Inhalen bij zebra's verboden „Ondernemer zijn, dat is 'n fascinerende uitdaging die het leven je kan stellen" Willem Bruynzeels Hoge, heldere schaterlach klinkt on-Nederlands vaak in een gesprek dat hem boeit. Zijn montere, heel helde re, bruine ogen onder zware wenkbrauwen laten de ogen van de man tegen over hem maar zelden los tijdens het praten. Een op geruimd man, denkt men - maar zeker niet alléén maar een onbekommerd man. Een man ook die houdt van duidelijke uit spraken - maar niet een man die bij voorbaat van eigen gelijk overtuigd is; aarzelingen lijken hem verre van vreemd. Boeren „Per slot van rekening", zo luidt de titel van het pas ver schenen boek, waarin zes Ne derlandse ondernemers over hun levenswerk vertellen. Hun ervaringen werden opgete kend door de journalist A. C. W. van der Vet. De uitgeverij is Nijgh Van Ditmar - Den Haag/Rotterdam. De uitspraken van de onder nemers achten wij belang wekkend genoeg om er aan dacht aan te schenken. Vandaag is het woord aan Willem Bruynzeel, oud-direc teur van een vermaard hout concern en voorzitter van het Verbond van Ondernemingen. Strop Zaandam Je zit wél voortdurend in de zorgen Openheid Teruggetrokken Eigen bezit Sparen Remmend Democratie Te ver Fantasie Plicht Ander klimaat Belangstelling Wie wilt u met uw advertenties bereiken? De Zeeuwen? De Twentenaren? De arbeidende bevolking? Dagbladen nemen! De dagbladen die door die groepen worden gelezen. Met dag bladen kunt u uw reclame richten. Geografisch en sociaal. Dagbladen: wendbaar medium. Dagbladen: actueel. Dag bladen: overal thuis. Dagbladen: snel op de juiste plaats. Dagbladen: u hebt ze nodig voor uw reclame. DONDERDAG 23 OKTOBER 1969 WILLEM BRUYNZEEL Zijn jeugd was roerig. Willem Bruynzeel is, ook al dreef zijn va der een stoomtinimerfabriek in Rot terdam niet in het door pa opge maakte directeursbed gestapt. Het tegendeel is waar het lijkt wel als of hij juist altijd de moeilijkste weg heeft gekozen. De jonge Bruynzeel was te koppig en te driftig om in de zaak van pa te komen. Uit alle verhalen van Willem blijkt duidelijk dat de oude heer Bruynzeel er niet de geringste roeping toe voelde „play-boys" of zelfs maar „fabrikanten-zoontjes" op te fokken. Van origine zijn de Bruynzeels Zeeuwen, boeren van het eiland Tholen. Wie die streek en haar mensen kent, weet dat in de wijde eenzaamheid van nors polderland, in de nooit eindigende strijd tegen de zee die altijd weer de dijken be dreigde, niet de plooibaarste of luchthartigste broederen van Neer- lands stam zijn geteeld en opge groeid. „Mijn vader was een ongemakke lijk heer", zegt Willem Bruynzeel onomwonden. „En ik was, denk ik, lang geen gemakkelijk zoontje. Aan schoolgaan had ik een enorme he kel. Mijn schoolopleiding kunt u rustig gebrekkig noemen. Het eind examen lyceum heb ik nooit ge daan. Wat wel voor heel mijn le ven bepalend is geweest, dat is: het opgegroeid zijn in een onderne- mersgezin. Je leefde mee met de zaak, met alle ups and downs. Het gezin was als het ware deel van de zaak. Bovendien timmerde Vader al tijd met ons. Mijn broer Cees, die nu al vele jaren in Zuid-Afrika woont en een internationaal vermaard zeezeiler is geworden, en ik moesten Vader al tijd helpen, met een boot timmeren of zo, en van ons twaalfde jaar af werkten we elke zomervakantie een paar weken op de fabriek. We kre gen daar wel geld voor, hoor. Va der vond dat allemaal nuttig voor onze vorming en ik geloof dat hij gelijk heeft gehad." „Maar het was niet alleen dat werk in de fabriek dat die betrok kenheid met de zaak veroorzaakte: ook thuis leefden we mee. Op een dag kwam Vader sip thuis: er was een krukas gebroken van de stoom machine en dat betekende een in drukwekkende strop. Meteen was het parool: voortaan droog brood, zonder boter en dat recept was nog altijd van toepas sing toen we merkten dat de kruk as allang weer heel was!" De jonge Bruynzeel trok naar Amerika, begon er als sjouwer, ver sleet 28 bazen in anderhalf jaar tijd, maar leerde wel het houtvak in al zijn facetten kennen. Teruggekeerd in Holland besloot hij zelf een fabriek te beginnen. „Ik zag toekomst in een gespecialiseer de lijstenschaverij. En ik koos Zaan dam in 1922 als vestigingsplaats, waar mijn broer Cees een jaar te voren een deurenfabriek was begon nen. Ik was net volwassen gewor den. Met de van vader gekregen vijfentwintig mille kwam ik er overigens niet; voor het bedrijf dat ik in mijn hoofd had, was, om te beginnen, wel vijftig mille nodig. Ik mag niet zeggen dat ik dat bedrag bepaald gemakkelijk van vader heb losgekregen, maar ik kreeg het toch. Met twintig man ben ik begon nen. En langzaam is het bedrijf groter geworden. Of zoiets vandaag nog mogelijk zou zijn, vraagt u? ?5 Oh, ik ben er van overtuigd! Als een jonge vent werkelijk wil, als hij zijn vak verstaat en redelijk met mensen kan omgaan en vooral: als hij weet wat hij wil, dan is het ook in onze jaren mogelijk een be drijf te maken. Trouwens, er zijn voorbeelden genoeg van. Natuurlijk: op rolletjes gaat het zo goed als nooit. Dat is ook in ons geval niet zo geweest. Toen ik een paar jaar draaide, ging de bank failliet en net in die tijd kel derden de houtprijzen. Bovendien raakte vader overwerkt en moest ik voor hem inspringen. Goed, we zijn er bovenop gekomen... Vraag niet met hoeveel zorgen. Tussen twee haakjes: Er wordt de lóatste tijd zoveel gepraat en ge schreven over de noodzaak tot gro tere openheid, ook bij besloten naamloze vennootschappen. Dat is allemaal mooi en goed, maar al ik mijn moeilijkste jaren verplicht was geweest opening van zaken te geven, dan was Bruynzeel gewoon nergens geweest! Na die déconfiture van de bank waren er enkele banken, die wei gerden ons te helpen. Tenslotte zei de Rotterdamse Bank: „De cijfers zijn rot, maar in die twee dat waren dan mijn broer en ik hebben we vertrouwen". Zo kregen we krediet. Ja, mijn broer en ik. Onze zaken echter waren totaal ge scheiden en zijn dat tot nog niet zo lang geleden gebleven ook. Ach ja, sindsdien is de groei nog al gestadig gegaan. Bruynzeel is nu een bedrijf met dik 4200 werkne mers in Nederland en als je de bui tenlandse vestigingen en de joint ventures in Suriname, Gabon, Bra zilië en het bedrijf in Zuid-Afrika meerekent, werken er ruim tiendui zend mensen bij ons. „En nu heb ik mij dus uit de dagelijkse leiding van Bruynzeel te ruggetrokken. In begin 1967. Ik ben geen directeur meer, alleen nog lid van de Raad van Beheer." Waarom? Hij is gezond, energiek, vitaal. Van neiging tot ledigheid is niets te bespeuren; zijn agenda is gevuld. Elke dag voert hij bespre kingen, zij het dan meestal niet meer voor Bruynzeel, maar voor vele an dere zaken, voor het Verbond van Nederlandse Ondernemingen vooral, waarvan hij voorzitter is. „Ondernemer zijn, dat is een fasci nerende uitdaging die het leven aan je kan stellen. Dat vond ik al in 1922, dat vind ik nog. Maar je zit wél voortdurend in zorgen, je leeft wél voortdurend met spanningen. Je vraagt je wél voortdurend af: doe ik dat nou wel goed? Waarom zit je als ondernemer dan daarbij in de zorgen? Uit ge voel van verantwoordelijkheid tegen over a. je mensen, b. je kredietge vers, c. dat ding dat dan je onder neming is en d. ook nog een keer gewoon uit menselijke eerzucht: je wilt niet falen. De verantwoordelijkheid tegen over mijn mensen heeft altijd heel zwaar voor me gewogen. Vooruit dan maar, gebruikt u dan het woord „paternalisme" maar! Toch: dat gevoel van betrokkenheid bij het bestaan van die mensen in je onderneming is een deel van je le ven. Voor de belangstelling voor elk individu die je nog kon hebben in een kleine zaak is bij mij, naarma te de onderneming groeide, in de loop der jaren steeds meer in de plaats gekomen: belangstelling voor de levensomstandigheden van de to taliteit van het personeel. Ik ben sterk voor bevordering van het eigen bezit. Het kopen van een huis door een werknemer vind ik daarvan nog maar een beschei den begin. Wij moeten ons ook als ondernemers veel meer erop bezinnen wat we op dit stuk eigen lijk willen. Als we voor een vrije economie zijn, voor de ondernemingsgewijze produktie, voor een samenleving zoals we die in principe in het wes ten zien misschien moet ik dus wel zeggen: voor het kapitalistische stelsel dan moeten we beseffen dat het kapitalisme van nu er niet kan uitzien als het kapitalisme van de vorige en het begin van deze eeuw. Dat was gebaseerd op, steunde op een klein aantal kapitalisten. Zelfs in onze dagen is in een land als Nederland het aandelen bezit nog lang niet zo gespreid als in de Verenigde Staten. Ik meen dat hier maar één op de twintig mensen iets van aandelen bezit. Dat behoeft zo niet te blijven, dat moet zelfs niet. Het behoeft niet omdat de welvaart in ons land zo is ge groeid in onze jaren. In vijftien jaar is het bruto-inkomen van de Ne derlandse gezinnen verdubbeld en er is geen reden waarom deze stijging als we niet onverstandig doen niet zou doorgaan. Er is dan ook geen reden voor dat men niet meer zou gaan sparen. Met sparen bedoel ik niet: enige vorm van verplicht sparen. Ik be doel gewoon: sparen stimuleren door propaganda, door het animeren er van, door het aantonen van de voor delen. Op den duur moeten we in ons land op veel grotere schaal dan nu al gebeurt komen tot uitgifte van kleinere aandelen, zodat het voor steeds meer mensen steeds ge makkelijker wordt aandelen te ko pen. Als we een sterke spreiding van aandelen krijgen, ontstaat er een samenleving waarin een groot deel van de bevolking direct belang heeft bij de ondernemingen en dat moet leiden, volgens mij, tot meer be langstelling en een beter begrip voor die ondernemingen, ook voor het leidinggeven, de wijze van lei den geven." Hoe staat u in dit verband te genover de drang naar medezeg genschap in ondernemingen? „Ik zie twee „soorten" van drang. De ene gaat uit van de vakbewe ging. Dat die een grotere invloed wil hebben in de bedrijven is op zichzelf begrijpelijk. Of dat voor het goed marcheren van de bedrijven een voordeel zou zijn, laat ik nu even buiten beschouwing. In elk geval lijkt het mij niet het soort medezeggenschap waaraan de werknemer behoefte heeft. Dat is na melijk iets heel anders. Die heeft er in onze jaren, meen ik, in toene mende mate behoefte aan iets meer in en aan zijn werk te geven dan, eenvoudig gezegd, alleen maar zijn handen, zijn handvaardigheid. Tegenover de verlangens tot me dezeggenschap zoals die door de vak beweging worden gesteld, zeg ik: neen. Inspraak van de kant der vakbeweging op de leiding van de onderneming zou naar mijn stelli ge overtuiging remmend werken op de ontplooiing van een goed deel der ongeveer 26.000 ondernemingen die wij in ons land hebben. De con sequentie van die vorm van in spraak lijkt mij op den duur onher roepelijk: het ontstaan van een cen traal beheerd bedrijfsleven. Nu, die kant moeten we bepaald niet uit! Van veel meer betekenis vind ik de kansen tot ontplooiing die een mens in de onderneming waar hij werkt moet krijgen. Men moet hem de mogelijkheden bieden meer dan een loontrekker te zijn. Ik geloof dat in elke onderneming het geven van leiding er in de toekomst liever: nu al! veel meer op ge richt zal moeten zijn dat de werk nemers behalve spierkracht, hand vaardigheid, routine, vakbekwaam heid, ook hun hersens in grotere ma te van zelfstandigheid kunnen ge bruiken dan nu te vaak het geval is. In dat opzicht kunnen we nog enorm veel leren, met name van de Amerikanen." Natuurlijk staat totaal los hiervan mijn overtuiging dat een zekere mate van bedrijfsdemocratie, zoals prof. dr. P. J. Bouman dat noemt, wel nodig is. Maar democratie tussen twee haakjes: een in onze tijd wel erg vaak misbruikt woord - mag niet ontaarden in een poging- - tot - besluitvorming - met - zijn - tienduizenden. Daar kan in de praktijk van het bedrijfsleven geen spaan van terechtkomen. Ach, met zoveel zaken is het probleem altijd weer: waar lig het juiste midden, waar ligt het evenwicht en hoe be reik je dat evenwicht bij alle mo gelijke ontwikkelingen? We hadden het daareven over het verschil tussen Nederland en de Ver enigde Staten. Toen ik als jonge vent in Amerika werkte, werd ik op een gegeven ogenblik ziek. Pas op dat ogenblik kwam ik tot de ontdekking dat ik meteen totaal on beschermd was, dat ik geen enkel recht had op uitkering. Mijn baas zei: „Slik maar flink wat kinine en probeer aan de gang te blijven". En nu zijn we, vind ik, hier in Nederland op dit stuk vooral de laatste jaren wel te ver doorgescho ten. Of liever: de sociale wetgeving zoals wij die kennen is wel heel erg goed, maar bij de toepassing van die wetten, gaan we wel vaak veel te ver. Het logische uitgangs punt zou moeten zijn dat de mens primair voor zichzelf moet zorgen. Pas als hem dat niet meer mogelijk is, moet de gemeenschap hem hel pen. Wanneer je echter als natie te rechtkomt in een geestelijk klimaat waar je normale uitgangspunt, op grond van de wet kan zijn: „De gemeenschap is er om mij te hel pen", dan is het gevaar niet denk beeldig dat je op weg bent een slap volk te worden. Ik zeg niet dat we die weg al een heel eind op zijn gegaan maar het gevaar is er. Daar tegenover staat dat heeft een leven van ondernemer-zijn me dan wel geleerd dat de gemid delde Nederlandse werknemer een solide, betrouwbare, werklustige man is. Voordat we op het onderwerp: de ondernemer in de samenleving, overstappen, nog een slotvraag: Zoudt u de kenmerken kunnen opsommen die de ideale ondernemer naar uw opvatting zou moeten be zitten? Willem Bruynzeel kijkt een tijd je zwijgend voor zich uit, de eerste keer in ons nu al uren durende gesprek. Dan zegt hij: „In een paar woorden gezegd: om te beginnen is het een vent die het ondernemen gewoon niet kan laten, die dat in zijn bloed heeft, die al tijd en onder alle omstandigheden, iets zou vinden om te ondernemen. En wat ik daarbij dan als nood zakelijke eigenschappen zie zijn: Fantasie en een beetje geeste lijke durf om platgetrapte paden te verlaten; spaarzaamheid. Als je wat verdient, mag je dat niet meteen ook als je eigen inkomen zien; je moet steeds reserveren om te kun nen investeren. Wie dat al niet kan opbrengen in een kleine zaak wordt nooit een goede ondernemer. Ver mogen om goede medewerkers te kiezen. Persoonlijk heb ik altijd geprobeerd aardige mensen tot m'n medewerkers te krijgen. Natuurlijk: intelligentie is van veel betekenis, maar intelligentie is eigenlijk maar een gek ding. In een bedrijf is ge woon gezond verstand vaak van meer waarde dan een erg hoog I.Q. Ik geloof dat bij het kiezen van me dewerkers karakter hoger aan te slaan is dan intelligentie. Tenslotte: wijsheid heb je als on dernemer ook een beetje nodig en daarmee bedoel ik het soort wijsheid waarmee je andere men sen kunt leiden, tot elkaar kunt brengen, kunt laten samenwerken, waarmee je dus de activiteiten van die andere mensen weet te coördi neren. Dat zijn, geloof ik, wel de belangrijkste eigenschappen die een ondernemer moet bezitten. En, ja, nog een: openheid tegenover je mensen. Of die ondernemer naast zijn zaak, ook nog een maatschappelij ke taak heeft en hoe ik die zie? Na enig aarzelen zegt hij: „Om te beginnen heeft natuurlijk ieder mens een maatschappelijke taak, ki zijn arbeid en daarnaast En dat geldt voor een ondernemer ode. Ik zie het ondernemen als doel in en op zichzelf en als je dat wer kelijk goed doet en je bedrijf groeit, dan heb je daar waarachtig je han den wel aan vol. Maar het onder nemen mag je bestaan niet gaan beheersen, niet gaan overwoekeren. Als je je onderneming goed leidt, wordt die eigenlijk automatisch al een waardevol onderdeel van de samenleving. Mag de samenleving van een man die zijn zaak goed wil leiden, vragen of hij dan ook nog een grote politieke belangstel ling heeft of liever gezegd: of hij zich dan ook nog actief met de politiek gaat bezighouden? Men mag echt niet alles van een ondernemer vragen. Dat organisatorische, dat maat schappelijke, eventueel ook dat po litieke werk is voor een onderne mer allemaal mooi en goed en aar dig, maar je primaire plicht als on dernemer is nu eenmaal die tegen over je onderneming: tegenover de werknemers, de kapitaalverschaf fers, kredietgevers, de klanten". Ja, ik zie tegenwoordig voor Wil lem Bruynzeel, de ex-ondernemer, wel degelijk een maatschappijlijke taak en die ligt dan in het helpen verklaren, verduidelijken, noem het propagaren, van de betekenis die de ondernemingsgewijze produktie heeft voor onze samenleving, voor het nader tot elkaar brengen van de groepen, waaruit de samenleving bestaat. We kletsen zoveel over een an dere verdeling van de welvaart laten we het liever eens hebben over de ook in ons land zo nodige vergroting van de welvaart. En heus, vergroting van de welvaart krijg je alleen door beter opgezette, beter geleide bedrijven. Kijk naar de Verenigde Staten, kijk naar Zwe den. Vergroting van de welvaart is vele malen belangrijker dan een andere verdeling van de welvaart. Vergroting van de welvaart bereik je mede door het scheppen van een werkelijk industrieel klimaat in ons land. Nu, dat hebben we hier nog lang niet in voldoende mate... Ja, op dat stuk heeft de onderne mer wel degelijk een maatschappe lijke taak, want daar kan hij pra ten over, betogen over, propaganda maken voor dingen die hij kent, behoort te kennen en die de zin van zijn bestaan en van het be staan van al zijn medewerkers uit maken. Want willen we de welvaart ver groten, dan moeten we gewoon naar een ander industrieel klimaat. Dan moeten we wel de ontwikke lingslanden helpen, natuurllijk, maar er niet tevreden mee zijn dat we het zo veel beter hebben dan de mensen daar. Neen, dan moeten we kijken naar en leren van, landen als Zweden en de Verenigde Staten, die het niet alleen beter hebben maar het ook beter doen dan wij. Daar profiteren dan indirect immers ook de onderontwikkelde landen van. Hoe beter wij erin slagen de wel vaart hier te vergroten, hoe meer wij kunnen doen om mensen in de ontwikkelingslanden te leren zich zelf te helpen". U bent niet zo erg met dat in dustriële klimaat tevreden. Kunt a in een paar woorden zeggen, hoe u meent dat daarin verbetering te brengen is? „Door grotere openheid van de kant der ondernemers die kant gaan we de laatste jaren wel op. Door betere aansluiting van het on derwijs op het bedrijfsleven daar wordt nog te weinig aan gedaan. Door meer belangstelling en dan graag zonder voortdurende politieke bijbedoelingen voor de ontwik keling van ons bedrijfsleven van de kant der publiciteitsmedia. Als wij het zo ver zouden kunnen brengen, dan ben ik ervan overtuigd, dat er meer „vechtjassen" in onze samen leving zullen komen, meer mensen die beseffen dat het waard is om te vechten voor vergroting van de wel vaart". de kunt U niet missen geen dag!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9