Rhenen moet in begin
van 13e eeuw tot
stad verheven zijn
Rembrand tekende
poorten van Rhenen
Meer dan 600 leden bij D0V0
...Water...
VEILING SEPTER TIEL
SLEUTEL IN HET GEMEENTEWAPEN
IS NOG STEEDS EEN MYSTERIE
door
Adriaan P. de Kleuver
ROODWITTEN WAREN GENOODZAAKT
CONTRIBUTIE TE VERHOGEN
Wetenschap
Grootzeael
Bolwerken
Stad
Sleutel
Paus
Propaganda
Kostelijk
Uitbreiding
DINSDAG 7 SEPTEMBER 1969
Fn 1959 schreef ik een artikel in het Kerstnuminer van het bedrijfsorgaan
..Triangelklanken*' (K.V.S.VV.) over de Cunerakerk te Rhenen. Er is een over
druk van gemaakt die nog bij de koster van de kerk en bij het V.V.Y.-kan-
toor te Rhenen verkrijgbaar is (de opbrengst komt geheel ten goede aan de
uitbreiding van het orgel). In dat bescheiden boekje schreef ik iets over het
oude stedezegel van Rhenen. Scherp toeziende, had ik ontdekt dat de baard
was samengesteld uit de letters S. en P. Wat had dat te betekenen? Op het the
ma „sleutel" voortbordurende veronderstelde ik dat deze letters de beginlet
ters van de woorden Sint en Pieter moesten zijn. Een paar maanden later pu
bliceerde ik een artikel en kwam met de veronderstelling op de proppen of
daar in Rhenen bij geval een Sint-PieteH-kerk gestaan had. Bijna gelijktijdig
verscheen het sublieme boek „De stad Rhenen" door prof. Dr. W. van Iterson
en ook hij veronderstelt hetzelfde. Deze hoogleraar komt dan tot een patro
naatswisseling van de kerk te Rhenen. Sinds 1959 heb ik gezocht naar burch
ten en sleutels in gemeentewapens en oude gerichtszegels. In 98 van de 100
gevallen hebben die sleutels met Sint-Pieter. de apostel Petrus dus, te maken.
Hoe de oude roomse kerk aan Petrus de sleutel als attribuut toekende acht ik
voldoende bekend. Deze werd 't Petrussymbool bij uitstek, bij hem behorende
als het kruis bij Jezus.
Uit het onderzoek is komen vast te
staan dat het Rhenense wapen één van
de best bewaarde stedewapens is. Een
stedewapen in de meest letterlijke zin;
het. stelt de burcht (van) Rhenen voor.
Het is tot de dag van vandaag nog een
raadsel gebleven hoe de sleutel er in
verzeild geraakt is. Op een moment
was ze er eenvoudig en daarmee bas
ta. In het pocketboekje „De gemeente
wapens van Nederland" staat het wa
pen van Rhenen voluit en foutloos. Zó
werd het na veel geharrewar in 1943
door het college genaamd de Hoge
Raad van Adel vastgesteld en geheel
in overeenstemming gebracht met het
oudst bekende stedezegel uit 1258. Er
moesten bijna zevenhonderd jaar ver
strijken eer men tot het besef kwam
dat al dat geknoei met het wapen van
Rhenen uitzichtloos was en er een defi
nitieve daad gesteld diende te worden.
Wel is het een wat trieste zaak dat dit
in de bezettingstijd moest plaats heb
ben. .Al haast ik mij te zeggen dat op
historische gronden perfect werk gele
verd is. En hoe dan tóch in de Provin
ciale Almanak voor Utrecht uit 1957
op de daarin afgedrukte wapenkaart
het juiste wapen van Rhenen vervan
gen werd door de „oude toestand" is
mij een volslagen raadsel. Dat wapen
lijkt maar een beetje op het nu officië
le. Ik vroeg mij af of de tekenaar niet
weet wat een schildhoofd is en wat
„heraldisch rechts" betekent. De baard
van de sleutel is notabene heraldisch
links gewend en de sleutel gaat op ou
derwetse wijze notabene door de drie
spillen van de drietorenige burgt. Het
originele zegel uit 1258 mist die spillen
geheel en de sleutel „zweeft" daarin
vrij in het schildhoofd. De oppervlak
kige beschouwer vindt dat allemaal wel
goed, maar' de heraldicus, ergert zich
aan zulke misvattingen en vertekenin
gen.
Heraldiek is een zéér moeilijke we
tenschap en tegelijkertijd een grote
kunst. Men moet een wapen zien als
gehouden vóór de borst van de drager.
Dat schild (beschilderd met zijn wa
pen) beschermde immers zijn edele de
alen. Welnu, wat aan uw rechterzijde
zit, dat ziet iemand tegenover u toch
links nietwaar? En zo zou u dat wa
pen ook zien zo u dat voor hem zag.
't. Is dóódsimpel. Staat in de wapen
beschrijving dat een sleutel met de
baard naar rechts gewend is, dan
moet deze naar links getekend wor
den. Men neemt aan dat een wapen
tekenaar deze „geheimtaal" volkomen
beheerst. Doet men dat niet, dan kan
men beter aan het natekenen slaan.
En staat er dat het schildhoofd (het
bovenste gedeelte van het wapenveld)
heiaden is met een sleutel, dan raakt
deze niets!
Het wapen van Rhenen bestaat uit
twee zelfstandige elementen: 1. een
drietorenige burcht, de middelste voor
zien van twee weergangen en onder
ling verbonden door twee muren, die
eveneens gekantelt zijn (wij treden ver
der niet in details) en 2. de sleutel in
het schildhoofd. Bezien uit heraldisch
Reproduktie van echt gipsafgietsel
van het originele zegel van de stad
Rhenen uit 1258. Het hangt aan het
testament van Hugo van Renen en
vrouwe Wendelmoed.
oogpunt is de sleutel een z.g. breuk,
dus een latere toevoeging. Een bijzon
dere toevoeging zelfs, want de ge
meenten die een burcht in het wapen
voeren 70 in totaal hebben geen
van dlle een toevoeging in het schild
hoofd. Deze burchten en torens heb
ben de meest uiteenlopende vormen,
maar het hoofdtype gaat toch wel te
rug tot de toren van het schaakspel.
Wij zouden de burcht in het gemeente
wapen het meest klassieke voorbeeld
willen noemen. Meestal zijn het gesty-
leerde afbeeldingen van de plaatselij
ke burcht of kasteel. Of ze zijn in Nhet
zegel opgenomen omdat men er mee
tot uitdrukking wilde brengen dat zo'n
plaats een versterkte vesting was. Dat
van Rhenen is een typisch stedewa
pen, zoals Utrechtse zegels uit de be
ginperiode van de heraldiek meer te
zien gaven (b.v. Amersfoort) en Mont-
foort (ééntorenig!) in het gemeentewa
pen nóg voert. In feite heeft de stad
Rhenen het oude wapen nooit verlaten.
Het. zegel van 1258 was een grootze
gel, dat wil zeggen dat het voor alle
ingezetenen bestemd was. Dit blijkt
uit de aanhef van de bewuste oorkon
de uit 1258 waaraan het grootzegel van
Rhenen uithangend voorkomt en wel
ke ik (met latere toevoegingen) aan
trof in het oorkondenboek van Utrecht
en Archieven Duitsche Orde. Schepe
nen en burgers van Rhenen oorkondden
in mei 1258 dat Hugo van Renen en
diens vrouw Wendelmoed, door gemis
aan wettig nakomelingschap! elkaar het
vruchtgebruik opdragen dat voort zou
vloeien uit de eigen goederen, gelegen
op de Laarsenberg, in de Marsch en de
Nude en onder Remmerden én van de
tinsgoederen onder Rhenen en Reste
ren die Hugo van Renen hield van de
abdij van Pllten onder meer. Aan dit
stuk dan hangt het ca. Vit centimeter
Het gemeentewapen van Rhenen
is een getrouwe voortzetting van
het oudst bekende stedezegel uit
1258.
in doorsnede metende zegel. In die tijd
wekkend en als van grootzegel sprake
waren zulke cachets werkelijk indruk-
was dan gebruikte men ook inderdaad
een flink formaat. Het cacheteren in
was (onze zegellak kende men nog
niet) vormde op zichzelf reeds een he
le ceremonie. In gedachten zien wij
Hugo en Wendelmoed zitten in de ge-
richtskamer, bezorgd voor elkaar en
vastbesloten elkaar tot steun te blij
ven; hun leven lang en óók na de dood
van één van beiden de overgeblevene
niet onverzorgd te laten. Het zou zo
geheel anders lopen met het tweetal.
Nog in 1263 stelden zij de landcom
mandeur van het Duitsche Huys te
Utrecht, diens „broeders" (medebroe
ders van deze geestelijke ridderorde)
en hun biechtvader (mogelijk reeds de
commandeur van Rhenen in zijn kwa-
teit van parochiepastoor?) aan tot
uitvoerders van het. in 1258 besproken
test amen i en verbonden zich door de
belofte dat na de dood van één hunner
de ander niet meer zou huwen.
Eigenlijk staan wij voor een trage
die. Twee rijke mensen die veel van
elkaar hielden voelden de druk van hun
kinderloosheid wel uitermate zwaar.
Met toestemming van vrouwe Wendel
moed deed in 1267 Hugo van Renen,
een bastaard uit het adelijke huis Van
Renen, een beslissende stap. Hij trad
toe als ridderbroedertot de Duitsche
Orde en nam zijn intrek in de comman
derij. Of dit reeds te Rhenen was of
te Utrecht is niet recht duidelijk. In
ieder geval schonk het echtpaar al zjjn
goederen aan de Duitsche orde te
Utrecht. Hugo zorgde goed voor zijn
vrouw. Zo lang zij leefde behield zij
het vruchtgebruik.
Voorts trof ik in de uitgegeven ar
chiefstukken van de Duitsche Orde
Balije van Utrecht nog de afbeelding van
een kleinzegel van Rhenen, uit het
eind van de 15e eeuw met Cunera die
De grote meester Rembrandt te
kende in Rhenen de West- of
Utrechtse Poort
de Rhenense rechten voort uit de gene
genheid en trouw die de inwoners je
gens het Sticht van Utrecht aan de dag
legden. Het samen sterk door eendracht
werd het uitgangspunt. Zo kreeg Rhe
nen muren en wallen, poorten en hoek
torens en zie eens hoe een primitief en
tóch knap kunstenaar in de zestiende
eeuw 't stadje afbeeldde omringd door
muren en voorzien van poorten en bas
tions. Zie ook hoe Rembrandt de poor
ten van Rhenen nog in volle glorie te
kende. En dan komen de rampzalige ja
ren 16721673 en vernietigden de Fran
sen op hun terugtocht beide door Rem
brandt vereeuwigde poorten. Tot zover
dan de burcht in het oude zegel. Nu
nog wat over de sleutel.
Langs voor de lek onbegrijpelijke
en moeizame paden van de heraldiek
worden wij al een eindweegs op het
in de ene hand de worgdoek en in de
andere een sleutel draagt. Die sleutel
heeft beslist niet de betekenis van die
uit het grootzegel. Ook de commande
rij te Rhenen voerde iets dergelijks in
1415, nl. Cunera met rechts de befaam
de worgdoek en links een palmtak. Het
schijnt dus dat de sleutel inderdaad
het privilege van de stad geworden
was. De palmtak als attribuut van de
Jeruzalemvaarders acht ik als zodanig
wel op zijn plaats.
Was dan reeds in 1258 Rhenen stad?
Het oude zegel voert een stenen burgt.
Algemeen wordt aangenomen dat in
1346 bisschop Jan van Arkel de ves
ting liet ommuren en van bolwerken
voorzien. Een deel van die muur is nog
intact. Velen hebben nooit eens gewan
deld over het Keldermanspad; vreem
delingen vinden die stadsmuur gewoon
weg niet. Een duidelijke aanduiding bij
het Gemeentehuis met zwarte pijl
waarop in flinke witte letters „Stads
muur" staat zou beslist meer belang
stelling wekken voor dit unieke stukje
Rhenen. In het Koningin Elisabeth-
plantsoen staat dan nog het laatste
Bastion. Men denkt dat Rhenen voor
1346 niet ommuurd was en geen mach
tige poorten bezat. Wat dan wel? Hou
ten palissaden en poorten die er uitza
gen als blokhutten. Dit is niet te rij
men met de afbeelding op het zegel
uit 1258. Daarop staat Rhenen's burcht
afgebeeld als op ieder ander zegel met
een drietorenige burcht. Met dien ver
stande dat bij het zegel van Rhenen
de weergangen werkelijk voorkomen.
Dus tóch eerder dan 1346 muren? 'k
Zou het menen! Wij zijn aangewezen
op de 17e eeuwse schrijver historicus
Beka en wat in het vermaarde Crho-
nicon Tielense (zie mijn Geschiedenis
van Tiel) opgetekend staat. Beide ge
gevens zijn tegenstrijdig.
Het oudst bekende zegel van Rhenen
vertoont een stenen burcht met van
kantelen voorzien muurwerk. Het om
schrift uit 1258 luidt: Sigillum Burgen-
sium de Rcne. Dit alles is toch niet mis
te verstaan. Uiteraard zal Jan van Ar
kel (op eigen kosten!) het belangrijke
vestingstadje Rhenen tot een .onneem
bare vesting gemaakt hebben. Deze
kerkvorst vechtjas bij uitstek!
had er alle belang bij dat. dit machti
ge punt even goed zou zijn als het Gel
derse Wageningen. Bekijk de restanten
van de oostelijke stadsmuur maar
eens. Naar militair begrip van die da
gen was Rhenen een onneembare ves
ting. Voortgeschreden vooruitgang van
de militaire middelen maakte het tel
kens nodig de versterkingen te perfec
tioneren. De burcht in het oude zegel
kan niet anders geweest zijn dan het
zinnebeeld \Tan een sterke stad met
reeds schepenrecht.
Rhenen moet aan het begin van de
dertiende eeuw tot stad verheven zijn.
Door wie? Het is niet bekend. Veelal
werden de stedelijke privilegiën gege
ven door de landsvorst die daartoe con
tact zocht met de keizer. Uiteraard zou
het interessant zijn de officiële beves
tiging van dit stadsrecht in handen te
hebben, maar het zou ook best geweest
kunnen zijn dat de bisschop van Utrecht
zelf als burchtheer van Rhenen opge
treden is en hij in dié kwaliteit de sche
penen aangesteld heeft. In deze richting
dacht men nimmer. Dan zou de bis
schop zichzelf dal stadsrecht verleend
moeten hebben. Mijns inziens vloeiden
goede spoor gebracht. Ik stelde al vast
dat die sleutel iets met Sint-Pieter te
maken zal hebben. Ook op dat punt
kan men de letters S en P. die teza
men de „baard" vormen niet misver
staan. Van de 19 sleutels die onze ge
meentewapens tellen, zijn de meeste
een herinnering aan de patroonheilige
van de stad of van de voormalige heer
lijkheid, dan wel een herinnering aan
het Kapittel van Sint-Pieter te Utrecht,
dat in zulke plaatsen grondbezit had.
Meestal is het Sint-Pieter of Sint-Ser-
vaas (Nuth in Limburg), de bisschop
Servatius uit Tongeren dus die de ze-
ten naar 'Maastricht verplaatste en naar
men aanneemt daar in 384 overleed. Ok
rond deze heilige ontstonden veel le
genden en één er van was dat hij
een bloedverwant van Jezus was. Ook
zó iemand kwam in een geur van
heiligheid terecht. Beroemd is de ver
maarde „sleutel van Sint-Servaas", die
in de Sint-Servaas te Maastricht be
waard wordt, uit een legering van goud
en zilver gemaakt in de romaanse tijd
(13e eeuw) waarvan de legende
wil dat Servatius deze uit Rome mee
gebracht heeft en ze zelfs iets met Pe
trus te maken had. Het is niets anders
dan de prachtige, gesmede sleutel van
die Romaanse kerk. Ze wordt om de
kunstwaarde hoog aangeslagen. Meer
is ze niet. En daarover wil ik het wat
het oudste zegel van Rhenen betreft
óók hebben. Dat zegel rangschik ik
zonder omwegen onder de Romaanse
kunstuitingen.
In sommige gevallen is de verwant
schap van de sleutel als wapenfiguur
met Sint-Pieter klaar als een klontje.
Abcoude voerde in de 18e eeuw een ze
gel met twee gekruiste sleutels en het
randschrift „Abcoude/Sint-Pieters/Ge-
rechte". Er verdween ook wel eens
een Sint-Pieterssleutel uit een wapen
of zegel, als bij de samensmelting van
de gemeenten Breukelen en Sint-Pie-
ters (1949), waarbij het zegel/wapen
der gemeente Proostdij (van Sint-Pieters)
achterwege gelaten werd omdat dit al
in 1941 aan het oude zegel van Ab
coude werd toegevoegd. Hier ging het
dus om een zegel van een oude heer
lijkheid, genaamd „Proostdij" van het
kapittel van Sint Pieter te Utrecht.
Sleutel en heerlijkheid vormen in dit
geval een duo. En ook voor Rhenen
acht ik zulk een duo-verschijnsel latent
aanwezig. Het kan eenvoudig niet an
ders of Sint-Pieter moet de patroon van
stad en parochie van Rhenen geweest
zijn. Hoe zou anders de sleutel van
Sint-Pieter in het schildhoofd van het
stedezegel gekomen zijn. Een zeer
vreemd geval is dat van het. clande
stiene gemeentewapen van Nigtevecht.
De gemeente bezit niet eens een wapen
en „behelpt" zich met een waarmerk
dat óók al de gekruisde sleutels van het
Kapittel van Sint-Pieter te Utrecht
heeft. Bijzonder fraai is dat zegel van
Sint-Pieter geschilderd op de koepel in
de Hervormde Kerk te Renswoude.
Velen zullen wel eens kennis gemaakt
hebben met het stedewapen, nu tevens
gemeentewapen van Leiden. In feite
zijn de steden verdwenen uit de sa
menleving. Ons land kent alléén maar
gemeenten. De vraag die mij dikwijls
gesteld wordt „wanneer Veenendaal
dan wel de status van stad zal hebben"
vind ik ongepast, misselijk en chauvi
nistisch en absoluut niet op haar
plaats. Veenendaal blijft een gemeen
te ontstaan uit een Veenraadschap (met
een hopeloos en wildvreemd wapen)
en Rhenen is een gemeente, ontstaan
uit de Stad en Vrijheid van Rhenen.
Maar een geméénte!
Er is een Leids zegel bekend met
„de poorte van Leyden" (1338), terwijl
de stad als kleinzegel voerde sleutel
van de patroon Sint-Pieter. Later wer
den het twee gekruiste sleutels. De op
merkzame lezer zal het duidelijk zijn
dat het hier gaat om een identiek kerk-
zegel van de Sint-Pieterskerk. En hier
mede komen wij al dichter bij het Rhe
nense mysterie: de sleutel in het ge
meentewapen.
Paus Clemens IV had in 1266 in het
Duitsche Huys te Utrecht, en alle daar
toe behorende personen en goederen, on
der de persoonlijke hoede van Sint-Pie
ter en hemzelf gesteld. Geen wonder
dat bij ht Duitsche Huys de sleutel
van Sint-Pieter als wapen- en zegelattri
buut in gebruik kwam. De collatie van
de kerken te Leiden en Rhenen kwam
in 1268 eveneens aan de Duitsche Orde
Balye van Utrecht. Behoeft het dan
verwondering te wekken dat de belang
rijke Hollandse- stad Leiden de sleutel
als zegelfiguur bezigde. Formeel wordt
de kerk te Leiden eerst in 1325 als Sint
Pieterskerk aangeduid. Er is mogelijk
nóg een oudere stichting van een Sint-
Pieterskerk te Rhenen geweest dan
1266 of 1268, omdat er toen vanzelf in
het stadje reeds een kerk was. Ook
het nabijgelegen Amerongen had een
oorspronkelijke Sint-Pieterskerk. Langs
de rivieren werd Petrus als kerkpa-
troon of schutspatroon van gilden ngg-
al eens gekozen vanwege de befaam
de wandeling op het warer, zijn wan
kelen en zijn behoud. Men redeneerde
zo dat wat zó met het water verbon
den is geweest is in geval van nood
bescherming kon bieden. In die oude
tijden veranderde men niet zo gemak
kelijk het patronaat.
Petrus (en zijn onafscheidelijke broe
der Paulus) bleven in Rhenen grote
verering genieten. Het legendarische
verhaal over bisschop Meinwerk van
Paderborn op de Laarseberg voert de
relikwieën van Petrus en Paulus uit de
kerk te Rhenen ten tonele. Dat was in
1016. Sint Pieter zal dus inderdaad al
héél vroeg in Rhenen hoog vereerd
zijn geweest. Ook de befaamde Cunera-
aflaatbrief uit 1451 noemt Petrus (en
Paulus) als bijzondere beschermer
van de Rhenense kerk. Al moest de
eerbiedwaardige apostel het in Rhenen
afleggen tegen een lieftallige maagd.
Maar dat was niets meer dan een cen
tenkwestie. De paus was zelfs bezig Cu
nera en nog een heleboel andere legen
de-heiligen te wippen. De katholieken
hielden hun hart vast. Dan houden wij
het maar op de sleutel van Sint Pie
ter.
VEENENDAAL „Het aantal leden heeft de 600 overschreden". Dat werd
gisteravond in hotel „De Korenbeurs" tijdens de jaarlijkse ledenvergadering
niet zonder trots meegedeeld door het bestuur van voetbalvereniging DOVO.
De vereniging had een financieel „niet ongunstig" jaar achter de rug, doch de
toekomst zag er volgens voorzitter G. A. Borg minder rooskleurig uit wat die
financiën betreft.
Het stond wel niet op de agenda vermeld, maar het bestuur was toch genood
zaakt een voorstel te doen tot contributieverhoging, dat na lange discussies
werd aangenomen. Senior-leden gaan per maand 50 cent meer betalen bij
DOVO, terwijl de jeugd 25 cent meer op tafel moet leggen voor het lidmaat
schap.
Op de goedbezochte vergadering hebben twee punten verreweg de meeste tjjd in
beslag genomen.
Dat waren de notulen van de vorige vergadering, die de heer P. van Ojik in een
bewonderenswaardige marathon-race moest voorlezen, en de behandeling van de
begroting voor het komende verenigingsjaar.
Doorgaans is die begroting bij vele
andere verenigingen een hamerstuk,
maar bij tweedeklasser DOVO ligt
dat geheel anders.
De aanwezige leden kregen allen een
exemplaar van de zorgvuldig opge
stelde begroting overhandigd en werden
ruimschoots in de gelegenheid gesteld
om die te bestuderen.
Dat deden zij zeer consciëntieus, het
geen moeiteloos kan worden afgeleid
uit de eindeloze serie vragen die zij
hieromtrent afvuurden op de financiële
kopstukken van DOVO.
Uit deze discussies bleek overigens
dat er voor „financiële vrijmoedigfle-
den" van kasbeheerders volstrekt geen
plaats is, want over alles werd met
grote nauwgezetheid geïnformeerd.
Toen alle zaken zorgvuldig waren uit
gelegd door de betreffende bestuursle
den, werd de begroting goedgekeurd en
daarmee was automatisch de contributie
verhoging er door.
Nadat voorzitter Borg erevoorzitter
Hiensch en erelid Van de Berg had wel
kom geheten begon hij zijn openingstoe
spraak met te vermelden dat DOVO
geen bewogen jaar achter de rug had.
„U denkt nu wellicht aan de tribune,
waarvan de verwezenlijking in feite
VEENENDAAL „Watetwa
ter...", kreunde de heer P. van
Ojik gisteravond op de jaarlijkse
ledenvergadering van DOVO toen
hij nog niet de helft had voorge
lezen van de notulen van de vorige
ledenvergadering van de rood\vit-
ten.
Hij startte op frisse toon, doch zijn
stemvolume kwam steeds droger
door en uiteindelijk moest de ober
hem weer op gang helpen met een
koel glas water.
Het was niet zo verwonderlijk, dat
de heer Van Ojik op dat tijdstip
nogal veel moeite had met zijn uit
spraak, want de notulen waren ver
vat in een compleet boekwerk.
Maar toen het glas water de
aanwezigen namen tenminste aan
dat het (spraak) water was een
maal binnen zijn bereik stond ging
hij weer onvermoeibaar door in zijn
marathon-race
buiten het afgelopen verenigingsjaar
valt, die toch wel veel stof heeft doen
opwaaien, maar die tribune zie ik per
soonlijk als een brok propaganda", ver
telde de heer Borg. Hij vroeg nog eens
om begeleiders voor de jeugd en deed
een beroep op alle leden van DOVO om
de eerste uitgave te steunen bij haar po
gingen om het eersteklasserschap te be
reiken.
Na de reeds genoemde veel tijd ver
gende agendapunten las secretaris M.
R. Ouwerkerk zijn jaarverslag voor. Hij
begon met de tribune als een kostelijke
en kostbare overdekte accommodatie te
betitelen en noemde 20 augustus een
datum die bepaald onvergetelijk is voor
zijn vereniging.
Hij wees ook nog eens op de vierde
plaats, waarmee DOVO 1 na een goed sei
zoen genoegen had moeten nemen, een
teleurstelling voor velen.
Daar tegenover staan de schitterende
resultaten van de jeugd van DOVO.
„Deze worden echter elk jaar een beet
je overschaduwd door het feit dat er
een gebrek aan jeugdleiders is", aldus
de heer Ouwerkerk.
Uit zijn verslag bleek dat de vereni
ging momenteel 607 leden telt en dat is
een verdubbeling van het aantal in 1960.
Als nieuwe bestuursleden werden ge
kozen de heren Ant. v.d. Berg en D.
Kruidhof. Zij volgen respectievelijk de
heren A. van Hardeveld (die zich niet
meer herkiesbaar stelde) en H. van
Beek afgetreden in de zittingsperio
de op. De aftredende bestuursleden
W. van Alfen, P. van Ojik, J. Verschu
ren en M. R. Ouwerkerk werden herko
zen.
Vervolgens werden de elftal-, de
jeugd-, de kas-, de ontspannings- en de
redactiecommissie benoemd. Enkele
van deze commissies werden uitgebreid
met enkele personen, onder andere de
jeugdcommissie.
In de rondvraag werd verzocht om
maatregelen om de jeugd tijdens wedstrij
den van het veld te weren door met na
me achter de doelen voor een afscher
ming te zorgen. Het bestuur deelde me
de, dat een en ander reeds onder de
aandacht van de sportstichting is ge
bracht.
Op een vraag van één van de aanwe
zigen of er geen geluidsinstallatie kan
worden aangebracht op het Panhuis,
antwoordde praeses Borg dat een lucht.-
installatie duidelijk voorrang heeft bij
het bestuur.
Men verwacht op dit punt echter wel
het een en ander van de gemeente Vee
nendaal.
75/opw
70/75
65/70
60/65
55/60
1
2
26—57
10—27
28—39
25—34
19—30
12—32
13—31
11—26
i
40—44
29—34
59—65
60—71
55—60
28—34
56—59
55—60
53—59
14—19
21—23
13—17
16—19
10—12
37—39
14—17
17—26
13—19
12—18
11—13
Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 1 september 1969
Opgave na klasse mr
Appelen:
Bloemee
x James Grieve k.l
x James Grieve k.l
Lemoenappel
Tydeman k.l
Tydeman k.2
Notarisappel
Early Victorie
Manks Codlin k.2
Zigeunerin k.2
Lobo k.2
Fabrieksfruit blank per 100 kg ƒ9,70.
Zuurkroet per 100 kg ƒ7,90; roodkroet en roodfabrieksfruit ƒ7,10.
Peren
x Clapps Favorite k.l 24—33 26—34 22—33 17—23
x Clapps Favorite k.2 20—33 18—25 12—22
Franse wijnperen k.l 2729 1924
Franse wijnperen k.2 2426 1823
Sijsjes
Precose de Trevoux k.2
Triomphe de Vienne k.2 5356 4851
Dr. Jules Guyot k.2 2325 2226
Perenkroet per 100 kg 3,30.
Pruimen:
Szarpruimen 1748: x Reine Claude d'Althan 6296 4149; Wijnpruimen
110119; Bellevain 5280 1856; Reine Victoria 28100 1655; Fabriekspruimen
blauw 12; Reine Victoria fabriek 15.
Aardbeien per doosje van 250 gram 8090.
x Bramen per doosje van 250 gram 4569 2150.
Meloenen per stuk 81165.
Groenten:
Andijvie 6167; Komkommers groene per stuk 3538 1331; x Prinsessenbonen
105160 23115; x Snijbonen 130199 46120; Savooiekool 2832; Rode kool
24—31: Kroten 18—20 16—18; Prei 50—63; Uien 31—39; Wortelen 14—16; Koolraap
1820: Tomaten per bakje 260400 90250; x Tomaten per bakje export a
470480; export b 460470; export c 450460; Aardappel middel 2025.
x hoofdaanvoer. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.
27—36 6—24
20—31 14—17
16—18 12—14