Ondernemingsraad en medebeslissingsrecht Alternatief Dankbaarheid om een kind Het vak moet op de helling Zelfmedicatie is in ons land niet onrustbarend Voor straf niet mees pelen t De „doe-het~zelvers" in de geneeskunst Normbesef Drie groepen Commentaar Prof. dr. A. Querido: Het verschijnsel is welhaast onmisbaar voor ons geworden Ir.J.P.H. Nieukerke: Opvoeding van alle gebruikers is toch voor ons allen «i In doze dagen waarin zoveel kritiek Is gespuid op het doen en laten van het kabinet, is er toch ook met lof gestrooid. Vooral de ministers van sociale zaken en van justitie zijn geprezen om de voort varendheid waarmee zij het onderne- mingsvraagsvraagstuk aanpakken. Zo als men zich zal herinneren is de Sociaal- iconomische Raad er enkele weken gele den in geslaagd een (wel moeizaam tot stand gekomen) eensgezind advies uit te brengen aan de minister van Socale Za ken over de herziening van de wet op de ondernemingsraden en ook minster Po lak draagt er zijn steentje toe bij om meer openheid te brengen in de onderne mingswereld, zodat niet de werknemers onverwacht voor ingrijpende functies of zelfs voor een debacle van hun bedrijf komen te staan. Die lof is terecht, want welke variatie men ook bedenkt op het verhoudingsthe ma arbeid-kapitaal, duidelijk is dat de roep om democratisering, om meer in spraak van het werknemersbestand in het wel en wee van de onderneming waar- In men werkt, niet meer kan worden ge negeerd. En een kabinet dat tracht daar aan op verantwoordelijke wijze inhoud te geven mag men daarom prijzen. Daarbij is het duidelijk dat niet ieder een onder die term „verantwoorde wijze" hetzelfde verstaat. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe hoofdkantoor van de Nationale - Nederlanden heeft de pre sident-directeur van dit verzekeringscon cern In een redevoering getracht zijn on dernemersvisie duidelijk te maken. „Ik heb niets tegen insprekers en medezeg- gers in ondernemingsland", zo zei de heer J. van der Velden. „Ook ondernemers moeten open staan voor de algemene be hoefte aan verdere democratisering van onze samenleving zoals die ook zo sterk tot uiting komt in onderwijs en kerk. Maar wij moeten er met ons allen gewel dig voor oppassen dat dit alles niet ten koste gaat van de effectiviteit en de slag vaardigheid van de onderneming en daar mee wellicht tevens ten koste van de werk nemers zelf". De heer Van der Velden ziet daarvoor wel mogelijkheden: „De inspraak, de medezeggenschap, het overleg zouden po- sitef moeten bijdragen tot die effectivi teit en die slagvaardigheid. Dit stelt zeer hoge eisen aan de samenstelling, de orga nisatie en het optreden van de onderne mingsraad. Dat kan niet in een hand omdraai gebeuren - er zal een lange tijd van zorgvuldige voorbereiding voor nodig zijn." Niet alle ondernemers denken zo. Op 8 november wordt de jaarlijkse accoun tantsdag gehouden en een van de spre kers zal daar zijn dr. P. Kuin, lid van de raad van bestuur van Unilever. Deze week is zijn pre-advies verschenen en daarin staat ronduit: „Voor echt mede- beslissen in de dagelijkse leiding van een onderneming is geen plaats. Geen direc tie van enig formaat zou op die voorwaar de verantwoordelijkheid voor een onder neming willen dragen." Het is een ander geluid dan dat van de heer Van der Velden heeft laten horen en daarom verdient het pre-advies van dr. Kuin aandacht. Wat is een onderneming? Niet een na bootsing van het parlementaire stelsel tot en met het recht van amendement toe. Dr. Kuin wijst op de figuur van onze eco nomische orde, waarin men de voortbren ging van goederen en diensten toever trouwt aan organen, die zich op de markt richten en met elkaar in concurrentie staan. Daarbij gaat regelmatig een aan tal ondernemers ten onder. Hierdoor kan een onderneming niet als een vereniging of overheidsorgaan functioneren, maar moet het meer een legereenheid zijn in oorlog of een expeditie op reis, omringd met gevaren, die voortdurend een vaste strategie vereisen. Dr. Kuin voelt echter wel voor de ver plichting voor bedrijfsleidingen „om or ganen van personeel of van de gemeen schap te horen, alvorens bepaalde, welom schreven beslissingen te nemen". Deze organen zouden bij een te vormen instan tie desgewenst in beroep moeten kunnen gaan „Ook zou de verantwoordingeplicht, die directies nu al tegenover aandeelhou ders hebben, kunnen worden uitgebreid", aldus de heer Kuin. Hij verwacht dat de aandrang om zeggenschap te krijgen in de onderneming de komende jaren nog wel zal toenemen. „Maar de roep om Dr. P. KUIN geen mee-beslissen meer zeggenschap is onverenigbaar met de eisen van een goede ondernemings leiding", vindt de heer Kuin. Een van de belangrijkste verschijnselen voor de toe komst noemde hij de reactie op industria lisatie, technologische revolutie en zelfs de stijgende welvaart: „Wij zijn in onze dagen getuige van een herleving van het protest tegen welvaart en techniek en de droom van een mooie, broederlijke ge meenschap. De oproep tot totale afbraak is nihilistisch, het ideaal van opbouw daarna herinnert aan het anarchisme uit de negentiende eeuw", aldus de heer Kuin. De voedingsbodem van dit protest vor men volgens hem naast jongeren, vooral „vrij zwevende intellectuelen, kunstenaars, en kerkelijke leiders." Uit de anti-stemming tegen de onder neming blijkt, volgens de heer Kuin, dat de critici meestal een vertekend beeld hebben van die onderneming. De Neder landse onderneming herkent er zichzelf niet meer in, maar moet er wel rekening mee houden. Daarom adviseert hij de on dernemers eens 'n zelfonderzoek te doen. „Zelfs een karikatuur vertoont enige gelij kenis met de werkelijkheid", meent de heer Kuin. Ook pleit hij voor een betere presenta tie van de onderneming. „De meeste gro te ondernemingen zijn veel menselijker en plezieriger dan de bezorgde buiten staander vermoedt", zo schrijft hij. De onderneming zal daarom nog meer in het maatschappelijke leven moeten staan dan al het geval is. Tot zover de heer Kuin. Dat hij hiermee niet het laatste woord heeft gesproken, weet ook hijzelf terdege. Telkens weer immers komen oude of splinternieuwe ideeën opduiken die een weer andere kijk geven op de vraag hoe men werknemers en onderneming tot iets meer „eigens" kan samensmelten. Op diezelfde accoun tantsdag zal ook de heer R. van der Torn het woord voeren. Hij stelt In zijn pre advies dat de accountants zich nu al moeten bezinnen op een nieuwe taak; niet zozeer op het al dan niet juist zijn van balans en resultatenrekening maar het geven van een oordeel over het aanvaardbaar zijn van de re sultaten en over het al dan niet bekwaam zijn van de leiding. In die richting den kend zou het mogelijk zijn te komen tot een werknemers-accountant die ais het ware een toezicht houdende functie heeft namens de werknemers en (misschien) in dienst staat van de ondernemingsraad. Verder denkend (of terugdenkend want de gedachte is niet nieuw) kan men ook komen tot een constructie dat in de „raad van directeuren" één directeur door en namens de werkgevers wordt aangewe zen. Bij al deze bedenksels is één waarschu wing op zijn plaats. Iedere constructie loopt dood als er niet een wezenlijke band bestaat tussen werknemers en de onder neming en ondernemer bij wie zij wer ken. Of een ondernemingsraad al dan niet nuttig werk kan doen hangt niet zo zeer af van de reglementen als wel van de mensen die binnen de ondernemings raad hun werk doen. Verlopen de bespre kingen In een sfeer van vertrouwen, voelen de werknemers-leden zich betrok ken bij de gang van zaken en geven zij daarbij blijk van de „effectiviteit en slag vaardigheid" die de heer Van der Velden vraagt, dan zal het allemaal uitstekend marcheren. Maar die werknemersleden kunnen dat alleen als zij zich door hun achterban, heel het personeel, gesteund weten. Als die hen maar laten voortmod deren, omdat zij zich toch maar heel los jes aan de onderneming verbonden, voe len, dan heeft die ondernemingsraad geen benen om op te staan. De democratie zoals wij die op het ogenblik In ons staatsbestel kennen, func tioneert niet al te best - de oorzaken la ten we in het midden. Als de democra tisering van de ondernemingen op dezelf de manier moet gaan functioneren dan kan men er maar beter niet aan be ginnen. En op dit ogenblik is er nog niet zo heel veel dat er op wijst dat het binnen ondernemersland anders zal gaan. Jam mer want juist op deze manier zou het persoonlijke geluk van heel veel mensen gediend kunnen worden. Omdat de mens en zijn werk toch altijd nog heel wat nauwer met elkaar verbonden zijn dan de mens en zijn staatkundige samenle ving. Br is deze week in de Tweede Kamer v*el gepraat over „het ontbreken van een duidelijk alternatief", waarmee dan be doeld is dat dit kabinet-De Jong wel moet blijven zitten, omdat het bijzonder moeilijk zou zijn een andere regerings combinatie tot stand te brengen die op een meerderheid in de volksvertegen woordiging kan rekenen. Dit laatste is juist. Maar om daaraan de conclusie te verbinden dat deze regering „dus" met de Kamer kan doen wat zij wil is pure dwaasheid. Als dit kabinet zou vallen en er ook na verkiezingen geen meerder heidskabinet zou zijn te vinden, dan heeft de Kroon altijd nog het recht een zaken kabinet te doen formeren Vandaag lijkt het wel het juiste ogen blik om ook op deze plaats onze dank baarheid uit te spreken dat het grote ver driet aan ons kroonprinselijk gezin is voorbij gegaan. Het Jonge prinsje Constan- tijn maakt het redelijk wel en als alles verloopt zoals men hoopt mag prinses Bea trix volgende week weer het ziekenhuis verlaten. En mag men verwachten dat zij binnen afzienbare tijd dit zorgenkind je bij zich zal kunnen hebben, want dat is toch wat iedere moeder het liefste wil. Op ogenblikken als deze voelen wij het beste hoezeer het Nederlandse volk zich verbonden voelt met zijn Koninklijk Huis. De kritieke toestand van de jonggeborene, het stil opkomend verdriet van zijn moe der en vader, het had allemaal niets van doen met staatkundige constructie of politieke overtuiging en al evenmin liep het voortbestaan van onze monarchie gevaar. Maar het had alles van doen met het gewoon-menselijke, het gezin, verdriet van een jonge moeder en liefde van een jonge moeder. Dat heel gewone ontroert meer dan welke plechtige gebeurtenis ook, welke pracht en praal een koninklijke traditie daar ook aan kan geven. Ver driet bindt en blijdschap bindt als het ge vaar is afgewend. Samen met alle leden van ons Koninklijk Huis is het Nederland se volk dankbaar dat het allemaal nog zo goed verlopen is. En daaraan wilden we uitdrukking geven. Misschien dat sommigen die - als wij donderdag laat zijn opgebleven om via de televisie het slot mee te maken van het grote parlementaire steekspel, de al gemene politieke en financiële beschou wingen, toch uiteindelijk teleurgesteld de knop maar hebben omgedraaid. Omdat het een naar en kleingeestig debat was zonder ook maar de minste glans. We geven het toe: aan het einde van zo'n driedaagse marathon is iedereen zo ongeveer murw gepraat, men wordt prikkelbaar, begrijpt elkaar niet of men wil elkaar niet begrij pen. En zo blijft er niets over van een ridderlijk steekspel zoals dat in deze Bin nenhof-omgeving zou passen, maar wordt het een venijnig speldeprikken naar el kaar. Nog nooit hebben we een minister president zo vaak horen zeggen (en terecht I), dat een gestelde vraag niet In dit grote-lijnen-debat thuis hoorde, maar bij de behandeling der begrotingen. En helaas: de humor, de spitse opmerkin gen over en weer die een dergelijk de bat zo dikwijls glans kunnen geven, ont braken ditmaal geheel. Premier De Jong was niet al te best op dreef, oppositielei der Den Uyl - toch al geen humorist van nature - was nog zuurder dan an ders en het (sleutel) betoog van de anti revolutionaire mr. Biesheuvel miste alle vuur en overtuigingskracht. Kortom, het was een anti-propaganda voor ons parle mentaire stelsel. Kan het anders? De vraagstelling is verkeerd: het moet anders. Wat is het doel van heel het parlementaire werk en van een dergelijk groot debat in het bijzonder? Het belang van land en volk te dienen. Om gezamenlijk dat hele com plex van maatregelen dat de regering zich voorstelt in het komende parlementaire iaar ten uitvoer te leggen, aan dat belanc van land en volk te toetsen. Daarbij kar het zijn dat de oppositie van mening is dat er van het hele complex ook werke lijk niets deugt en dan is het het goec recht van die oppositie de regering uit te nodigen zo spoedig mogelijk heen te gaan. Dat ziet men dan inderdaad In het belang van de natie. Als de meerderheid van de volksvertegenwoordiging er an ders over denkt moet de regering aan die uitnodiging geen gevolg geven, maar is het dan de taak van de oppositie om het de regering op alle mogelijke kleinig heden zo moeilijk mogelijk te maken? Om telkens weer d,e minister-president In de rede te vallen om hem te latemn we ten dat hij er niets van begrijpt, dat er niets van deugt, enz. enz.? We kunnen ons nauwelijks voorstellen dat welke aan hanger van de heer Den Uyl ook het ge voel gehad heeft dat hun man daar het algemeen belang stond te verdedigen! En of premier De Jong nog dat gevoel had van zijn eigen bijdrage aan het debat, be twijfelen we trouwens ook - hij wekte meer de indruk dat hij een verplicht num mer stond af te werken en zo vlug moge lijk naar huis wilde! Dat laatste kunnen we wel met zeker heid aannemen trouwens! En daarom ge- 'oven we dat dit hele praatsysteem op de helling moet. Het is onbestaanbaar dat mensen na zoveel uren van praten, •Draten en nog eens praten, van voortdu rend naar elkaar steken en prikken nog in staat zijn om koel en weloverwogen be sluiten te nemen. Gelukkig liet mr. Bies heuvel nog ruimte over om In de komen de week te overleggen had hij donder dagavond nog een beslissing willen af dwingen dan hadden wij in de geprikkel de sfeer weinig meer gegeven voor het voortbestaan van dit kabinet. En waar schijnlijk zouden velen dat later betreurd hebben al geeft men dat in de politiek niet toe I Politiek is een vak. leder vak vraagt ar om af en toe op de helling te worden lezet; om een beschouwing of doel en middelen nog wel met elkaar in overeen stemming zijn; of andere, moderner tij den geen andere, moderner werkwijzen vragen. Het jongste debat heeft duidelijk aangetoond dat het parlementaire vak nodig op de helling moet. Feit is: op het terrein van de geneeskunde zijn we allemaal meer of minder doe-het-zelvers. De man die 's ochtends opstaat met een zwaar hoofd omdat het de avond tevoren wat laat en misschien ook wat nevelig was geworden, slikt een of ander tabletje en rekent er op de hele dag weer fit te zijn. Misschien moet hy 's avonds aan een wat erg copieus diner aanzitten en breekt hem dat op hy heeft er wel een middeltje voor in huis. De vrouw die zich op bepaalde dagen niet erg prettig voelt heeft er haar eigen middeltje voor en als een van de kinderen wat koortsig aan voelt is er in het medicünkastje ook nog wel wat te vinden. Want stel je eens voor dat we met al die kleinigheden naar de dokter liepen Zo beschouwd is er weinig tegen in te brengen is het daarom ook juist? Prof. dr. A. Querido, hoogleraar in de sociale geneeskun de aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, stel het zo: zuiver medisch bezien bergt dit doe-het-zelf-systeem het gevaar in zich dat voorbygegaan wordt aan het feit dat iedere klacht, leder symptoom, het teken kan zyn van ernstige ziekten. Hjj zegt tevens dat zelfmedicatie grote moeiiykheden kan opleveren by een later plaats hebbend geneeskundig onderzoek, omdat het ziektebeeld door gebruikte geneesmiddelen onduideiyk wordt ofwel omdat nieuwe symptomen door de middelen zelf kunnen zyn veroorzaakt. Niemand zal dat in twyfel willen trekken desondanks is iedereen (ook prof. Querido) ervan overtuigd dat zelfmedicatie niet meer is weg te denken uit onze samenleving. Er moet dus een middenweg gevonden worden en daarover hebben zich vorige week vele des kundigen beraden tydens een openbare vergadering die was ge organiseerd door het Voorlichtingscentrum Farmaceutische Indus>- trie. Gegeven de enorme belangen die hiermee gemoeid zyn hebben we daar ons oor te luisteren gelegd en doen wy u hieronder daar van verslag. Ook al is de zelfmedicatie dan een onderwerp waarmee iedereen te maken heeft, dat wil nog niet zeggen dat ook iedereen er verstandig over kan meepraten. Wie heeft er (behalve dan de gebruiker) mee te maken? Dat is dan in de eer ste plaats de medicus en zoals hierboven al is weergegeven: hij kan heel wat gronden aanvoe ren die een afwijzende houding jegens zelfmedi catie rechtvaardigen. Anderzijds weet juist de medicus het beste dat het een onhaalbare kaart is dat iedereen zich bij welke klacht ook tot zijn arts zou moeten wenden: we zouden al spoedig alleen nog maar wrakken van artsen overhou den, totaal overwerkt en psychisch geknakt! Bo vendien weet juist ook de medicus veel te goed dat het op psychische gronden totaal verkeerd zou zijn iedere vorm van zelfmedicatie af te wij zen. Hoeveel kwalen hebben onze voorvaderen niet „genezen" met de befaamde Haarlemmer- oliëen wat zouden tienduizenden van ons moeten beginnen zonder „aspirientjes*'! De medicus dus en de psycholoog zijn erbij betrokken niet minder echter de apotheker en via hem zijn leveranciers, de farmaceutische industrie. In eerste aanleg immers zijn zij voor al die middeltjes verantwoordelijk we denken nu even niet aan al de wettelijke eisen waaraan zij zich moeten onderwerpen want de wetgever neemt daarmee de verantwoordelijk heid niet van hun schouders af. Die industrie is in niet geringe mate op de zelfmedicatie inge steld: de Nederlandse bevolking koopt jaarlijks aan vrij in de handel zijnde geneesmiddelen voor een bedrag dat schommelt tussen de hon derd en tweehonderd miljoen gulden. Dat is on geveer een kwart van de totale geneesmiddelen- omzet in Nederland want die beloopt zo'n 800 miljoen gulden. Zo bezien is de fabrikant in dit opzicht derhalve de partner van de medicus als er een tussenweg gezocht moet worden zijn zij de gesprekspartners (onder het altijd toeziend oog van de wetgever, want de controle op het doen en laten in de volksgezondheids sector is een taak van de overheid). En om geen spraakverwarring te krijgen eerst een de finitie van dat woord zelfmedicatie: de behande ling in eigen beheer van een tijdelijk ongemak, dus geen ziekte, met huismiddelen die niet veel kwaad kunnen mits men ze met mate en nim mer chronisch gebruikt. sloten, zij in de armen gedreven worden van kwakzalvers of in de ban raken van de alcohol. Conclusie van deze medicus: gegeven het feit dat de zelfmedicatie bestaat zal men de medi cinale doe-het-zelver tegen zichzelf in bescher ming moeten nemen door een bepaalde vorm van kanabalisme. Echter, waar er een zo duide lijke behoefte aan zelfmedicatie bestaat, zal men de kanalen toch zo ruim moeten maken dat de patiënt niet zijn heil gaat zoeken daar waar dit zeker niet zal worden gevonden. Dat men voor een juiste kanalisatie de me dewerking behoeft van de farmaceutische indus trie is duidelijk. Die medewerking is er van ganser harte zo is gebleken uit de woorden van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van fabrikanten van Pharmaceutische Produc ten (de Nepropharm), ir. J. P. H. Nieukerke, directeur van de Verenigde Farmaceutische Fa brieken N.V. te Apeldoorn. Hij is trouwens niei ongerust over de situatie in Nederland, ook al Zijti er dan nog geen pasklare oplossingen ge vonden voor alle vraagstukken waarmee de ont wikkeling van de zelfmedicatie de maatschap pij confronteert. Hij wijst op de maatstaven die gehanteerd worden bij het op de markt bren gen van geneesmiddelen die zonder voorschrift van de arts kunnen worden gekocht: ze ver schillen niet van de maatstaven die worden aangelegd bij het in verkoop brengen van wel aan een recept gebonden geneesmiddelen. Ook de verpakte geneesmiddelen dienen te voldoen aan de strenge wettelijke voorschriften, zowel met betrekking tot de veiligheid als wat het aantonen van de aangeprezen werking betreft. „Een geneesmiddel dient zo veilig en zo ef fectief mogelijk te zijn", zo zegt hij, „en daarvan is de farmaceutische industrie zich ten volle be wust, terwijl bovendien de overheid dienover eenkomstige eisen stelt. Waarom? Omdat we ons moeten realiseren dat er in deze tijd in de westerse wereld sterke impulsen waarneem baar zijn om de individuele mens op grond van ontwikkeling en normbesef meer armslag te ge ven op allerlei gebied. Dus ook op het terrein van de zelfmedicatie". Ter staving hiervan haalt ir. Nieukerke een uitspraak aan van dr. Chester S. Keefer, medisch hoogleraar aan de universiteit van Boston. Deze heeft als zijn me ning gegeven: „De geneesmiddelen voor zelfme dicatie zijn veilig en effectief binnen de gren zen van de aangeprezen werking; de verpakking de aanwijzingen voor het gebruik, de waarschu wingen aangaande verkeerd gebruik en de aan prijzingen via advertenties voldoen aan de nor men die via de wet of door de industrie zijn vastgelegd. Men kan dus zeggen dat het alge meen belang in dit opzicht voldoende beschermd is. Daartegenover aldus nog steeds prof. Kee fer is zelfmedicatie nuttig omdat het een al gemene behoefte bevredigt, een dienst bewijst aan de gemeenschap en tegemoet komt aan re- ele wensen. Zo dragen geneesmiddelen voor zelf medicatie mits toegepast met verstand en met inachtneming van de aanwijzingen en de beschikbare informatie bij tot de volksgezond heid en tot het algemeen welzijn." Uit zijn ervaring puttend vertelt ir. Nieuker ke dat de consument bij de aankoop van medi camenten voor zelfmedicatie niet dezelfde nor men hanteert als bij de bevrediging van behoef ten in de sector van voedings- en genotmiddelen. Televisiereclame voor geneesmiddelen heeft het gebruik ervan niet doen stijgen. Ik zie trou wens een onderscheid zo zegt hij tussen zelfbehandeling en zelfmedicatie. Onder zelfbe- handeling versta ik het behandelen door een overigens gezond mens van verschijnselen alt transpirerende voeten, een kater, indigistie, een incidenteel hoofdpijntje en dergelijke. Bij zelfmedicatie gaat het echter wel degelijk over het actief ingrijpen bij ziekte-symptomen: een griepje, lusteloosheid, slapeloosheid, nervositeit met een aanwijsbare oorzaak. Allemaal zaken waarbij een patiënt niet direct maar misschien wel straks een arts te hulp roept. Maar zowel bij zelfbehandeling als bij zelfmedicatie moe ten logisch denken, zelfdiscipline en normbesef in de eerste plaats in acht genomen worden. Op voeding van het publiek tot een goed onder scheidingsvermogen in dit opzicht, tot een juis te gezondheidsopvatting, is daarbij essentieel. Zelfmedicatie moet een goede begeleiding krij gen door alle betrokkenen. Het publiek moet le ren voorzichtig te zijn met elk geneesmiddel, hoe onschadelijk het ook mag lijken. Het moet leren altijd aandachtig de bijbehorende gebruiks aanwijzing te lezen. Aldus ir. Nieukerke. Het zijn raadgevingen die we graag hebben willen doorgeven! Beschouwen we eerst het medisch aspect zo als prof. Querido dat tijdens de openbare ver gadering heeft ontwikkeld. Ook deze hoogleraar gaat er van uit dat zelfmedicatie een feit is. Onderzoekingen in Engeland, Nederland, West- Duitsland en de Ver. Staten hebben aangetoond dat praktisch iedereen niet-voorgeschreven ge neesmiddelen in huis heeft. De Engelse arts Cargill wil dan ook dat het publiek aldus wordt voorgelicht: raadpleeg een arts alleen als de patiënt ernstig ziek lijkt; als er op de ochtend na het begin van de zelfmedicatie geen verbe tering is ingetreden; als de ziekte na drie dagen niet geheel genezen is of binnen drie maanden weer terugkomt; of als de informatie die bij de geneesmiddelen wordt verstrekt het raadple gen van een arts aanraadt. Duidelijk is dat dokter Cargill hierbij uit gaat van de stelling dat de patiënt (of de ou ders) de symptomen zelf kunnen waarnemen. Onder leiding van prof. Querido is in 1956 door dr. Van der Heide een onderzoek ingesteld bij een groep van 3000 mensen boven de 45 jaar die zichzelf gezond beschouwen. Er werden bij het onderzoek enige duizenden afwijkingen ge vonden, waarvan de ondervraagden op de hoog te waren maar waarvoor zij geen medische hulp hadden ingeroepen. Waarom niet? Er tekenden zich bij het onderzoek drie groepen af: In een betrekkelijk groot aantal gevallen bleek men de mening toegedaan dat de dok ter er toch niets aan kon doen; Bij een tweede groep speelde de angst om naar de dokter te gaan een rol; in medisch opzicht vertoonden zij dikwijls duidelijke tekenen van verwaarlozing. Een derde groep toonde aan dat zelfmedi catie beslist niet in de plaats treedt van het bezoek brengen aan een arts: de onder zochten bleken én intensief de zelfmedica tie ter hand te nemen én haast even veel vuldig de arts te consulteren. Zij zijn de mensen die, door welke oorzaken dan ook, een gevoel van onzekerheid hebben gekregen een levensangst waartegen zij hulp en steun zoeken bij een arts. Dat artsenbezoek be vrijdt hen niet van de angst en eenmaal in de medische sfeer betrokken, proberen zij hun onvebredigdheid en onzekerheid aan te vullen met wat apotheker of drogist hun nog verder kunnen verschaffen. Ten aanzien van deze groep mensen stelt dr. Querido dat, als zij geen eigen geneesmiddelen meer zouden kunnen kopen en deze weg naar (schijn) bevrediging voor hen zou worden af ge- Gegeven: een voetballer die beroepsvoet baller geworden is en daarmee een jaarsa laris verdient, dat wij aan onze dienaren der Kroon maar amper uitbetalen. Die voetbal ler krijgt dat salaris van zijn club en ook nog voor een deel van zijn bond als hij in internationale wedstrijden moet uitkomen. In ruil daarvoor heeft hij de verplichting op zich genomen om iedere keer als zijn werk gevers hem daartoe opdracht geven het trai nings- of wedstrijdveld op te gaan en daar zijn uiterste best te doen. Want dat salaris kan alleen maar uitbetaald worden als hij en zijn clubmakkers er ook inderdaad ie dere week een eclatant kijkspel van maken. Lukt dat niet en moet de club naar de ge meente om steun dan is het mis! Vraag: wat doe je als zo'n profvoetballer zich niet aan de instructies houdt en te laat of helemaal niet op zijn werk komt? Antwoord: dan laat je hem een week niét werken met als bijkomende straf een heel kleine vermindering van zijn salaris die hij nauwelijks voelt! Deze (wis)kundige constructie heeft de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond de af gelopen week opgezet toen ene Johan Cruyff niet tijdig aanwezig was om mee te doen aan de centrale training voor de komende (be langrijke) wedstrijd tegen de Bulgaren. Zijn straf is (misschien, want als u dit leest kan het allemaal wel weer anders zijn!) dat hij in die wedstrijd niet mee mag spelen. En het publiek lacht want zo langzamerhand weet iedereen wel dat deze Johan Cruyff een broertje dood heeft aan dergelijke internatio nale wedstrijden. Waarschijnlijk om de sim pele reden dat ze een voetballer meer roem dan geld kunnen opleveren en aan roem en populariteit ontbreekt het deze jongeman nu eenmaal niet. Hoe zou men in het werkelijke leven zo iets oplossen? Waarschijnlijk zou men, alvo rens straf uit te delen, eerst eens aan de telaatkomer gevraagd hebben of hij een gel dige reden kon opgeven. Zo hoort het ten slotte in een rechtsstaat. Zou het excuus te licht bevonden worden dan zijn er twee mo gelijkheden: óf de nalatige medewerker aan het werk jagen... en als de u weet wel! of hem op staande voet ontslaan (al is dat in Nederland gelukkig niet zo gemakke lijk). Maar hem een weekje vakantie geven... nee, dat lijkt niet waarschijnlijk. Ach, we zullen er wel weer niets van begrijpen. Zo heet het altijd als men in de sport anders denkt dan een ander, want in de sport is ieder mens alléén deskundig! Goed dan: we begrijpen er niets van. Hele maal niets. Maar als de KNVB-bestuurders zo doorgaan krijgen ze waarschijnlijk toch niet de kans het uit te leggen. Want. welke organisatie kan mensen handhaven die zulke vreemde beslissingen nemen?

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 10