Zes Harderwijker dolfijnen naar Rotterdam
Uw bezwaren zijn de mijne niet
Koningin
„ingezetene
Wilhelmina
van Apeldoorn"
jen van nu
herinneren
aan haar streven
IN het dolfinarium van Harderwijk
wordt tussen de shows door op 't ogen-
hard getraind met zes nieuwe dolfijnen
die dezer dagen door de curator van
het Dolfinarium, dr. W. Dudok van Heel,
zijn meegebracht uit Florida. Het zes
tal, dat zich ondanks een transport
van 34 uur te land en door de lucht
kiplekker voelt in de ruime bassins van
Harderwijk en onmiddellijk na de reis
de Nederlandse makrelen met graagte
tot zich nam, zal namelijk over een
half jaar worden ingezet in een unieke
dolfijnenshow in het hart van Rotter
dam.
In de Leuvehaven van de Maasstad
worden de voorbereidingen getroffen
voor de bouw van een drijvend dolfina
rium, een onderdeel van de grote mani
festatie Communicatie '70. Half maart
verhuizen de zes dolfijnen naar Rotter
dam, waar dan op 5 mei de show in
première gaat.
De bassins voor het Rotterdamse
dolfinarium (dat de naam Dolfirodam
zal krijgen) zullen worden gebouwd in
een grote Rijnaak van 1600 ton. Het
schip, waarin behalve de showbassins,
ook andere bassins worden onderge
bracht, alsmede de waterzuiveringsin
stallatie, de laboratoria, enz, zal worden
geflankeerd door een groot aantal pon
tons die de overdekte tribunes moeten
dragen.
Het geheel is nogal spectaculair van
opzet, omdat nergens ter wereld ooit
een drijvende dolfijnenshow is gebouwd.
Dit biedt Rotterdam de kans in het
hart van de stad een attractie op te
zetten, zonder dat kostbare ruimte in
beslag wordt genomen.
rioi/irodam zal worden gefinancierd
door het Rotterdamse zakenleven
Dolfinarium Harderwijk levert" de
know-how, de zes dolfijnen en de trai
ners. Rotterdam heeft gekozen voor de
ze constructie, kennelijk omdat de er
varing heeft geleerd, dat talloze dolfij
nenshows in Europa zonder een weten
schappelijke begeleiding tot mislukking
gedoemd waren.
Harderwijk heeft tot nu toe het groot
ste overdekte dolfinarium ter wereld,
waarin niet alleen shovbs worden gege
ven, maar waar ook grote aandacht
wordt besteed aan het wetenschappelijk
onderzoek van walvisachtig en. In dit op
zicht is er mede door de geweldige suc
cessen, van Harderwijk uit een grote
stimulans uitgegaan.
Dr. W. Dudok van Heel, kortgeleden be
noemd tot mede-directeur van het inter
nationale consortium Dolfinariums In
ternational Limited", dat zich ten doel
stelt te adviseren bij de bouw van dol-
finaria in de hele wereld heeft grote
verwachtingen van het Rotterdamse
dolfinarium. Toen daar de eerste ge
dachten rijpten om de grote expositie
Communicatie '70 te organiseren en
daarbij o.a. de attractie van een dol
fijnenshow te betrekken, heeft hij ver
steld gestaan van de voortvarendheid
waarmee het Rotterdamse gemeentebe
stuur en de Rotterdamse zakenmensen
tot daden zijn gekomen. Hij zelf staat
inmiddels voor de niet geringe opgave
in betrekkelijk korte tijd een zestal dol
fijnen gereed te maken voor een show
die zeker niet zal mogen onderdoen voor
de shows in Harderwijk die tot nu toe
door enkele miljoenen mensen zijn be
zocht.
Hét wetenschappelijk programma me
de onder auspiciën van de Nederlandse
Stichting voor Onderzoek Cetecea) gaat,
evenals de colleges in de collegezaal van
het Harderwijker dolfinarium gewoon
door. Voor die colleges is grote belang
stelling. Behalve voor middelbare scho
lieren, studenten en leraren worden ook
studies gorganiseerd voor o.m. marine
mensen die binnenkort zullen deelne
men aan oceanografisch onderzoek ir
het Caraibisch gebied.
W/elke methoden worden nu gevolgd bij
de training van de dolfijnen, die
eigenlijk nog maar pas uit de oceaan
in zo'n korte tijd hun kunsten in Rotter
dam moeten vertonen?
,,Wij hebben een bepaald systeem
waarmee de trainers werken een sys
eem dat geheel gebaseerd is op weten
chappelijke ervaringen omtrent de ge
dragsleer van dolfijnen," zegt de heer
Dudok van Heel.
Men kan eigenlijk nauwelijks een pa
rallel trekken tussen de training van
dolfijnen en andere dieren, want vrijwel
elk ander dier dat getraind wordt, kan
men benaderen. De dolfijn niet. Gaat
die in een hoekje op de bodem van hel
bassin zitten, doe er dan maar eens
wat aan
,,Het gaat". zegt de Harderwij
ker curator, „in hoofdzaak om een flin
ke dosis geestelijk overwicht waarover
de trainer moet beschikken, leder diet
dat getraind wordt heeft heel gauw door
als de mens dat overwicht niét heeft
vaag wordt of niet weet hoe 't moet. E>
dan te bedenken dat de dolfijn heel wa
intelligenter, spitser en slimmer is dar
welk ander dier ook
Aan de rand van de bassins zijn d<
trainers van de Rotterdamse dolf ij
nen rusteloos bezig, stukjes makreel ir,
de ene hand, hoepel, ballen, ringen in
de andere. Soms trekken de dolfijnen
zich in de verste hoek van hel bassin te
rug. ,,Haha", roept een van de trainers.
juffrouw voelt zich beledigd". Hij roept
"n roept, maar de dolfijn laat hem maar
praten en visbrokjes gooien. ,,Nou, dan
maar niet vandaag."
De trainer vertelt ons iets over zijn pu
pillen. „Nét mensen," zegt hij en wijst
ons op de goede en kwade eigenschappen
van zijn dieren. „De één is onbereken
baar, de andere goedig, maar wat lui;
weer een andere fel en impulsief en dat
is een harde werker, maar hij voelt zich 'jm
nogal gauw beledigd. En die daar is
spééls, maar hardléérs... eind van weg".
Dr. Dudok van Heel corrigeert even.
.Als wij zeggen dat het dier beledigd is
betekent dat natuurlijk niet dat hij zich
ook beledigd voelt. Misschien kent hij
dat gevoel niet eens, maar wij zeggen
het zo, omdat we tenslotte een naam moe
ten geven aan een bepaalde reactie
Binnenkort zal er, onder auspiciën van
het Dolfinarium in Harderwijk een bij
zonder interessant boekje verschijnen,
waarin dr. Dudok van Heel een schat
'ian wetenswaardigheden vertelt over
dat fascinerende zee-zoogdier, dat zelfs
de mensen die dolfijnen menen te ken
nen, steeds weer voor verrassingen
plaatst. De titel van het boekje zal zijn
..Dolfijn y hoe doe je 't?" Die titel zegt
het hélemaal. Het zijn de vragen van de
mens aan de rand van de bak tot een
van de charmantste, maar zeker intelli
gentste dieren van de wereld onder wa
ter.
Wat is eigenlijk een hofprediker? Het woord heeft al vaak aanleiding
gegeven tot allerlei misverstanden. „Preken is de opdracht niet", zo vertelt
ds. J. F. Berkel In zijn boek „Een ingezetene van Apeldoorn"; „het paleis
Het Loo heeft bijvoorbeeld een hofkapel, maar de enige dienst die Ik daar ooit
heb geleid is de dienst bij de uitvaart van koningin Wilhelmina geweest."
De werkelijke opdracht is nergens omschreven. Je zou kunnen zeggen, dat
er een dominee beschikbaar is als het Hof hem voor de een of andere
gelegenheid nodig heeft. Op dezelfde manier dus eigenlijk als gemeenteleden
een wijkdominee hebben. Het is ook geen kerkelijke functie, want de kerk
heeft de benoeming niet gedaan. Er hoorde bij ds. Berkel bijvoorbeeld ook de
pastorale zorg bij voor Oranje Nassau's Oord in Renkum, het geschenk van
koningin Emma, toen dat nog een sanatorium voor longlijders was."
Het contact met koningin Wilhelmina was bijzonder boeiend en soms zeer
verrassend. Het begon al bij zijn benoeming als eerste Apeldoornse hof
prediker in de geschiedenis van het Koninklijk Huis. Ds. Berkel had bezwaren,
maar de koningin liet hem weten: „Uw bezwaren zijn de mijne niet." Een
merkwaardig facet van het latere contact was bijvoorbeeld de corresponden
tie. De koningin schreef op een gewone blocnote wat zij hem wilde mee
delen. Hij behield haar brief en schreef in hetzelfde blok zijn antwoord.
Zo reisde haar schrijfblok heen en weer en werd uiteraard steeds dunner,
totdat er weer een nieuw verscheen.
Met vele andere bescheiden zal deze correspondentie te zijner tijd naar het
koninklijk-huisarchief gaan. Het is dus uitgesloten dat er stukken van In
particuliere handen en vandaar op verkopingen terechtkomen.
„Op een heel bescheiden manier heb ik er alleen dat uitgehaald, waarmee
de opvattingen van koningin Wilhelmina duidelijk worden gemaakt. Daarmee
hoop ik iets bij te dragen aan de hoogachting, die het Nederlandse volk
aan koningin Wllhelmnla verschuldigd Is", aldus ds. Berkel.
Hofprediker ds. J. F. Berkel
(70) is van de plaggenhutten
naar het paleis gegaan: geboren
in La^e Vuursche. werd hij scho
lier in Doetinchem, student in
Utrecht en Hervormd predikant
in Schoonebeek, middenin de ar
moede van die dagen op hel
Drentse platteland. In 1929 werd
>ij beroepen door de Ned. Herv.
Kerk in Apeldoorn, waar Konin
gin Wilhelmina hem In 1947 tevens
tot hofprediker benoemde. Hij is
dat ook na zijn emeritaat in 1965
gebleven: hofpredikerschap en
het ambt van predikant In de ge
meente zijn namelijk gescheiden.
Ook in Apeldoorn is ds. Berkel
trouwens na zijn emeritaat ac
tief gebleven, o.m. als ziekenhuis
predikant van het St. Liduïnazie-
kenhuis. Tot zijn spijt zal hij uie
functie volgend jaar op regel-
mentaire gronden moeten neer
leggen, omdat hij dan „70 jaar
plus 1" is.
„Boeiend werk, ook in het licht
van de verhouding tussen rooms-
katholieken en protestanten, zo
als die zich nu ontwikkelt", zegt
hij; „dat wordt straks in het Lu-
casziekenhuis ook heel interes
sant. Ik mag nog meehelpen daar
voor de grond om te spitten,
maar aan het planten kan ik he
laas niet meer meedoen".
Van zijn werk voor Apeldoorn
herinneren velen zich, naast tal
van andere dingen, zijn activi'"i-
ten voor de in de oorlog naar
Duitsland gedeporteerden: met
name het bezoek per fiets, sa
men met ds. Slump, aan Klten
en Rees. Dit bezoek vloeide voort
uit het werk van de organisatie,
voortgekomen uit het Apeldoorn
se jeugdwerk, die onder meer cor-
l~\e oecumenische activiteiten, die
in 1948 zouden leiden tot het
congres in Amsterdam, waar de
Wereldraad van Kerken werd gebo
ren, hadden de oprechte belangstel
ling van de koningin. Maar we'
vreesde zij, dat het zou uitlopen op
een soort superkerk, die de bij haai
aangesloten kerken verplichtingen
zou opleggen. Verplichtingen, die de
kerken zouden kunnen hinderen in
een onbelemmerde ontplooiing van
hun eigen wezen. In zo'n geval
vroeg zij dan deskundige voorlich
ting, die haar op Het Loo werd
gegeven door de toenmalige presi
dent van de synode der Hervormde
Kerk. Ds. Berkel was er ook bij en
hij getuigt, dat het een voorrecht
was, dit onderhoud te kunnen bij
wonen. De koningin deelde nader
hand mee, dat haar bezwaren ge
heel waren weggenomen. Na haar
troonsafstand was zij ook degene,
die in Apeldoorn het „open avond
maal" voor gelovigen van alle ge
zindten deed instellen. Het aantal
bezoekers bleef echter beneden de
respondentie verzorgde met de ge
deporteerden.
Van deze actie waren na de
oorlog, nog middelen èn de er
varing over. Deze werden nu ge
bruikt om het contact met de
Apeldoornse militairen in Indo
nesië te onderhouden en in 1949
was er een hoogtepunt: de ge
sproken brief vanuit de Grote
Kerk. Ook Koningin Wilhelmina,
toen juist als prinses definitief
naar Apeldoorn gekomen, zou iets
/.eggen. In de aankondigingen
werd zij aangeduid als „een in
gezetene van Apeldoorn". Die
aanduiding was treffend juist en
heeft zoveel betekenis behouden,
dat ds. Berkel er graag nog eens
gebruik van wilde maken voor
de titel van zijn boek, dat volgen
de maand uitkomt en waarop nu
al kan worden ingetekend.
Ds. Berkel schreef dit boek op
verzoek van de uitgever. De ha
ten komen ten goede aan de res
tauratie van de Grote Kerk in
Apeldoorn. „Ik zou het niet fair
vinden om iets aan dit boek te
verdienen", aldus licht hij desge
vraagd dit besluit toe; „boven
dien wens ik geen extra inkom
sten uit het ambt, waarin ik de
gegevens heb verkregen en ver
werkt. En graag zou ik mijn er
kentelijkheid willen betuigen aan
mensen en instellingen, die mij
met gegevens en materiaal van
dienst zijn geweest".
Vele anderen zullen hem. na
dat zij het boek gelezen hebben,
op hun beurt erkentelijk zijn,
voor de boeiende beschrijving
van zeer menselijke facetten in
de verhouding tussen Koningin
Wilhelmina en haar volk, met na
me in Apeldoorn.
verwachting, vele ambtsdragers lie
ten verstek gaan en na enkele ja
ren werden de diensten gestaakt.
„Eigenlijk wel triest," zegt ds. Ber
kel; „het ideaal van koningin Wil
helmina was voor ons op aarde on
grijpbaar. Zij zag het heel groot
en heel hoog, maar hield in deze
dingen te weinig rekening met de
werkelijke aardse toestand in een
zondige mensenwereld. Maar de ge
vluchte om samen avondmaal te vie
ren heeft door haar opvattingen wel
steun gekregen. Zij was haar tijd
ver vooruit en haar poging is niet
vergeefs geweest."
\/"eel van haar gedachten in deze
richting kwamen voort uit het
streven van koningin Wilhelmina,
haar herderlijke gevoelens in dienst
te stellen van de naaste, onverschil
lig wie hij is. het voorbeeld van
Christus te volgen om helemaal geen
verschil te maken tussen de mede
mensen. Om duidelijk te demonstre
ren dat zij geloofde in burger-zijn
van het hemelkoninkrijk, onverschil
lig tot welke kerkgroep men be
hoort, ging zij deelnemen aan
diensten van andere kerken. Zo
kwam zij in Apeldoorn vaak bij de
Vrije Evangelische Gemeente, de
Baptistenkerk en het Leger des
Heils. Het was bepaald geen gevoel
van onvrede met haar eigen kerk
genootschap. geen zoeken naar „iets
anders". Zij was niet iemand, die
..nergens bij behoorde". Zo kon zij
als gewezen vorstin een getuigenis
zijn, als zij het persoonlijk ver
duidelijkte. Zo wilde zij ook het
Avondmaal meevieren, waarbij zij
wel moest stoten op allerlei kerkelij
ke gebruiken, die een struikelblok
konden vormen. „Ik geloof echt
dat zij moeilijk kon inzien, waar
om zij zoveel staketsels op haar
weg aantrof." zegt ds. Berkel; „ik
heb wel eens de indruk gekregen
dat zij de kerken het liefst zou heb
ben toegeroepen: Gooi al die bepa
lingen over boord en laten wij al
len één zijn. Die gedachte is hart
verwarmend, maar moet vastlopen
in de kerkelijke praktijk, die gelei
delijk gegroeid is en om bepaalde
redenen een zekere vorm heeft ge
kregen." Overigens, daaraan laat ds.
Berkel geen twijfel bestaan, leefde
de koningin ook als prinses intens
mee met de kerk, waarvan zij als
belijdend lid deel uitmaakte.
"17ele in Apeldoorn bekende zaken
en gebeurtenissen passeren in
dit boek nog eens de revue, maar
nu in het licht van de belangstel
ling, die koningin Wilhelmina er
voor had: het buurtwerk in de Vel-
derslanen, de Zeeuwse evacués na
de stormramp van 1953, de contac
ten met de Evangelisch Reformierte
Kirchengemeinde in Osnabrück en
haar niet aflatende contact met de
mensen, heel veel mensen. Gebun
deld zijn ook waardevolle fragmen^
ten, waardoor wij deze „ingezetene
van Apeldoorn" óók kunnen ver
staan: uit Paas- en Adventsbood
schappen, open brieven, nota's over
actuele problemen. Voor velen van
ons rijst uit dit alles niet een ge
heel nieuw beeld van „de oude ko
ningin" op, maar wel een beeld,
waarvan vele facetten tot dusver
niet waren gezien. Dat is ook de
bedoeling geweest van de schrijver,
die zijn boek besluit met de woor-
den: „Haar werk is stellig een sti
mulans voor de toenadering van de
kerken. Veel van wat nu wordt ge
zegd en gedaan is in haar streveoe,
terug te vinden."
"T|at contact leefde ook in kleine-
re zaken en die zijn lang niet
altijd het minst interessant. Zo werd
koning Willem III nogal eens door
een van de plaatselijke dominees
gewezen op dingen in zijn leven, die
minder juist waren. Maar toen kwam
er een dag, waarop de koning zei:
„Nu heb ik ook eens iets op u
aan te merken. Ik ben juist bij ie
mand in Hoog-Soeren geweest die
erg ziek is, maar die heeft de do
minee nog niet gezien." Waarop de
predikant antwoordde: „Uwe Ma
jesteit kan dat gemakkelijk zeggen.
U rijdt met de vier naar Soeren,
maar voor mij is het een halve dag
lopen." Had de koning daar niet
van terug? Toch wel: in 't vervolg
kon de dominee een rijtuig uit de
koninklijke stallen halen als hij
naar een veraf wonende zieke
moest. Later werd het te lastig en
kreeg de kerk er een vast bedrag
voor. Koningin Wilhelmina her
stelde dit gebruik in ere voor de
Apeldoornse hofprediker, die er
TTet „waarom", de moeilijke vraag
bij zovele zaken, is voor de
hofprediker van wijlen Koningin
Wilhelmina, ds. J. F. Berkel, juist
de gemakkelijkste geweest toen hij
erin toestemde, zijn boek „Een in
gezetene van Apeldoorn" te schrij
ven. Want veel van hetgeen hij in
zijn werk heeft gezien, is buiten de
literatuur gebleven, die over konin
gin Wilhelmina is geschreven: de
menselijke en vriendelijke kant van
haar karakter, zoals die in haar
contact met Apeldoorn naar voren
h gekomen. Vooral in de veertien
jaren waarin zij als prinses Het
Loo bewoonde, na haar troonsaf
stand. Wanneer dan aan iemand,
die toen in haar naaste omgeving
werkte, wordt gevraagd iets van
zijn ervaringen te vertellen - wat
kan hij anders doen dan die stille
hulde brengen? Ds. Berkel heeft
het gedaan en zijn indrukken van
die tijd zijn er nog door verdiept.
Hij kwam er onherroepelijk ook
mee terecht in de oudere geschiedenis
van Het Loo en zijn bewoners,
maar dat maakt het boek zeker
niet minder boeiend: alleen al de
geschiedenis van de Reformatie in
Apeldoorn is, zo niet verheffend -
naar de schrijver zelf opmerkt -
toch wel een bijzonder pakkend
verhaal. Uit de geschiedenis haalde
ds. Berkel ook het gegeven, dat het
veelgesmade collatierecht. waarbij
..de bewoners van Het Loo de Apel
doornse gemeentevoorgangers be-
noemdê, indertijd door de kérke-
raad zelf in 't leven is geroepen.
Overigens werd daarmee wel de
zeer hechte band gelegd tussen het
Huis van Oranje en de kerkelijke
gemeente in Apeldoorn, waarvan la
ter nog zoveel terug te vinden zou
zijn.
'/t*H'/.'
taxi's voor mocht huren in zijn
omvangrijke wijk aan de noordoost
kant van Apeldoorn. „Maar het
geld mag niet in de kas van de
kerk, het dient alleen om u in
staat te stellen uw werk te doen in
goede kracht", aldus de koningin.
rTVee kerken in Apeldoorn zijn
naar leden van het Koninklijk
Huis genoemd. Het was geen gees
telijke armoede, waarin men geen
andere namen kon bedenken, aldus
ds. Berkel: integendeel, het beteken
de écht iets. Zo heeft koningin Wil
helmina levendige aandacht geschon
ken aan de voorbereidingen tot
de kerkbouw in Beemte. die door
de inwoners zelf van de grond
moest worden geholpen. Nog in de
rouw over het overleden echt
genoot prins Hendrik maakte zij
toch van een driedaagse bazaar een
gebeurtenis, die nooit vergeten is.
Bij alles wilde zij tussen de mensen
zijn, horen wat zij hoorden, spre
ken met hen over de dingen die
voor het moment en voor de toe
komst belangrijk waren. Vaak viel
het ook helemaal niet op als zij in
een kerk kwam. Toen zij eens vroeg
of een bepaalde plaats vrij was her
kende niemand haar en iemand zei:
„Dat is de bank van de diakenen."
De koningin koos daaron een ande
re plaats. Dat was al na haar troons
afstand. maar dal maakt in feite
weinig uit. Vergeten is ook nooit,
dat zij hier de jeugddiensten op
gang heeft gebracht, waarvan de
organisatie later door de kerkera
den is overgenomen. De koningin
woonde de jeugddiensten vaak bij
Toen het eens erg vol werd in de
Grote Kerk beduidde zij, dat ook
de koninklijke zetels gebruikt moes
ten worden en een Apeldoorns meis
je mocht meelezen op haar liturgie
blad. „Of deze jongedame erg op
haar gemak zat is een andere vraag."
zegt ds. Berkel heel nuchter in zijn
boek. Maar wel staat vast dat de
kerkelijke gemeente van Apeldoorn
aan koningin Wilhelmina een opzet
van jeugdwerk te danken heeft ge
had, die van grote betekenis is ge
weest - en nog is. „Zij had een bij
zondere voorliefde voor jonge men-
Een wezenlijk bestanddeel van haar leven: contact met mensen, oud èn jong.
Een gesprek, waaruit zij gedachten overhield, waarmee zij later samen met
anderen weer iets probeerde te dóen. En altijd wilde zij meer doen dan „er
alleen maar zijn." Dat was koningin Wilhelmina, „een Ingezetene van Apeldoorn."
«iMl#> - aam- W