Moeder als „uitlaatklep" voor een wielertrio
Als Aad bokst
heb ik de zenuwen, maar ik
ben wel groos op hem"
Gezellig familieleven
belangrijker dan de sport
„De paardesport is zijn lust en
zijn leven en...houdt hem jong"
Alles om de sport
Onderling begrip
„Als één van de jongens moet rijden en er
!s een uitzending, dan zet ik de radio of
televisie af. Ik maak me doodzenuwachtig
en wacht liever op een telefoontje van de
jongens om te horen, hoe het is gegaan."
Mevrouw Jansen, moeder van de bekende
baanrenner Jan, de even bekende wegrenner
Harry en de renner-in-de-dop (volgens de
kenners met grote toekomst) André beken
de het eerlijk en zonder omwegen. Deze van
drie forse knapen nog zo jeugdig aandoende
moeder zat op haar gemak op de brede bank
voor het raam van de moderne woning in
het al zo oude Westzaan. Een woning in één
van de nieuwe wijken van dit pittoreske
plaatsje, waar de groene, houten huisjes zich
nog aaneen rijen langs het water. „Een
verademing na de drukte en de bedomptheid
van Amsterdam, waar we tot voor twee jaar
woonden," lachte ze opgewekt.
„Nee," we voelden er eigenlijk niets voor,
dat onze jongens de wielersport gingen
beoefenen. We vonden het maar een grie
zelig idee. Je hoort zo vaak van valpartijen
en ongelukken, dat het ons helemaal niet
lekker zat. Maar achteraf bekeken moet ik
zeggen, dat dat allemaal is meegevallen. Je
hoort zoveel praten over mistoestanden in
de wielersport en over het slechte type
jongens, dat aan die sport zou doen. Maar ik
vind dat allemaal nonsens. Dat vind je in
andere sporten net zo erg. Kijk maar eens bij
het voetballen, wat daar allemaal gebeurt."
Mevrouw Jansen is bijzonder gedecideerd
in haar opvattingen en, overigens niet ten
onrechte, erg trots op haar drie jongens. „Ze
vormen een prachtig stel, springen altijd
voor elkaar in de bres en helpen elkaar als
het nodig is. Ze gedragen zich stuk voor stuk
goed en dan heb je als moeder niets te
mopperen."
toerfiets voor hem. Tegen de wil van zijn
moeder ruilde hij die stiekem voor een
jeugd van tegenwoordig zich gedraagt. Moet
je dat zien met die lange haren, met die.vaak
belachelijke kleding en dat niets anders doen
dan rond hangen in allerlei gelegenheden
waar platen worden gedraaid. Mijn jongens
hebben een hobby en dat is erg belangrijk.
Zij zijn gek op wielrennen, hebben er alles
voor over en zetten zich er volledig voor in.
Natuurlijk, de wielersport is keihard, maar
dat kan geen kwaad. Want juist daardoor
krijgen ze een prachtige karaktervorming,
doen ze veel ervaring op en weten ze zelf
hun moeilijkheden op te lossen".
Jan, met zijn 24 jaren de oudste van het
drietal werd al op 14-jarige leeftijd lid van
Olympia. Op zekere dag werd zijn fiets
gestolen en zijn vader kocht toen een
Bedachtzaam vervolgde ze na een ogenblik
stilte: „Kijk nu eens om je heen hoe de
racekarretje en toen was natuurlijk het hek
van de dam.
Met gerechtvaardigde trots somt moeder
Jansen een aantal successen van haar kloeke
zonen op. Jan werd o.a. driemaal Neder
lands sprintkampioen en haalde in de tan
dem tijdens de Olympische spelen zilver.
Harry is een typische wegrenner, die o.a.
tweemaal de Ronde van Noord-Holland won
en verder de Ster van Zwolle en de Ronde
van Zuid-Holland. André, die bij de nieuwe
lingen rijdt, zal zijn klasse nog waar moeten
maken.
Het leven in huize Jansen draait om de
wielersport. Jan zal vermoedelijk nooit prof
worden. Hij is tandtechnicus van beroep en
een heel goed vakman, zodat zijn kostje
voor de toekomst wel gekocht is. Met Harry
liggen de zaken anders. Hij voelt er wel veel
voor om prof te worden, maar vader en
moeder Jansen hebben het er niet zo erg op.
Angst?
„Och, in zekere zin wel. Meestal valt het
allemaal wel mee, maar als je dan hoort, hoe
de jongens in een etappewedstrijd tegen de
bergen op moeten, dan vraag je je wel eens
af, welke moeder dat goed zou vinden. Ik
heb me er intussen wel bij neergelegd, want
ze willen toch niet anders".
„Ja, we zitten altijd enorm in spanning,
wanneer een van de jongensin een wedstrijd
uitkomt. Je voelt, dat de jongens naar een
wedstrijd toeleven en dan moet je proberen
spanningen op te vangen. Dat is niet altijd
even gemakkelijk. En als het resultaat dan is
tegengevallen, dan moet je toch ook als
uitlaatklep kunnen fungeren."
Moeder Jansen verklaarde daarna met
trots, dat de jongens onderling enorm veel
aan elkaar hebben. Jan vangt Harry, die nog
wel eens wat te veel hooi op zijn vork
neemt, helemaal op. Bespreekt alle wedstrij
den met zijn broers en heeft een hobby voor
nieuwe recepten, die in het belang van zijn
conditie kunnen zijn.
„Hij kan er uren over bezig zijn", lachte
mevrouw Jansen. „Het gevolg is, dat ik dan
plotseling elke dag een bepaalde maaltijd
lllllllllllil
moet klaarmaken. Totdat Jan weer ergens
gelezen heeft dat iets anders beter is. Dan
gaan we daar weer op over.
Zo ben je als moeder natuurlijk altijd
bezig. Zorgen dat de spullen gewassen en
gestreken zijn, dat er niets vergeten wordt
bij het inpakken van de koffers en noem
maar op". Ze lacht erbij, want ze doet het
met liefde en plezier. Voor haar jongens is
haar niets te veel. En de knapen waarderen
het. Moeder is een onmisbare schakel in het
beeld van huize Jansen in Westzaan...
Ze keek ons van bovenuit het raam aan, alsof ze verwachtte, dat we een
stofzuiger wilden verkopen of een verzekering wilden afsluiten. Riet Jansen,
de echtgenote van Leen Jansens jongere broer Aad, nam niet het risico de
hoge trappen van haar woning in de Rotterdamse Sophiastraat voor niets af
te dalen. Bovendien, ze was druk bezig met het verzorgen van haar amper
tien maanden oude zoon Leen, genoemd naar oom Leen, die door haar broer
Aad enorm wordt bewonderd. Ze keek wat bedenkelijk, toen we verklaarden
een praatje met haar te willen maken omdat we wel eens wilden weten, hoe
zij het leven van en met een beroepsbokser vindt.
„Och," verklaarde ze, nadat er verse koffie was gezet, „ik vind boksen een
mooie sport. Ik ben er middenin opgegroeid, want mijn vader, Piet Bot, was
zelf een enthousiast bokser. Juist daardoor hebben we elkaar ook leren
kennen."
Er volgde een moment van stilte, alsof ze aarzelde datgene uit te spreken,
wat in haar gedachten kwam. „Laat ik maar eerlijk zijn", verzuchtte ze
daarna, „sinds Aad prof-bokser is - dat is nu sinds vier jaar heb ik er echt
een beetje angst voor gekregen. Ik heb wat dat betreft gelukkig nog niet veel
meegemaakt. Aad is werkelijk een technisch heel goed bokser en heeft nog
maar weinig blessures of blauwe ogen opgelopen. Toen hij enkele weken
geleden, voor het eerst in zijn carrière als bokser, tegen de Engelsman Billy
Seasman knock out ging was de wereld te klein. Achteraf viel het allemaal
nogal mee. Aad was er natuurlijk stom verbaasd over en zei, dat hij dacht dat
het licht uitging. Maar van de kaart was hij niet, bepaald niet. Ik dacht, dat
hij er wel mee zou ophouden, maar niets ervan."
Weer een ogenblik stilte, een ogenblik van nadenken. „Ik heb de eerste
profwedstrijd van Aad gezien. Ik kreeg er de zenuwen van en zat me, plat
gezegd, op te vreten. Ik zie Aad graag boksen en ik ben echt groos op hem,
maar de beroepssport is toch veel harder dan de amateurbokserij."
En niet alleen daardoor is het leven van de vrouw van een beroepsbokser
niet gemakkelijk. Zo vaak moet je spanningen proberen op te vangen, zitje
alleen omdat er hard, heel hard moet worden getraind en dient ervoor te
worden gezorgd, dat de spulletjes van manlief perfect in orde zijn.
„Nee, ik klaag er echt niet over. Aad is een schat voor mij en onze Leen en
alleen als er een wedstrijd op komst is is hij wat zenuwachtiger en moeilijker.
Maar wat wil je?
Ik moet het ook echt niet in mijn hart halen de kleine ook maar even
alleen te laten. Hij is als de dood, dat er iets zou kunnen gebeuren. Dat de
jongen naar mijn zwager is genoemd is zeker geen toeval. Aad heeft enorme
bewondering voor zijn broer en als hij bokst hoort hij alleen maar de
aanwijzingen, die Leen geeft. Hij heeft alles over voor zijn sport en dan moet
ik me er toch wel bij neerleggen. Ik heb me er trouwens helemaal op
ingesteld. Als Aad bepaalde kost wil eten omdat die zo goed is voor zijn
conditie, dan maak ik die klaar. En als hij liever helemaal alleen is omdat hij
zich op een wedstrijd wil voorbereiden, wel, dan ga ik maar een poosje de
deur uit. Tenslotte wonen mijn moeder en schoonmoeder en Leen en zijn
vrouw hier vlakbij. Daar kan ik dan rustig mee praten, hoewel.... ook dan
gaat het natuurlijk wel vaak over boksen..."
We ontmoetten het jonge echtpaar in Noordwijk: Lidy Jansen Venneboer
en haar, hoewel in jaren wat ouder, jeugdig aandoende echtgenoot Hartmut
Bielefeld. Ze hadden de reis vanuit Bocholt, waar Bielefeld mede-directielid
is van een textielfabriek, naar Noordwijk ondernomen om er mee te doen
aan een gezellig internationaal toernooi.
Lidy Bielefeld-J.ansen Venneboer, die verschillende keren ons land
vertegenwoordigde op Wimbledon en de halve wereld afreisde om aan
toernooien deel te nemen, doet het kalm aan.
Oorzaak? „Ik heb er niet zo erg veel zin meer in. Dat heen en weer reizen
naar toernooien en het jachtige leven lokten me niet erg meer." Oorzaak
ook: de liefde voor haar echtgenoot, die gesteld is op huiselijkheid en
gezelligheid en een liefhebber is van lekker eten.
Hartmut Bielefeld, die het Nederlands heel goed verstaat maar met het
spreken ervan toch nog wel moeite heeft, lachte een gelukkige lach. „Lidy
wilde eigenlijk helemaal met tennissen ophouden. Ik ben er echter zelf een
enorme liefhebber van en daarom reizen we nu samen heel wat kleinere
toernooien af. Ik vind het leuk, dat ze speelt, maar zou het minder leuk
vinden, wanneer ze altijd van huis was, zoals vroeger. Een huisvrouw moet
toch allereerst aan haar gezin denken. Je kunt dus zeggen dat ik Lidy van het
tennissen heb afgehouden, maar ja kunt ook zeggen, dat ik er haai weer toe
heb gebracht."
In januari zijn ze getrouwd. Vorig jaar leerden ze elkaar kennen tijdens de
internationale kampioenschappen van Duitsland in Bremen en al heel snel
wisten ze,' dat ze voor elkaar bestemd waren. „Waarom dan nog langer
wachten? lachte Hartmut. „Mijn moeder zei trouwens dat ik geen hap eten
meer zou krijgen als ik niet met Lidy zou trouwen. En mijn moeder kookt
verbazend goed..."
Wat dat betreft heeft Hartmut overigens geen problemen. Zijn jeugdige, de
laatste tijd sterk afgeslankte, echtgenote, kan ook bijzonder met de pollepel
overweg. „Ze is een bijzonder goede huisvrouw," verklaarde Hartmut trots.
„En ze heeft het bijzonder druk, want we hebben een groot huis en heel
vaak gasten, die ik wegens mijn werkzaamheden wel moet uitnodigen."
Lidy en haar echtgenoot zijn veel op reis. Ze bezoeken de gezellige
kleinere tennistoernooien, waarbij hij wel heel vaak werkzaamheden en sport
moet combineren. „Nee, die grote toernooien voelen we niet voor. Je ligt er
meestal snel uit en dan verveel je je voor de rest van de tijd." Of Lidy ooit
nog weer op Wimbledon zal spelen? Nee, de kans daarop lijkt niet zo groot.
Wimbledon vraagt een enorme voorbereiding en training en dat betekent veel
van huis zijn. En tenslotte: „Je moet je vrouw thuis hebben. Er gaat niets
boven een goed en gezellig familieleven..."
Op de foto de gelukkige Lidy en haar even gelukkige Hartmut op de
huwelijksdag.
Hij is 75 jaar oud, de vroegere adjudant van de marechaussee P. W. Janssen
uit Apeldoorn. En dan toch nog een praatje met zijn echtgenote, die van
vrijwel dezelfde leeftijd is. Een*man van 75 jaar nog topsporter? Het klinkt
gek, maar we mogen het zonder meer stellen. Want de adjudant Janssen, die
vele, zeer vele jaren als rij-instructeur optrad, is het vak nog niet verleerd en
is nog steeds actief in de paardesport. Bijna iedere dag zit hij nog in het zadel'
en zo'n man mogen we toch zonder overdrijving een topsporter noemen.
Ons gesprek was natuurlijk net als met alle Jans(s)ens op deze pagina, met
zijn echtgenote. Nog even fit en actief als haar man en bij onze komst in de
woning aan de Zwolseweg in Apeldoorn druk bezig met het huishouden.
„Je moet de boel toch bijhouden", verklaarde mevrouw Janssen, terwijl ze
een boeket bloemen uit de tuin rangschikte. „Nee, mijn man is niet thuis.
Hij is naar de kazerne, want hij had een uitnodiging gekregen om aanwezig te
zijn bij de uitreiking van een medaille."
Het afwezig zijn van „pa", zoals mevrouw Janssén haar man noemt, was
intussen geen uitzondering. Net als alle vrouwen van topsporters heeft
mevrouw Janssen het nog druk genoeg met haar man. „Meermalen gaat hij
'smorgens om zes uur al de deur uit en dan moet je met het eten maar
afwachten hoe laat hij weer boven water komt."
Maar onmiddellijk voegde mevrouw Janssen eraan toe, dat ze dat helemaal
niet erg vindt. „Ik gun 't hem van harte. De paardesport is zijn lust en zijn
leven. Hij doet het zo graag, dat ik hem dat niet mag weigeren. En
bovendien, het houdt hem jong. Natuurlijk zit ik wel veel alleen, maar
daaraan ben ik zo langzamerhand wel gewend geraakt.
Nog altijd is hij instructeur van de Apeldoornse ruiterclub en overal
vandaan komen nog mensen naar hem toe om adviezen te vragen wanneer ze
problemen of moeilijkheden met hun paard(en) hebben."
Vol trots verklaarde mevrouw Janssen, dat haar man al dat werk geheel
belangeloos doet. „Weet u", zei ze, „het meeste plezier geeft het hem
wanneer er successen worden geboekt. Hij vindt het heerlijk om te kunnen
helpen en zijn grootste beloning is succes."
Vol trots toonde ze ons daarna een prijzenkast aan de muur van de gang.
Een kast gevuld met bekers en medailles, die wordt geflankeerd door de
hoefijzers van de heer Janssens laatste paard „Brave Thea".
„Brave Thea" heeft, zo staat op de hoefijzers vermeld, tussen 1929 en
1936. het jaar waarin het dier wegens ouderdom moest worden afgemaakt,
op concoursen liefst 21 eerste prijzen behaald.
Adjudant Janssen heeft zijn hele leven in de paardesport gezeten. Bij de
marechaussee was vroeger het paard bijzonder belangrijk. En de paarden
zullen hem bezig houden en blijven boeien zo lang hij daartoe in staat is.
Nee, mevrouw Janssen gaat niet veel meer met haar man mee. Het
huishouden gaat door en de afstanden vindt ze te groot. Vroeger kwam er
trouwens ook niet zoveel van, want toen eiste de zorg voor haar beide
kinderen haar geheel-op.
Maar in huize Janssen staat het paard nog altijd in het middenpunt van de
belangstelling.