MAR TIN AIR is écht in de wolken met de nieuwe Fellowship Straks samen m een Uitgekiende zuster De burgerlijke stand van een bos met vogels Beter leven Elkaar aanvullen „Stapelgek" anden? Dat doen we straks in een -* achtertuintje en dan komt het toestel nog niet eens zó ver de keu ken in, dat het z'n neus in de pannen op het fornuis steekt." Het werd tij dens de eerste vlucht van Martinair Holland met de nieuwe Fokker F 28 Fellowship als een grapje geponeerd, maar na de landing kwam er alsnog een applaus voor: als een meteoor uit de hemel vallend, had de F 28 van zijn hele landingsbaan nog geen 400 meter nodig om tot stilstand te komen. Toen was ook iedereen flink tegen z'n veiligheidsriemen aange gooid, maar bewezen was, dat het kón en daar ging het tenslotte om. Meestal zal de F 28 het wat kalmer aan doen en 1000 tot 1500 meter voor de landing nemen, wat ook al heel kort is maar er is nu dan toch een tweemotorig straalverkeersvliegtuig met een accommodatie voor 65 per sonen, dat overal ter wereld op heel moeilijke vliegveldjes kan landen. Die vliegveldjes mogen dan desnoods ook nog ongeplaveide startbanen heb ben. Bovendien zijn de ontwerpers van Fokker uitgegaan van zeer inten sief gebruik met de ongewoon korte gemiddelde vluchtduur van een half uur. Kortom: de F 28, waarvoor Fok ker in de loop van 1969 het Neder lands Bewijs van Luchtvaardigheid verkreeg, is in de luchtvaartwereld een unieke machine voor de talrijke routes, waarop met de grote „jets" weinig te beginnen is om technische en economische redenen. Er vliegen al Fellowships voor Duitse, Noorse, Italiaanse en Australische luchtvaart maatschappijen en in eigen land is er nu de PH-MAT, waarmee Marin- mand aan dacht, maar die nu in ver sneld tempo op ons afkomen. Het zullen zeker de laatste proble men niet zijn, maar Martinair voelt zich degelijk opgewassen tegen alle zorgen, die zij binnen haar eigen in vloedssfeer opgelost kan krijgen. Zelfstandig naast, maar intensief sa menwerkend met de KLM (werk en bemanningen worden bijvoorbeeld vaak gewisseld) en met elf succes volle jaren in het logboek. Boeiende jaren, maar de herinneringen eraan worden niet bijgezet in een album: ze zijn te gebruiken voor de toe komst. air Holland dezer dagen die eerste vlucht maakte met een aantal geno digden. De PH-MAT is de nieuwste aanwinst van een chartervloot, waar mee Martinair tegen het einde dit jaar tien eigen vliegtuigen waar onder heel grote, zoals de DC 8 te gelijk in de lucht kan brengen. FJie eerste vlucht ging naar het En- gelse Kanaaleiland Jersey en dat was meteen al een goede gelegenheid om te laten zien, hoeveel mogelijk heden tot exclusief reisplezier er ook Fokker zelf over de F 28: „Volgens een conservatieve schat ting moeten we in tien jaar tijd tenminste 250 Fellowschips kun nen verkopen en dan beginnen we winst te maken, nadat ca. 150 toestellen zijn afgenomen". Wordt er intussen alweer ge sleuteld aan nieuwe ontwerpen? Niet in de letterlijke zin van het woord, maar de geruchten over een nieuwe F 29 worden bij Fok ker geenszins ontkend. Het zou, na de jaren '70, een 100-persoons- toestel kunnen worden, wellicht aangepast bij het „van-stad-naar- stad" verkeer, dat Europa tegen die tijd ongetwijfeld zal kennen. En als we*nog verder gaan? „Een F 30 zullen we misschien niet meer zien", zegt Fokker, „wellicht zullen we dan aan een Europees produkt werken en een onderdeel zijn in een veel groter geheel. In zo'n goed geleid con sortium kan Fokker een redelijke mate van onafhankelijkheid be houden. Als klein land hebben we ongetwijfeld grote voordelen we zijn een graag geziene bemid delaar, een samenvoegende fac tor". Inmiddels wijzen de statistieken uit, dat het luchtverkeer met 15 pet. per jaar toeneemt, een ver dubbeling in vijf jaar. In vlieg- snelheden kan niet veel méér wor den verwacht. Een grote dichtheid van supersoon verkeer zal im mers niet worden toegestaan. Voor ons werelddeel, waar het lucht verkeer vergeleken bij Amerika nog jaren achter ligt, zal de air bus een goede toekomst hebben. „Dat is dan een Europees pro ject, waaraan we uitstekend zou den kunnen meewerken"aldus Fokker. op de korte afstand al zijn. Jersey betekent: nog geen uur vliegen naar een eiland met een subtropisch kli maat, waar gezwembroekte mensen in oktober nog onder de palmen aan het strand lopen. Mochten die palmen er misschien geïmporteerd en door mensenhanden geplant zijn, ze groei en er in ieder geval en goed ook. Evenals de andere Kanaaleilanden heeft Jersey verder een heel apart landschap met rotsen, bos, erg veel bloemen en aandoénlijke stadjes. Dit alles op Engels grondgebied, maar veel dichter bij Frankrijk dan bij En geland, namelijk onder het schier eiland van Cherbourg, nét in een warme golfstroom. Die merkwaardige ligging moest in hét verleden wel aanleiding geven tot operette-oorlogen tussen Engelsen en Fransen, die er dan ook in ruime mate zijn geweest. De mensen van Jersey hebben er in ieder geval een vlotte tweetaligheid aan overgehou den, die zij echter gebruiken om de zaken gemakkelijker te maken in- plaats van moeilijker: bij hun activi teiten ter bevordering van het toeris me hebben ze er veel aan. Een in drukwekkende slagzin op hun toeris tische vlag, die de lading zeer wel dekt: „Hier is het leven beter dan het leven zelf." Ook wordt Jersey al verkocht als „het onbekende eiland, dat iedereen kent." Ze bekijken het wel goed op dit eiland, waar de be lastingen nauwelijks drukken en waar moeders met kinderwagens constant rechts houden in het links rijdende verkeer „dan moeten de auto's wel om je heen," zeggen de moeders van Jersey. Tn dit kleurige erfdeel van het pa- radijs, nog zo dicht bij huis, kon je tussen de verspreide genodigden overal de rijzige gestalte zien opdui ken van Martinair-directeur J. M. Schroder („m'n eerste vrije dag van 't jaar"). Hij vond het zelf ook een lekker dagje en ontspannen vertelde hij, hoe het er tegenwoordig bij staat met Martinair. Het bedrijf, waarmee hij in 1958 begon en dat vijf mensen op de loonlijst had staan, blijkt nu een geïnvesteerd vermogen van hon derd miljoen gulden te hebben en een gestort aandelenkapitaal van veertig miljoen, 's Zomers zijn ruim vijfhon- De F 28 heeft In de loop van dit jaar, waarin met de aflevering werd begonnen, al heel wat demon stratievluchten gemaakt in vele lan den. derd mensen in dienst en de eigen vloot van moderne straalvliegtuigen is een sieraad voor de vaderlandse vliegerswereld, die er best mee voor de dag kan komen. De bedrijfspoli- tiek, waarmee de maatschappij groot is geworden, bleef onveranderd: een chartermaatschappij vóór alles, die slechts datgene wil doen waarin de lijnmaatschappijen niet kunnen voor zien. „We vullen elkaar aan, liever dan elkaar te bevechten," aldus de heer Schroder. Door deze duidelijke bepa ling van haar standpunt heeft Martin air het vertrouwen gekregen van de lijnmaatschappijen, die dan ook vaak aan de telefoon zijn om „bestellin gen" door te geven. Die kunnen be staan uit vakantiegangers, zeelui, missionarissen, levende dieren, bloe men en eigenlijk alles wat op een be paald moment de lucht in moet. Het werkt lekker zo, zegt men bij Martin- air. Tke nieuwe F 28 kan zich in dit beeld van activiteiten haast letterlijk voelen als een vogel in de lucht. Zo denkt ook de Martinair-directie bijna allemaal ervaren vliegers er over. Directeur Schroder: „Je wordt er stapelgek van, zo'n fijn toestel is het om ermee te vliegen. Alleen al dat landen op een vliegveld, waarvan je niet eens kunt zien dat het start banen heeft, het is gewoon een eng gezicht, maar het gaat prachtig. We hebben de Fellowship dan ook echt niet genomen omdat het een Neder lands toestel is, maar omdat er voor ons werk geen beter te koop wordt aangeboden. Ook wat de passagiers- accommodatie betreft." Hij zegt, dat de F 28 mede een antwoord is op een van de drie grote problemen, waarmee de luchtvaart in de komen de tijd te maken krijgt: de volle vliegvelden. De twee andere zijn de luchtwegen en de hotelaccommodatie in de buurt van de vliegvelden. Pro blemen, waar vijf jaar geledon nie- V V De Fokker F28 Fellowship is het nieuwe zustervliegtuig van de F27 Friendship, waarvan meer dan 500 exemplaren zijn verkocht. De belangrijkste karaktertrekken van deze laagdekker met de T- staart zijn in het kort: Motoren aan de staart voor goede èèn-motor-vliegeigenschap pen en voor een schoneopti maal gunstig geconstrueerde vleugel; Vleugel met minimale pijl- vorm, tot het uiterste uitgekiend en beproefd voor de beste eigen schappen bij langzaam vliegen tijdens start en landing zonder bijkomende nadelen bij de kruis snelheid 0 Effectieve dubbelspleet- lan- dingskleppen aan de vleugel voor een grote draagkracht bij langzaam vliegen in start en lan ding; Liftverstoorders op de vleugel bovenzijde die op het moment van landen automatisch openen en die samen met het elektronisch ge stuurd remsysteem heel korte landingen mogelijk maken; Staartrempleppen (als eerste verkeersvliegtuig ter wereld) waarmee de vlieger de weerstand van het vliegtuig naar believen kan regelen, zonder dat de draag kracht wordt beïnvloed. Een no viteit die het nauwkeurig binnen vliegen en het landen vergemak kelijkt en die voor de passagiers door de soepele trillingsvrije wer king extra comfort tijdens de da ling betekent; Hulpturbine voor de levering op de grond van elektrisch ver mogen en van lucht voor de air conditioning enz., alsmede een in gebouwde elektrisch bediende passagierstrap om onafhankelijk te zijn van vliegveldaccommoda tie. Nog enkele getallen: vleugel spanwijdte 23.58 m; lengte 27,40 m; hoogte 8,47 m; max. startge wicht 28.125 kg; kruissnelheid 850 kmlu. Aanslag Putten'n bijzondere opdracht "ITufentwintig jaar lang heeft er een diep stilzwijgen geheerst over de omstandigheden die geleid hebben tot de razzia van Putten op de eerste oktober 1944. Al die tijd en telkens weer in versterkte mate bij de jaarlijkse herdenkingen gin gen in Putten oude geruchten op nieuw de ronde en kwamen er nieu we bij. De grote vraag is altijd ge bleven: hoe is dat toch met die aan slag gegaan? Niemand was in eer ste instantie benieuwd naar de aan slag op de Duitse auto by de Oldenal- lerbrug, maar wel naar het antwoord op de vraag: hoe is men er toe geko men? Zoals wij reeds schreven, is de leider van de verzetsgroep die het commando voerde onbereikbaar voor een ieder die hem er naar vraagt. Er is na de oorlog een degelijke afspraak gemaakt tussen de daders van de aanslag en een aantal an dere leden van de verzetsgroep, dat er tenminste veertig jaar na de oor log niet meer over die fatale nacht van 30 september op 1 oktober zou worden gesproken. Bij het Rijksbureau voor Oorlogs documentatie is het „proces-ver baal van Putten" onder servituut ge deponeerd. Niemand zal er al thans voor 1985 ooit een blik in mogen werpen. Wat z\jn motieven zijn, is ons niet bekend,.maar één van degenen die aan de aanslag heeft deelgenomen en die ar 25 jaar lang met geen woord over gerept heeft, is niet meer van zins alles geheim te houden. Hoe wel hij zich niet geheel van de af spraak met de anderen wil losma ken, wil hij zoals hij aan een verslaggever verklaarde „wel eens iets kwijt". In een gesprek van een onzer re dacteuren met deze man, de heer P(iet) Oosterbroek die in Putten bekend staat als een belangrijke fi guur in de verzetsbeweging en een dapper man in moeilijke omstandig heden, zijn toch enkele nog onbe kende facetten van het verzets werk in Putten naar voren gekomen. Ook enkele punten die mogelijk tot een beter begrip kunnen leiden ten aanzien van de voorgeschiedenis van de Puttense razzia. „ür wordt zo vaak gesteld", zegt de heer Oostenbroek, „dat de aanslag bij de Oldcnallerbrug de directe aanleiding is geweest van de represailles tegen Putten. Alles goed en wel, maar daarbij wordt dan wel vergeten dat de naam Putten in het boekje van de Ortskommandant al lang rood omrand stond aangete kend met de kanttekening das verdammte Putten Prof. De Jong van het Rijksinstituut voor Oorlogs documentatie kan nu wel zeggen, dat de razzia van Putten te wijten was aan de actie van een paar wilde communisten en dolende jonkers en dat er van verzet in Putten sprake is geweest, maar ik kan hem het an ders vertellen." De heer Oosterbroek is het kenne lijk zo langzamerhand beu al die geruchten en insinuaties. Hij heeft „de televisie", die onlangs nog bij hem op bezoek was, dan ook kenbaar gemaakt wel eens iets te willen ver tellen, maar dan in een directe uit zending oog-in-oog met het Ne derlandse volk en niet zoals on langs gebeurd is met een interview met de Puttenaar Harmen Bos, in welke reportage, volgens de heer Oosterbroek, hele stukken zijn uit geknipt. Ï-Jet heeft velen in Putten verwonderd, dat de heer Ooster broek onlangs in een inerview een hele reeks onvriendelijke woorden heeft gezegd over de leider van de aanslag in Putten, de man die te vens plaatselijk commandant van het verzet was. Deze leider wordt door de heer Oosterbroek beschre ven als een man die bibberde van angst als er iets moest worden on dernomen, die zjjn troep op kritieke momenten in de steek liet, die ook bij de aanslag van 30 september de vlucht nam en die na de razzia van Putten door zijn eigen groep werd nagezeten. „Als we hem te pakken hadden gekregen, hadden we hem doodgeschoten, want het was oor log, ook voor ons, en een officier die zijn mannen in de steek laat, ver dient niet anders," zegt de heer Oos terbroek. Later, na de oorlog, heeft hij geen contact meer met deze leider, die nu in Assen woont, gehad. In ieder geval, toen alles voorbij was, is door de groep een afspraak gemaakt, waarbij ook Puttenaren aanwezig ztfn geweest, dat er niet meer over gesproken zou worden. De heer Oosterbroek zegt dat die afspraak is gemaakt voordat de Puttense be volking op de hoogte was van het lot van de mannen in Duitsland. „Wij wisten toen al wel wat er van de man nen terecht was gekomen; we wa ren goed op de hoogte, omdat we al ver voor de oorlog, vanaf 1933 wis ten wat er met de gevangenen van de Duitsers gebeurde. Ik heb dat uit eigen ervaring." T~|eze oud-verzetsman wil de razzia van Putten niet op het debet van één enkele verzetsdaad schui ven. Aan de aanslag op de Oldenal- lerbrug zijn talloze acties van hel verzet in Putten voorafgegaan. „Put ten is niet het enige geval waar over na de. oorlog niet meer werd gesproken", zegt de heer Ooster broek. „Ik noem Reeuwijk-sluis, Varsseveld, De Friese meren, Deven ter en zo zijn er nog vee/ meer ge vallen bekend waarover een vol ledig stilzwijgen is bewaard geble ven. Wat wil men toch? Men vraagt telkens naar de aanslag. Wil men de sensatie van een bloederige beschrij ving en nu nog de namen van de mensen? Het heeft er alle schijn van." Wfe kunnen de heer Oosterbroek die in deze dagen door publici teitsmedia nauwelijks met rust gela ten wordt, overtuigen dat Putten helemaal niet vraagt naar de sensa tie van het tafereel in die bewuste nacht by de Oldenallerbrug. Putten vraagt ook niet naar de namen (ve len kennen die trouwens wel). Er is geen sprake van enige rancune, maar het „zwUgverdrag" ook ten aanzien van de mtieven, van de aanslag heeft velen geïrriteerd. „Welnu," zegt de heer Oosterbroek hoewel men daarover nooit zeker heid heeft kunnen krijgen ik kan u zeggen dat er heel duidelijke in structies waren voor deze bijzonde re opdracht: de aanslag bij de Ol denallerbrug. Hij noemt een drie tal namen van hen die de opdracht gezien hebben zwart op wit. Bo vendien golden er nog andere in structies, van algemene aard en dan waren er voor de verzetsgroepen, die achter het front opereerden, nog zeer algemene instructies, die vla Radio-Oranje kwamen." De oud-verzetsman staaft zyn beweringen o.a. met een aanslag op een Duitse ordonnans die op de Apeldoornse weg met zijn motor op een staaldraad vloog en door die draad werd onthoofd. „Er waren bij de instructies die wij ontvingen zelfs opdrachten die ons vertelden wat de beste methoden waren om een aan slag te plegen, waar we op moes ten letten, enz. Dat is in Putten ook gebeurd en nu kan men wel zeg gen: ze hadden die auto moeten op ruimen, enz. enz., maar dat is ge makkelijk gezegd door mensen die nooit onder die omstandigheden heb ben moeten werken. Natuurlijk werd de groep ook verschrikkelijk gehan dicapt door het feit dat we een laffe commandant hadden." r)e aanslag die aan de razzia voor- af ging, stond niet op zichzelf. „Er waren ook orders om spoor lijnen op te blazen in de driehoek Apeldoorn, Amersfoort, Zwolle. Dat is talloze malen gebeurd. (We heb ben ook wel eens orders gehad die we geweigerd hebben). Er zaten tellers van ons achter de ramen die de Duitse troepenbewegingen in de gaten hielden, er waren drop pings, we hebben kans gezien de „Zilvertrein" een paar dagen op te houden, er zijn huisslachtingen gefor ceerd, er waren voedseltranspor- ten och....ik zou een reeks van ac tiviteiten kunnen noemen die ge daan ztjn voor een heel goede zaak." De heer Oosterbroek heeft er geen idee van waar de bijzondere op dracht om een aanslag te plegen by de Oldenallerbrug vandaan kwam. Hij veronderstelt wel dat de opdrachtgever een hoge autoriteit was, en vindt het onjuist dat na de oorlog ten onrechte het verzet van zoveel dingen de schuld kreeg. Juist omdat de kwestie-Putten zo gevoelig lag, hebben de leden van de verzetsgroepen na de oorlog ge vraagd of op die beschuldigingen nu eens niet iets gezegd kon worden. Men had behoefte aan een dementi en „dat is ons ook toegezegd ik weet niet meer door wie maar 't is nooit gebeurd." Er is altyd gezegd dat onze acties nooit voor niets zijn geweest. In de Duitse auto bij de Oldenallerbrug hebben we twee schietbekergranaten gevonden en het schijnt dat die belangrijk waren." „We hebben ons best gedaan", zegt de heer Oosterbroek, nie mand kan ons, die een schriftelijke opdracht hadden, verwijten dat het gebeurd is. De manier waarop het gebeurd is, kan niet helemaal de juiste geweest zijn mede door het feit dat het commando niet deug de maar de schuld aan de razzia van Putten ligt niet aan Nederland se kant." I~)e heer Oosterbroek wil er verder het zwijgen toe doen. De oorlog en het verzet hebben hem duidelijk doen leren kennen wie echte vrien den waren. Als communist bestreed hy d eDuitsers met duideiyk ideo logische motieven. Hij is enigszins verbitterd over de wijze waarop „men" nu spreekt over communisten socialisten, gereformeerden en ande ren in het verzet, alsof dat er wal toe deed. In de Puttense zaak vindt hij het onjuist als er verder doorge graven wordt. Het moet degenen die niet content zyn met het stilzwygen, genoeg zijn, zegt hij, „dat er instruc ties waren en dat vele, misschien niet alle verzetsacties hebben bügedragen tot de overwinning op de Duitsers." Een start in Innsbruck: landingskleppen in startpositie, wieldeuren ge opend. Voor Martinair Holland betekent de F 28 een handige aanvulling op de toch al flexibele vloot, waarmee zeer uiteenlopend werk moet worden gedaan. Passagiers vinden in de F 28 een ongedacht ruime ztt en veel uitzicht mogelijkheden. TVfet welk een onverflauwde ijver zich de heer H. Stel te Ede van seizoen op seizoen blijft bezig houden met het volgen van de vo gelpopulatie, het controleren van bijna 400 nestkasten en het regis treren van het wel en wee der be woners, blijkt uit het jaarverslag 1969. Wanneer ik dit lees, ontrolt zich een burgerlijke stand van ge vederd volk, nauwkeurig en met grote precisie bijgehouden, nu al voor het twaalfde jaar. Daar licht ik mijn hoedje voor, want ik kan over dit werk meepraten van de Hoge Veluwe, waar we na elk broedseizoen ook een boedelbe schrijving maakten. Dat werd dus tweemaal 's jaars veel gesjouw met de ladder, die per fiets moest wor den meegevoerd, vaak door inge- makkelijk terrein en dan gaat de aardigheid er gauw af. Bij mij ten minste... Niet alzo bij deze onder wijsman, die al een dozijn jaren de nestkastencontrole en het ringon- derzoek verricht in de bossen der gemeente Ede, t.w. Noord- en Zuid- Ginkel, Heibloem en Westerbergen ter grootte van plm. 250 ha. Alle vo gelwoningen werden 24 maal be zocht, hetzij in winters avondbe zoek, hetzij in het vroege voorjaar of in het broedseizoen. M.a.w. vond 5 d 6 keer een visitatie van elke be woonde vogelkast plaats en daar voor moest 2200 maal de laddér worden beklommen en met de z.g. avondcontroles ongeveer even vaak! Dit zou ik heus kwalijk hebben kun nen opbrengen en daarom vind ik het flink van Stel dat hij deze taak elk jaar blijmoedig verricht en dan nog een fraai jaarverslag, compleet met tabellen, te leveren op de koop toe. W/ei, in 1969 werden proeven geno men met de z.g. super-selectieve kastjes; dit zijn zeer kleine model len, gepropageerd in België, doch op de Veluwe had men er geen schik mee. De resultaten waren zo negatief, dat zowel deze, als de iets grotere woninkjes uit de roule ring zijn of worden genomen. Dat zulk een vogelbescherming plezieri ge kanten heeft, blijkt uit het feit, dat 39,8 pet der kasten 's winters als slaapholte wordt benut. Vaak vangt de controleur bij zijn avond bezoekjes dezelfde dieren terug, die hij in vorige seizoenen ringde. Im migratie komt derhalve weinig voor en emigratie evenmin. Veel last werd van de opvallend talrijke eekhoorns ondervonden. Bij na alle spreeuwelegsels gingen ver loren, want door de grote entree zijn juist deze kasten voor de pluim staart toegankelijk. Jammer genoeg onderging een broedsel van drie eieren van de bonte specht eenzelf de lot; in de tijd van 12 jaar was dit de tweede keer, dat deze figuur 's mensen hulp aannam en het be tekende een grote deceptie dat dit onderdak werd geplunderd. Het eek hoorntje lag nota bene welvoldaan in het lege nest te slapen! Behalve deze viervoeter doet ook de draai- hals zich op minder prettige wijze gelden door het zinloos verwijderen van eieren, jongen en neststoffen. Niettemin toont Stel zich met de ze nog altoos vrij zeldzame vogels ingenomen; hij had in 1969 drie broedgevallen, maar het vorig jaar waren het er 5 en in 1967 zeven. Een record leverden 62 nestpaartjes van de bonte vliegenvanger (v.j. 57). Van alle kastjes waren er 63 pet., samengesteld uit 17 soorten, in het broedseizoen bewoond en dit komt vrijwel overeen met dat van 1968. TTit het ringonderzoek blijkt, dat er een uitwisseling plaatsvindt vooral van bonte vliegenvangers, maar ook van een <enkele koolmees en boomklever tussen de gebie den Noord- en Zuid-Ginkel, Wester- rolde, Hoge Veluwe-Zuid en Hoge Ve- luwe-Pampel. De heer Stel, onver moeid, maakt zich alweer op voor de herfstschoonmaak, de winter avondcontroles (december en maart) en het aanbrengen van nieu we woongelegenheid. Altoos blijft er werk aan de winkel, maar zelden valt er iemand voor te porren, die het met animo, lust en liefde wil doen. A. B. WIGMAN De zwarte specht heeft geen hulp van de mus nodig; hy bewoont zyn eigen huis.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14