Een halve eeuw K.L.M. Van warmwaterstoof tot het comfort van de jet Grote toeneming van immigranten naar Israël Ê&ÊÊÊBÊKÊÊÊKÊtBm MmjmWÈ mmmm Als h koetsier Naar Indië! Blikken Amerikanen Lange afstand Eeuw van de jet 'AA IkilsyiMS MÊIÊÊÊË [K»-rvjj IKiJW Huiselijk interieur van een der eerste KLM-toestellen. de Fokker F-VII. KLM'8 eerste gastvrouw. Eén van de 444 nü. Zo reist de KLM-passagier nü met tientallen, soms honderden tegelijk. Een halve eeuw luchtverkeer is de ge schiedenis van een verbazingwekkende, re volutionaire ontwikkeling. De passagier van vandaag vliegt van Amsterdam naar Londen in minder dan een uur tijd, met «11e gerief, dat een modern straalvliegtuig als de Douglas DC-9 kan bieden. De pas sagiers van een halva eeuw terug zaten in de De Havilland DH-9 op geheel open zit plaatsen, blootgesteld aan weer en wind en ingepakt als poolreizigers. Tussen die twee r De Fokker F-VH, waarmee de KLM voor het eerst met veel succes naar Indië vloog (acht passagiers, 130 km per uur). uitersten ligt het bestaan van de nu 50- jarige Koninklijke Luchtvaart Maatschap pij- De KLM werd opgericht in oktober 1919, maar in verband met de winter duurde het tot mei 1920 voor zij begon met vliegen. Zij had toen nog geen eigen vliegtuigen, maar huurde toestellen en vliegers van een Engelse maatschappij. Daarmee opende zij haar eerste luchtdienst: Amsterdam-Lon- den. Nog hetzelfde jaar kocht de KLM zelf enkele toestellen van het type De Havil land DH-9, die in de eerste wereldoorlog als bommenwerper dienst hadden gedaan, maar, verbouwd tot verkeerstoestel, plaats boden aan een vlieger en twee passagiers. Van die passagiers werd een zekere moed en een grote dosis vertrouwen gevraagd. Want, hoe wel er voor de vlucht langs de kust tot Calais, dan oversteken naar Dover en ver der langs de spoorlijn Dover-Londen vol gens dienstregeling vier uur was uitgetrok ken, duurde het meestal wel wat langer. Als het weer onderweg te slecht werd, keer de de vlieger om en bereikte men zijn be stemming helemaal niet. Tot de eerste KLM-service in die jaren behoorde het verstrekken van een leren vliegjas, hoofdkap en bril, dikke hand schoenen en een sjaal. Als het erg koud was, kwam daar nog een warmwaterstoof Dit was het wagenpark van de KLM-autodienst in 1922 toentertijd ultra-modern. bij. Verder moesten de passagiers op het drassige Schiphol dikwijls naar en uit het vliegtuig worden gedragen... Nè de DH-9 kwam een „echt" verkeers vliegtuig van Fokker, de F-II. In dit vlieg tuig zaten de vier passagiers in een ge sloten cabine met rieten fauteuils en raam pjes, die opengeschoven konden worden voor de nodige ventilatie. In het begin hingen er ook bloemvaasjes in de cabine, maar die trilden zo dikwijls uit hun hou ders, dat men ze maar wegliet. De vlieger zat in de F-II geheel voorin op een open zitplaats, als een koetsier op de bok, overgeleverd aan de elementen. Contact tussen de vlieger en zijn passa giers was alleen mogelijk met briefjes, die via een luik doorgegeven werden. Er was bij Fokker inmiddels een nieu we, iets grotere machine ontwikkeld, waar de KLM meer in zag. Dat was de F-III, die vijf passagiers kon meenemen. Bovendien was er een apart vrachtruim, zodat er geen postzakken en goederen meer in de passa gierscabine gestapeld hoefden te worden. De vlieger zat bij dit vliegtuig nog altijd in de open lucht. Ditmaal niet achter, maar naast de motor. Dit had het grote voordeel, dat hij onderweg zo nodig zelf aan zijn mo tor kon sleutelen. Nadeel was wel dat een vlieger na de vlucht aan één kant gebra den en aan de andere kant bevroren was. Maar over het algemeen voldeden de Fok kers bijzonder goed. Het nieuwe wagenpark anno 1969 onderhoudt diensten door het hele land. Vloog de KLM aanvankelijk alleen op Europese bestemmingen, zij keek toch ook verder. Van het begin af had zij een lucht» verbinding tussen Nederland en het toen malige Nederlands-Indië op het oog. Fok ker ontwikkelde daarvoor in 1924 een gro ter vliegtuig dan de F-III. Dat was de F-VII, waarmee in datzelfde jaar nog Van der Hoop en de zijnen de eerste vlucht naar het toenmalige Batavia maakten. De F-VII. die acht passagiers kon vervoeren, had als nieuwigheid een toilet aan boord! Bo vendien was dit KLM-vliegtuig als eerste uitgerust met een installatie voor radiote lefonie. Hiermee had men al eerder proe ven genomen in een F-II aanvankelijk tegen de zin van Plesman („wat moet ik met die rommel in mijn vliegtuigen?"). Zo ver richtte de KLM ook op dit gebied pioniers werk. In 1931 kwam de F-XII, die met zijn drie Waspmotoren van 425 pk een snelheid van maar liefst 195 km/u haalde. De F-XII was het eerste vliegtuig, dat was voorzien van een pantry of boordkeuken. Er was aan boord plaats voor zestien passagiers; op de Indiëlijn echter nam de F-XII er slechts vier mee, die dan de beschikking hadden over gerieflijke ligstoelen. Op de F-XII volgde de snellere F-XVIII, 'een vliegtuigtype dat beroemd werd in de KLM-historie. Van dit type waren namelijk de Pelikaan, waarmee Smirnoff en zijn be manning in december 1933 de beroemde record-kerstvlucht maakten en de Snip, waarmee Hondong c.s. een jaar later de eerste vlucht van Nederland naar West-In- dië (Curacao) uitvoerden. Intussen had in de Verenigde Staten een totaal nieuwe ontwikkeling plaats gehad. Boeing en Douglas hadden geheel metalen tweemotorige vliegtuigen uitgebracht, die de Amerikaanse luchtvaart meteen een flinke voorsprong bezorgden. Toen Plesman, die zich persoonlijk in de Verenigde Staten van een en ander op de hoogte was gaan stellen, in Nederland terugkeerde, liet hij Fokker weten, dat ook de KLM op korte termijn metalen vliegtuigen wenste. Toen Fokker daaraan niet zo snel kon voldoen, bestelde de KLM ze rechtstreeks in Ameri ka. De eerste „blikken Amerikaan", zoals men deze vliegtuigen in Europa noemde, was de beroemde „Uiver", een Douglas DC-2, waarmee de KLM in oktober 1934 deel nam aan de luchtrace van Londen naar Melbourne en de eerste prijs won in de handicapsectie. De naam van de DC-2 was gevestigd. De KLM bestelde er daarna nog zeventien, die vanaf 1935 in dienst kwa men. De DC-2 had twee Wright Cyclone mo toren van 875 pk en een snelheid van 270 km/u. Hij had een gerieflijke geluiddem pende cabine voor veertien passagiers, die konden zitten in de gemakkelijke fauteuils met leeslamp, klaptafeltjes en asbakjes. In 1938 kwam er nog een andere Ameri kaan bij de KLM, De Lockheed-14 Super Electra. Deze Lockheed, met zijn karakte ristieke dubbele kielvlakken, was kleiner dan de Douglasmachine; hij vervoerde tien passagiers. Tegen het eind van de jaren dertig be gonnen de plannen voor lange afstands- luchtdiensten, met name over de Atlan tische Oceaan, vaste vorm aan te nemen, maar als gevolg van de Tweede Wereldoor log kon daar voorlopig niets van komen. IA de vijf oorlogsjaren werden er enkele goe de typen lange-afstandstransportvliegtui- gen ontwikkeld en na de oorlog kon men daarmee verder gaan werken. Behalve een vloot van Dakota's de militaire uitvoering van de reeds genoemde Douglas DC-3 schafte de KLM in 1945 ook haar eerste vloot lange-afstandsvliegtuigen aan. Deze waren van het tijdens de oorlog ontwikkelde type Douglas Sky master (DC- 4), een viermotorige laagdekker met Pratt and Whitney motoren van 1.350 pk, die 28- 44 passagiers kon vervoeren met een snel heid van 320 km/u. De Skymaster werd direct gevolgd door een aantal vlak na de oorlog speciaal voor de burgerluchtvaart gebouwde toestellen van hetzelfde type, aangeduid als DC-4-1009. Hiermee opende KLM in mei 1946 als eerste Europese lucht vaartmaatschappij na de oorlog een dienst op New York. Een ^ndere KLM-primeur voor Europa was de indienststelling in 1946 van de Lockheed Constellation, een vlieg tuig met een bijzonder fraaie romplijn en drie kielvlakken. Uit de vele typen ontstonden in de vol gende jaren grotere versies. Uit de Con- stallation ontstond bv. in 1953 de Super Con- stallation. Deze „Superconnie" werd door de KLM als eerste in Europa geïntrodu ceerd en vervoerde 60-80 passagiers met 540 km/u. Als laatste zuigermotorvliegtuig volgde in 1957 de Douglas DC-7C, opnieuw een gro tere versie van het bekende DC-6 type, maar ditmaal voor het eerst met een lan gere vleugel, waar nu een recht middenstuk tussen gezet was. Ook de DC-7C had turbo- compound motoren, die in dit geval vier- bladige schroeven aandreven. Hij vervoer de 55-85 passagiers met een snelheid van 580 km/u en zijn bijzonder grote vliegbe- reik maakt hem met name uiterst geschikt voor de route naar Japan via het Noord poolgebied. Een viertal van deze vliegtui gen werd later verbouwd tot DC-7C vracht vliegtuigen. In 1957 diende zich bij de KLM de eer ste vertegenwoordiger aan van een geheel nieuwe generatie vliegtuigen: machines die werden aangedreven door turbinemotoren. Het was de Engelse Vickers Viscount, uit gerust met vier Rolls-Royce Dart schroeftur- bines van 1.765 pk, die vooral opvielen door de bijzondere slanke motorgondels en het schrille hoge motorgeluid. De Viscount nam ca. 60 passagiers mee en zijn snelheid was 510 km/u. Hij werd twee jaar later ge volgd door de Lockheed Electra II, een type waarmee de KLM opnieuw de pri meur voor Europa had. In 1955 was de KLM de eerste Europese luchtvaartmaatschappij, die in de Verenig de Staten een order plaatste voor grote vier motorige straalvliegtuigen; zij bestelde toen acht Douglas DC-8's. De eerste DC-8 arri veerde op Schiphol in het voorjaar van 1960, nu alweer negen jaar geleden. Met zijn vier krachtige straalmotoren, elk goed voor 7.900 kg stuwkracht en zijn ruimte voor 133 tot 147 passagiers was de DC-8 destijds een reus onder de KLM-vliegtui- gen, maar sinds twee jaar wordt hij alweer overtroffen door de elf meter langere DC-8 63 ofwel Super DC-8, die 225 passagiers meeneemt. Vliegend op 10 kilometer hoog te en met een snelheid van 900 kilometer per uur, bereikt hij acht uur na het ver trek van Schiphol het Noord-Amerikaanse continent en binnen het etmaal het verre Indonesië. De 50-jarige KLM heeft nu een harmo nisch samengestelde en sterk gestandaar diseerde vloot, geschikt voor zowel de kort ste als de langste routes. De huidige Douglas-jets zijn de laatste in een rij van in totaal 417 vliegtuigen, die inj een halve eeuw tijd met de kleuren van de KLM hebben gevlogen, vliegtuigen van niet minder dan 46 verschillende typen. De Douglas DC-9, vanaf 1968 tot nu in gebruik b|j de KLM (100 passagiers, 900 km per uur). Met een DC-8 vervoert de KLM momenteel 227 passagiers. Zo zag het eerste gebouw van de „luchthaven" Schiphol er uit: een houten barakje en wat betonnen blokken voor de startbaan. Schiphol nü een hypermoderne internationale luchthaven is de thuishaven van de moderne KLM-vloot. Reeds tijdens de Zesdaagse oorlog tussen Israël en de Arabische landen (1967) ge waagden de Joodse leiders in vrijwel alle landen van de vrije wereld ervan, dat er een nieuwe geest onder de Joden was ge komen. Het gehele Joodse volk schaarde zich achter Israël, dat door een overvloed aan Arabisch potentieel met vernietiging werd bedreigd. Die nieuwe geest is nog niet verdwenen. Het is te merken aan de toeneming van de immigratie in Israël. Terwijl over de gehele wereld de kran tekoppen bijna dagelijks melding maken van de oorlogshandelingen in het Midden Oosten neemt de trek van Joden naar Is raël weer toe. Het zijn voor een groot deel Joden die uit idealisme het Joodse land gaan bewonen. Een dergelijke immigratie, zowel in kwantiteit als in kwaliteit, beeft Israël in vele jaren niet meegemaakt. Ne derland blijft daarbij niet achter. Nadat vele jaren de emigratie van Joden uit Nederland naar Israël ongeveer honderd zielen bedroeg gezien de leeftijdspirami de en het aantal Joden in ons land een re delijk groot percentage was deze emi gratie verleden jaar tot bijna 180 zielen toe genomen en laat het zich aanzien dat het dit jaar om de tweehonderd zal schomme len. Het zijn niet, zoals voorheen, hoofdzake lijk Joodse jongeren die naar Israël trek ken, maar ook relatief veel gezinnen, in het bijzonder veel van buiten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam de drie Joodse cen tra in ons land. De laatste jaren was de immigratie in Israël tot een zeer laag aantal gezakt Zo wel in 1966 als in 1967 kwamen niet meer dan 18.000 immigranten het land binnen. Hun aantal was geringer dan dat van de emigranten. Voordien kwamen de immi granten veelal uit landen waaruit de Joden moesten vluchten. De toeneming van de Jo den in Israël van het begin van het zionis me tot 1948, was omstreeks een half mil joen zielen. Het waren hoofdzakelijk Joden die door het zionisme waren gegrepen. Het waren mannen en vrouwen van het gehalte van Ben Goerion. Levi Esjkol, Golda Meir. Na 1948 werd deze kwaliteit overvleugeld door een andere immigratie. De 1.300.000 Joden die van 1948 tot 1968 't land binnen kwamen waren voor een groot deel vluch telingen. Niet alleen Joodse vluchtelingen uit westelijke landen, maar voor een zeer groot gedeelte vluchtelingen uit de Arabi sche landen. Israël heeft sinds 1948 zeshon derdduizend Joden opgenomen die zonder hun bezittingen te kunnen meenemen uit de Arabische landen zijn gezet. Gehele Jood se gemeenschappen werden naar Israël overgebracht: overlevenden van de Duitse vervolgingen, uit Irak, Libië, Syrië, Marok ko. Tunesië, Algerije. Er waren jaren bij dat Israël zich voor grote problemen gesteld zag deze vluchte lingen van voedsel, kleding, behuizing en werk te voorzien. Het aantal idealisten in die jaren was aanmerkelijk geringer dan het aantal Joden dat in Israël aankwam als vluchthaven. Nadat vele landen waren „opgedroogd" kwam de immigratie vrijwel tot stilstand. De Israëlische autoriteiten we zen de Joden buiten het land erop, dat de „terugkeer van de ballingen" noodzakelijk was, maar de Joden in de vrije wereld. die niet genoodzaakt waren hun geboorte landen te verlaten, gaven nauwelijks ge hoor. Daar is na de Zesdaagse oorlog een keer in gekomen. De Israëlische regering hoopte door het instellen van tal van faciliteiten voor Joden uit de westelijke wereld een immigratie van twintigduizend zielen te bewerkstelligen. Het werd voor velen als 'n onbereikbaar groot aantal beschouwd, om dat de Joden uit de Verenigde Staten, uit Zuid-Afrika, uit West-Europa en uit Zuid- Amerika niet van plan zouden zijn zich in Israël met een lagere levensstandaard te vestigen. Zouden zij dat niet doen in tijden van betrekkelijke rust, dan zouden zij zeker niet naar Israël trekken nu de kanonnen aan bet Suezkanaal bijna dagelijks bulde ren. Maar zowel optimisten die een immi gratie van omstreeks twintigduizend zielen berekenden, als de pessimisten die dit te hoog gegrepen achtten, hebben ongelijk ge kregen. In 1968 kwamen 31.071 immigran ten in Israël aan. En naar verwachting zullen in 1969 ruim 35.000 Joden Israël als hun nieuwe vaderland gaan beschou wen. Bijna twaalfduizend Joden uit Europa trokken naar Israël, ongeveer 7.000 uit de Verenigde Staten, 5.000 uit Zuid-Afrika en 3.000 uit Zuid-Amerika. Voor Israël is daar bij van belang dat onder hen 3350 Joodse studenten waren en 2200 beoefenaars van de vrije beroepen als medici en ingenieurs. De nieuwe geest die tijdens de Zesdaagse oorlog het Joodse volk is gaan bezielen is niet verdwenen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 11