Rhenen moet in begin van 13e eeuw tot stad verheven zijn Rembrand tekende poorten van Rhenen Meer dan 600 leden bij D0V0 ...Water... VEILING SEPTER TIEL SLEUTEL IN HET GEMEENTEWAPEN IS NOG STEEDS EEN MYSTERIE door Adriaan P. de Kleuver ROODWITTEN WAREN GENOODZAAKT CONTRIBUTIE TE VERHOGEN Wetenschap Grootzeael Bolwerken Stad Sleutel Paus Propaganda Kostelijk Uitbreiding DINSDAG 7 SEPTEMBER 1969 Fn 1959 schreef ik een artikel in het Kerstnuminer van het bedrijfsorgaan ..Triangelklanken*' (K.V.S.VV.) over de Cunerakerk te Rhenen. Er is een over druk van gemaakt die nog bij de koster van de kerk en bij het V.V.Y.-kan- toor te Rhenen verkrijgbaar is (de opbrengst komt geheel ten goede aan de uitbreiding van het orgel). In dat bescheiden boekje schreef ik iets over het oude stedezegel van Rhenen. Scherp toeziende, had ik ontdekt dat de baard was samengesteld uit de letters S. en P. Wat had dat te betekenen? Op het the ma „sleutel" voortbordurende veronderstelde ik dat deze letters de beginlet ters van de woorden Sint en Pieter moesten zijn. Een paar maanden later pu bliceerde ik een artikel en kwam met de veronderstelling op de proppen of daar in Rhenen bij geval een Sint-PieteH-kerk gestaan had. Bijna gelijktijdig verscheen het sublieme boek „De stad Rhenen" door prof. Dr. W. van Iterson en ook hij veronderstelt hetzelfde. Deze hoogleraar komt dan tot een patro naatswisseling van de kerk te Rhenen. Sinds 1959 heb ik gezocht naar burch ten en sleutels in gemeentewapens en oude gerichtszegels. In 98 van de 100 gevallen hebben die sleutels met Sint-Pieter. de apostel Petrus dus, te maken. Hoe de oude roomse kerk aan Petrus de sleutel als attribuut toekende acht ik voldoende bekend. Deze werd 't Petrussymbool bij uitstek, bij hem behorende als het kruis bij Jezus. Uit het onderzoek is komen vast te staan dat het Rhenense wapen één van de best bewaarde stedewapens is. Een stedewapen in de meest letterlijke zin; het. stelt de burcht (van) Rhenen voor. Het is tot de dag van vandaag nog een raadsel gebleven hoe de sleutel er in verzeild geraakt is. Op een moment was ze er eenvoudig en daarmee bas ta. In het pocketboekje „De gemeente wapens van Nederland" staat het wa pen van Rhenen voluit en foutloos. Zó werd het na veel geharrewar in 1943 door het college genaamd de Hoge Raad van Adel vastgesteld en geheel in overeenstemming gebracht met het oudst bekende stedezegel uit 1258. Er moesten bijna zevenhonderd jaar ver strijken eer men tot het besef kwam dat al dat geknoei met het wapen van Rhenen uitzichtloos was en er een defi nitieve daad gesteld diende te worden. Wel is het een wat trieste zaak dat dit in de bezettingstijd moest plaats heb ben. .Al haast ik mij te zeggen dat op historische gronden perfect werk gele verd is. En hoe dan tóch in de Provin ciale Almanak voor Utrecht uit 1957 op de daarin afgedrukte wapenkaart het juiste wapen van Rhenen vervan gen werd door de „oude toestand" is mij een volslagen raadsel. Dat wapen lijkt maar een beetje op het nu officië le. Ik vroeg mij af of de tekenaar niet weet wat een schildhoofd is en wat „heraldisch rechts" betekent. De baard van de sleutel is notabene heraldisch links gewend en de sleutel gaat op ou derwetse wijze notabene door de drie spillen van de drietorenige burgt. Het originele zegel uit 1258 mist die spillen geheel en de sleutel „zweeft" daarin vrij in het schildhoofd. De oppervlak kige beschouwer vindt dat allemaal wel goed, maar' de heraldicus, ergert zich aan zulke misvattingen en vertekenin gen. Heraldiek is een zéér moeilijke we tenschap en tegelijkertijd een grote kunst. Men moet een wapen zien als gehouden vóór de borst van de drager. Dat schild (beschilderd met zijn wa pen) beschermde immers zijn edele de alen. Welnu, wat aan uw rechterzijde zit, dat ziet iemand tegenover u toch links nietwaar? En zo zou u dat wa pen ook zien zo u dat voor hem zag. 't. Is dóódsimpel. Staat in de wapen beschrijving dat een sleutel met de baard naar rechts gewend is, dan moet deze naar links getekend wor den. Men neemt aan dat een wapen tekenaar deze „geheimtaal" volkomen beheerst. Doet men dat niet, dan kan men beter aan het natekenen slaan. En staat er dat het schildhoofd (het bovenste gedeelte van het wapenveld) heiaden is met een sleutel, dan raakt deze niets! Het wapen van Rhenen bestaat uit twee zelfstandige elementen: 1. een drietorenige burcht, de middelste voor zien van twee weergangen en onder ling verbonden door twee muren, die eveneens gekantelt zijn (wij treden ver der niet in details) en 2. de sleutel in het schildhoofd. Bezien uit heraldisch Reproduktie van echt gipsafgietsel van het originele zegel van de stad Rhenen uit 1258. Het hangt aan het testament van Hugo van Renen en vrouwe Wendelmoed. oogpunt is de sleutel een z.g. breuk, dus een latere toevoeging. Een bijzon dere toevoeging zelfs, want de ge meenten die een burcht in het wapen voeren 70 in totaal hebben geen van dlle een toevoeging in het schild hoofd. Deze burchten en torens heb ben de meest uiteenlopende vormen, maar het hoofdtype gaat toch wel te rug tot de toren van het schaakspel. Wij zouden de burcht in het gemeente wapen het meest klassieke voorbeeld willen noemen. Meestal zijn het gesty- leerde afbeeldingen van de plaatselij ke burcht of kasteel. Of ze zijn in Nhet zegel opgenomen omdat men er mee tot uitdrukking wilde brengen dat zo'n plaats een versterkte vesting was. Dat van Rhenen is een typisch stedewa pen, zoals Utrechtse zegels uit de be ginperiode van de heraldiek meer te zien gaven (b.v. Amersfoort) en Mont- foort (ééntorenig!) in het gemeentewa pen nóg voert. In feite heeft de stad Rhenen het oude wapen nooit verlaten. Het. zegel van 1258 was een grootze gel, dat wil zeggen dat het voor alle ingezetenen bestemd was. Dit blijkt uit de aanhef van de bewuste oorkon de uit 1258 waaraan het grootzegel van Rhenen uithangend voorkomt en wel ke ik (met latere toevoegingen) aan trof in het oorkondenboek van Utrecht en Archieven Duitsche Orde. Schepe nen en burgers van Rhenen oorkondden in mei 1258 dat Hugo van Renen en diens vrouw Wendelmoed, door gemis aan wettig nakomelingschap! elkaar het vruchtgebruik opdragen dat voort zou vloeien uit de eigen goederen, gelegen op de Laarsenberg, in de Marsch en de Nude en onder Remmerden én van de tinsgoederen onder Rhenen en Reste ren die Hugo van Renen hield van de abdij van Pllten onder meer. Aan dit stuk dan hangt het ca. Vit centimeter Het gemeentewapen van Rhenen is een getrouwe voortzetting van het oudst bekende stedezegel uit 1258. in doorsnede metende zegel. In die tijd wekkend en als van grootzegel sprake waren zulke cachets werkelijk indruk- was dan gebruikte men ook inderdaad een flink formaat. Het cacheteren in was (onze zegellak kende men nog niet) vormde op zichzelf reeds een he le ceremonie. In gedachten zien wij Hugo en Wendelmoed zitten in de ge- richtskamer, bezorgd voor elkaar en vastbesloten elkaar tot steun te blij ven; hun leven lang en óók na de dood van één van beiden de overgeblevene niet onverzorgd te laten. Het zou zo geheel anders lopen met het tweetal. Nog in 1263 stelden zij de landcom mandeur van het Duitsche Huys te Utrecht, diens „broeders" (medebroe ders van deze geestelijke ridderorde) en hun biechtvader (mogelijk reeds de commandeur van Rhenen in zijn kwa- teit van parochiepastoor?) aan tot uitvoerders van het. in 1258 besproken test amen i en verbonden zich door de belofte dat na de dood van één hunner de ander niet meer zou huwen. Eigenlijk staan wij voor een trage die. Twee rijke mensen die veel van elkaar hielden voelden de druk van hun kinderloosheid wel uitermate zwaar. Met toestemming van vrouwe Wendel moed deed in 1267 Hugo van Renen, een bastaard uit het adelijke huis Van Renen, een beslissende stap. Hij trad toe als ridderbroedertot de Duitsche Orde en nam zijn intrek in de comman derij. Of dit reeds te Rhenen was of te Utrecht is niet recht duidelijk. In ieder geval schonk het echtpaar al zjjn goederen aan de Duitsche orde te Utrecht. Hugo zorgde goed voor zijn vrouw. Zo lang zij leefde behield zij het vruchtgebruik. Voorts trof ik in de uitgegeven ar chiefstukken van de Duitsche Orde Balije van Utrecht nog de afbeelding van een kleinzegel van Rhenen, uit het eind van de 15e eeuw met Cunera die De grote meester Rembrandt te kende in Rhenen de West- of Utrechtse Poort de Rhenense rechten voort uit de gene genheid en trouw die de inwoners je gens het Sticht van Utrecht aan de dag legden. Het samen sterk door eendracht werd het uitgangspunt. Zo kreeg Rhe nen muren en wallen, poorten en hoek torens en zie eens hoe een primitief en tóch knap kunstenaar in de zestiende eeuw 't stadje afbeeldde omringd door muren en voorzien van poorten en bas tions. Zie ook hoe Rembrandt de poor ten van Rhenen nog in volle glorie te kende. En dan komen de rampzalige ja ren 16721673 en vernietigden de Fran sen op hun terugtocht beide door Rem brandt vereeuwigde poorten. Tot zover dan de burcht in het oude zegel. Nu nog wat over de sleutel. Langs voor de lek onbegrijpelijke en moeizame paden van de heraldiek worden wij al een eindweegs op het in de ene hand de worgdoek en in de andere een sleutel draagt. Die sleutel heeft beslist niet de betekenis van die uit het grootzegel. Ook de commande rij te Rhenen voerde iets dergelijks in 1415, nl. Cunera met rechts de befaam de worgdoek en links een palmtak. Het schijnt dus dat de sleutel inderdaad het privilege van de stad geworden was. De palmtak als attribuut van de Jeruzalemvaarders acht ik als zodanig wel op zijn plaats. Was dan reeds in 1258 Rhenen stad? Het oude zegel voert een stenen burgt. Algemeen wordt aangenomen dat in 1346 bisschop Jan van Arkel de ves ting liet ommuren en van bolwerken voorzien. Een deel van die muur is nog intact. Velen hebben nooit eens gewan deld over het Keldermanspad; vreem delingen vinden die stadsmuur gewoon weg niet. Een duidelijke aanduiding bij het Gemeentehuis met zwarte pijl waarop in flinke witte letters „Stads muur" staat zou beslist meer belang stelling wekken voor dit unieke stukje Rhenen. In het Koningin Elisabeth- plantsoen staat dan nog het laatste Bastion. Men denkt dat Rhenen voor 1346 niet ommuurd was en geen mach tige poorten bezat. Wat dan wel? Hou ten palissaden en poorten die er uitza gen als blokhutten. Dit is niet te rij men met de afbeelding op het zegel uit 1258. Daarop staat Rhenen's burcht afgebeeld als op ieder ander zegel met een drietorenige burcht. Met dien ver stande dat bij het zegel van Rhenen de weergangen werkelijk voorkomen. Dus tóch eerder dan 1346 muren? 'k Zou het menen! Wij zijn aangewezen op de 17e eeuwse schrijver historicus Beka en wat in het vermaarde Crho- nicon Tielense (zie mijn Geschiedenis van Tiel) opgetekend staat. Beide ge gevens zijn tegenstrijdig. Het oudst bekende zegel van Rhenen vertoont een stenen burcht met van kantelen voorzien muurwerk. Het om schrift uit 1258 luidt: Sigillum Burgen- sium de Rcne. Dit alles is toch niet mis te verstaan. Uiteraard zal Jan van Ar kel (op eigen kosten!) het belangrijke vestingstadje Rhenen tot een .onneem bare vesting gemaakt hebben. Deze kerkvorst vechtjas bij uitstek! had er alle belang bij dat. dit machti ge punt even goed zou zijn als het Gel derse Wageningen. Bekijk de restanten van de oostelijke stadsmuur maar eens. Naar militair begrip van die da gen was Rhenen een onneembare ves ting. Voortgeschreden vooruitgang van de militaire middelen maakte het tel kens nodig de versterkingen te perfec tioneren. De burcht in het oude zegel kan niet anders geweest zijn dan het zinnebeeld \Tan een sterke stad met reeds schepenrecht. Rhenen moet aan het begin van de dertiende eeuw tot stad verheven zijn. Door wie? Het is niet bekend. Veelal werden de stedelijke privilegiën gege ven door de landsvorst die daartoe con tact zocht met de keizer. Uiteraard zou het interessant zijn de officiële beves tiging van dit stadsrecht in handen te hebben, maar het zou ook best geweest kunnen zijn dat de bisschop van Utrecht zelf als burchtheer van Rhenen opge treden is en hij in dié kwaliteit de sche penen aangesteld heeft. In deze richting dacht men nimmer. Dan zou de bis schop zichzelf dal stadsrecht verleend moeten hebben. Mijns inziens vloeiden goede spoor gebracht. Ik stelde al vast dat die sleutel iets met Sint-Pieter te maken zal hebben. Ook op dat punt kan men de letters S en P. die teza men de „baard" vormen niet misver staan. Van de 19 sleutels die onze ge meentewapens tellen, zijn de meeste een herinnering aan de patroonheilige van de stad of van de voormalige heer lijkheid, dan wel een herinnering aan het Kapittel van Sint-Pieter te Utrecht, dat in zulke plaatsen grondbezit had. Meestal is het Sint-Pieter of Sint-Ser- vaas (Nuth in Limburg), de bisschop Servatius uit Tongeren dus die de ze- ten naar 'Maastricht verplaatste en naar men aanneemt daar in 384 overleed. Ok rond deze heilige ontstonden veel le genden en één er van was dat hij een bloedverwant van Jezus was. Ook zó iemand kwam in een geur van heiligheid terecht. Beroemd is de ver maarde „sleutel van Sint-Servaas", die in de Sint-Servaas te Maastricht be waard wordt, uit een legering van goud en zilver gemaakt in de romaanse tijd (13e eeuw) waarvan de legende wil dat Servatius deze uit Rome mee gebracht heeft en ze zelfs iets met Pe trus te maken had. Het is niets anders dan de prachtige, gesmede sleutel van die Romaanse kerk. Ze wordt om de kunstwaarde hoog aangeslagen. Meer is ze niet. En daarover wil ik het wat het oudste zegel van Rhenen betreft óók hebben. Dat zegel rangschik ik zonder omwegen onder de Romaanse kunstuitingen. In sommige gevallen is de verwant schap van de sleutel als wapenfiguur met Sint-Pieter klaar als een klontje. Abcoude voerde in de 18e eeuw een ze gel met twee gekruiste sleutels en het randschrift „Abcoude/Sint-Pieters/Ge- rechte". Er verdween ook wel eens een Sint-Pieterssleutel uit een wapen of zegel, als bij de samensmelting van de gemeenten Breukelen en Sint-Pie- ters (1949), waarbij het zegel/wapen der gemeente Proostdij (van Sint-Pieters) achterwege gelaten werd omdat dit al in 1941 aan het oude zegel van Ab coude werd toegevoegd. Hier ging het dus om een zegel van een oude heer lijkheid, genaamd „Proostdij" van het kapittel van Sint Pieter te Utrecht. Sleutel en heerlijkheid vormen in dit geval een duo. En ook voor Rhenen acht ik zulk een duo-verschijnsel latent aanwezig. Het kan eenvoudig niet an ders of Sint-Pieter moet de patroon van stad en parochie van Rhenen geweest zijn. Hoe zou anders de sleutel van Sint-Pieter in het schildhoofd van het stedezegel gekomen zijn. Een zeer vreemd geval is dat van het. clande stiene gemeentewapen van Nigtevecht. De gemeente bezit niet eens een wapen en „behelpt" zich met een waarmerk dat óók al de gekruisde sleutels van het Kapittel van Sint-Pieter te Utrecht heeft. Bijzonder fraai is dat zegel van Sint-Pieter geschilderd op de koepel in de Hervormde Kerk te Renswoude. Velen zullen wel eens kennis gemaakt hebben met het stedewapen, nu tevens gemeentewapen van Leiden. In feite zijn de steden verdwenen uit de sa menleving. Ons land kent alléén maar gemeenten. De vraag die mij dikwijls gesteld wordt „wanneer Veenendaal dan wel de status van stad zal hebben" vind ik ongepast, misselijk en chauvi nistisch en absoluut niet op haar plaats. Veenendaal blijft een gemeen te ontstaan uit een Veenraadschap (met een hopeloos en wildvreemd wapen) en Rhenen is een gemeente, ontstaan uit de Stad en Vrijheid van Rhenen. Maar een geméénte! Er is een Leids zegel bekend met „de poorte van Leyden" (1338), terwijl de stad als kleinzegel voerde sleutel van de patroon Sint-Pieter. Later wer den het twee gekruiste sleutels. De op merkzame lezer zal het duidelijk zijn dat het hier gaat om een identiek kerk- zegel van de Sint-Pieterskerk. En hier mede komen wij al dichter bij het Rhe nense mysterie: de sleutel in het ge meentewapen. Paus Clemens IV had in 1266 in het Duitsche Huys te Utrecht, en alle daar toe behorende personen en goederen, on der de persoonlijke hoede van Sint-Pie ter en hemzelf gesteld. Geen wonder dat bij ht Duitsche Huys de sleutel van Sint-Pieter als wapen- en zegelattri buut in gebruik kwam. De collatie van de kerken te Leiden en Rhenen kwam in 1268 eveneens aan de Duitsche Orde Balye van Utrecht. Behoeft het dan verwondering te wekken dat de belang rijke Hollandse- stad Leiden de sleutel als zegelfiguur bezigde. Formeel wordt de kerk te Leiden eerst in 1325 als Sint Pieterskerk aangeduid. Er is mogelijk nóg een oudere stichting van een Sint- Pieterskerk te Rhenen geweest dan 1266 of 1268, omdat er toen vanzelf in het stadje reeds een kerk was. Ook het nabijgelegen Amerongen had een oorspronkelijke Sint-Pieterskerk. Langs de rivieren werd Petrus als kerkpa- troon of schutspatroon van gilden ngg- al eens gekozen vanwege de befaam de wandeling op het warer, zijn wan kelen en zijn behoud. Men redeneerde zo dat wat zó met het water verbon den is geweest is in geval van nood bescherming kon bieden. In die oude tijden veranderde men niet zo gemak kelijk het patronaat. Petrus (en zijn onafscheidelijke broe der Paulus) bleven in Rhenen grote verering genieten. Het legendarische verhaal over bisschop Meinwerk van Paderborn op de Laarseberg voert de relikwieën van Petrus en Paulus uit de kerk te Rhenen ten tonele. Dat was in 1016. Sint Pieter zal dus inderdaad al héél vroeg in Rhenen hoog vereerd zijn geweest. Ook de befaamde Cunera- aflaatbrief uit 1451 noemt Petrus (en Paulus) als bijzondere beschermer van de Rhenense kerk. Al moest de eerbiedwaardige apostel het in Rhenen afleggen tegen een lieftallige maagd. Maar dat was niets meer dan een cen tenkwestie. De paus was zelfs bezig Cu nera en nog een heleboel andere legen de-heiligen te wippen. De katholieken hielden hun hart vast. Dan houden wij het maar op de sleutel van Sint Pie ter. VEENENDAAL „Het aantal leden heeft de 600 overschreden". Dat werd gisteravond in hotel „De Korenbeurs" tijdens de jaarlijkse ledenvergadering niet zonder trots meegedeeld door het bestuur van voetbalvereniging DOVO. De vereniging had een financieel „niet ongunstig" jaar achter de rug, doch de toekomst zag er volgens voorzitter G. A. Borg minder rooskleurig uit wat die financiën betreft. Het stond wel niet op de agenda vermeld, maar het bestuur was toch genood zaakt een voorstel te doen tot contributieverhoging, dat na lange discussies werd aangenomen. Senior-leden gaan per maand 50 cent meer betalen bij DOVO, terwijl de jeugd 25 cent meer op tafel moet leggen voor het lidmaat schap. Op de goedbezochte vergadering hebben twee punten verreweg de meeste tjjd in beslag genomen. Dat waren de notulen van de vorige vergadering, die de heer P. van Ojik in een bewonderenswaardige marathon-race moest voorlezen, en de behandeling van de begroting voor het komende verenigingsjaar. Doorgaans is die begroting bij vele andere verenigingen een hamerstuk, maar bij tweedeklasser DOVO ligt dat geheel anders. De aanwezige leden kregen allen een exemplaar van de zorgvuldig opge stelde begroting overhandigd en werden ruimschoots in de gelegenheid gesteld om die te bestuderen. Dat deden zij zeer consciëntieus, het geen moeiteloos kan worden afgeleid uit de eindeloze serie vragen die zij hieromtrent afvuurden op de financiële kopstukken van DOVO. Uit deze discussies bleek overigens dat er voor „financiële vrijmoedigfle- den" van kasbeheerders volstrekt geen plaats is, want over alles werd met grote nauwgezetheid geïnformeerd. Toen alle zaken zorgvuldig waren uit gelegd door de betreffende bestuursle den, werd de begroting goedgekeurd en daarmee was automatisch de contributie verhoging er door. Nadat voorzitter Borg erevoorzitter Hiensch en erelid Van de Berg had wel kom geheten begon hij zijn openingstoe spraak met te vermelden dat DOVO geen bewogen jaar achter de rug had. „U denkt nu wellicht aan de tribune, waarvan de verwezenlijking in feite VEENENDAAL „Watetwa ter...", kreunde de heer P. van Ojik gisteravond op de jaarlijkse ledenvergadering van DOVO toen hij nog niet de helft had voorge lezen van de notulen van de vorige ledenvergadering van de rood\vit- ten. Hij startte op frisse toon, doch zijn stemvolume kwam steeds droger door en uiteindelijk moest de ober hem weer op gang helpen met een koel glas water. Het was niet zo verwonderlijk, dat de heer Van Ojik op dat tijdstip nogal veel moeite had met zijn uit spraak, want de notulen waren ver vat in een compleet boekwerk. Maar toen het glas water de aanwezigen namen tenminste aan dat het (spraak) water was een maal binnen zijn bereik stond ging hij weer onvermoeibaar door in zijn marathon-race buiten het afgelopen verenigingsjaar valt, die toch wel veel stof heeft doen opwaaien, maar die tribune zie ik per soonlijk als een brok propaganda", ver telde de heer Borg. Hij vroeg nog eens om begeleiders voor de jeugd en deed een beroep op alle leden van DOVO om de eerste uitgave te steunen bij haar po gingen om het eersteklasserschap te be reiken. Na de reeds genoemde veel tijd ver gende agendapunten las secretaris M. R. Ouwerkerk zijn jaarverslag voor. Hij begon met de tribune als een kostelijke en kostbare overdekte accommodatie te betitelen en noemde 20 augustus een datum die bepaald onvergetelijk is voor zijn vereniging. Hij wees ook nog eens op de vierde plaats, waarmee DOVO 1 na een goed sei zoen genoegen had moeten nemen, een teleurstelling voor velen. Daar tegenover staan de schitterende resultaten van de jeugd van DOVO. „Deze worden echter elk jaar een beet je overschaduwd door het feit dat er een gebrek aan jeugdleiders is", aldus de heer Ouwerkerk. Uit zijn verslag bleek dat de vereni ging momenteel 607 leden telt en dat is een verdubbeling van het aantal in 1960. Als nieuwe bestuursleden werden ge kozen de heren Ant. v.d. Berg en D. Kruidhof. Zij volgen respectievelijk de heren A. van Hardeveld (die zich niet meer herkiesbaar stelde) en H. van Beek afgetreden in de zittingsperio de op. De aftredende bestuursleden W. van Alfen, P. van Ojik, J. Verschu ren en M. R. Ouwerkerk werden herko zen. Vervolgens werden de elftal-, de jeugd-, de kas-, de ontspannings- en de redactiecommissie benoemd. Enkele van deze commissies werden uitgebreid met enkele personen, onder andere de jeugdcommissie. In de rondvraag werd verzocht om maatregelen om de jeugd tijdens wedstrij den van het veld te weren door met na me achter de doelen voor een afscher ming te zorgen. Het bestuur deelde me de, dat een en ander reeds onder de aandacht van de sportstichting is ge bracht. Op een vraag van één van de aanwe zigen of er geen geluidsinstallatie kan worden aangebracht op het Panhuis, antwoordde praeses Borg dat een lucht.- installatie duidelijk voorrang heeft bij het bestuur. Men verwacht op dit punt echter wel het een en ander van de gemeente Vee nendaal. 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2 26—57 10—27 28—39 25—34 19—30 12—32 13—31 11—26 i 40—44 29—34 59—65 60—71 55—60 28—34 56—59 55—60 53—59 14—19 21—23 13—17 16—19 10—12 37—39 14—17 17—26 13—19 12—18 11—13 Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 1 september 1969 Opgave na klasse mr Appelen: Bloemee x James Grieve k.l x James Grieve k.l Lemoenappel Tydeman k.l Tydeman k.2 Notarisappel Early Victorie Manks Codlin k.2 Zigeunerin k.2 Lobo k.2 Fabrieksfruit blank per 100 kg ƒ9,70. Zuurkroet per 100 kg ƒ7,90; roodkroet en roodfabrieksfruit ƒ7,10. Peren x Clapps Favorite k.l 24—33 26—34 22—33 17—23 x Clapps Favorite k.2 20—33 18—25 12—22 Franse wijnperen k.l 2729 1924 Franse wijnperen k.2 2426 1823 Sijsjes Precose de Trevoux k.2 Triomphe de Vienne k.2 5356 4851 Dr. Jules Guyot k.2 2325 2226 Perenkroet per 100 kg 3,30. Pruimen: Szarpruimen 1748: x Reine Claude d'Althan 6296 4149; Wijnpruimen 110119; Bellevain 5280 1856; Reine Victoria 28100 1655; Fabriekspruimen blauw 12; Reine Victoria fabriek 15. Aardbeien per doosje van 250 gram 8090. x Bramen per doosje van 250 gram 4569 2150. Meloenen per stuk 81165. Groenten: Andijvie 6167; Komkommers groene per stuk 3538 1331; x Prinsessenbonen 105160 23115; x Snijbonen 130199 46120; Savooiekool 2832; Rode kool 24—31: Kroten 18—20 16—18; Prei 50—63; Uien 31—39; Wortelen 14—16; Koolraap 1820: Tomaten per bakje 260400 90250; x Tomaten per bakje export a 470480; export b 460470; export c 450460; Aardappel middel 2025. x hoofdaanvoer. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld. 27—36 6—24 20—31 14—17 16—18 12—14

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5