Ouders weten te weinig
van kinderboeken af
Brits onderzoek naar
mannen met pruiken
Ziet u uw man ook al in het
Kostuum van de toekomst
etne^ep
rate
ancpót
De Italiaanse lijn
is zeer in trek
Amsterdamse onderwijsconsulent is van mening:
„Kind heeft er recht op
iets eng te vinden
Dure kapsels
voor 1970
Kentering
Strips
Futuristische modeshow in Amsterdam
Zo was hij zwaar
genoeg gestraft
Veel vrije tijd
Niet wegdoen!
Broek en trui
Eerste prijs
Hoeveel geven cle
Europeanen uit
voor bloemen
Zelfvertrouwen
DE HEER A.
OLDERSMA, onder
wijsconsulent in Am
sterdam. en nauw
betrokken bij de kin
derboekenweek:
..Met strips is het
net als met ijsjes:
een teveel maakt
een kind ziek".
ag&jBgj
j^e is zeven jaar, ze heet Marianne en ze leest op dit moment een sprookjesboek
dat zo griezelig is, dat ze er nachtmerries van heeft. Nu zou ik Marianne
dat boek meteen afpakken en haar troosten met sprookjes zonder doodenge
heksen en rare houten mannen. „Liever niet doen", zegt dan in Amsterdam de
heer A. Oldersma, een man die veel heeft te maken met de Kinderboekenweek,
die op 15 oktober begint.
„Een kind heeft er recht op iets
eng te vinden of doodgewoon kapot te
zijn van een verhaal", vindt de heer
Oldersma, van beroep onderwijs-con-
sulent van de gemeente Amsterdam.
„We moeten ook niet té zacht zijn",
zegt hij, „want ik geloof, dat ook een
griezelig verhaal bijdraagt tot de vor
ming van het karakter. Daarmee wil ik
niet zeggen, dat je een kind te veel
griezeligs moet laten lezen: overdose
ring is nooit goed".
Wat dan wel goed is? Een kind boe
ken laten lezen, die goed zijn (de heer
Oldersma spreekt liever van „waar
achtige" kinderboeken) en bij de leef
tijd passen. Omdat boekenlezen net
zo'n stuk opvoeding en karaktervor
ming is als bijvoorbeeld de gymnas-
De bekende Amsterdamse kap
per Jerry Barning en de juwe-
lenontwerper Douglas Cooper heb
ben dit Britse fotomodel hun visie
op de haar- en de juwelenmode voor
1970 laten showen.
De bovenste foto laat met behulp
van haarvlechtjes hoog opgestoken
haar zien, waarin een kostbare
armband met motieven van ooster
se draken wordt gedragen. De
armband is van achttienkaraats
goud en versierd met verschillen
de kleuren emaille en edelstenen.
De onderste foto werd meer van op
zij genomen en gaf de mannequin
gelegenheid een platina ring met
bruine, gele en witte briljanten in
diverse slijpsel te laten bewonde
ren.
tiek-, voetbal- of balletclub.
Nu weten we dat allemaal .allang,
mede door de Kinderboekenweken.
Maar doen we er ook iets aan?
„Te weinig", zegt de heer Oldersma.
„Kijk, het initiatief moet natuurlijk
van de ouders uitgaan, maar meer mis
schien nog van de scholen. We heb
ben op dit moment allerlei geweldige
methoden om de kinderen snel te le
ren lezen, maar we staan er soms te
weinig bij stil, dat er met die kunst
van het lezen ook iets gedaan moet wor
den".
„Nu is er wel een kentering gaan
de, maar ik vind, dat we méér moeten
doen aan kinderboeken. Te beginnen
bijvoorbeeld met tv-programmaatjes
daarover, steeds maar informatie ge
ven. Want wat weten ouders veelal van
kinderboeken? Wel, ze herinneren zich
misschien Prikkebeen, waarom ze vroe
ger zelf moesten lachen, of Robinson
Crusoë, omdat het zo spannend was".
„Natuurlijk is het best, wanneer je
dat ook je kinderen weer laat lezen.
Maar er zijn tegenwoordig nog zo vre
selijk veel andere goede kinderboeken,
die dezelfde aandacht verdienen".
Dat zou dan betekenen: een lidmaat
schap van een kinder- of schoolbiblio
theek en een regelmatige gang naar de
boekwinkel om het kind ook „ei
gen" boeken te geven.
„En in zo'n boekwinkel wordt het
dan soms niet zo makkelijk", zegt de
heer Oldersma. „Je koopt sneller een
Donald Duck dan een boek waar je
je eerst even in moet gaan verdiepen,
wanneer er geen deskundige verkoper
aanwezig is.
Over Donald Duck gesproken, ik heb
niets tegen het lezen van strips, wan
neer het maar geen manie wordt. Ik
vergelijk het graag met het eten van
een ijsje: eentje is lekker en mag best,
twee of drie ook nog wel, maar er is
geen kind dat gezond blijft als het al
leen maar ijsje* eet".
Goed, dan kopen we geen Donald
Marianne met het enge sprook
jesboek en haar (nog niet lezen
de) zusje Carolien. „Ook enge boe
ken kunnen bijdragen aan de ka
raktervorming van een kind", zegt
de heer A. Oldersma in Amster
dam.
Duck, maar een echt kinderboek.
„Nogal duur", constateren we dan
soms, „nogal duur, omdat het na één
keer lezen toch in de kast staat".
„Dat kinderboeken duur zijn, be
strijd ik", aldus de heer Oldersma.
„Gezien het werk, dat er doorgaans
inzit en de moeite, die er aan is be
steed, zijn ze nog belachelijk goed
koop. Maar stel, dat iemand zo'n boek
nogal duur vindt (terwijl hij misschien
wel tachtig gulden voor speelgoedtrei-
nen uitgeeft). Wie zal zeggen, of een
kind op zijn tachtigste jaar niet nog
stééds iets positiefs heeft overgehou
den, dank zij dat boek?"
"l^an mannen, die pruikjes dragen, is
slechts 25 procent vol vertrouwen
dat men hun „geheim" nooit zal ontdek
ken. Ongeveer de helft, 46 procent om
nauwkeurig te zijn, gelooft dat die
pruikjes haast niet als zodanig opval
len, maar 18,5 procent denkt van wel
en 10,5 meent dat ontdekking niet uit
kan blijven.
Een en ander staat te lezen in het
Britse consumentenblad 4 „Which", dat
196 pruikdragende mannen heeft onder-
~Wk vind het helemaal niet leuk, maar als prof. dr. F. L. Polak de socioloog
en futuroloog gelijk krijgt, dan ziet het er binnen dertig jaar wel even
anders in ons land uit. Want dan hebben we het jaar 2000 en dan vergaderen
we per beeldtelefoon. Het werk, dat we doen, doen we grotendeels thuis en ver
der zijn we hele dagen bezig met boten bouwen, kamperen, reizen en sporten.
We laten het net zoveel regenen als we willen, want het klimaat wordt geregeld
en we gaan steeds meer de natuur in.
lAe heer André Salois uit Ottawa had
zijn vrouw leren autorijden en dat
grondig gedaan, vol aartsvaderlijke
vermaningen over wat wél en wat ab-
sailuut niet mag.
Dezer dagen reed hij met zijn vrouw
naast zich, door Watkins Glen in de
staat New York en hij reed veel te
hard. Een agent op de motor hi^ld hem
aan en schreef een bonnetje uit. Ter
wijl dit gebeurde was mevrouw Salois
vliegensvlug de auto uitgestapt en had
het hele tafereel met welbehagen en
kennis van zaken op de film vastgelegd.
Toen Salois van de rechtbank in Wat
kins Glen bericht kreeg, dat hij een
boete moest betalen, vertelde hij de
rechter over de film, die haarscherp
was uitgevallen en hem al enige malen
door zijn vrouw was voorgedraaid.
Toen kwam er een brief terug van
lechter Walter Dunbar, die schreef:
„Het hof is van oordeel, dat u al
zwaar genoeg gestraft bent. Wij hebben
besloten uw straf niet onnodig te ver
zwaren met er nog eens een geldboete
op te leggen".
Nou ja, dat „de natuur in" en wei
nig regen, dat trekt me wel, maar voor
de rest zo'n beetje alles per computer?
En in Amsterdam vroeg ik aan prof.
Polak: Zou u in het jaar 2000 willen le
ven? „Nou. dolgraag", zei hij. „Nog
liever in 2500. Ik zou me ook graag la
ten invriezen en over honderd jaar la
ten ontdooien, om eens te kijken wat er
van mijn voorspelling is uitgekomen".
Maar intussen hield prof. Polak
pas 61 jaren jong zich aan deze tijd
en consumeerde een kopje vissoep.
Hij was naar het Amsterdamse Apol-
lohotel gekomen, samen met mevrouw
Ageeth Scherphuis, de textieldeskundi-
ge mevrouw Margreet Blokslag, mode
ontwerper Gerard de Both en nog een
paar mensen, die de jury vormden bij
de wedstrijd „Het kostuum van de Toe
komst".
En het ging dan om onze kleren
vooral onze mannenkleren zo rond
dat jaar 2000. Aan de studenten van
mode-, confectie- en kunstacademies in
Nederland was gevraagd dat kostuum
te ontwerpen.
Van prof. Polak kregen ze allemaal
wat richtlijnen. „Ik heb ze dus allemaal
op papier, verteld, over dingen die van
belang zijn voor die toekomst", aldus
prof. Polak. „Ten dele een beetje toe
komstfantasie, ten dele gegrond op
nou ja, wetenschappelijk vind ik een
wat groot woord, laten we zeggen: op
prognoses, die je nu denkt te kunnen
maken."
Het levenspatroon is over dertig jaar
helemaal veranderd, meent prof. Po
lak. De computers en de beeldtelefoon
zullen de belangrijkste communicatie
middelen zijn. En daarnaast krijgen
we een enorme concentratie op de vrije
tijd, die steeds zal toenemen.
Afstanden, aldus prof. Polak, zullen
er in het jaar 2000 praktisch niet meer
bestaan. Transportmogelijkheden bren
gen de gehele wereld binnen een zeer
gemakkelijk en snel bereik. Men gaat
veel meer reizen en er zullen steeds
minder mensen in de steden blijven
wonen.
Bij al die veranderingen blijft natuur
lijk de kleding niet achter. Met al die
vrije tijd komt er een grote behoefte
aan vrijetijdskleding.
Maar aha, nog niet dat donker
blauwe pak weg doen! „Want er zal
ook kleding voor sociale doeleinden
moeten zijn, zoals het vergaderen per
beeldtelefoon".
Dat gaat dan misschien zo: achter 't
bureau, de gemakkelijke tuinbroek aan
maar daarboven een keurig overhemd
en colbertje, want om elf uur gaat u
vergaderén, oftewel telefoneren en de
andere vergaderaars ziet u en zij
zien u op een beeldscherm. Maar
dan ook blijven zitten en niet opsprin
gen natuurlijk.
Wel, honderd en vijfentwintig ont
werpen getekend zijn er door. stu
denten aan die academies ingezonden
en Candia Visser kreeg de eerste prijs.
praktisch en ook voor een enigszins
oudere heer draagbaar, goed doordacht
vooral met het oog op zowel een even
tueel klimaatbeschermende functie
als elektrische verwarmingsmogelijk
heden".
En na al die deskundige wijsheid
verwacht u toch niet van mij dat ik
zeg: Ik voel me in een broek en trui
lekkerder?
Dat mag dan nu nog waar zijn,
maar we hadden het over het jaar 2000.
vraagd en twaalf vrijwilligers naar
pruikenmakers heeft gestuurd om daar
eens hun licht op te steken.
De handel in pruiken floreert in
Groot-Brittannië sinds een jaar of
vijf. De prijzen van een mannepruik-
(je) variëren van 40 pond tot 175 pond.
„Which" heeft ontdekt dat mannen met
een niet al te prijzige kunstdos best in
hun schik zijn, maar dat zij die een
dure pruik hebben aangeschaft minder
in hun sas zijn.
Van de mannen met een pruikje van
150 pond 6p het hoofd was 28 pet „zeer
tevreden" en 31 pet „absoluut ontevre
den", maar 62 pet van degenen, die 't
financieel wat kalmer hadden aange
daan met een pruik van 45 pond, waren
vol lof; slechts 4 pet van deze categorie
was helemaal niet content.
De helft van de pruikedragers vond,
dat de nieuwe „dekking" hun zelfver
trouwen gaf en velen rapporteerden,
dat de pruik het hoofd fijn warm hield
en dat een tik op het hoofd nu min
der aankwam. Slechts enkele heren
hielden de pruik op in bed. De reden
lag voor de hand: het ding schoof er
dan te gauw af.
„Which" noteerde ook enkele bezwa
ren. Iemand zei: „Als je eenmaal met
'n pruik bent begonnen en men denkt
dat het „echt" is, dan word je wel ge
dwongen er mee voort te gaan en er
geld aan te blijven uitgeven.
Veel dragers schaamden zich niet erg
om voor het eerst met de pruik op in
het' openbaar te verschijnen, maar een
man had een woord van waarschuwing
voor wie dat aangaat: „Koop niet zo'n
ding als je er veel jonger door komt
uit te zien dan je vrouw, want dan
staat je een hoop narigheid te wach
ten...".
A
Wij hadden gedrieën een geanimeerd gesprek na afloop
van het bezoekuur in het ziekenhuis, waar de twee
dochters haar moeder met toewijding hadden opgefleurd. Dat had de
oude dame overigens niet strikt nodig, want zij was de opgewektheid in
eigen persoon, en ongelooflijk vitaal voor haar zesentachtig jaren.
Die taaie levenskracht hadden de dochters elk op haar wijze van
moeder geërfd. De jongste knap, goed gekleed, intelligent, die na
de vierde operatie tijdelijk haar werk had moeten opgeven, maar
gelukkig nog kon chaufferen en zodoende haar zelfgevoel als „niet
volslagen uitgeschakeld" overeind hield. De oudste niet zo intelligent,
maar mollig en blozend gezond, doorkneed in alle huishoudelijke
bezigheden.
Gedrieën vormden zij een harmonisch klaverblad, dat bovendien nog
het geluk had een eigen gerieflijk huis te bezitten. Maar de dochters
waren genoeg realisten om te beseffen, dat op moeders wonderbaarlijk
herstel menselijkerwijs gesproken geen tien levensjaren meer zouden
volgen. Met al haar opgewekte levenswil was zij toch maar een mens
van een dag.
Dat hielden beiden zich de laatste jaren voortdurend voor ogen: dat de
tijd niet ver meer was dat zij alleen zouden achterblijven in de
ouderlijke woning. En daarvoor hadden zij al geruime tijd geleden
maatregelen getroffen. Zij stonden ingeschreven als gegadigden voor een
verzorgingstehuis
Ik moet wel even hoogst verbluft gekeken hebben, want zij haastten
zich om strijd deze voorzorg toe te lichten. Wist ik wel, dat iemand
tegenwoordig minstens tien jaar vóór zijn AOW of pensioen zich op de
wachtlijst moest laten zetten om redelijk zeker te zijn van een plaats
in zo'n bejaardentoevlucht?
Ik knikte maar eens en luisterde belangstellend naar de al zo vaak
gehoorde opsomming van voordelen, die zo'n verzorgingscentrum bood
boven het eigen huis.
Geen zorgen voor onderhoud,buiten en binnen, voor verwarming in de
winter en de tuin in de zomer, geen trappen klimmen en vuilnisemmers
sjouwen, geen eten koken en boodschappen doen. Je betaalde voor
onderdak en verzorging en was verder veilig en zonder zorgen onder
de pannen, ook en vooral als je begon te sukkelen.
Zeker, zeker, het was alles volkomen waar, en een mens moet vooruit
zien in deze ongewisse tijd. Maar ik kon het niet helpen dat ik de
gehele terugweg lang mijn verbaasde hoofd bleef schudden.
Twee competente vrouwspersonen, nog niet eens halverwege ds
vijftig, de oudste kerngezond en even vaardig achted het gasfornuis
als de naaimachine. De jongste weliswaar in niet al te beste conditie,
maar even wilskrachtig als moeder en in elk geval tot haar overlijden
zeker van een heel behoorlijk inkomen.
Twee vrouwen die elkaar prachtig aanvullen in het veilig bezit'van een
solide dak boven haar hoofd, in een rustige straat met vriendelijke
en hulpvaardige buren. Zelfs die twee maken zich nu al in alle ernst
zorgen voor haar oude dag, en zien geen idealer oplossing in het
verschiet dan een kamer in een verzorgingscentrum, met maaltijden
uit de grote keuken en zitjes in de grote tuin.
Want iedereen zegt: Je moet je veilig stellen, je moet zorgen dat je
voorgoed geborgen bent als de oude dag begint. Terwijl zij beiden, bi)
wijze van spreken, die oude dag rustig en genoeglijk konden slijten in
haar eigen vertrouwde omgeving.
Eigen huis betekent nu eenmaal meer vrijheid, meer armslag dan een
kamer, hoe gerieflijk ook, ifi een tehuis. Waar men toch noodgedwongen
veel meer met anderen rekening moet houden, en men in de omgang
en gesprekken, bijna uitsluitend op leeftijdgenoten is aangewezen:
altijd en immer tussen bejaarden verkeren maakt de geestelijke horizon
wel benauwend eng.
Maar nog afgezien daarvan: beseffen de dames wel, dat die hulpbehoe
vende oude dag eigenlijk een volkomen foutieve voorstelling van zaken
is? Dat de oude vrouw, die met een gebroken been onder aan de
keldertrap ligt, de oude man die vervuild en half verhongerd naar een
ziekenhuis wordt gebracht tot de angstige verbeelding spreken, omdat
zij de voorpagina's bereiken. Maar in feite op de grote massa van bijna
anderhalf miljoen bejaarden de vrij zeldzame uitzonderingen vormen.
De statistiek heeft uitgewezen, zo las ik kortgeleden met een zekere
opluchting, dat op de honderd vaderlanders boven de vijfenzestig er
hoogstens zes hulpbehoevend of chronisch ziek zijn en daarom in een
inrichting moeten opgenomen worden.
De rest kan zich, met enige hulp van buitenaf desnoods, best redden.
En hoe actiever en redzamer zij blijven, hoe meer dat hun gezondheid en
zelfbewustzijn ten goede komt.
Voor die vierennegentig procent is er dan in feite ook niet de minste
reden om bij het ingaan van pensioen of AOW nu meteen maar met
pakje en zakje een bejaardentehuis binnen te wandelen.
Op de vijfenzestigste verjaardag gaat niemand plotseling aan verval van
krachten of achteruitgang van vermogens lijden. Dat blijkt zonneklaar
uit diezelfde statistiekzeventig procent van alle bewoners der
bejaardentehuizen horen daar niet thuis. Het is alleen een aangeprate
angst, die hen naar dat weeshuis voor ouden van dagen" heeft gedreven.
nPijdens een van de vcrkiezingscanv-
pagnes in Italië had een televisie
debat plaats tussen enkele politici. Dit
gebeurde in de studio, die het aanzien
had van een flinke studeerkamer,
voorzien van een schrijfbureau, waar
op een bureaulamp stond. Na de uit
zending stond het schakelbord van
de telefooncentrale van de Italiaanse
televisie roodgloeiend vanwege de te
lefoontjes. Niet zozeer vanwege het zo
juist afgelopen debat, maar omdat on
telbare kijkers wilden weten waar men
de bureaulamp kon kopen, die op het
scherm te zien was geweest.
Er woedt een stijlorkaan in Italië
Scandinavië heeft op het gebied van
de vormgeving een ernstige concurren-
Candia is een meisje van achttien
jaar uit Breda. Ze was er ook, in Am
sterdam, in een zwart pak met lange
broek voorzien van zeer wijd uitlopen
de pijpen. Ze hield zich goed, maar was
wel opgewonden. „Weet u waar mijn
eerste prijs uit bestaat", vroeg ze me.
„Een reis naar Amerika".
En dat kan dan allemaal, omdat
Peek en Cloppenburg honderd jaar be
staat, dat feest wil onderlijnen met de
ze wedstrijd en tegelijk de jacht naar
jong talent wil stimuleren.
Wat Candia Visser mij over dertig
jaar wil laten dragen, is een wit kos
tuum. Als ik haar zelf aan het woord
laat: „Een tweedelige body-stocking
van witte zijden tricot met een voor
pand en broekspijpen van een dubbele
laag zijden tricot, waar tussenin hori
zontale banen schuimplastic gestikt
zijn, zodat er een ribbeleffect ontstaat.
De schoenen zitten vast aan de mail
lot. Over dit geheel heen 'n lange jer
sey jas, die open hangt van voren en
op zijn plaats gehouden wordt door een
tailleband van flexibel aluminium met
plastic".
En het juryrapport zegt daarover:
Futuristisch zeer opvallend, modieus,
Op de linkerfoto ziet u het met
de eerste prijs bekroonde „kos
tuum van de toekomst", ontworpen
door mej. Candia Visser: een futu
ristisch model, dat kennelijk op
sterke klimaatswisselingen bere
kend is. Het zijden tricot is gevoerd
met schuimplastic.
De foto rechts laat de inzending
van mevrouw Els Piète zien. Op
vallend zijn hier de opblaasbare
schouder- en heupstukken, die als
opbergplaats kunnen dienen.
tie gekregen door „la linea italiana",
de Italiaanse lijn.
Wie in Italië is geweest, heeft zelf
kunnen bespeuren, dat de Italianen al
tijd al meesters zijn geweest in het ma
ken van mooie dingen. Van schrijfma
chines tot automobielen, ieder reeds
bestaand gebruiksvoorwerp wordt
thans door Italiaanse vormgevers op
nieuw en met een uiterst kritische blik
bekeken.
Het resultaat is een schrijfmachine,
een auto of een telefoon, die stijlvol
en kleurig is, zonder dat men op zijn
tenen behoeft te gaan staan om de
prijs te kunnen betalen.
Een enkele keer is het nieuwe pro-
dukt zo mooi, dat men er geen pu
bliek voor kan vinden. Dat overkwam
de ontwerper Achille Castiglioni, die
in 1 j een stofzuiger ontwierp, waar
de hele wereld van industriële vorm
gevers versteld van stond. Het apparaat
werd zelfs in het Museum of Modern
Art in New York tentoongesteld. De
machine werd vrijwel niet verkocht.
Hij leek niet genoeg op een stofzuiger.
De door zo veel t.v.-kijkers zo fel be
geerde bureaulamp was overigens van
dezelfde ontwerper.
Wie wil weten hoe stijlvol de Ita
lianen bij het ontwerpen van hun
produkten te werk gaan, krijgt door
een overzicht in het oktobernummer
van het maandblad „Het Beste" een
goede indruk.
/Ap een conferentie in Rome van de
voedsel- en landbouworganisatie
van de VN, de FAO, is een statistiek
gepubliceerd over het kopen van bloe
men door de Europeanen. Hieruit blijkt,
dat de Engelsen het minst uitgeven
voor bloemen, d.w.z. ongeveer negen
gulden per persoon per jaar. De Denen
zijn in dit opzicht het gulst: zij geven
ongeveer 57 gulden per hoofd per jaar
uit aan bloemen.
Na de Denen komen de Noren, de
Westduitsers, de Nederlanders (27 gul
den), de Belgen, de Fransen en de Ita-.
lianen.
De belangrijkste bloemeninvoerende
Europese landen zijn West-Duitsland,
met ongeveer 67 pet van het Westeuro-
pese totaal, gevolgd door Zwitserland
en Zweden met elk ongeveer 9 pet.
Binnen Europa is Nederland het be
langrijkste bloemen-uitvoerende land
met 60 pet, gevolgd door Italië met 33
procent.