en verheffen tot museumstuk Ouderwetse weer voorspellingen gaan lang niet altijd op, maar toch Veel eikels voorboden van strenge winter ,7,/:: 10550 wm Liaan door Adriaan P. de Kleuver Bijgeloof Egelantier Wrang Eikels Afscheid Belt 11070 Kerkdienst gaat niet door DINSDAG 9 SEPTEMBER 1969 Er wordt wel gezegd dat men de boom kent aan de vruchten. In onze ttfd geldt dit niet meer. Een vruchtboom is als een heel eenvoudig rekensommetje aan het worden, 't Is als met twee maal twee is vier; je ent dit op dat en je hebt pruim zus of peer zo. Dat is van te voren al bekeken. De natuur is door kunstgrepen van de mens in héél veel gevallen aan banden gelegd. Dan ben je als een kind zo big dat er de échte onvervalste natuur nog is. Ditmaal eens niet over het „kunst-fruit", maar over wilde vruchten. Gewoon over vlier bessen en lijsterbessen, over kardineelsmutsjes en rozebottels. Want, wat is in de nazomer vooral bos en veld rjjk bevracht met juist datgene waar het in de natuur op aankomt, ja, waar héél het groeiproces van boom, struik en plant op gericht is: de vruchten. Velen staan er ieder jaar weer van te kfjken hoe vindingrijk men de praalwagens van het Betuwse najaarscorso op weet te sieren. Het begrip „vrucht" is dan in alle schakeringen toegepast. Van koolzaad tot de kleurigste appels en van rozebottels en witte „klapbessen" tot druiventrossen toe. Zo'n corso-wagen kan opgesierd zijn met veldvruch ten en fruit én met wilde vruchten. Zoals gezegd: ieder jaar weer is het een geweldige belevenis. Vorig jaar waren in de wagen uit Buurmalsen veel „wilde vruchten" verwerkt. Zó iets moest men tot museumstuk kunnen maken. HERFST TOOIT ZICH MET WILDE VRUCHTEN Wat ik bedoel met „wilde nichten". Wel, ik omschreef het al enigszins. Vlier- bessen en lijsterbessen en al wat vrucht geworden is na bloei en groei. Laat ik er zo maar een bij de kop vatten. En wat voor een De Virginiase vogelkers. .Ie komt die letterlijk overal tegen, prachtig beladen nu met trossen vol bessen in tinten tussen groen en rood naar diepzwart. Die prachtige struik (hij kan het ook tot „boom" brengen) verwierf in de korte tijd dat hij in onze bossen werd aangeplant een héél slechte naam bospest. En met recht. Vruchten van de kardinaalsmuts, die bramenjacht is weer open. Er is in deze streek nog mar zeldzaam echter veel verschil in kwaliteit, voorkomt. Zo mooi als zo'n overvloedig in de bessen zittende struik is, zo inverdor- ven is haar karakter", want ze ver spreidt zich (laat ik liever de vogels de schuld geven) met' ongekende hevig heid. Waar ze eenmaal voorkomt is ze schier onuitroeibaar. Men plantte de struiken in hoofd zaak aan als lokmiddel voor de vo gels die op hun beurt het bos zouden verlossen van insectenplagen. Héél goed bedoeld. De „uitkomst" is de bos bouwers behoorlijk uit de hand gelo pen. Tóch is het een prachtige struik. Wel •n beetje oneigen in ons landschap, maar hélemaal missen willen we haar toch niet. Dat lukt zelfs niet meer. Uit onze jeugd en dan heb ik het over de mensen tussen vijftig en zes tig kennen wij beter de „wilde krui- négels" van „de dijkjes" onder Rens- woude. Dat is dan onze inlandse vogel kers. Dat die zo'n vreemde volksnaam kreeg zal voor de niét autochtone be volking van Veenendaal een raadsel zijn. Laat ik dat trachten op te los sen. Volkskundig bekeken is het uniek. Onze gewone seringen worden „kruiné- gels" genoemd omdat de bloemknop pen op kruidnagelen lijken. Hoe dan onze enige wilde vogelkers vereenzel vigd werd met de sering moet gele gen hebben aan de geringe gelij kenis vam de bloeitrosjes. Zéker niet de geur. Onze vogelkers is eer scherp dan welriekend te noemen. Nu wij het toch over volksnamen hebben noem ik een andere mooie bes drager. Geen struik maar een echte liaan die in draperieën van ,het lage struikgewas hangt. Juist! Onze mooie kamperfoelie. Maar die noemen de Veenendalers van oude stam „hand- jies". Waarom? In knoptoestand is de bloeiwijze immers net een handje! Ooit al eens van „pronkaarties" gehoord? Neen, dat zijn géén perronkaartjes maar pronk-erwtjes. In deftig latijn Lathyrus! Zeldzaam langs onze grote rivieren komt de kardinaalsmuts voor. De flo ra's noemen de struik nog vrij alge meen voorkomend. Dat mag gelden voor de duinen en óók voor onze krijt- gebieden, maar bij ons is ze helaas aan het verdwijnen. Bij Eist (Utr.) en Amerongen staan er nog wat. Een paar nog langs de ou de trambaan in de buurt nam de Grebbe en héél mooi ook in een oude pas onder Lienden. Dan roept ieder uit: .Wat mooi zijn dié struiken", 't Mes komt er aan te pas en heb je dat niet bij je, dan ruk je er maar wat af. Mooi voor een vaas. Maar nu er zo weinig meer van over is wél jammer voor het land schap. Zo'n struik vol vruchten staat er om buiten van te genieten. De karmozijn rode doosvrucht bracht de mensen vroeger op de gedachte de struik zo te noemen. Inderdaad is de vorm enigs zins gelijkend op een baret met wat fantasie is "door de rode kleur de naam kardinaalsmuts nog zo gek niet. In de hokjes zitten de zaden en als het doosje openbarst bengelen de met een oranje mantel omklede witte za den aan draden naar beneden. Wat een pracht is dat. De bloemen betekenen weinig. Ze waren lichtgroen. De schoon heid komt eerst in september als de struiken zich sieren met het wonder dat vrucht heet. In heggen en wallen kleurt dan héél lang het transparante rood van de Gelderse roos. Als je langs de Hel komt dan zijn straks de struiken al hun blad al kwijt en nóg hangen dan de scharlakenrode bessen in schermen naar beneden. De vogels eten die pas als er weinig anders meer te halen valt. Heel ^nders dan het geval is bij de echte vlierachtigen. De Gelderse roos (Viburnum Opulus) behoort er wel toe, maar de zwarte vlierbessen vormen wél een lekkernij. Zo'n vlierstruik brengt het wel tot boom en op boeren erven misten ze vroeger nooit. Ze komen er niet direct voor uit, on ze valleiboeren. maar een vlier b(j de boerderfj stond er als beschermer te gen blikseminslag. Er is wel geen struik of boom die bij de boerenbevol king zó in ere stond. De bloesem werd gedroogd om er vlierthee van te trekken. Zelden maakte men van de bessen jam. Er is in de omgeving van Rhenen de laatste decennia een wat vreemd aandoende vlier bijgekomen. Het land goed Remmerstein staat op plekken vol bergvlier. Blad en takken geuren als échte vlier. Maar de trosjes bes sen zijn prachtig scharlakenrood. Die bessen eten de vogels graag en zie nu eens hoe door onze gevleugelde vriendjes in heggen en bossen die prachtige bergvlieren uitgezaaid wor den. Letterlijk overal kom je ze al te gen. In het onderhout van het elzen- broekbos van de Hel bij Veenendaal tot in het kasteelbos van Renswoude toe. Wel beperkt de struik zich tot de zandgronden; op de klei trof ik ze ner gens. De lijsterbessen kleuren nu volop in Middelbuurt en vooral langs de Oude Veenendaalse grindweg. Ieder kerk- wel de grote, iets overhangende rode vruchtschermen. Minder bekend is dat de vruchten een weinig giftig zijn dat de vogels evenwel niet schijnt te de ren. Dat is soms tóch frappant. In tuinen ziet men wel een klein struikje dat pe perboompje (Daphne mezeréum) ge noemd wordt. De koraalrode soms witte bessen smaken scherp en zijn uitgesproken giftig. Het prachtige exemplaar uit mijn tuin is in een dag leeggesnoept door de merels zodra de vruchten felrood kleuren. Vreemd, het deert ze niets en wij zouden er aan dood gaan. Een enkele maal ziet men wel „lijs terbesbomen" als laanboom gekweekt. Vanzelf wordt zo'n straat Lijsterbes laan of zoiets genoemd. Mooi is dat in de herfst beslist, maar geef mij toch maar een wildwal zoals langs de oude grindweg. De struik komt in heel Europa voor tot hoog in de ber gen aan de boomgrens. Een andere mooie pitvrucht heeft de doodgewone meidoorn. Toen de Fluiter- sloot nog bestond, had je als afschei ding van de tuinen van de Hoofdstraat woningen vaak een doornheg. Niet zo dra waren de donkerrode bessen rijp of wij gingen die plukken. Ze waren wat melig en smaakten zoetig. Dat is allemaal verleden tijd nu. Een kastanjeboom in deze gedaante betekent dat de nachtschuit voor de wal ligt. iiMiiiiiiiuitiiiimiiiiiiiiiiiiHtiuuiMiniiimitiiiiiiiMiiiinHmMiimimiiiiiraiiiiuiMiiiiiiiiiitiinfiiiiiitiiiiruNitmiiiimMiiiiiiiMiiufutiiiMi NiiiiMfttiiiuiiiinjmumiMMiMitiimiii Om nog mooie meidoorns te zien moet men langs de Rijn aan de Betuwse zij de zijn. En ook nog wel in de omge ving van de beide Langbroeken. Dat is een breeduitgroeiende struik die twee keer per jaar overweldigend mooi is. Eerst het geurige bruidskleed en nu de uitkomst van de voorjaarsbelofte. En alweer een weelde van rood, de rozebottels. Hoe mooi dat in het na jaar is weten de plantsoenendiensten. Overal kleuren de bottels aan de bota nische rozen. Echte wilde rozen zijn dat wél, maar ik bedoel eigenlijk onze doodgewone wilde hondsroos. De. kleur is diep oranjerood. Héél mooi staan die verwilderd in 't landgoed Remmersteir en op veel plaatsen ook tussen Rhener en Eist. Prachtig is zo'n rozestruik als alle bladeren afgevallen zijn en de rijke vracht vruchten nog de kale bedoorn- de takken sieren. Komen in het najaar de pestvogels dan foerageren, die maar wat graag op de wilde rozen. Héél zelden komen langs de grote ri vieren nog rozen voor die uit bergach tige streken komen. Echt inlands is wél de egelantier, een zo mooie naam dat in de middeleeuwen en de zestiende en zeventiende euw menige rederijkers kamer „De Egelantier" genoemd werd. Je kunt dit mooie roosje best onder scheiden van de hondsroos. De blaad jes van onze egelantier geuren pret tig naar appels. Dat van rozebottels jam gemaakt wordt zal wel bekend zijn. En het is beslist géén reclame als daarvan gezegd wordt dat die zo gezond is. Er bestaat geen vitaminerijker jam- produkt. Na al dat rood komen de diep zwarte bramen aan de beurt. Tóch is niet iedere braamvrucht zwart. Langs de rivieren staat op zandige stroomrug- grond dikwijls de dauwbraam met blauw gerijpte vruchten. Dus iets al bij druiven en pruimen het geval is. Voor de rest is het van diep donkerrood tot zwart wat de klok slaat. Men denkt dat er maar één braam- soort is of hoogstens een paar. Vergis u niet! Er zijn tientallen soorten. Wel zo'n tachtig! En daarvan komen een dikke vijftig soorten voor in de omge ving van Rhenen. Het kan niet anders of u moet al eens opgemerkt hebben dat vruchten van de éne struik veel smakelijker en zoeter zijn dan die van een andere. Maar dat is niet. het enige verschil. Een paar jaar gelden heerste er een soort „besmettelijke ziekte" in het kamp van de floristen. Je zou Wet de rubusi- tis kunnen noemen. De gehele omgeving rond Rhenen, ja ook gebieden rond Renswoude en Bennekom en op de koop toe een flink stuk rond Nijmegen iiiiiiiiiiiitimmiimM is afgestruind om dam eindelijk de was lijst van de bramen eens op te kunnen maken. Grappig vond ik het toen wel dat de framboos stilzwijgend voorbijgegaan werd en dat is evengoed een Rubusach- tige. En vond u al eens gele of wit te frambozen in het wild? Ik wel! In de Groep onder Renswoude was dat niet eens een zeldzaamheid. Ze hebben al die braamsoorten maar niet eens met Nederlandse namen ge tooid. 't Is op de uitzonderlijke dauw braam na alles latijn wat de klok slaat. Het is dus zo dat, als ik een heel beste met grote en zoete vruchten weet te staan, ik niet behoef te zeggen dat u moet uitkijken naar Rubus zus en zo. Daar komt/U gewoon niet achter Nog niet met de flora in uw hand. Ten zij... U óók de rubusitis onder de le den krijgt. Een echte „pruim" is dan nog de sleedoorn. Als die harde, blauwe, sterk bedauwde wilde pruimpjes rijp zijn, zeg ik altijd „proef maar eens". Je moet wel zelf het goede voorbeeld geven. Tien tegen een dat er wel iemand (een paar tegelijk wel) intrapt Dan zie je wat! Dan weet men niet hoe snel die „lekkernij" uitgespuwd moet worden, 't Ziet er smakelijk uit, maar er bestaat eenvoudig niets dat zo wrang is. En toch eten vogels die zu re dingen. Laatstleden zaterdag bromde ik over de Spoorlaan tussen de Brinkensteeg en de Kampjesweg. De grote bloeitijd is over. Weg waren de bereklauwen met hun reuzenschermen en de bij ons al schaarser en schaarser wordende melkpeppe, waarvan nog wel de zaad- schermen bruin en donkergroen de aan wezigheid verraden. De spoorberm is evenwel nog goudgeel van de haviks kruiden. Wat mij evenwel het meest op viel waren bij het spoorhuisplekje de sneeuwbessen. U weet wel, die witte, die zo gezellig tussen vinger en duim knap „zeggen". En dan iets dat ik in geen jaren zo rijk zag: het besrijke sporkenhout. In Veenendaal noemt men het vuilboom. Vroeger namen wij in het voorjaar zó'n kaarsrechte jonge tak en sneden er een „paasstok" van. Nergens zag ik dit jaar 't sporkenhout zó vol bessen. Rond de takken dikke knoedels. Rood nu nog met al diepzwarte er tussen. Dat kan komen door de goede standplaats: zure grond Wat mij opviel daar was ook het ak kermaalshout van eiken. Ze hakken het véél minder weg dan voorheen toen de eekschillers in het voorjaar met het kaphiepje kwamen. Wat ook opviel was dat er erg veel eikels aanzitten. Wij hebben twee soorten inlandse eiken. Het is nu de tijd die- beter te leren ken nen. Daar staat er een met twee tot zeven groene vruchten aan lange ste len: de zomereik. Als je de eikel apart bekijkt zitten op de vruchten donkere overlangse strepen. Kijk dan bij die soort nu eens naar de bladeren. Die zit ten haast zonder steeltje dicht tegen de takjes gedrukt. En dan de wintereik! Drie tot zeven vruchten in een knoedeltje aan de top van de steel en zonder de overlangse strepen. Bovendien zijn de bladere dui delijk gesteeld. Echt wel iets om voor later te onthouden. Bij de ouderen speelt nog een restant van de plantolore en de weerlore in het achterhoofd. Als er zó veel eikels zijn dan is dat de voorbode van een strenge winter. Haal het vet dus maar vast van de schaatsen af. Ik heb het méér meegemaakt dat na een goed eikeljaar de winter tóch maar knud de bleef, 't Wil niet zo best meer met die ouderwetse weervoorspellingen schijnbaar. Maar je kunt nooit weten! Langs de oude grindweg hetzelfde ver schijnsel. En daar staat of hangt al jarenlang die voor onze omgeving zo totaal oneigen liaan die zich door een eikestruik slingert. De bosrank! Die bloeit nog volop en straks komen de mooie pluizige zaden. Allerwegen tref je klimop, maar hoe zelden de bloeisten- gels. De vogels eten graag de klimop bessen en verspreiden de plant mas saal. Om vruchten te kunnen dragen moet ze evenwel van de grond. In. het volle zonlicht bloeien nu de toppen van zo'n klimplant bij uitstek. De bloei is er nu en rond Kerstmis heb je dan de groene bessen die zelfs flin ke vorst doorstaan kunnen. Het is een vreemd iets dat die bessen in de win ter afrijpen. Aan de bloeistengels her ken je zelfs de klimopplant niet. De bla deren daarvan zijn eivormig. De sier- klimop in de huiskamer bloeit evenwel zelden of nooit. Onze aangeplante Amerikaanse eiken met hun grote, in de herfst brokaatrood verkleurende bladeren, laten nu al vol op hun vruchten vallen. En straks re gent het weer beukenootjes. Maar wat niet meer valt? De hazelnoten. Eer die rijp zijn langs de teen van de Grebbe- berg hebben de jongens ze al groen te pakken. Wilde vruchten ja! Wild ge- pluk, zou ik menen. Rond de kalkzandsteenfabrieken is nog meer van wilde vruchten te zien. De penetrante geur van de geelgriene hopbellen die je direct aan pittig sma kend bier doen denken. In de heggen de.heggerank met rode bessen en ran ken die een wonderbare krimp- en trek richting bezitten. Ze zijn zowel naar rechts als naar links gewonden! Dan nog de rode bessen aan een an dere liaan, de bitterzoet. Men vindt be slist nog de mooie paarse bloemen mei de heldergele bundel meeldraden rond de stampers gedrukt als bij aardappel - bloemen, 't Zit in de familie, maar die bitterzoet is giftig. Als de kastanjes vallen is het met de zomer gedaan; dan gaan w(j zoetjesaan de nachtschuit in. Geniet vooral nu van de uitbundige kleurenweelde die het af scheid inluidt. u dan even a.u.b. voor Veenendaal 's Zaterd. v. 16.30-17.30 u. Voor Rhenen 3328 Nwe Veenendaalseweg I59 VEENENDAAL De voor woensdag avond 10 september aangekondigde kerkdienst van de Geref. Gem in Ned. waarin ds. De Groot uit Rijssen zou voorgaan kan wegens ziekte van de predikant geen doorgang vinden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 7