heel wonderlijk het te beleven
hoe de fatale spiraal in omgekeerde
richting, opwaarts, kan gaan werken.
En zo eenvoudig. Heus, zó is de erva
ring, zodra we op Jezus, woord serieus
ingaan.
En wat doen we nu na dit artikeltje
te hebben gelezen? Afwachten maar?
Tot het heil en de verlossing als een
Sinterklaassurprise voor onze deur
staan?
En de volgende week maar weer een
artikeltje consumeren? En dan weer...
en nóg weer en ngó mee..? En maar
consumeren als de magere koeien uit
de droom van de Farao, en even ma
ger blijven?
„Indien ge deze dingen weet, zalig
zijt ge als ge ze doet,, Want... van be
vinding en ervaring gesproken...
Renswoude,
Ds. J. C. Jonkers.