In Oost-Flevoland komen 1000 landbouwbedrijven met elk 40 hectare V OUDE MEESTERS VAN DE POLDERKUNST Veel fruit Niet alles kan Oecologisch onderzoek Mechanische bosbouw Ook eigendom h :/3& t&Jr* i Recreatie „Vis*veeteelt" Minder kernen Niet markant Eerste fase De Lauwerszee CA S- r zaterdag 23 augustus 1969 eranderende IJsselmeerpolders in een nieuwe atlas ITet is niet alleen de wereldatlas, die elk jaar verandert: In ons eigen land zien we het beeld van de IJssel meerpolders zich minstens even snel wijzigen en daarom geeft ook de Rijks dienst voor de IJsselmeerpolders elk jaar een nieuwe atlas uit. Dezer dagen is de derde jaargang verschenen, waar in behalve de kaarten ook een groot aantal foto's en een ruim bemeten toe lichtende tekst zijn opgenomen. In toenemende mate valt in de atlas het gegeven te onderkennen, dat het in de toekomst van de polders om veel meer zaken dan om de agrarische alleen zal gaan: namelijk niet in de laatste plaats om woon-, werk- en recreatiegebieden voor een niet specifiek-agrarische be volking. Deze ontwikkeling tekent zich al dui delijk af in Oostelijk Flevoland, waar uitgebreide recreatiegebieden in ge bruik zijn genomen en in aanleg zijn. Er is zelfs een nieuw specialisme tot ontwikkeling gekomen, dat „natuur- bouw" wordt genoemd: het inrichten van natuurgebieden voor verschillende doeleinden, nodig geworden doordat op het oude land dier en plant steeds meer In de verdrukking komen. Nieuwe aspecten doen zich ook voor op het gebied van de drinkwatervoor ziening. Op 't ogenblik wordt een stu die gewijd aan de mogelijkheden, aan de noordoostkant van de Markerwaard een spaarbekken van 20.000 ha in te richten, dat bij een peilsverschil van 2Vi m. jaarlijks 500 miljoen m3 drink water zou kunnen leveren. fn deze benarde tijden voor het Ne- derlandse fruit is het een interes sant bericht, dat de IJsselmeerpolders uitgroeien tot een van de belangrijkste fruitteeltgebieden van ons land. In de Noordoostpolder en Oostelijk Flevo land te zamen zijn nu al 2000 ha inge plant, waarbij de appelteelt de belang rijkste plaats inneemt. De appelteelt heeft de laatste decennia een snelle ontwikkeling doorgemaakt van betrek kelijk weinig bomen per ha op een sterke onderstam naar veel bomen per ha op zwak groeiende onderstam. Deze ontwikkeling maakt de teelt steeds ge voeliger voor een minder goed bodem milieu. De niet altijd even gunstige er varingen in de Noordoostpolder op gronden met kwel, de nog beperkte kennis van eisen op het gebied van bodemprofiel en ontwatering, alsmede de invloed van moderne technieken op de gevoeligheid van de teelt zijn aan leiding geweest tot een speciaal onder zoek ten dienst van de vele nog op te richten fruitbedrijven. Dit onderzoek vindt plaats zowel in de Noordoostpol der als in Oostelijk Flevoland. Er zijn al duidelijke resultaten. Vastgesteld is onder meer, dat minder goede houd baarheid van het fruit terug te voeren kan zijn op een geringere opname van palcium bij veel nattigheid. kloewel men bij een inpoldering gro- te vrijheid heeft bij de verkaveling - er bestaan immers geen beperkingen tengevolge van verouderde bedrijfs structuren en te handhaven terrein situaties - is bepaald niet èlles moge lijk. Zo kan het absolute minimum aan kosten in een bepaald geval worden bereikt bij kavellengte van 1700 m en een breedte van 700 m, maar in ver band met de ontwatering is de breedte aan een maximum van 500 m gebon den. Voor Zuidelijk Flevoland, dat vorig jaar is drooggevallen, heeft men ten slotte gekozen voor een kavelgrootte van 60 ha met een lengte van 1200 m en een breedte van 500 m. Inmiddels zijn in het westelijke deel van Oostelijk Flevoland de kavels al vergroot tot 45 ha. De bedrijven kunnen dan worden opgezet niet alleen uit hele kavels, maar ook uit gedeelten. Ook is nage gaan, welke bedrijfsafmetingen het voordeligst zijn voor de fruitteelt. Daar bij bleek, dat de voordeligste afmetin gen voor fruitteelt bij standaardkavels van 1000 m lengte niet haalbaar zijn; de bedrijven worden dan smal, wat rje meervoudige doelstelling van de landaanwinning wordt ook in de atlas heel duidelijk gedemonstreerd wanneer het gaat over landschap en recreatie. Daar is bijvoorbeeld het oecologisch reservaat. 63 ha groot, in Oostelijk Flevoland. De oecologie is het onderdeel in de biologie, dat ge richt is op het verband tussen levende wezens - in dit geval wilde planten en dieren - en hun omgeving. Het milieu van een bepaalde plant- of diersoort bestaat uit een samenstel van fac toren: klimaat, bodemkundige toestand en invloed van de mens. Om nu de in vloed van de bodemgesteldheid op be paalde planten en dieren na te gaan, werd een terrein uitgezocht om daarop verschillende vegetatietypen aan te leggen: loofbos, hooiland en weiland. Drie onderzoekingen zijn thans gaan de en de resultaten daarvan kunnen van groot belang zijn voor allerlei acti viteiten in de toekomst. Bestudeerd men juist bij fruitteelt niet kan gebrui ken. Met doodlopende insteekwegen of rondwegen kunnen wellicht toch gunstiger bedrijfsafmetingen worden verkregen. l^veneens in Oostelijk Flevoland wordt nu jaarlijks 400 tot 500 ha bos ingeplant - in het afgelopen sei zoen kwam dat neer op o.m. 600 meer jarige bomen. De aanleg vindt hoofd zakelijk machinaal plaats en ook op de kwekerij, waar het benodigde plant- materiaal wordt gekweekt, is de me chanisatie al ver doorgevoerd. Verspe nen en oprooien van plantmateriaal zijn al werkzaamheden voor de machi nes geworden en bij de onkruidbestrij- ding zijn er op dit gebied eveneens goede vorderingen. In het griendbe- drijf, waar mechanisering van de on- kruidbestrijding nog moeilijk is, zal de oogst van het rijshout binnenkort wèl gemechaniseerd zijn met een In het eigen bedrijf ontwikkelde griendoogst- machine. Bij de boombeplanting is de keuze van de houtsoorten mede afhan kelijk van de bodemgesteldheid. Popu lier, wilg, es, esdoorn, eik en beuk zullen in de toekomst de opstand vor men als hoofdhoutsoorten, als hulp houtsoort om het groeimilieu te verbe teren komt hoofdzakelijk de els in aan merking. T^|e uitgifte van agrarische bedrijven in Oostelijk Flevoland, begonnen in 1962, zal in 1975/1976 worden beëin digd. In totaal komen er ca. 1000 land bouwbedrijven met een totale opper vlakte van 39.330 ha, terwijl 2500 ha is gereserveerd voor fruitteelt. Belang stelling is er genoeg voor: gemiddeld werden tot dusver 60 bedrijven per jaar aangeboden, waarvocfr zich in totaal 1200 gegadigden aanmeldden. Bij die uitgifte werden tot 1968 alleen de rechtsvormen pacht (75%) en altijd durende erfpacht (25%) toegepast, maar daarna werd het ook mogelijk, bedrijven in eigendom te krijgen: nu is de verhouding 70% pacht en 30% erf pacht en eigendom. De helft van de be schikbare bedrijven wordt toegewezen aan gegadigden uit ruilverkavelings- gebieden, een kwart aan gedupeerden door bijvoorbeeld stadsuitbreidingen en een kwart aan belangstellenden uit de „vrije sector". Die laatsten zijn pol derwerkers, bijzondere bedrijven, po tentiële voormannen voor landbouw organisaties e.d. Ongeveer 4% van de bedrijven wordt niet aan particulieren uitgegeven, maar als bedrijf in eigen beheer door de staat geëxploiteerd. Het doel van deze bedrijven is, op eigen ervaring berustende inzichten te verkrijgen in het agrarische produktie- proces, dit ten behoeve van het beheer van de uitgegeven bedrijven. 20 40 km KLOPPENBURG EN FADOEGON 1848 w piTT^" 20 40 km 20 40 km .VAN DIGGELEN 1849 .LEEMANS 1875, A.lW'fM i 20 40 km 20 40 km KQOY 1870 LELY 1893 De oudste plannen voor het Inpolderen van het IJsseimeer zl|n wellicht alleen nog van belang voor studenten, maar Interessant zijn ze voor een veel groter publiek daarom is het wel aardig, dat we ze nu eens terug vinden In de zojuist verschenen atlas van de polders. In 1848 kwamen de zakenman Kloppenburg en de werktuigkundige Faddegon met een Idee, waarin werd voortgeborduurd op gedachten van Henriclc Stevln, zoon van de beroemde Simon, die In 1667 werden ge opperd. Op technische kwesties gingen zij echter nauwelijks In; wel Is het interessant, dat zij bovendien de Waddeneilanden met elkaar wilden ver binden. Al een jaar later, In 1840, verscheen het meer uitgewerkte plan van Ir. Van Diggelen, dat ook een deel van de Waddenzee omvatte. HIJ wilde het water van de IJssel vla stroombanen (boezems) langs de Zuiderzee kust In zee lozen, met hulp van sluizen bij Petten de oostpunt van Ter schelling. Uitvoering van dit plan werd technisch en financieel niet mogelijk geacht. Toen kwam Leemans, In 1875. Leemans dacht aan Inpoldering van het zuidelijk deel door middel van een afsluitdijk Enkhulzen-Zuldelljke Ketel- dam bij de monding van de IJssel. Het kwam tot een wetsontwerp, dat echter door een volgende minister werd Ingetrokken. Recht toe recht aan was een volgend plan van Kooy In 1870. Het kwam ZZW 1965 neer op partiële Inpolderingen en een afsluitdijk met zoetwaterbekken. Kooy kreeg vooral steun van waterschapsbesturen In Noord-Holland, Friesland en Overijssel, maar ook zijn plan ging de kast In. Het Is eigenlijk de In 1886 op particulier Initiatief opgerichte Zuiderzee- vereniging geweest, die ordening bracht In de plannen en de denkbeelden. Ir. Lely, chef technisch onderzoek van de vereniging, legde In 1893 een plan op tafel, zo duidelijk en logisch, dat het vraagstuk technisch op gelost was. De Inrichtingsplannen van de afzonderlijke polders konden nu tot stand komen In volgorde van droogvallen, waarbij het mogelijk werd, de plannen voortdurend aan te passen bij de nieuwste Inzichten. wordt bijvoorbeeld de ontwikkeling en de levenswijze van dierlijke parasieten op enkele wilgensoorten in afhankelijk heid van de bodemgesteldheid. Een ander onderzoek strekt zich uit naar de vestigingsmogelijkheid van plante- soorten die niet of nog niet in het ge bied voorkomen. De onderzoekin gen worden uitgevoerd door het Rijks instituut voor Veldbiologisch Onder zoek t.b.v. het Natuurbehoud (RIVON) te Zeist, het Instituut voor Oecologisch Onderzoek te Arnhem en de Rijksuni versiteit van Groningen. Ideaal van op zet is het 200 ha grote weidevogel reservaat. waarin de grondwaterstand met ze.ven stuwen kan worden gere geld - namelijk precies zoals de vogels het in een bepaald jaargetijde willen hebben. Daar hoeven ze zelfs in de vrije natuur niet overal om te komen.... De randmeren en de aanliggende gronden van Oostelijk Flevoland bieden nu al de mogelijkheid voor let terlijk iedere vorm van recreatie, varië rend van vogeltjes kijken in de een zaamheid tot het rondploeteren op een eivol stukje strand toe. Het Dronter- meer is ondiep en slechts geschikt voor kleine bootjes, maar het Veluwe- meer is voor een groot deel dieper dan anderhalve meter, bezeilbaar dus voor heel wat scheepstypen. Vooral in ver band met de geringe toegankelijke oeverlengte - de Veluwekant is door ondiepte vrijwel onbereikbaar - zal de capaciteit van het Veluwemeer slechts volledig benut kunnen worden door uit breiding van de aanlegmogelijkheden. Tussen Harderwijk en de Bremerberg is inmiddels een gebied voor speedboten en waterskiërs gereserveerd, waar ge registreerde bootbezitters hun kunsten kunnen vertonen. Op het overige deel van het meer zijn deze snelle boten aan beperkingen gebonden. De oppervlak te van het strand bedraagt nu 52 ha over een lengte van 9 km, dit alles al leen wat Oostelijk Flevoland betreft: tegenover Zuidelijk Flevoland komen weer nieuwe recreatiegebieden tot ont wikkeling, zoals b.v. Nulde-Horst. Bin nendijks hebben de gronden langs het Veluwemeer eveneens een grotendeels recreatieve bestemming. Hier liggen ook de voorzieningen voor verblijfs- accommodatie, waarvan de capaciteit wordt opgevoerd van 3400 tot 9500 per sonen per nacht. P^en verhaal apart in dit recreatie- patroon: het complex visvijvers van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. Het kweken van vis doet meer denken aan veeteelt dan aan visserij. Er wordt gekweekt in nauwkeu rig op de produktie afgestemde „dicht heden", er is bodembewerking, bemes ting en voedering, er zijn vijvers nodig, die naar wens gevuld en geledigd kun nen worden. Het complex in Oostelijk Flevoland meet nu 218 ha en is zodanig ontworpen, dat intensief van machines gebruik kan worden gemaakt. Mede dank zij het gereedkomen van deze kwekerij, kan de O.V.B. nu jaarlijks 1.1 miljoen pootsnoek, 350.000 stuks snoekbaarzen en £0 ton pootkarper produceren, in hoofdzaak voor de sportvisserij. Verder koopt het O.V.B. in het buitenland glas- en pootaal aan en zijn andere produkten - o.m. ruis- voorn - in ontwikkeling. Het experiment wordt evenmin geschuwd: er zijn nu proefnemingen gaande met de plan- tenetende Chinese graskarper, de al- genetende zilverkarper en de meerval. Het doel: men wil weten, of die vissoor ten bruikbaar zijn voor de Nederlandse sportvisser. F\e veranderingen in de toekomst- U plannen voor de IJsselmeerpolders - o.m. door de al genoemde verschui ving naar andere dan alleen agrarische doeleinden - brengen met zich mee, dat de tendensen naar minder én gro tere woonkernen zich zullen voortzet ten. Daarom wordt in Zuidelijk Flevo land een nog drastischer beperking van het aantal kernen doorgevoerd dan in Oostelijk Flevoland; behalve de stad tegenover Amsterdam en het Gooi is slechts één verzorgende woonkern ge projecteerd, die bovendien nog uit het centrum van het agrarisch gebied is verschoven naar de kust van het Velu wemeer. Dit laatste is gedaan om die kern tevens een functie te geven ten behoeve van recreatie en forensisme. Inmiddels vraagt het toenemende ur baan gebruik van de poldergronden ook steeds meer zorg bij het bouwrijp drooggevallen bodem zijn veelal nog maken. De bovenste lagen van de onvoldoende gerijpt en voor de uitvoe ring van een omvangrijk continu bouw programma ongeschikt. Op vrijwel alle bouwterreinen van Oostelijk Flevoland moet dan ook een zandophoging van ca. een meter worden aangebracht om het terrein bruikbaar te maken. |"|e woningen zijn afgestemd op de bijzondere omstandigheden in de nieuwe polders, maar ook daarin tre den naar de eis van de tijd veranderin gen op. In het begin werd ook nog in Oostelijk Flevoland veel gebouwd voor landarbeiders met dikwijls grote gezin nen en lage inkomens. Verhoging van de welvaart en verandering in de sa menstelling van de bevolking leidden in de jaren 1966-1967 tot de bouw van een ander type, dat de bewoners meer vrijheid bood bij de inrichting. Tenslotte werden voor de middengroep - mensen van de bedrijfsvestigingen en over heidsdiensten - nog wat ruimere wo ningen gebouwd. Hier wilden de ont werpers, door samentrekking van de woon- en eetkamer met de keuken een aantrekkelijke ruimtelijke werking krij gen. Al deze woningtypen hebben niet geleid tot een markante stedebouw- kundige vormgeving en daarom is de laatste tijd, met name in Biddinghuizen en Dronten, meer aandacht aan de di recte omgeving van de woning ge schonken. Bij de jongste projecten in deze dorpen is de traditionele woon straat verlaten, is meer zorg aan de be plantingen geschonken en zijn veel speelplaatsen aangelegd. Dinnen het kader van het structuur- plan voor 100.000 inwoners wordt in Lelystad thans gebouwd volgens een gewijzigd stedebouwkundig ontwerp: een eerste groeifase van 10.000 15.000 inwoners. Dit werk wordt geleid door de adviseurs van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, de stede bouwkundigen prof. ir. W. de Bruijn, prof. ir. S. J. van Embden en ir. J. A. Kuiper, alsmede de socioloog prof. dr. E. W. Hofstee. Ook werken niet-ambte- lijke deskundigen mee, onder meer op het gebied van verkeer, economie en landschapskunde. Het ontwerp voor de eerste groeifase berust o.m. op eisen van logische aansluiting op het bestaande wegennet, een aantrekkelijk woonklimaat, een modern verkeerssys teem, het economisch gebruik van be perkte financiële middelen en een be wust openhouden van ontwikkelings mogelijkheden. Direct al wordt ge streefd naar een zekere gaafheid, af ronding en compleetheid en naar het vermijden van een wijdlopige bebou wing, die in de gegeven situatie vrijwel kale en boomloze vlakten zou opleve ren. Dit houdt bijvoorbeeld in, dat van meet af aan de woonwijken aan weers zijden van een direct te bouwen win kelcentrum worden gesitueerd. Als vestigingsplaats vraagt Lelystad een grote verscheidenheid van woning typen, maar door het aanvankelijk nog lage tempo van de woningbouw (ruim 300 per jaar) en de voor economische bouw vereiste seriegrootten van één type is dat een moeilijke zaak. Wel wordt uitdrukkelijk tegemoetgekomen aan de overheersende vraag naar een gezinshuizen: 70% van het totale wo ningpakket wordt nu als zodanig ge-* bouwd. T^e atlas besluit met het inrichtings* U plan voor de Lauwerszee, opge steld in nauwe samenwerking tussen de betrokken instanties. Ook hier zal weer door de aanleg van 'n aantal bos- complexen een zo aantrekkelijk moge lijk landschap worden aangelegd, ter wijl de beste gronden tegen de kust een agrarische bestemming krijgen. Minder goede gronden worden natuur gebied voor recreatief gebruik, maar in de Marnewaard zal ook een groot deel daarvan in gebruik worden geno men als rij- en schietterrein voor mili tairen. Eveneens in de Marnewaard zullen enkele gedeelten worden be stemd voor allerlei proefnemingen ten behoeve van landbouw, bosbouw, re creatie en natuurbescherming.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 13