Bodem geeft maar spaarzaam wat prijs over vroegere bewoners
Crematieresten werden
vroeger in oude lap aan
moeder aarde toevertrouwd
Armoede had op gebied van
culturele uitingen nooit
een veredelende invloed
VEILING SEPTER HEL
Scherven
Cultuur
Grafvondsten
Magie
Emigratie
Vinders
Dodenrijk
P.
door
Adriaan
de Kleuver
Arm
DONDERDAG 25 SEPTEMBER 1969
Vóór de Romeinen de lage landen bij de zee kwamen „bezetten"' was bij ónze
mensen het schrift niet bekend. Laat staan papier of perkament. AI wat wij
van onze vroegste bewoners weten moet door moeizame arbeid aan de bodem
ontfutseld worden. Voor de leek gaat het allemaal wél stiekum, zo'n ontslui
ting van de bodem. Hoofdzaak is dat het wetenschappelijk onderzoek in alle
rust plaats kan hebben. Er kunnen geen pottekijkers bij geduld worden. Ja,
letterlijk!
Grafheuvel zoals die op veel plaat
sen in ons land nog bestaan.
Het eerste dat van belang is voor de
grondbewerking is de ploeg. De teke
ning geeft het oertype weer. Een ste
nen ,,kauter" gewrongen in een primi
tief houten steel dat door een kleine
soort koe getrokken werd. Een stuk
bos werd afgebrand en na 'n summiere
bewerking werd het graan in de nog
warme as gezaaid. Deze roofbouw ont-
boste ons land over grote delen.
Als ze bezig zijn een soms aan scher
ven liggende pot uit te graven dan
moet dat in alle rust gedaan worden.
Alles moet opgemeten worden, de bo
dem moet bestudeerd worden, op brand-
resten moet gelet worden, ja wat al
niet meer.
Bovendien moet er vooixworden zorg
gedragen dat door ondeskundigen een
grafheuvel niet verstoord wordt. In een
paar woorden gezegd dus het volgende:
ze kunnen u bij dat onderzoek missen
als kiespijn. Daarom houdt men de
plaatsen waar prehistorische monu
menten als o.m. grafheuvels te vinden
zijn over het algemeen geheim.
Leken herkennen ze niet eens en de
paar ingewijden houden er veelal hun
mond over. Tenzij, als bij Eist en Rem
merden. een groot deel van de bevol
king je bij de hand kan nemen en naar
de grafheuvels brengen.
Eén er van ligt in een korenveld en
als dat gemaaid is wordt die bult zicht
baar. Op excursies wijs ik daar dan
op. Nooit kwam iemand op de gedach
te er in te gaan rommelen.
Vraag is of er nog wat te halen is.
Jaar in jaar uit is er over heen ge
ploegd en geëgd. Er werden al eens
scherven gevonden. Bovendien staan
op de zolder van het streekmuseum
kisten vol scherven, meest van aarde
werk uit de Ijzertijd, maar ook delen
Met deze vondsten en het in het veld
nog aanwezige de grafheuvels
moeten wij ons dus een beeld vormen
van het laatste dat men voor een mens
kon doen: de begrafenis. Daarmede
verbonden is dan de vraag waarom
men dat zo deed. Had deze cultus van
cremeren en bijzetten in urnen een
godsdienstige achtergrond? Geloofden,
die mensen aan een voortbestaan na
de dood? Ziedaar de vraag waarop ik
ik wil trachten een antwoord te formu
leren.
Weefgetouw in zijn meest simpele
vorm.
van een z.g. Hilversumurn uit de Mid
den-Bronstijd. Vergeten schatten op zol
der.
Van een paar weten wij door bijge
voegde briefjes waar dat pottengoed
vandaan komt. Voor het merendeel is
het onbekend. Mogelijk komt 't van een
urnenveld bij Remmerden. Een paar
grauw papieren zakjes zijn gevuld met
de crematieresten. Mooi om er de be
faamde C 14 methode op uit te probe
ren.
Grafheuvels en grafvelden dus waar
van met zekerheid gezegd kan worden
dat er uit de Bronstijd bij zijn. En wel
uit de cultuurperiode die wij aanduiden
als de Hilversum-urnentijd. Het is alles
nog raadselachtig in onze contreien.
Over de dodencultus bij Leersum is
meer bekend. Al geruime 'tijd ben ik
intensief doende met de bestudering
van de dodenbezorging in de Bronstijd
en de Ijzertijd. Het enige dat wij tot
voor kort uit de omgeving van Rhenen
kenden waren graven. Al gravende
stootte men nu bij Eist op woongrond.
Waarover meer volgt.
De mens wist zich een dikke 3500
jaar geleden te omringen met een
streekeigen, ja soms met een plaats
eigen cultuur. Het is beslist onjuist het
oude sprookje van hele of halve wilden
te handhaven.
Vijftig jaar geleden propte men ons
nog vol onzin op de lagere school. Je
hoorde slechts over Batavieren spreken
die in holle boomstammen de Rijn
kwamen afzetten, die in een doorlopen
de staat van delirium verkeerden en
dan hun vrouwen verdobbelden en die
de handen ineen geknepen mochten heb
ben dat de Romeinen ze kwamen
beschaven.
De werkelijkheid was anders. Ger
maanse stammen van het Over-Rijnse
tot ver Duitsland in namen het niet
langer en verdreven tijdelijk in
69-70 na onze jaartelling de vreemde
overheersers onder leiding van Julius
Civilis „de Bataaf". Hun woongron-
den lagen in de Over-Betuwe en hun
godsdienst hadden ze reeds aan die
van de Romeinen gekoppeld. De Bata
ven waren opgegaan in de nieuwe be
volkingsgroep. Maar waar in vredes
naam lieten ze hun doden?
Bij ons in Zuidoost-Utrecht is dat
het omgekeerde. Bij ons wél veel be
wijzen van begraving bijzetting is
juister en geen aanwijsbare woon-
gronden. De wijze van begraven of bij
zetten (crematieresten in urnen) wijst
evenwel in de richting van religieus
besef.
Maar wat dachten die mensen dan
wel over het voortbestaan na de dood?
Als wij daarover nu maar een enkel
beschreven velletje papier bezaten
dan had je een stramien om op ver
der te borduren. Maar er behoeft niet
aan getwijfeld te worden dat deze
mensen er eigentijdse religieuze cul-
tusvormen op na hielden.
Het leven van onze Bronstijdmensen
was eenvoudig. Het waren boeren, zo
als de ontsluiting van het bij toeval
ontdekte 3500 jaar oude dorp tussen
Dodewaard en Hien ons liet zien. Deze
mensen waren arm en die armoede
komt het meest tot uiting door het feit
dat ze wel in de Bronstijd leefden maar
opmerkelijk arm aan bronzen gebruiks
voorwerpen waren.
Ook de woongrond bij Boeschoten op
de Veluwe leverde geen brons op, ter
wijl het vinden van fragmenten van
een Hilversumurn ook daar op bewo
ning van de hogere pleistocene gron
den in de Midden-Bronstijd wijzen.
Voor de omgeving van Rhenen zijn
wij dan nog zo goed als geheel op de
grafvondsten aangewezen. Zoals gezegd
wijzen deze naar een voorstelling van
een leven na de dood. Hoe men zich
dat precies voorstelde weten wij door
gebrek aan handschriftelijke overleve
ring niet.
De spade komt ons evenwel te hulp.
Men gaf de doden voor de reis naar het
hiernamaals datgene mede waar hij in
zijn leven behoefte aan had. Kennelijk
dacht men zich het hiernamaals voor
als een verlengstuk van het leven aan
deze streep.
Voor de lange reis naar het doden
rijk kreeg hij voedsel mee dat in een
aarden pot aanwezig was, jachtgerei
in de vorm van pijlspitsen, gereed
schap om de jachbuit te verwerken
waarvoor het vuurstenen mes diende
en op de koop toe het wapen bij uitstek
om zich tegen de vijanden te verdedigen:
de strijdhamer, zelfs voorwerpen als
polsbeschermers om hem tegen vèrwon-
dingen te beschermen! Alles dus realis
tisch en doelmatig.
Zó gingen onze vroegste bewoners
de eeuwige jachtvelden in. Men gaf de
meest nodige bezittingen die hi j op aar
de bezat mee om voort te kunnen le
ven.
Dit duurde tot Karei de Grote op
christelijke gronden het bijvoegen van
grafgiften verbood.
Het christendom heeft in de Ger
maans/Frankische gebieden een harde
dobber gehad. Eeuwenoude geloofs
waarden lieten de hier geleefd hebben
de volken dan eerst varen als de groot
machten dat geboden. In streng behou
dende kringen is van deze oude karak
tertrek nog dikwijls een restant aan
wezig. Met grote tegenzin worden oude
waarden prijs gegeven.
In de meeste literatuur wordt grote
aandacht besteed aan de invloed van
de Kelten op de godsvoorstellingen van
de hier geleefd hebbende volken. Dit
mag dan gelden voor de Ijzertijd, maar
zéker niet voor de jonge Steentijd (Ne-
lithicum) en evenmin voor de Brons
tijd.
Eerder kan men aanvoeren dat de
oude zonaanbidding in de Keltische
cultus verweven werd. Onze eigen pre
historische culturen wijzen op zonaan
bidding. maar de boeren uit de late
Steentijd en vroege Bronstijd lieten wei
nig meer na dan hun grafgiften. Men
ziet in de touwbekerversieringen wel
zonnesymbolen. Maar hoe zat dat dan
met de klokbekerversieringen met hun
strenge symmetrie?
Er was een opvatting leven - dood -
leven. De dood was slechts een stap
naar een ander bestaan. In alle oude
godsdiensten treffen wij dit primitieve
denken aan. Dan moeten wij in veel
gevallen niet eens aan religie denken
maar aan magie als het het dagelijk
se aardse leven betrof. Rotstekeningen,
als in Zweden en Noorwegen uit de
Bronstijd bekend, ontbreken bij ons
uiteraard.
Toch kan ik mij levendig voorstellen
dat vóór een Germaanse stam op jacht
toog daar een magische 'handeling
aan vooraf ging. Ongetwijfeld heeft
men het begeerde dier in het zand af
gebeeld om er macht over te kunnen
krijgen.
Dit heeft niets van doen gehad met
animistische verering maar was zuiver
een vorm van magie.
Maar wat weten wij van de cultus?
Wat van mogelijke rituele dansen? Wat
van rituele offers? Onze zandbodem
liet er geen sporen van na.
Onze mensen behoorden tot de nogal
zwaarmoedig denkende Germaanse vol
ken. Die mensen zullen slechts het
hoognodige gezegd hebben. Wij weten
dat man en vrouw écht levenspartners
waren. Een vrouwengraf is met even
veel zorg behandeld. En zie, wat zij
nodig had, dat werd haar meegegeven.
Geen werktuigen voor de jacht en de
strijd. Zij kreeg een pot'mee, een vuur
stenen mesje en soms iets om zich
in het andere leven mooi mee te ma
ken, veelal een snoer stenen kralen, tot
wel een armband die bestond uit spin-
steentjes.
Ik zei reeds dat onze Bronstijd arm
aan het. metaal brons was. Zelden trof
men bronzen bijlen in graven uit die
tijd. Handelaren kwamen uit Ierland
met zulke kostbaarheden. De depot
vondst van Wageningen leert ons dat
die kooplieden ook mooie geslepen ste
nen bijlen aan de man brachten.
Er blijkt trouwens iets vreemds
gaande te zijn geweest. De perfecte
Veluwse keramische kunst ging ge
heel verloren. Het is mogelijk dat het
Veluwse klokbekervolk de grote
gewaagd heeft en naar de Britse
eilanden overstak. Andere, minder
begaafde volken namen hun plaats in.
Geen jagers meer die het wild ach
terna moesten trekken maar een
voudige boeren.
De klokbekerbakkers moeten trou
wens reeds vaste woonplaatsen gehad
hebben. Zij konden hun uit de hand
gevormde perfecte potten slechts in al
le rust maken. Onze bodem was arm.
Al bewijst het vinden van de bodem-
resten van het bronstijddorp in de
Over-Betuwe, ja zelfs in de Alblasser-
waard dat ze zich ook op de vrucht
bare gronden tussen de grote rivieren
waagden.
Onze geschiedenis van het Westelij
ke deel van Nederland werd verlengd
tot 3500 jaar vóór nu! Wij weten reeds
veel over die mensen, al zwijgt de we
tenschap er nog over omdat men met
het onderzoek nog niet gereed is.
Wat belangrijk is, het godsdienstig
leven van die mensen, zal ook door de
ze zo opzienbarende vondsten wel niet
geheel tot klaarheid gebracht worden.
Men meent wel een bouwoffer in de
vorm van een koe ontdekt te hebben in
zo'n prehistorische nederzetting. Is
dit juist dan is het bewijs van een
religieus ritueel geleverd.
Bij Hien zijn geen graven gevonden.
De kleigrond zou de skeletten goed be
waard aan ons overgeleverd hebben.
In de westelijker naar de kust gelegen
hebbende Bronstijdnederzettingen wer
den wel graven rond de Bronstijdwoon-
gronden aangetroffen.
Hoe bij Rhenen de bewoningstoestand
geweest is is nog slechts fragmenta
risch bekend. Bij de Paardekop in
Eist (deel Amerongen) werden bij het
graven van een sleuf, waar de een of
andere leiding door moest, in het bo
demprofiel enige kuilen en misschien
een paalkuil aanwijsbaar, die een hal
ve meter onder het maaiveld lagen.
Het vinden van met kwartsgruis ver
schraald Hilversumpotbekeraardewerk-
scherven wettigt het vermoeden hier
te doen te hebben met. de aanduiding
van een Midden-Bronstijdnederzetting.
Het is spijtig dat bij het publice
ren van dergelijke vondsten in de
min of meer officiële vaktijdschrif
ten wel de ambtenaren van het ROB
met name genoemd worden maar
nooit de ontdekkers of vinders. Laat
het mij dan vergund zijn de vind
ster van deze belangrijke ontdekking
met name te noemen.
Mevrouw Delfin-Van Mourik Broek
man, onze volijverige veldwerkleidster
in de AWN-groep Midden- en West-
Betuwe.
Als wij niet beschikten over mensen
als zij kon nog geen helft van datgene
wat nu bekend is, verkend en onder
zocht werd en ten slotte geborgen is
geregistreerd worden. Een verdiende
hulde dus aan mensen die in stilte
werken, maar dan ook compleet dood
gezwegen worden.
Uiteraard is het van het allergroot
ste belang dat een archeoloog van naam
en met ruime veldervaring achter de
puur wetenschappelijke publikaties
staat. Maar de ontdekkers en harde
werkers staan dan maar in de kou bij
het doorgeefluik dat ROB heet.
Zo is het ook met Kesteren. Veel
trouwe ploeteraars die er met elkaar
onverdeelde vreugde aan beleven dat
hun dorp zulke rijke vindplaatsen heeft.
Het aantreffen van resten van een laat-
Neolitische bewoning in de bouwput
aan de Nedereindsestraat wijst in de
richting van nog oudere bewoning van
het kleiland dan de Bronstijd.
Daar in Kesteren bevindt men zich
mogelijk op woongrond die nadien door
loopt tot in de Bronstijd en misschien
zelfs tot de Ijzertijd. Als prof. dr. Mod
derman gelijk heeft dat de Over-Betu
we het Insula Batavorum is van de
Romeinen (persoonlijk ben ik als het
ware onder hypnose van die idee) dan
moeten wij niet al te licht denken over
die veel oudere woongronden.
Het zal niet gemakkelijk zijn dc op
volgende bewoningsstadia aan te tonen,
maar voor mij is Kesteren altijd nog
een centraal bewoningspunt. En waar
mensen woonden daar was cultuur
en religie. Hoe men dat ook bekijkt.
Hat mag dan een stoute gedachte
zijn, maar het voorkomen van enige
urnenvelden bij Rhenen en Renkum
bracht mij op de idee dat de Betuwse
bewoners uit de Bronstijd, de Ijzer
tijd en de Bataafs-Romeinse tijd hun
doden over de Rijn brachten (het noor
den werd als het dodenrijk beschouwd),
en daar voldoende hout vonden voor de
crematies.
Zijn die overledenen soms direct
naar het oord gebracht waar men het
hiernamaals situeerde? In de Betuwe is
nog nooit een grafveld aangetroffen.
Prof. dr. J. E. Bogaers slaakte eens
de verzuchting: „Je zou gaan denken
dat die kerels nooit doodgegaan zijn".
De ernstige wetenschapsmensen zijn
De kleding werd geweven van uit de
hand gesponnen wol die soms met her-
tehaar vermengd was. Hiervan zijn
resten gevonden op ,,veenlijken" die
afkomstig zijn van mensen die door
onvoorzichtigheid in de moerassen om
kwamen. Dit weven geschiedde in
Egypte op precies dezelfde wijze als
bij ons in de Bronstijd.
heus zo saai niet als men wel eens
denkt.
In friijn gedachte zie ik zo n plechtig
heid. De familie nam afscheid van de
dode. En de beste wensen vergezelden
hem of haar naar het volgende leven.
Ach, in feite is er nog niets op dat
punt veranderd.
Mogelijk waren die mensen wel ge-
loviger dan wij. Zij leefden zo dicht
bij de natuur. Zij voelden zich dag in
dag uit omringd door bovennatuurlijke
krachten. Goed ze kenden de God van
Abraham, Izaak en Jacob niet en toch
leefden ze in diezelfde tijd! Er is geen
enkel aanwijsbaar verband tussen de
Mozaïstische godsvoorstelling en de zon-
neverering van onze mensen. Wat in
Mozes' tijd genoteerd werd kwam ook
voort uit de volksoverleveringen.
De kerken spreken in dat verband
van Goddelijke inspiratie. Maar iede
re ernstige theoloog weet dat uit de
bron die volksoverlevering heet zo
wel goede als verkeerde voorstellin
gen de heilige geschriften vullen.
Ons zijn geen Germaanse scheppings
verhalen bekend. De vermaarde Edda
heeft wel iets in die geest aan ons
doorgegeven, maar dat geldt in hoofd
zaak voor de noordelijker gelegen ge
bieden (Scandinavië, etc.) en wil nog
niet representatief zijn voor het sim
pele leven in onze contreien.
Het noordelijkste Bronstijdvolk was
cultureel bekeken onze mensen verre
de baas. De religie gaat in alle ge
vallen parallel met het cultuurpatroon
Van een bepaalde stam of volk. Zeker
hebben onze mensen een zonneaanbid-
ding gekend. Ze waren daarin zelfs met
de godsdienstvoorstellingen uit het Mid
den-Oosten en Egypte verwant. Het
volk dat wij als de Hebreeën aandui
den neemt een geheel aparte positie in.
Als Unitariërs werden zij de grondleg
gers van de westerse godsdienstvorm
bij uitstek: het Christendom.
Hoe de occupatie, respectievelijk con
tinuïteit, van de religieuze voorstellings
wereld van de oudste Germaanse
stammen was laat zich slechts raden.
Wij weten héél wat over hun doden
cultus maar daar houdt het mee op.
West-Europa is een gebied geweest
van de gaande en de komende man.
Wij moeten ons dan ook voorstellen
dat de religie hier te lande een sterk
wisselend karakter gehad moet hebben.
Ieder volk bracht eigen mythen en sa
gen aan en omdat het wel vaststaat
dat de oude bevolkingsgroepen opgin
gen in de nieuwkomers als de oude
stammen voor de veelal beter bewa
pende invallers niet de vlucht namen
of door dezen uitgeroeid werden moet
niet alleen versmelting van rassen,
maar ook van culturen hebben plaats
gehad.
Het meest sprekende is in dit" ver
band de invloed van de vreemde vol
ken op de vormgeving van het ge-
bruiksaardewerk. In de Jonge Steen
tijd met haar bekerculturen is de pië
teit jegens de overledenen groot ge
weest. Men gaf het beste mee voor de
reis naar het schaduwgebied als de
dood ingetreden was.
Prachtige klokbekers werden uit de
grafheuvels te voorschijn gebracht.
Opmerkelijk is dat verarming van de
cultuur ook minder eerbied jegens de
dood ten gevolge heeft gehad. Er wer
den soms urnen meegegeven, die ruw
en slecht gebakken waren. De Ijzer
tijd vormt daarvan in ons land een
sprekend voorbeeld.
In veel gevallen werd de crematierest
niet eens in een urn, maar vermoede
lijk in een lap ruwe stof gewonden
aan de aarde toevertrouwd. De bijga
ven ontbreken ook veelal. Voor ons
een doorslaggevend bewijs, dat deze
mensen erg arm geweest moeten zijn.
Armoede heeft op culturele uitingen
nooit een veredelende invloed gehad.
Veilbericht van de Tielse veiling Septer van woensdag 24 september 1969.
Opgave na klasse mm maat.
70/75
Appelen 75/opw
Bloemee
x Cox Orange k. 1 3649 3348
x Cox Orange k. 2 3139 2036
Ingrid Marie k. 1 2329
Ingrid Marie k. 2 21—30 20—27
x James Grieve k. 1 1834 2033
x James Grieve k. 2 1628 1927
x Notarisappel k. 2 1015 1014
Jasappel
Goudreinet k. 1 28—32 24—27
Goudreinet k. 2 2430 1824
Sterappel k. 1
Sterappel k. 2 2842
Manks Codlin k. 2 13—17
Transp. d. Cronsel k. 2 1719
Ellison Orange k. 2 2326 2629
Lemoenappel
Zoete Winterkroon
65/70 60/65
55/60 1
21—49
2
10—20
25—42
16—27
16—24
18—24
14—23
10—12
14—20
43—45
32—37
12—14
14—16
16—19
24—29
10—21
13—16
28—36 13—26
33—36
31—34
10—12
25—27
28—31
21—30
20—22
30—36
Zuurkroet p. 100 kg f16.20; Fabrieksfruit. blank en James Grieve fabriek p.
f 18.44; Lemoen en Notarisappel f 17.30; Roodkroet en Roodfabrieksfruit fl
12—17
100 kg
6.00.
Peren:
Clapps Favorite k. 2
St. Remy k. 2
IJsbouten
Giezewildeman
Brederode
Conference k. 2
Legiponts k. 1
Legiponts k. 2
Maagdeperen k. 2
Beurre Hardy k. 1
Beurre Alexander Lucas k. 1
Bonne Louise d.'Avr. k. 2
33—35
56—58
44—46 37—43 28—34 21—26
33—35 28—33
28—33 27—31 21—28
15—17 12—14
52—54 48—51 42—44
41—56
40—56 22—43
61—69 48—55
55—59 30—42
41—47
45—47 34—36
36—38 42—46
Pruimen:
Kwetsen 4062; 2949; Bramen per doosje van 250 gr 4455.
Druiven:
Frankenthalers 140160.
Groenten:
Andijvie 5982; x Princessebonen 65124, 4585; x Snijbonen 41130. 3095;
Rode kool 20—24; Wortelen 12—14; Sla per 100 krop fl 10.00-20.00, fl 5.00-9.00;
Komkommers groene per stuk 1925; Prei 2530; Uien 2738; Kroten 1820;
Spinazie 53—63, 3340; Spruiten 57—67, 2440; Koolraap 1517; x Tomaten per
bakje 150290. 90180; x Tomaten per bakje export a 358360; export b 446
448; export c 289292.
x is hoofdaanvoer.
Alles in centen per kg, tenzij anders vermeld.