Ondernemingsraad en
medebeslissingsrecht
Alternatief
Dankbaarheid om een kind
Het vak moet op de helling
Zelfmedicatie is in ons
land niet onrustbarend
Voor straf
niet
mees
pelen
t
De „doe-het~zelvers"
in de geneeskunst
Normbesef
Drie groepen
Commentaar
Prof. dr. A. Querido:
Het verschijnsel is
welhaast onmisbaar
voor ons geworden
Ir.J.P.H. Nieukerke:
Opvoeding van alle
gebruikers is toch
voor ons allen
«i
In doze dagen waarin zoveel kritiek Is
gespuid op het doen en laten van het
kabinet, is er toch ook met lof gestrooid.
Vooral de ministers van sociale zaken en
van justitie zijn geprezen om de voort
varendheid waarmee zij het onderne-
mingsvraagsvraagstuk aanpakken. Zo
als men zich zal herinneren is de Sociaal-
iconomische Raad er enkele weken gele
den in geslaagd een (wel moeizaam tot
stand gekomen) eensgezind advies uit te
brengen aan de minister van Socale Za
ken over de herziening van de wet op de
ondernemingsraden en ook minster Po
lak draagt er zijn steentje toe bij om
meer openheid te brengen in de onderne
mingswereld, zodat niet de werknemers
onverwacht voor ingrijpende functies of
zelfs voor een debacle van hun bedrijf
komen te staan.
Die lof is terecht, want welke variatie
men ook bedenkt op het verhoudingsthe
ma arbeid-kapitaal, duidelijk is dat de
roep om democratisering, om meer in
spraak van het werknemersbestand in
het wel en wee van de onderneming waar-
In men werkt, niet meer kan worden ge
negeerd. En een kabinet dat tracht daar
aan op verantwoordelijke wijze inhoud te
geven mag men daarom prijzen.
Daarbij is het duidelijk dat niet ieder
een onder die term „verantwoorde wijze"
hetzelfde verstaat. Ter gelegenheid van de
opening van het nieuwe hoofdkantoor van
de Nationale - Nederlanden heeft de pre
sident-directeur van dit verzekeringscon
cern In een redevoering getracht zijn on
dernemersvisie duidelijk te maken. „Ik
heb niets tegen insprekers en medezeg-
gers in ondernemingsland", zo zei de heer
J. van der Velden. „Ook ondernemers
moeten open staan voor de algemene be
hoefte aan verdere democratisering van
onze samenleving zoals die ook zo sterk
tot uiting komt in onderwijs en kerk.
Maar wij moeten er met ons allen gewel
dig voor oppassen dat dit alles niet ten
koste gaat van de effectiviteit en de slag
vaardigheid van de onderneming en daar
mee wellicht tevens ten koste van de werk
nemers zelf".
De heer Van der Velden ziet daarvoor
wel mogelijkheden: „De inspraak, de
medezeggenschap, het overleg zouden po-
sitef moeten bijdragen tot die effectivi
teit en die slagvaardigheid. Dit stelt zeer
hoge eisen aan de samenstelling, de orga
nisatie en het optreden van de onderne
mingsraad. Dat kan niet in een hand
omdraai gebeuren - er zal een lange
tijd van zorgvuldige voorbereiding voor
nodig zijn."
Niet alle ondernemers denken zo. Op 8
november wordt de jaarlijkse accoun
tantsdag gehouden en een van de spre
kers zal daar zijn dr. P. Kuin, lid van
de raad van bestuur van Unilever. Deze
week is zijn pre-advies verschenen en
daarin staat ronduit: „Voor echt mede-
beslissen in de dagelijkse leiding van een
onderneming is geen plaats. Geen direc
tie van enig formaat zou op die voorwaar
de verantwoordelijkheid voor een onder
neming willen dragen." Het is een ander
geluid dan dat van de heer Van der Velden
heeft laten horen en daarom verdient het
pre-advies van dr. Kuin aandacht.
Wat is een onderneming? Niet een na
bootsing van het parlementaire stelsel tot
en met het recht van amendement toe.
Dr. Kuin wijst op de figuur van onze eco
nomische orde, waarin men de voortbren
ging van goederen en diensten toever
trouwt aan organen, die zich op de markt
richten en met elkaar in concurrentie
staan. Daarbij gaat regelmatig een aan
tal ondernemers ten onder. Hierdoor kan
een onderneming niet als een vereniging
of overheidsorgaan functioneren, maar
moet het meer een legereenheid zijn in
oorlog of een expeditie op reis, omringd
met gevaren, die voortdurend een vaste
strategie vereisen.
Dr. Kuin voelt echter wel voor de ver
plichting voor bedrijfsleidingen „om or
ganen van personeel of van de gemeen
schap te horen, alvorens bepaalde, welom
schreven beslissingen te nemen". Deze
organen zouden bij een te vormen instan
tie desgewenst in beroep moeten kunnen
gaan
„Ook zou de verantwoordingeplicht,
die directies nu al tegenover aandeelhou
ders hebben, kunnen worden uitgebreid",
aldus de heer Kuin. Hij verwacht dat de
aandrang om zeggenschap te krijgen in
de onderneming de komende jaren nog
wel zal toenemen. „Maar de roep om
Dr. P. KUIN
geen mee-beslissen
meer zeggenschap is onverenigbaar met
de eisen van een goede ondernemings
leiding", vindt de heer Kuin. Een van de
belangrijkste verschijnselen voor de toe
komst noemde hij de reactie op industria
lisatie, technologische revolutie en zelfs
de stijgende welvaart: „Wij zijn in onze
dagen getuige van een herleving van het
protest tegen welvaart en techniek en de
droom van een mooie, broederlijke ge
meenschap. De oproep tot totale afbraak
is nihilistisch, het ideaal van opbouw
daarna herinnert aan het anarchisme uit
de negentiende eeuw", aldus de heer Kuin.
De voedingsbodem van dit protest vor
men volgens hem naast jongeren, vooral
„vrij zwevende intellectuelen, kunstenaars,
en kerkelijke leiders."
Uit de anti-stemming tegen de onder
neming blijkt, volgens de heer Kuin, dat
de critici meestal een vertekend beeld
hebben van die onderneming. De Neder
landse onderneming herkent er zichzelf
niet meer in, maar moet er wel rekening
mee houden. Daarom adviseert hij de on
dernemers eens 'n zelfonderzoek te doen.
„Zelfs een karikatuur vertoont enige gelij
kenis met de werkelijkheid", meent de
heer Kuin.
Ook pleit hij voor een betere presenta
tie van de onderneming. „De meeste gro
te ondernemingen zijn veel menselijker
en plezieriger dan de bezorgde buiten
staander vermoedt", zo schrijft hij. De
onderneming zal daarom nog meer in het
maatschappelijke leven moeten staan dan
al het geval is.
Tot zover de heer Kuin. Dat hij hiermee
niet het laatste woord heeft gesproken,
weet ook hijzelf terdege. Telkens weer
immers komen oude of splinternieuwe
ideeën opduiken die een weer andere kijk
geven op de vraag hoe men werknemers
en onderneming tot iets meer „eigens"
kan samensmelten. Op diezelfde accoun
tantsdag zal ook de heer R. van der Torn
het woord voeren. Hij stelt In zijn pre
advies dat de accountants zich nu al
moeten bezinnen op een nieuwe taak;
niet zozeer op het al dan niet juist
zijn van balans en resultatenrekening
maar het geven van een oordeel
over het aanvaardbaar zijn van de re
sultaten en over het al dan niet bekwaam
zijn van de leiding. In die richting den
kend zou het mogelijk zijn te komen tot
een werknemers-accountant die ais het
ware een toezicht houdende functie heeft
namens de werknemers en (misschien) in
dienst staat van de ondernemingsraad.
Verder denkend (of terugdenkend want
de gedachte is niet nieuw) kan men ook
komen tot een constructie dat in de
„raad van directeuren" één directeur door
en namens de werkgevers wordt aangewe
zen.
Bij al deze bedenksels is één waarschu
wing op zijn plaats. Iedere constructie
loopt dood als er niet een wezenlijke band
bestaat tussen werknemers en de onder
neming en ondernemer bij wie zij wer
ken. Of een ondernemingsraad al dan
niet nuttig werk kan doen hangt niet zo
zeer af van de reglementen als wel van
de mensen die binnen de ondernemings
raad hun werk doen. Verlopen de bespre
kingen In een sfeer van vertrouwen,
voelen de werknemers-leden zich betrok
ken bij de gang van zaken en geven zij
daarbij blijk van de „effectiviteit en slag
vaardigheid" die de heer Van der Velden
vraagt, dan zal het allemaal uitstekend
marcheren. Maar die werknemersleden
kunnen dat alleen als zij zich door hun
achterban, heel het personeel, gesteund
weten. Als die hen maar laten voortmod
deren, omdat zij zich toch maar heel los
jes aan de onderneming verbonden, voe
len, dan heeft die ondernemingsraad geen
benen om op te staan.
De democratie zoals wij die op het
ogenblik In ons staatsbestel kennen, func
tioneert niet al te best - de oorzaken la
ten we in het midden. Als de democra
tisering van de ondernemingen op dezelf
de manier moet gaan functioneren dan
kan men er maar beter niet aan be
ginnen. En op dit ogenblik is er nog niet
zo heel veel dat er op wijst dat het binnen
ondernemersland anders zal gaan. Jam
mer want juist op deze manier zou het
persoonlijke geluk van heel veel mensen
gediend kunnen worden. Omdat de mens
en zijn werk toch altijd nog heel wat
nauwer met elkaar verbonden zijn dan
de mens en zijn staatkundige samenle
ving.
Br is deze week in de Tweede Kamer
v*el gepraat over „het ontbreken van een
duidelijk alternatief", waarmee dan be
doeld is dat dit kabinet-De Jong wel
moet blijven zitten, omdat het bijzonder
moeilijk zou zijn een andere regerings
combinatie tot stand te brengen die op
een meerderheid in de volksvertegen
woordiging kan rekenen. Dit laatste is
juist. Maar om daaraan de conclusie te
verbinden dat deze regering „dus" met
de Kamer kan doen wat zij wil is pure
dwaasheid. Als dit kabinet zou vallen en
er ook na verkiezingen geen meerder
heidskabinet zou zijn te vinden, dan heeft
de Kroon altijd nog het recht een zaken
kabinet te doen formeren
Vandaag lijkt het wel het juiste ogen
blik om ook op deze plaats onze dank
baarheid uit te spreken dat het grote ver
driet aan ons kroonprinselijk gezin is
voorbij gegaan. Het Jonge prinsje Constan-
tijn maakt het redelijk wel en als alles
verloopt zoals men hoopt mag prinses Bea
trix volgende week weer het ziekenhuis
verlaten. En mag men verwachten dat
zij binnen afzienbare tijd dit zorgenkind
je bij zich zal kunnen hebben, want dat
is toch wat iedere moeder het liefste wil.
Op ogenblikken als deze voelen wij het
beste hoezeer het Nederlandse volk zich
verbonden voelt met zijn Koninklijk Huis.
De kritieke toestand van de jonggeborene,
het stil opkomend verdriet van zijn moe
der en vader, het had allemaal niets
van doen met staatkundige constructie
of politieke overtuiging en al evenmin
liep het voortbestaan van onze monarchie
gevaar. Maar het had alles van doen met
het gewoon-menselijke, het gezin, verdriet
van een jonge moeder en liefde van een
jonge moeder. Dat heel gewone ontroert
meer dan welke plechtige gebeurtenis
ook, welke pracht en praal een koninklijke
traditie daar ook aan kan geven. Ver
driet bindt en blijdschap bindt als het ge
vaar is afgewend. Samen met alle leden
van ons Koninklijk Huis is het Nederland
se volk dankbaar dat het allemaal nog zo
goed verlopen is. En daaraan wilden we
uitdrukking geven.
Misschien dat sommigen die - als wij
donderdag laat zijn opgebleven om via
de televisie het slot mee te maken van
het grote parlementaire steekspel, de al
gemene politieke en financiële beschou
wingen, toch uiteindelijk teleurgesteld de
knop maar hebben omgedraaid. Omdat het
een naar en kleingeestig debat was zonder
ook maar de minste glans. We geven het
toe: aan het einde van zo'n driedaagse
marathon is iedereen zo ongeveer murw
gepraat, men wordt prikkelbaar, begrijpt
elkaar niet of men wil elkaar niet begrij
pen. En zo blijft er niets over van een
ridderlijk steekspel zoals dat in deze Bin
nenhof-omgeving zou passen, maar wordt
het een venijnig speldeprikken naar el
kaar. Nog nooit hebben we een minister
president zo vaak horen zeggen (en
terecht I), dat een gestelde vraag niet
In dit grote-lijnen-debat thuis hoorde,
maar bij de behandeling der begrotingen.
En helaas: de humor, de spitse opmerkin
gen over en weer die een dergelijk de
bat zo dikwijls glans kunnen geven, ont
braken ditmaal geheel. Premier De Jong
was niet al te best op dreef, oppositielei
der Den Uyl - toch al geen humorist
van nature - was nog zuurder dan an
ders en het (sleutel) betoog van de anti
revolutionaire mr. Biesheuvel miste alle
vuur en overtuigingskracht. Kortom, het
was een anti-propaganda voor ons parle
mentaire stelsel.
Kan het anders? De vraagstelling is
verkeerd: het moet anders. Wat is het
doel van heel het parlementaire werk
en van een dergelijk groot debat in het
bijzonder? Het belang van land en volk
te dienen. Om gezamenlijk dat hele com
plex van maatregelen dat de regering zich
voorstelt in het komende parlementaire
iaar ten uitvoer te leggen, aan dat belanc
van land en volk te toetsen. Daarbij kar
het zijn dat de oppositie van mening is
dat er van het hele complex ook werke
lijk niets deugt en dan is het het goec
recht van die oppositie de regering uit
te nodigen zo spoedig mogelijk heen te
gaan. Dat ziet men dan inderdaad In het
belang van de natie. Als de meerderheid
van de volksvertegenwoordiging er an
ders over denkt moet de regering aan
die uitnodiging geen gevolg geven, maar
is het dan de taak van de oppositie om
het de regering op alle mogelijke kleinig
heden zo moeilijk mogelijk te maken?
Om telkens weer d,e minister-president In
de rede te vallen om hem te latemn we
ten dat hij er niets van begrijpt, dat er
niets van deugt, enz. enz.? We kunnen
ons nauwelijks voorstellen dat welke aan
hanger van de heer Den Uyl ook het ge
voel gehad heeft dat hun man daar het
algemeen belang stond te verdedigen! En
of premier De Jong nog dat gevoel had
van zijn eigen bijdrage aan het debat, be
twijfelen we trouwens ook - hij wekte
meer de indruk dat hij een verplicht num
mer stond af te werken en zo vlug moge
lijk naar huis wilde!
Dat laatste kunnen we wel met zeker
heid aannemen trouwens! En daarom ge-
'oven we dat dit hele praatsysteem op
de helling moet. Het is onbestaanbaar
dat mensen na zoveel uren van praten,
•Draten en nog eens praten, van voortdu
rend naar elkaar steken en prikken nog in
staat zijn om koel en weloverwogen be
sluiten te nemen. Gelukkig liet mr. Bies
heuvel nog ruimte over om In de komen
de week te overleggen had hij donder
dagavond nog een beslissing willen af
dwingen dan hadden wij in de geprikkel
de sfeer weinig meer gegeven voor het
voortbestaan van dit kabinet. En waar
schijnlijk zouden velen dat later betreurd
hebben al geeft men dat in de politiek
niet toe I
Politiek is een vak. leder vak vraagt
ar om af en toe op de helling te worden
lezet; om een beschouwing of doel en
middelen nog wel met elkaar in overeen
stemming zijn; of andere, moderner tij
den geen andere, moderner werkwijzen
vragen. Het jongste debat heeft duidelijk
aangetoond dat het parlementaire vak
nodig op de helling moet.
Feit is: op het terrein van de geneeskunde zijn we allemaal meer
of minder doe-het-zelvers. De man die 's ochtends opstaat met een
zwaar hoofd omdat het de avond tevoren wat laat en misschien
ook wat nevelig was geworden, slikt een of ander tabletje en
rekent er op de hele dag weer fit te zijn. Misschien moet hy
's avonds aan een wat erg copieus diner aanzitten en breekt hem
dat op hy heeft er wel een middeltje voor in huis. De vrouw
die zich op bepaalde dagen niet erg prettig voelt heeft er haar
eigen middeltje voor en als een van de kinderen wat koortsig aan
voelt is er in het medicünkastje ook nog wel wat te vinden. Want
stel je eens voor dat we met al die kleinigheden naar de dokter
liepen
Zo beschouwd is er weinig tegen in te brengen is het daarom
ook juist? Prof. dr. A. Querido, hoogleraar in de sociale geneeskun
de aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, stel het zo:
zuiver medisch bezien bergt dit doe-het-zelf-systeem het gevaar in
zich dat voorbygegaan wordt aan het feit dat iedere klacht, leder
symptoom, het teken kan zyn van ernstige ziekten. Hjj zegt tevens
dat zelfmedicatie grote moeiiykheden kan opleveren by een later
plaats hebbend geneeskundig onderzoek, omdat het ziektebeeld
door gebruikte geneesmiddelen onduideiyk wordt ofwel omdat
nieuwe symptomen door de middelen zelf kunnen zyn veroorzaakt.
Niemand zal dat in twyfel willen trekken desondanks is iedereen
(ook prof. Querido) ervan overtuigd dat zelfmedicatie niet meer is
weg te denken uit onze samenleving. Er moet dus een middenweg
gevonden worden en daarover hebben zich vorige week vele des
kundigen beraden tydens een openbare vergadering die was ge
organiseerd door het Voorlichtingscentrum Farmaceutische Indus>-
trie. Gegeven de enorme belangen die hiermee gemoeid zyn hebben
we daar ons oor te luisteren gelegd en doen wy u hieronder daar
van verslag.
Ook al is de zelfmedicatie dan een onderwerp
waarmee iedereen te maken heeft, dat wil nog
niet zeggen dat ook iedereen er verstandig over
kan meepraten. Wie heeft er (behalve dan de
gebruiker) mee te maken? Dat is dan in de eer
ste plaats de medicus en zoals hierboven al is
weergegeven: hij kan heel wat gronden aanvoe
ren die een afwijzende houding jegens zelfmedi
catie rechtvaardigen. Anderzijds weet juist de
medicus het beste dat het een onhaalbare kaart
is dat iedereen zich bij welke klacht ook tot zijn
arts zou moeten wenden: we zouden al spoedig
alleen nog maar wrakken van artsen overhou
den, totaal overwerkt en psychisch geknakt! Bo
vendien weet juist ook de medicus veel te goed
dat het op psychische gronden totaal verkeerd
zou zijn iedere vorm van zelfmedicatie af te wij
zen. Hoeveel kwalen hebben onze voorvaderen
niet „genezen" met de befaamde Haarlemmer-
oliëen wat zouden tienduizenden van ons
moeten beginnen zonder „aspirientjes*'!
De medicus dus en de psycholoog zijn erbij
betrokken niet minder echter de apotheker
en via hem zijn leveranciers, de farmaceutische
industrie. In eerste aanleg immers zijn zij
voor al die middeltjes verantwoordelijk we
denken nu even niet aan al de wettelijke eisen
waaraan zij zich moeten onderwerpen want de
wetgever neemt daarmee de verantwoordelijk
heid niet van hun schouders af. Die industrie is
in niet geringe mate op de zelfmedicatie inge
steld: de Nederlandse bevolking koopt jaarlijks
aan vrij in de handel zijnde geneesmiddelen
voor een bedrag dat schommelt tussen de hon
derd en tweehonderd miljoen gulden. Dat is on
geveer een kwart van de totale geneesmiddelen-
omzet in Nederland want die beloopt zo'n 800
miljoen gulden. Zo bezien is de fabrikant in
dit opzicht derhalve de partner van de medicus
als er een tussenweg gezocht moet worden
zijn zij de gesprekspartners (onder het altijd
toeziend oog van de wetgever, want de controle
op het doen en laten in de volksgezondheids
sector is een taak van de overheid). En om
geen spraakverwarring te krijgen eerst een de
finitie van dat woord zelfmedicatie: de behande
ling in eigen beheer van een tijdelijk ongemak,
dus geen ziekte, met huismiddelen die niet veel
kwaad kunnen mits men ze met mate en nim
mer chronisch gebruikt.
sloten, zij in de armen gedreven worden van
kwakzalvers of in de ban raken van de alcohol.
Conclusie van deze medicus: gegeven het feit
dat de zelfmedicatie bestaat zal men de medi
cinale doe-het-zelver tegen zichzelf in bescher
ming moeten nemen door een bepaalde vorm
van kanabalisme. Echter, waar er een zo duide
lijke behoefte aan zelfmedicatie bestaat, zal men
de kanalen toch zo ruim moeten maken dat de
patiënt niet zijn heil gaat zoeken daar waar dit
zeker niet zal worden gevonden.
Dat men voor een juiste kanalisatie de me
dewerking behoeft van de farmaceutische indus
trie is duidelijk. Die medewerking is er van
ganser harte zo is gebleken uit de woorden
van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging
van fabrikanten van Pharmaceutische Produc
ten (de Nepropharm), ir. J. P. H. Nieukerke,
directeur van de Verenigde Farmaceutische Fa
brieken N.V. te Apeldoorn. Hij is trouwens niei
ongerust over de situatie in Nederland, ook al
Zijti er dan nog geen pasklare oplossingen ge
vonden voor alle vraagstukken waarmee de ont
wikkeling van de zelfmedicatie de maatschap
pij confronteert. Hij wijst op de maatstaven die
gehanteerd worden bij het op de markt bren
gen van geneesmiddelen die zonder voorschrift
van de arts kunnen worden gekocht: ze ver
schillen niet van de maatstaven die worden
aangelegd bij het in verkoop brengen van wel
aan een recept gebonden geneesmiddelen. Ook
de verpakte geneesmiddelen dienen te voldoen
aan de strenge wettelijke voorschriften, zowel
met betrekking tot de veiligheid als wat het
aantonen van de aangeprezen werking betreft.
„Een geneesmiddel dient zo veilig en zo ef
fectief mogelijk te zijn", zo zegt hij, „en daarvan
is de farmaceutische industrie zich ten volle be
wust, terwijl bovendien de overheid dienover
eenkomstige eisen stelt. Waarom? Omdat we
ons moeten realiseren dat er in deze tijd in de
westerse wereld sterke impulsen waarneem
baar zijn om de individuele mens op grond van
ontwikkeling en normbesef meer armslag te ge
ven op allerlei gebied. Dus ook op het terrein
van de zelfmedicatie". Ter staving hiervan
haalt ir. Nieukerke een uitspraak aan van dr.
Chester S. Keefer, medisch hoogleraar aan de
universiteit van Boston. Deze heeft als zijn me
ning gegeven: „De geneesmiddelen voor zelfme
dicatie zijn veilig en effectief binnen de gren
zen van de aangeprezen werking; de verpakking
de aanwijzingen voor het gebruik, de waarschu
wingen aangaande verkeerd gebruik en de aan
prijzingen via advertenties voldoen aan de nor
men die via de wet of door de industrie zijn
vastgelegd. Men kan dus zeggen dat het alge
meen belang in dit opzicht voldoende beschermd
is. Daartegenover aldus nog steeds prof. Kee
fer is zelfmedicatie nuttig omdat het een al
gemene behoefte bevredigt, een dienst bewijst
aan de gemeenschap en tegemoet komt aan re-
ele wensen. Zo dragen geneesmiddelen voor zelf
medicatie mits toegepast met verstand en
met inachtneming van de aanwijzingen en de
beschikbare informatie bij tot de volksgezond
heid en tot het algemeen welzijn."
Uit zijn ervaring puttend vertelt ir. Nieuker
ke dat de consument bij de aankoop van medi
camenten voor zelfmedicatie niet dezelfde nor
men hanteert als bij de bevrediging van behoef
ten in de sector van voedings- en genotmiddelen.
Televisiereclame voor geneesmiddelen heeft
het gebruik ervan niet doen stijgen. Ik zie trou
wens een onderscheid zo zegt hij tussen
zelfbehandeling en zelfmedicatie. Onder zelfbe-
handeling versta ik het behandelen door een
overigens gezond mens van verschijnselen alt
transpirerende voeten, een kater, indigistie,
een incidenteel hoofdpijntje en dergelijke. Bij
zelfmedicatie gaat het echter wel degelijk over
het actief ingrijpen bij ziekte-symptomen: een
griepje, lusteloosheid, slapeloosheid, nervositeit
met een aanwijsbare oorzaak. Allemaal zaken
waarbij een patiënt niet direct maar misschien
wel straks een arts te hulp roept. Maar zowel
bij zelfbehandeling als bij zelfmedicatie moe
ten logisch denken, zelfdiscipline en normbesef
in de eerste plaats in acht genomen worden. Op
voeding van het publiek tot een goed onder
scheidingsvermogen in dit opzicht, tot een juis
te gezondheidsopvatting, is daarbij essentieel.
Zelfmedicatie moet een goede begeleiding krij
gen door alle betrokkenen. Het publiek moet le
ren voorzichtig te zijn met elk geneesmiddel,
hoe onschadelijk het ook mag lijken. Het moet
leren altijd aandachtig de bijbehorende gebruiks
aanwijzing te lezen. Aldus ir. Nieukerke. Het
zijn raadgevingen die we graag hebben willen
doorgeven!
Beschouwen we eerst het medisch aspect zo
als prof. Querido dat tijdens de openbare ver
gadering heeft ontwikkeld. Ook deze hoogleraar
gaat er van uit dat zelfmedicatie een feit is.
Onderzoekingen in Engeland, Nederland, West-
Duitsland en de Ver. Staten hebben aangetoond
dat praktisch iedereen niet-voorgeschreven ge
neesmiddelen in huis heeft. De Engelse arts
Cargill wil dan ook dat het publiek aldus wordt
voorgelicht: raadpleeg een arts alleen als de
patiënt ernstig ziek lijkt; als er op de ochtend
na het begin van de zelfmedicatie geen verbe
tering is ingetreden; als de ziekte na drie dagen
niet geheel genezen is of binnen drie maanden
weer terugkomt; of als de informatie die bij
de geneesmiddelen wordt verstrekt het raadple
gen van een arts aanraadt.
Duidelijk is dat dokter Cargill hierbij uit
gaat van de stelling dat de patiënt (of de ou
ders) de symptomen zelf kunnen waarnemen.
Onder leiding van prof. Querido is in 1956 door
dr. Van der Heide een onderzoek ingesteld bij
een groep van 3000 mensen boven de 45 jaar
die zichzelf gezond beschouwen. Er werden bij
het onderzoek enige duizenden afwijkingen ge
vonden, waarvan de ondervraagden op de hoog
te waren maar waarvoor zij geen medische hulp
hadden ingeroepen. Waarom niet? Er tekenden
zich bij het onderzoek drie groepen af:
In een betrekkelijk groot aantal gevallen
bleek men de mening toegedaan dat de dok
ter er toch niets aan kon doen;
Bij een tweede groep speelde de angst om
naar de dokter te gaan een rol; in medisch
opzicht vertoonden zij dikwijls duidelijke
tekenen van verwaarlozing.
Een derde groep toonde aan dat zelfmedi
catie beslist niet in de plaats treedt van het
bezoek brengen aan een arts: de onder
zochten bleken én intensief de zelfmedica
tie ter hand te nemen én haast even veel
vuldig de arts te consulteren. Zij zijn de
mensen die, door welke oorzaken dan ook,
een gevoel van onzekerheid hebben gekregen
een levensangst waartegen zij hulp en steun
zoeken bij een arts. Dat artsenbezoek be
vrijdt hen niet van de angst en eenmaal in
de medische sfeer betrokken, proberen zij
hun onvebredigdheid en onzekerheid aan te
vullen met wat apotheker of drogist hun nog
verder kunnen verschaffen.
Ten aanzien van deze groep mensen stelt dr.
Querido dat, als zij geen eigen geneesmiddelen
meer zouden kunnen kopen en deze weg naar
(schijn) bevrediging voor hen zou worden af ge-
Gegeven: een voetballer die beroepsvoet
baller geworden is en daarmee een jaarsa
laris verdient, dat wij aan onze dienaren der
Kroon maar amper uitbetalen. Die voetbal
ler krijgt dat salaris van zijn club en ook
nog voor een deel van zijn bond als hij in
internationale wedstrijden moet uitkomen. In
ruil daarvoor heeft hij de verplichting op
zich genomen om iedere keer als zijn werk
gevers hem daartoe opdracht geven het trai
nings- of wedstrijdveld op te gaan en daar
zijn uiterste best te doen. Want dat salaris
kan alleen maar uitbetaald worden als hij
en zijn clubmakkers er ook inderdaad ie
dere week een eclatant kijkspel van maken.
Lukt dat niet en moet de club naar de ge
meente om steun dan is het mis!
Vraag: wat doe je als zo'n profvoetballer
zich niet aan de instructies houdt en te laat
of helemaal niet op zijn werk komt?
Antwoord: dan laat je hem een week niét
werken met als bijkomende straf een heel
kleine vermindering van zijn salaris die hij
nauwelijks voelt!
Deze (wis)kundige constructie heeft de
Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond de af
gelopen week opgezet toen ene Johan Cruyff
niet tijdig aanwezig was om mee te doen aan
de centrale training voor de komende (be
langrijke) wedstrijd tegen de Bulgaren. Zijn
straf is (misschien, want als u dit leest kan
het allemaal wel weer anders zijn!) dat hij
in die wedstrijd niet mee mag spelen. En
het publiek lacht want zo langzamerhand
weet iedereen wel dat deze Johan Cruyff een
broertje dood heeft aan dergelijke internatio
nale wedstrijden. Waarschijnlijk om de sim
pele reden dat ze een voetballer meer roem
dan geld kunnen opleveren en aan roem en
populariteit ontbreekt het deze jongeman nu
eenmaal niet.
Hoe zou men in het werkelijke leven zo
iets oplossen? Waarschijnlijk zou men, alvo
rens straf uit te delen, eerst eens aan de
telaatkomer gevraagd hebben of hij een gel
dige reden kon opgeven. Zo hoort het ten
slotte in een rechtsstaat. Zou het excuus te
licht bevonden worden dan zijn er twee mo
gelijkheden: óf de nalatige medewerker aan
het werk jagen... en als de u weet wel! of
hem op staande voet ontslaan (al is dat in
Nederland gelukkig niet zo gemakke
lijk). Maar hem een weekje vakantie geven...
nee, dat lijkt niet waarschijnlijk.
Ach, we zullen er wel weer niets van
begrijpen. Zo heet het altijd als men in de
sport anders denkt dan een ander, want in
de sport is ieder mens alléén deskundig!
Goed dan: we begrijpen er niets van. Hele
maal niets. Maar als de KNVB-bestuurders
zo doorgaan krijgen ze waarschijnlijk toch
niet de kans het uit te leggen. Want. welke
organisatie kan mensen handhaven die zulke
vreemde beslissingen nemen?