Zwakke punten bëlichten in
Nederlandse bedrijfsleven
„De juiste man zit
hier niet
altijd op
de juiste plaats"
van mr.
biografie
P. J. Oud
Kabinet-De Jong voert een
krachtig sociaal beleid
PIUIIEB VAART
METDEORCA
BRAAT!
Niet voor de Hollandse herfst
KEUKENS?
„Machine zal
nooit iets
origineels
kunnen doen
DURE A V MET INTERNA TIONALE
ERVARING EN CONTA CTEN
Roolvink: „Eerst de werkelijke sociale noden99
De Block: „Industriële ontwikkeling begeleiden99
|7en gezonde doelmatigheidsrage heerst in het
J Nederlands bedrijfslevenHoe kan ik mijn
mensen en materiaal nog nuttiger gebruiken?
Zo luidt de allesbeheersende vraag voor menig
door kostenstijging en concurrentie getergde
ondernemer.
Bij de beantwoording ervan wordt steeds
vaker de hulp ingeroepen van adviesbureaus.
Een van die vermaarde adviesbureaus is het
Amerikaanse McKinsey Company, een onder
neming met ruim vijftien vestigingen ter wereld.
Ook Amsterdam telt er sinds 1963 een.
In 1959 al werd van Londen uit de
Koninklijke Shell onder de loep genomen. Sinds
dien volgden onder andere de K.L.M., Konink
lijke Zout-Organon, Muller Co., Bührmann-
Tetterode, Scholten-Honig, R. S. Stokvis en
Zonen en de Nederlandse Spoorwegen.
TERUGGEKEERDE AMERIKAAN STELDE ZICH EEN TAAK:
COMMISSARISSEN
Anekdote
Dankbaar zijn
Tegenstelling
Meedenken
MAAK UW EIGEN
t Ook geschikt als expositieruimte.
Kroniek
Hoopvolle gedachte
op congres over
de toekomst:
v Architectuur
9 Creativiteit
VRIJDAG 12 SEPTEMBER 1969
A M STERDAM Dertig jaar geleden zei een negenjarig Eindhovens jongetje zijn va-
derland vaarwel. Met zijn ouders vertrok hij, naar hij dacht voorgoed, naar dè Ver
enigde Staten. Drie jaar geleden keerde hij terug als directeur van McKinsey Amsterdam
om het Nederlands bedrijfsleven van advies te dienen. Het bevalt de Amerikaan Jan. B.
van den Berg uitstekend.
Veel verwondering wekt dat ook niet. De topfiguren uit onze handel en industrie we
ten zijn houtrijk studeervertrek aan de Amsterdamse Paulus Potterstraat goed te vinden.
Het lijkt een mode te worden juist met dit bureau in zee te gaan. En omdat er ook Ne
derlandse organisatiebureaus bestaan, kan men zich afvragenSpeelt het ongeloof
in produkten van eigen bodem ons weer parten?
De heer Van den Berg verklaart het succes liever uit de internationale ervaring en
contacten van zijn organisatie. Bijna de helft wordt buiten Amerika verricht. De opdrach
ten komen voor 99 procent binnen via aanbevelingen. Bijvoor beeld van commissarissen
die eerder al met ons werkten"
De hulp wordt ingeroepen als er problemen zijn, als de leiding wisselt, als de directie
weten wil: Doe ik het wel goed? De laatste een tot twee jaar is de aanleiding echter
vooral fusie en overneming. De helft van de opdrachten komt eruit voort.
De wilskracht adviseur in het blauwe
kostuum is huiverig de alles-beter-we-
tende-Amerikaan te spelen. Wie hem 'n
beoordeling van de Nederlandse onder
neming en ondernemer vraagt, krijgt
eerst te horen dat de beste hier niet on
der doet voor de beste in de Verenigde
Staten.
Sterke punten in het Nederlandse be
drijfsleven ziet de heer Van den Berg
ook: „De verhouding tussen werknemer
en leiding, het samenspel tussen onder
nemers, vakbonden en overheid. Daar
kan men bij ons weer van leren."
Voor een heel brede laag bedrijven
verwacht het bureau McKinsey het
vooral van een éénhoofdige leiding: een
man die de knoop kan doorhakken als
de afdelingsdirecteuren het niet eens
worden. Dat voorkomt uitstel van be
slissingen en zwakke compromissen.
Bij heel grote en meer complexe on
dernemingen kan één man niet meer
de verantwoordelijkheid voor grote be
slissingen op zich nemen. Daar is het
terrein al te onoverzichtelijk. Een team
directieleden zal het dan moeten doen.
In de drie jaren die de heer Van den
Berg nu in ons land werkt is hem nog
een aantal zwakke kanten opgevallen.
Wie bij hem aandringt krijgt ze te ho
ren. Zij* gelden trouwens echt niet al
leen voor de Nederlandse ondernemin
gen, zo beklemtoont hij.
„Het stafpersoneel wordt onvol
doende benut. Er wordt te weinig ge
daan aan het ontwikkelen binnen het
bedrijf van eigen managers. Waarom
ook aan jonge mensen niet de kans
gegeven zich waar te maken en naar
boven te dringen?"
„De produktiviteit van de direc
teur wordt onvoldoende in het oog ge
houden. Te lang blijven mensen zitten
hoewel ze niet langer voor hun taak ge
schikt zijn."
„Gebrek aan planning komt vaak
voor. De precieze taakomschrijvingen
voor de diverse afdelingen ontbreken
nog al eens."
„De raad van commissarissen
werkt niet altijd even nuttig. Vaak is
hij te groot. Bij fusies van bedrijven
blijft iedereen zitten en dan ontstaat er
een soort aandeelhoudersvergadering."
„Verder is het aantal commissaria
ten per man soms zo groot dat nauwe
lijks van een behoorlijke inbreng voor
de bedrijven kan worden gesproken.
„Ook de directeur benut zijn com
missarissen niet altijd optimaal. Een
te grote waakzaamheid van de laatsten
wordt wel gezien als bemoeizucht.
Daarom 'vertelt de directeur zijn com
missarissen vaak slechts het hoognodi
ge."
De heer Van den Berg vindt ook dat
de mobiliteit van de werknemer in het
Amerikaanse bedrijf, dus de kans om
vooruit te komen, veel groter is. Dit
houdt mede verband met de financiële
prikkel ter verbetering van de presta
ties.
„Het tantième wordt hier aan ieder
een gegeven, ongeacht zijn prestaties. In
Amerika hangt de hoogte af van zijn in
spanningen. Terecht, zo meent de Ne
derlandse Amerikaan: „Je moet iedereen
het recht geven rijk te worden of arm
te blijven."
Is geld dan de enige aansporing tot
prestatieverbetering?
„Niet de enige, wel een van de be
langrijkste. Het egoïsme van de mens
moet je als gegeven aanvaarden. Doe
je dat niet dan ontstaat er een groep
mensen die helmaal hiet meer willen
werken", aldus de sombere visie van
een man, wiens vertrouwen in de mon
diger wordende werknemer kennelijk
niet zo groot is.
Welke toekomstkansen ziet de heer
Van den Berg voor ons land?
„Zijn ligging is goed, de bevolking
beperkt en de natuurlijke hulpbronnen
schaars. Nederland zal zich moeten in
spannen zijn werknemers zo doelmatig
mogelijk in te zetten. Er werken nog
al wat bedrijven met teveel mensen.
Opschuiven van werknemers naar
'(nieuwe) bedrijven, waar zij meer waar
de aan het produkt kunnen toevoegen,
is ook van landsbelang."
De heer Jan B. van den Berg behaalde aan
de Stanford University in Californië de
graad van 'master of business administration'
Daarna deed hij als verkoper ervaring op bij
een technische onderneming, werkte hij 3'I»
jaar als officier bij de Amerikaanse marine,
om vervolgens in 1958 op het New Yorkse kan
toor van McKinsey te belanden. Via het bij
kantoor Londerf, kwam hij tenslotte op de
Amsterdamse vestiging van het Amerikaanse
adviesbureau terecht.
Bewegend verleden, een biografische visie op prof. mr. P. J. Oud" heet
het hoek dal H. J. L. Vonhoff heeft geschreven over de grote libe
rale leider.
Vonhoff is historicus en Tweede-Kamerlid. Zo n combinatie van ouleiding
en politieke oriëntatie leidt gemakkelijk tot een benadering, waarin vooral
het
parlementair-historische
mens" wordt vergeten.
aspect de overhand krijgt, en waarin „de
tiet blijkt uit de hoofdstukken van
Vonhoff's boek: De weg naar de
Tweede Kamer, Oud als jong Ka
merlid, minister van Financiën, Rot
terdam, naoorlogse landspolitiek,
grand old man en een poging tot
beeldvorming.
Het boek is dan ook een beschrij
ving van een carrière geworden, niet
van een persoon. Vonhoff heeft dit
gemis blijkbaar ook wel aangevoeld.
In zijn inleiding schrijft hij datNOud
„een man (was) die bovendien moei
lijk toegankelijk was voor hen die
hem niet goed kenden". In zijn „po
ging tot beeldvorming" een ma
gere poging overigens, die niet meer
dan twee bladzijden beslaat zegt
hij: „een tweede onvolledigheid die
een werk over Ouds leven moet ken
merken is zijn leven thuis. Hij heeft
dat altijd goed beschermd Daar
begint zijn onaantastbare domein.
Het is mijn opvatting dat dit ontzien
moet worden..."
Het is het goede recht van Vonhoff
om dit standpunt in te nemen. Wel
moet dan echter de vraag worden
gesteld of hij niiet te veel preten
deert wanneer hij zijn boek als een
biografische visie aankondigt. Een
kroniek lijkt ons een betere typering.
Oud mag in zijn persoonelijke le
ven nog zo weinig toegankelijk zijn
geweest, het neemt niet weg dat
Vonhoff de pure menselijke aspecten
ook van Ouds publieke functies
niet naar voren heeft gebracht.
Dat hij een zoon heeft, lezen we
terloops in een enkele regel. Over
de verhouding met zijn vader staat
in het boek niet veel meer dan dat,
toen deze hoorde dat zoonlief tot
minister was benoemd, hij reageer
de met: „Dat had je me wel eens
kunnen vragen, of je dat zou doen".
Tenslotte de enige anekdote uit
het boek. Oud, die minister is ge
worden, moet een hoge hoed heb
ben. De winkelier, die niet weet dat
hij een excellentie voor zich heeft,
laat hem drie exemplaren zien. Zij
verschillen nogal in prijs. De winke
lier zegt dan: „Het verschil zit hem
in de kwaliteit, meneer. Deze hier is
erg duur, maar ik dacht dat u best
met die goedkope toe kan. Kijk, als
u nu Kamerlid zou zijn geweest of
zo
Wij hebben dus bezwaar tegep het
woord „biografisch" in de titel''„een
|"|EN HAAG Toen de oud-bestuurder van het Christelijk Nationaal Vak-
verbond Bouke Roolvink twee en een half jaar geleden minister van So
ciale Zaken en Volksgezondheid werd, was het „pas op de plaats" voor de so
ciale wetgeving.
Dat moest wel. na het onstuimige bewind van zijn voorganger Veldkamp. We
betalen aan belastingen en sociale premies gemiddeld bijna de helft van
ons inkomen! Toch mag beslist niet worden gezegd, dat minister Roolvink
breeduit achter het wat iele, antieke notehouten bureau op zijn kamer aan
de Haagse Reestraat is gaan zitten om daar duimen te draaien.
We noemen: de Algemene wet bij
zondere ziektekosten en de Wet op de
sociale werkvoorziening, beide nog door
dr. Veldkamp ingediend, maar door
zyn opvolger in het parlement ver
dedigd. Geheel eigen werk is de belang
rijke. door de oppositie in het parlement
fel aangevallen. Wet op het minimum
loon en de minimumvakantietoeslag.
Die weerstand richtte zich niet tegen
de opzet van het wetsontwerp; wel te
gen de koppeling van dit minimumloon
aan de stijging of daling van lonen en
prijzen, de z.g. gemengde index. Mi
nister Roolvink beloofde indertijd dat
hij aan de Sociaal-Economische Raad
advies zou vragen over de koppeling van
dit minimumloon aan de loonindex. Het
zit er wel in dat in de loop van het vol
gend jaar een wetsontwerp in deze rich
ting zal komen.
De laagstbetaalden mogen de minis
ter, die uit overwegingen van voorzich
tigheid 't minimumloon niet welvaarts
maar waardevast maakte, wel dank
baar zijn. Door de grote prijsstijgingen
van dit jaar valt de gemengde index
voor hen voordeliger uit dan de koppe
ling aan alleen de lonen.
Deze week hield de Tweede Kamer
zich weer met een belangrijke sociale
wet bezig, de nieuwe Loonwet, die een
einde moet maken aan het geharrewar
van de laatste jaren met de spelregels
voor de loonvorming. Ook nu weer op
positie, ditmaal tegen het wijze besluit
om de minister van sociale zaken eer.
vinger in de pap te laten houden.
Het kabinet, realiseert zich terdegt
dat zijn sociale beleid straks in grote
mate medebepalend, wellicht doorslag
gevend zal zijn voor zijn uiteindelijke
„gezicht". Hier de vraag: wat is er op
dit gebied de komende twee jaar te
verwachten?
Op 20 november 1967 heeft de heer
Roolvink aan de SER een advies ge
vraagd over de programmering van de
sociale verzekering. Hij moet zowel be
staande voorzieningen bekijken als zich
beraden over nieuwe maatregelen.
Hoe verstandig deze adviesaanvra
ge op zichzelf ook is, ze heeft de mi
nister wel aan handen en voeten ge
bonden. De SER werkt nu eenmaal nog
langzamer dan gedegen en de minister
kan moeilijk in afwachting van dit ad
vies ingrijpende voorstellen doen.
Hij heeft in het parlement de laatste
tijd meer dan eens het verwijt gekre
gen dat hij zich achter de raad ver
schuilt; dat hij een goede smoes heeft
om niets te doen. Het verwijt is niet
billijk, al moet worden toegegeven dat
de minister van Sociale Zaken wel eens
de indruk maakt zelfs geen pak te kun
nen kopen zonder advies van' de Raad
over kwaliteit en kleur.
Uit de adviesaanvrage blijkt wel in
welke richting minister- Roolvink denkt.
Het is duidelijk dat een verhöging van
de aow en de aww afhankelijk van
loonstijgingen en 'n vakantieuitke
ring voor de trekkers van deze verzeke
ringswetten, voor hem van groot belang
zijn. Bovendien denkt hij aan een ar-
bei dsongeschiktheidsverzekering voor
zelfstandigen.
Uit dit laatste kan worden opgemaakt,
dat de kleine zelfstandigen toch meer de
MINISTER ROOLVINK
wijdlopig en zelfbewust
aandacht gaan krijgen. De minister
het ongetwijfeld e^ns met KVP-fractie-
voorzitter Schmelzer dat moet worden
onderzocht waar op dit moment de wer
kelijke sociale noden liggen.
is
MINIS I ER DE BLOCK
te bescheiden
Minister De Block van Economische
Zaken is een schrille tegenstelling met
zijn politiek geroutineerde „sociale" col
lega. Door een te grote wijdlopigheid en
door te veel zelfverzekerdheid wekt de
laatste nogal eens onnodige prikkels in
de kamers op, maar hij weet deze toch
weer op tijd te bezweren.
Daartegenover ligt het parlement mr.
Dr Block niet. Hij is een slecht spreker,
te weinig gewiekst of moeten we zeggen
doodgewoon te eerlijk? Zijn fouten 't
slappe prijsbeleid worden breed uit
gemeten; hij is te bescheiden om er
zijn pluspunten het industrialisatie
beleid tegenover te zetten. Mr. De
Block heeft natuurlijk geen ongelijk als
hij zegt: het is niet speciaal mijn ver
dienste dat om enkele voorbeelden te
loemen Shell-Moerdijk en Péchiney
zich in ons land hebben gevestigd, dat
Dow Chemical en Aldel zich hebben uit
gebreid, dat er een geheel nieuwe op-
et voor de Kempische Zink is geko
men.
Maar het is in elk geval een onweer
legbaar feit, dat Brabant onder zijn be
eid twee „motoren" heeft gekregen.dat
Zeeland onder dak is, dat in Limburg
geen arbeider is te krijgen, 't Bedrijfs
leven is gewoon gelukkig met deze mi
nister die soepel en doortastend optreed*
en die zijn aarzelingen speciaal voor het
parlement schijnt te reserveren.
Wanneer minister De Block de ko
mende tijd de prijzen in de hand zal
kunnen houden met in zijn beleid
een goede afweging van de belangen
van de consumenten en bedrijfsleven
gaat Nederland economisch een rustig
jaar tegemoet. Voor zover althans nu
kan worden bezien.
De industrialisatie in het Noorden,
waar het niet zo best gaat, blijft een
punt van zorg en ook de verdere slui
ting van de Limburgse mijnen - binnen
kort komt de nota hierover - gaat zijn
aandacht vragen. De minister zal ten
slotte verder gaan met de ombuiging
van zijn industrialisatiepolitiek naar
industriepolitiek.
Dit betekent dat de overheid niet
meer alleen zal ingrijpen als het eigen
lijk al te laat is zoals indertijd in de
Twentse textiel, de Tilburgse wol, de
scheepsbouw maar dat ze in de in
dustriële ontwikkeling wil meedenken,
dat ze deze wil begeleiden. We moeten
een volwaardige structureel gezonde
Nederlandse industrie krijgen, zodat we
niet meer zo sterk op het buitenland
zijn aangewezen als nu nog het geval is.
ADVERTENTIE
Overdag, 's avonds of 's nachts aan boord
van De Orca kan uw bruiloft, receptie of
feest niet in het watervallen! Uitstekende
accomödatie: garderobe, toiletten, bar, cen
trale verwarming, geluidsinstallatie met
microfoon, marifoon installatie, feërieke
verlichting en keuken voor „even een hap
je" tot de meest uitgebreide diners. Een
heel „pret" schip staat tot uw beschikking
en biedt plaats aan u en als u wilt 300
gasten.
Inlichtingen:
REDERIJ FLEVO
Harderwijk, tel. 03410 - 2598
na 18 uur 03410 2023.
WIJLEN MR. P. J. OUD
biografische visie". Die visie missen
we echter ook wel. Vonhoff zegt in
zijn laatste hoofdstuk: „Het beeld
van een man als Oud, dat op papier
groeit, is altijd een vertekend beeld.
Zeker als het geschreven wordt
door een oprecht bewonderaar".
Juist omdat Vonhoff Oud zo be
wondert, had hij het boek misschien
niet moeten schrijven. Hij neemt
namelijk bijna nooit afstand van de
door hem geportretteerde figuur. Wil
Vonhoff zich verontschuldigen als
hij schrijft: „Oud was geen heilige.
Het gevaar van een beschrijving
als deze is dat het een catalogus van
goede eigenschappen wordt".
In zijn hoofdstuk „Poging tot
beeldvorming", zegt hij weliswaar
dat Oud als persoonlijkheid te mar
kant was om geen uitsteeksel te
hebben, dat hij hard was in het ge
vecht, ongeduldig, geen schaker, doch
tacticus. Het is wat weinig voor een
visie.
Het boek heeft als kroniek overi
gens beslist zijn waarde. Vonhoff
geeft een' vrij volledig beejd van
Ouds werk in een lange rij van ja
ren. De opsomming is schematisch,
soms zelfs wat onduidelijk. Dit zi,
hem vergeven, want het is nu een
maal onmogelijk om het ongeloof
lijk vele werk, dat Oud op zoveel
terreinen heeft verricht, in 160 blad
zijden samen te vatten.
ADVERTENTIE
TE KUST EN TE KEUR IN ONZE
SHOWROOM: KAYERSDIJK 97
APELDOORN-TEL. 05760-31970
OOK 'S ZATERDAGS GEOPEND VAN 9 TOT 12 UUR
QELEERDEN en ingenieus iut twee
endertig landen zijn dezer da
gen in Londen bijeengekomen om zich
over de vraag te buigen of een leef-
waardige toekomst ontworpen en ge
bouwd kan worden. De eerste gedach
ten, die de ruim duizend gedelegeerden
op de vergadering van de Internationa
le raad van verenigingen voor industri
ële ontwerpen werd voorgehouden, was
van de Britse Amerikaan prof. Kenneth
Boulding N. C., dat de beleidvoerders
in de wereld tot dusver veel te veel
aandacht aan voeding en te weinig aan
dacht aan onderdak hebben gewijd, en
dat dientengevolge de huidige cri-
i in de steden niet verwonderlijk
zijn
„De architecten vinden buitengewoon
langzaam aansluiting bij de moderne
wereld", zo beweerde de geleerde, die
verbonden is aan de Amerikaanse uni
versiteit van Colorado in Boulder. Ver
geleken met de geweldige technologi
sche vooruitgang op agrarisch gebied,
is de ontwikkeling in de bouwindustrie
gestagneerd.
„Er bestaat praktisch niets dat
bouwfysica of bouwsociologie, zoals op
landbouwgebied, zou kunnen worden
genoemd". Prof. Boulding gaf toe, dat
de architectuur in de vorige generatie
wel degelijk ideeën had en creatief
was, maar dat zij ook „zeer frivool
was in die zin, dat de architecten als
groep niet bereid zijn geweest de moei
zame en pijnlijke weg van beproeving
van hun eigen creativiteit af te leggen,
maar inplaats daarvan hun eigen, on
derlinge maatstaven voor goed en
slecht hebben ontwikkeld".
Volgens hem, wordt op het ogenblik
een onderzoek ingesteld naar de sogio-
logis<^ie gevolgen van de zogenaamde
„prijsarchitectuur". Dit kan, volgens
de hoogleraar, zeer wel mogelijk uitwij
zen, dat de toekenning van prijzen voor
ontwerpen „regelmatig tot rampen
leidt en dat de mensen, die in gebou
wen wonen, die door architecten be
wonderd worden, voor dit privilege een
zeer hoge prijs in menselijke termen
moeten betalen".
Dr. Meredith W Thring van de
Londense universiteit bepleitte 'n nieu
we creatieve gemeenschap waarin de
man uitsluitend naar zijn creativiteit
wordt beoordeeld in plaats van aan de
hand van zijn rijkdom en bezittingen-
Als taak van de ingenieur in de crea
tieve gemeenschap, zag hij het maken
van machines of robots, die de mens
volledig zouden ontheffen van de taak
saai routinewerk te doen. Hij voorzag
over een generatie een wereld, waarin
de mens slechts 20 of 10 uur per week
zou moeten werken. Machines wilde hij
het werk aan de lopende band laten
doen, maar ook allerlei huishoudelijk
werk als schoonmaken, schrobben, bed
den opmaken, tafel dekken en gras
maaien.
Dr. Thring, die zelf reeds een robot
ontwikkeld heeft, zei dat het voor hem
een troostvolle gedachte is, dat een
machine nooit tot iets origineeis in
staat zal zijn.
In de Japanse hoofdstad Tokio is dezer dagen een kappersconcours
gehouden met een stuk of driehonderd deelnemers. Mej. Katsuko Usuda
was de ontwerpster van dit bekroonde kapsel, dat op een winderige no
vemberdag in Holland wel meer leuk dan praktisch zal zijn, dachten we zo.
1