Het zijn niet alle diplomaten....
Oefenterrein en boetekleed
Percentages en mijlen
Levende
doden
en het
recht...
Elk medelijden is misplaatst
OP ZOEK NAAR
BETERE WAARBORGEN
VOOR EEN VERDACHTE
Humor
Raadsman
Wijziging
Achtergronden
VRIENDENKRING SACHSENHAUSEN PROTESTEERDE
II« werd weken achtereen in
Amsterdamse gevangenis
sen verhoord, zonder iets tc
zeggen. Via het Boskamp in
Amersfoort ging hij in februari
1942 naar Buchenwald (kampnr.
3749) en daarna naar Ravens-
brück. Uitgeput en afgetakeld
werd hij vervolgens getranspor
teerd naar Sachsenhausen,
waar hij dank zij de illegale
Lagerorganisatie de kans kreeg
in de werkplaats wat op adem
te komen. Eind november ging
hij voor twee jaar naar de klin-
kerfabriek buiten Sachsenhau
sen.
Minister mr. K. H. Beernink heeft een
nieuwe variant toegevoegd aan het be
kende spreekwoord van de koks en de
lange messen: het zijn ook niet alle
maal diplomaten die met diplomatieke
paspoorten in hun zak lopen. Want erg
diplomatiek was het allemaal niet. For
meel niet want een simpel vakantiereis
je binnen onze bevriende buurlanden ver
eist geen diplomatiek paspoort, zelfs
voor een minister. En op een wat kin
derlijke manier de grensvoorschriften
overtreden wijst ook al niet op diploma
tieke geslepenheid....
Maar juist in deze week kwam dit he-
ie sigarettenverhaal wat hard aan
wat dat betreft leek het op de gegevens,
die een kundig schrijver pleegt samen
te voegen voor een klucht. Minister Beer
nink had enkele weken geleden aan een
journalist een interview toegestaan dat
bij de volksvertegenwoordiging niet zo
goed was gevallen. Hij had daarin ge
pleit voor de inmiddels befaamd gewor
den „hardere lijn" die het kabinet ten
opzichte van het parlement zou moeten
gaan volgen. Hij had er in laten uitko
men dat naar zijn mening voor dit kabi
net De Jong de tijd rijp is om wat het
zich had voorgesteld te doen in zijn vier
jarig bestaan, er nu ook inderdaad door
te drukken. Daarbij dan gebruik ma
kend van het feit dat een kabinetscrisis
op dit ogenblik wel zeer ongelegen zou
komen bij gebrek ,aan een bruikbaar al
ternatief.
Dat interview werd tijdens de algeme
ne beschouwingen vorige week in de
Tweede Kamer nogal eens genoemd en
premier De Jong had het er moeilijk
mee. Want., achter de regeringstafel
ontbrak minister Beernink. Ziek. „Een
politieke ziekte", fluisterde men in Den
Haag. Premier De Jong redde er zich
op de gebruikelijke wijze uit: hij kon
•r niet voor instaan dat de woorden
van de minister ook inderdaad juist door
de journalist waren weergegeven. Zo
gaat dat meestal - de journalist die zich
met politiek bezighoudt moet een brede
rug hebben! De minister-president haast
te zich erbij te verzekeren dat er geen
sprake was van een verandering van ge
dragslijn ten aanzien van het parlement.
Toen kwam deze week. De week waar-
In minister Beernink voor de Kamer had
moeten verschijnen om zijn begroting te
behandelen. Nog altijd ziek behande
ling uitgesteld. En als juist dan het ver-
.ts* i -
MINISTER BEERNINK
te weinig diplomaat
haal wereldkundig wordt van de minis
ter die sigaretten smokkelt, betrapt
wordt, zijn diplomatieke pas toont - dan
heeft men toch immers alle gegevens
voor een klucht bij elkaar!
In Nederland beschouwt men de poli
tiek als een zeer ernstige zaak hu
mor is er helaas niet veel bij. En de
hoofdfiguren in de politieek behoren dan
ook in alle opzichten serieuze mensen te
zijn die ook in hun privé-leven „het ho
ge ambt" waarmaken. Gelukkig ziet het
er niet naar uit dat men om deze si
garetten-affaire het hoofd van deze mi
nister wil eisen. Het zou dwaas zijn als
het anders was. Dat minister Beernink
nog wel iets zal horen over zijn inter
view is een heel andere zaak. Het ver
wijt lijkt redelijk dat hij ook daarin niet
al te diplomatiek te werk is gegaan.
Maar men moet bedenken: niet iedere
minister is een diplomaat, zelfs al draagt
hij een diplomatentas. Niet iedere di
plomaat is trouwens ook geschikt voor
het ministerambt. Zeker niet voor het
ambt van minister van Binnenlandse
Zaken, waar het meer op daden dan op
woorden aankomt. Daarnaar zal men mi
nister Beernink moeten beoordelen. En
voor die beoordeling is hij terecht -
niet bevreesd.
Voor wat de militaire oefenterreinen in
Nederland betreft is de knoop dan einde
lijk doorgehakt: schietterrein in de Noord-
Oostpolder waaraan het Kuinderbos ten
offer zal vallen, de Harskamp, Oirschot
en een stuk Lauwerszeegebied oefenter
rein, een vierde oefenterrein moet nog
gevonden worden. En daarmee Is dan de
storm losgebarsten en die zal nog in he
vigheid toenemen naarmate de datum na
dert waarop minister Schut en staatsse
cretaris Haex voor de Tweede Kamer zul
len moeten verschijnen.
Een paar kanttekeningen hierbij zijn
wel op hun plaats. Allereerst richten ve
ten zich in hun toorn nogal eens tot het
verkeerde adres. Men kan Defensie niet
verwijten dat de oefenterreinen Juist daar
rijn gekozen waar ze naar de mening van
allerlei adressanten nu net niet thuisho
ren. Defensie heeft namelijk niets te kie
zen die kan alleen maar vragen en dan
afwachten wat de planologische werk
groep van de minister van Ruimtelijke
Ordening uitdoktert. Omgekeerd is het
dwaasheid fiolen van ènti-mllitaristische
toorn uit te gieten over het hoofd van
minister Schut. Het is niet zijn schuld dat
Nederland een leger heeft, dat het leger
oefenen moet zowel met wapens als met
tanks en dat daarvoor terreinen nodig zijn
die aan bepaalde eisen voldoen. Hij zal
het er als anti-revolutionair minister mee
eens zijn maar de verantwoordelijkheid
ligt duidelijk bij het Nederlandse volk
zelf dat gelukkig in overgrote meer
derheid van oordeel is dat Nederland nog
altijd in de NAVO hoort en zijn NAVO-
verplichtingen behoort na te komen.
Het vervelende is echter dat die over
grote meerderheid meestal niet-thuis geeft
als de oefengelegenheid voor dat leger
nu net precies in hun bos, op hun heide
of op hun grond gekozen blijkt te worden.
Dan is Leiden in last en verwijt men de
minister dat hij veel te weinig overleg
heeft gepleegd en dat hij al die toch zo
heldere argumenten maar naast zich
neer schijnt te leggen.
Nu Is minister Schut een deemoedig
man. Op het moment dat hij de beslissing
wereldkundig maakte trok hij alvast het
boetekleed aan met de mededeling dat
hij „met deze belangrijke planologische
Ingreep niet al te gelukkig had geope
reerd, omdat vooral de betrokken ge
meente- en provinciale besturen te laat
bij de discussie waren betrokken". Daar
bij waarschijnlijk gedachtig aan zijn gro
te voorganger, wijlen dr. Abraham Kuy-
per, van wie de uitspraak stamt dat het
boetekleed de man niet ontsiert. Inder
daad, het misstaat deze minister niet,
vooral niet als zijn ontwapenende, jongens
achtige glimlach daarbij over zijn gezicht
trekt. Maar vraag is of hij niet wat al
te gemakkelijk dat kleed aantrekt en er
zich al te vaak mee tooit - dan gaat het
mooiste toiletje namelijk vervelen. En die
kans loopt de minister nu!
We geloven namelijk niet erg in deze
ministeriële boetvaardigheid. Het was
De revaluatie van de Duitse Mark is
niet onverwacht gekomen dat het zo
lang heeft geduurd vond zijn oorzaak in
de verkiezingen en in de onzekerheden
rond het nieuw te vormen kabinet. De
knoop is nu doorgehakt en de (toch nog
onverwacht hoge) revaluatie een feit.
Dat Nederland deze stap zal volgen lijkt
op dit moment hoogst onwaarschijnlijk -
het betekent dus dat we voortaan voor
Duitse goederen meer zullen gaan betalen
maar dat we aan onze export naar onze
oosterburen meer overhouden.
MINISTER SCHUTTE
soms te diplomatiek
ons liever geweest als hij gezegd had:
„beste mensen, er is nu al zo lang over
gedokterd en telkens en telkens weer
kwamen er weer andere bezwaren en
nieuwe bedenkingen als het niet in
goed overleg blijkt te kunnen dan moet
het maar zonder overleg. Want het is
niet eerlijk jonge mensen onder de wape
nen te roepen en ze niet de kans te ge
ven behoorlijk met die wapenen te oefe
nen. En daarom doen we het nu zo en
niet anders!" En dan zou men het er
mee eens of niet mee eens kunnen zijn,
maar niemand kan deze minister verwij
ten dat hij juist op het gebied van de
ruimtelijke ordening niet weet waarover
hij praat, want het is zijn vak!
Maar zo is deze minister niet - hij
speelt het liever langs de diplomatieke
weg van boetedoening. Het nadeel hier
van is dat hij nu toch weer alle gelegen
heid geeft om allerlei bezwaren en be-
zwaartjes in te dienen die hij zal moe
ten weerleggen wil hij althans van zijn
boetvaardigheid blijk geven en alsnog
aan de „insprekers" recht doen. Terwijl
dit naar onze mening beslist geen plan
is waarop allerlei amendementen en cor
recties kunnen worden aangebracht -
het is wel zo ongeveer alles of niets.
Desondanks spijt het ons bijzonder dat
weer een geliefd stuk Veluws natuur
schoon opgeofferd moet worden dat
willen we toch wel graag even kwijt.
Maar na het bovenstaande kunnen we er
de minister moeilijk meer een verwijt
van maken! Het is wel een aansporing
om te blijven ijveren voor een vreedza
mer wereld, want ook al zijn we niet zo
gelukkig met de toeristenauto als stoffe
ring van het Veluws landschap - we
zien die toch nog liever dan de tanks en
de kanonnen.
Voor de Duitse boerenstand Is dit een
klap voor de Europese eenwording niet
minder. Op de Europese landbouwmarkt
geldt namelijk de Eurodollar als stan-
daardmunt - een duurdere Mark bete
kent voor de Duitse boer minder dollars.
Ongetwijfeld komen er voor hem bescher
mende maatregelen die zijn er op een
andere manier ook al voor de Franse
boer het betekent dat we van een wer
kelijke Europese eenwording nog mijlen
ver verwijderd zijn.
Niet vaak is het in de Nederlandse parle
mentaire geschiedenis voorgekomen dat de
Kamervoorzitter zich persoonlijk naar de
publieke tribune begeeft om daar de orde
te herstellen. Logisch, want het is ook niet
zijn taak met het bewaren van de orde
in de vergaderzaal zelf kan hij het al moei
lijk genoeg hebben.
Kamervoorzitter mr. Van Thiel heeft dit
dinsdag wél gedaan en juist dit optreden
was kenmerkend voor de sfeer waarin onze
volksvertegenwoordiging een van de moei
lijkste punten heeft behandeld die haar in
de laatste jaren zijn voorgelegd: de vraag
van de levende doden en het recht.
Want zo is het toch: wie, zoals de drie van
Breda, weet dat hij tot zijn laatste adem
tocht in de gevangenis opgesloten zal blijven,
die is levend doocL Zijn leven ls alleen nog
maar een vegeteren alles wat het bestaan
tot werkelijk „leven" maakt is hem ontno
men en zal hem ook nooit meer worden te
ruggegeven. En de vraag is dan of een derge
lijke straf nog wel menselijk is. Liever: of
het niet on-menselijk is.
Het is een vraag die alleen maar kan be
staan als er iets verschrikkelijks is gebeurd.
Voor een „gewone" misdadiger heeft men het
allang geaccepteerd dat levenslang geen le
venslang betekent. Maar de drie in Breda
zijn geen gewone misdadigers. Zij zijn de
beulen die op on-menselijke wijze hebben uit
gevoerd wat hun door hun on-menselijke
meesters werd opgedragen. En dan komt de
vraag naar het on-menselijke van de straf in
een ander daglicht, krijgt een andere waarde.
En dan ook kan het gebeuren dat opgekropte
emoties plots naar buiten treden. En dat een
Kamervoorzitter in zijn begrip daarvoor het
ongewone doet en zelf naar de publieke tri
bune komt. Hij verdient daarvoor hulde.
Zoals trouwens ook èn mr. Van Schaik èn
minister Polak èn de gehele Kamer hulde
verdienen voor de wijze waarop zij deze zaak
hebben behandeld. De bedoelingen van de
heer Van Schaik waren hoogstaand: tè dik
wijls al is er op allerlei manieren toch nog
weer „hoop op gratie" gezaaid in de harten
vqn deze gevangenen. Dat is een extra-mar
teling er is weinig fantasie voor nodig om
dat te begrijpen. En extra-martelingen beho
ren in een rechtsstaat niet voor te komen.
Zelfs niet ten opzichte van mensen die te
vaak en met wellust anderen extra gemar
teld hebben. Daarom wilde de heer Van
Iemand die durft te zeggen:
„Laat de Duitse oorlogs
misdadigers Kotalla, Fischer
en Aus der Fünten in Breda
maar los uit humane overwe
gingen, die kent de feiten niet.
Die is irreëel, of h(j staat onder
politieke druk." Wij van de
Vriendenkring Sachsenhausen
/.eggen: laat ze maar rustig le
venslang zitten. Ze hebben al
een keer gratie gehad, want ze
waren ter dood veroordeeld.
Dat had men destijds moeten
uitvoeren. Daar is het nu te
laat voor, maar levenslang
ja. Dat klinkt wreed, maar
niet als men de feiten kent
waarvoor zij verantwoordelijk
zijn."
F\e heer J. R. Telling (kamp-
nr. 42392) doet moeite zijn
emotie te bedwingen als hij
spreekt over de oorlogsgruwe
len, door de drie van Breda be
dreven. Namens de Vrienden
kring Sachsenhausen heeft hij
een fel protest gestuurd naar
minister Polak (justitie), over
de eventuele vrijlating van de
nazi's.
De heer Telling (50 jaar)
heeft namens de Vriendenkring
en zichzelf alle recht van spre
ken. Hij overleefde vier jaar
terreur en mishandeling in een
trieste reeks concentratiekam
pen. Sinds enkele jaren kan hij
niet meer werken. Zijn lichaam
is op. Hij leeft op medicijnen.
Wie praat over medelijden met
de gevangenen van Breda en
hun uitzichtloze lot, mag dat
niet los zien van de ervaringen
en het lot van bijvoorbeeld de
heer Telling of talloze andere
nazislachtoffers.
De heer Telling ging voor de
oorlog bij de NDSM in Amster
dam op kantoor werken. Al
spoedig na het uitbreken van
de oorlog ging hij in het verzet:
illegale kranten verspreiden
Kotalla
sabotage, februaristaking. Hij
werd verraden en op 15 sep
tember 1941 door de SD aange
houden. Toen begon zijn tocht
langs vele concentratiekampen,
waarbij hij aan de rand van de
afgrond kwam.
Voor liquidatie werd hij op 6
februari 1945 overgebracht naar
Bergen Belsen. De liquidatie
werd uitgesteld en na een
maand bereikte hij het kamp
in Pölitz, niet ver van het Rus
sische front. Daarna ging hij
naar Barth. Toen opnieuw vast-
La ges
stond dat hij gefusilleerd zou
worden, bleken de Duitsers op
een goede morgen gevlucht te
zijn voor de zegevierende Rus
sen.
Zij vonden de heer Telling,
volkomen verzwakt, doodziek,
15 kg. wegend. Pas in 1947 kon
hij weer aan het werk bij de
NDSM. Van twintig gevangen
genomen familieleden hadden
twee de oorlog overleefd. Als
gevolg van de gruwelen die hij
heeft ondergaan en heeft zien
gebeuren, moest hij enkele ja
ren geleden stoppen met wer
ken.
JJÜ zegt: „Als je al die ver
schrikkingen hebt gezien,
dan weet je dat de drie oorlogs
misdadigers geen gewone moor
denaars zijn. Zij liggen juri
disch in een geheel ander vlak.
De normale rechtspraak is niet
van toepassing in deze walgelij
ke misdaden".
De heer Telling is ervan over
tuigd dat de vrijlating van de
doodzieke Lagcs (hij leeft nog
steeds) beslist niet gebeurde op
grond van onjuiste medische
adviezen. „De Nederlandse art-
Aus der Fünten
sen zijn knap genoeg om te zien
of iemand op sterven ligt. Men
is bezweken voor politieke en
economische druk uit Duitsland.
Wij zijn economisch afhankelijk
van Duitsland".
„Vrijlating van de drie over
gebleven oorlogsmisdadigers
zal een slag in het gezicht zijn
van de nabestaanden en de nog
levende slachtoffers. De ge
dachte dat deze Duitsers verder
thuis rustig van hun pensioen
kunnen gaan genieten, is beslist
onverdraaglijk. Vrijlating zal
voorts een stimulans voor de
neo-fascisten van de NPD bete
kenen en een trap in de rug
van de Duitse justitie die nog
steeds bezig is nazimisdadigers
te berechten. Als wij de zwaar
ste gevallen vrijlaten, zou dat
ook geen zin meer hebben.
Ik kan wel begrijpen dat dc
geestelijken van de gevangenis
over vergeving praten. Zij ken
nen de mensen alleen zoals zij
nu in hun cel zitten. Als ze hen
in de oorlog bezig hadden ge
zien, zouden zij een ander
standpunt hebben. Elk medelij
den is misplaatst als men de
feiten kent".
Schaik dat er eens en voor goed duidelijk
heid kwam: blijft levenslang inderdaad le
venslang of niet? Dat hij persoonlijk zelfs
voor deze drie levenslang te on-menselijk
achtte kon verder buiten beschouwing blij
ven.
Minister Polak deelt persoonlijk deze me
ning. Maar een minister heeft een andere
verantwoordelijkheid: een stap als deze kan
niet gedaan worden als niet een grote meer
derheid van ons volk daarachter staat. Daar
om wilde hij de motie-Van Schaik alleen
maar uitvoeren als die een groot aantal
stemmen op zich zou hebben verenigd. Toen
bleek dat dit niet het geval zou zijn liet hij
blijken dat het hem liever was als de motie
werd ingetrokken. Wat gebeurde.
Wij hebben daar vrede mee. Niet uit haat
gevoelens, zelfs niet tegen deze drie, hoe
monsterachtig hun daden ook geweest zijn.
Ook niet omdat wij niet aanvoelen dat le
venslange gevangenisstraf een onmenselijke
straf is vrijheidsberoving is voor ieder
mens moeilijk te verteren, levenslange vrij
heidsberoving gaat de menselijke draag
kracht vrijwel te boven. Wij hebben er vrede
mee omdat er in onze samenleving voor deze
misdadigers geen plaats is. Zij kunnen niet
meer geaccepteerd worden in een wereld die
mede door hun toedoen zo door de hel is ge
gaan. En als zij zelf ook maar iets van hun
misdaden beseffen, dan kunnen zij ook geen
plaatsmeer in die samenleving willen. Dan ac-
cepterenzij dat zij er buiten staan, omdat zij
zichzelf buiten geplaatst hebben. Voor hen
blijft er maar één ding te doen over: bidden
om vergeving. Niet om vergeving door de
mensen maar door God wiens liefdewet zij zo
satanisch hebben overtreden. En het klinkt
in dit verband cru maar het geeft wel onze
gevoelens weer: daarvoor is de cel welhaast
de geschiktste plaats.
In Amerikaanse televisie-thrillers ïykt het allemaal zo mooi: de
grimmige politiemannen staan machteloos tegenover de (al dan
niet schuldige) verdachte want hy heeft het beroemde woord ge
sproken: „Eerst een advocaat!" Zo is het niet in Nederland. Ten
eerste is onze politie meestal niet van het Amerikaanse type en ten
tweede komt er nog geen advocaat aan te pas als iemand, verdacht
van een misdryf, wordt meegenomen naar het politiebureau. Vier
dagen kan men hem daar vasthouden voor verhoren en alles wat
daaraan vastzit dan moet dc zaak worden voorgelegd aan de
rechter-commissaris die zal moeten beslissen of verdachte verder
in voorarrest moet blyven dan wel op vr(je voeten kan worden
gesteld in afwachting van zjjn eventuele berechting. Dan pas komt
er een advocaat aan te pas. Het is geen regeling om hoera over te
roepen en er wordt dan ook druk aan gesleuteld. „De Jonge Balie",
vereniging van jonge advocaten, deed dat vorige week door bjj haar
zesde lustrumviering het woord te geven aan prof. mr. L. H. C.
Hulsman en aan de langzamerhand bekend geworden Amsterdamse
officier van justitie mr. J. J. Abspoel. Met de laatste hebben we wat
nagepraat over zyn ideeën in deze voor iedere Nederlander zo be
langrijke materie.
VOORARREST IN DISCUSSIE
Een officier van justitie die een
plan opstelt voor de beperking van
de voorlopige hechtenis, een
machtsmiddel dat hij dagelijks
hanteert, moet een originele man
zijn. De, Amsterdamse substituut
officier van justitie mr. J. J.
Abspoel (52) is dat ook.
Voordat hij op het congres van
de Amsterdamse Jonge Balie zijn
plan voor de voorlopige hechtenis
lanceerde, had hij dat al bewezen
bij de vervolging wegens godslaste
ring van de schrijver G. K. van het
Reve. Daarin hield hij een urenlang
requisitoir waarin hij niet alleen
zoveel scherpzinnige humor liet blij
ken dat het later in volle lengte
werd geboekstaafd, maar waarin
hij ook duidelijk afstand nam van 't
Kamerlid dat hem dat hachelijke
karwei had bezorgd. En nü zijn ex-
verdachte de P.C. Hooftprijs heeft
gekregen, was mr. Abspoel direct
bereid hem geluk te wensen in een
stuk in een extra nummer van het
inmiddels opgeheven blad voor
homofilie en maatschappij Dialoog.
Mr. Abspoel was vaak de man die
Je veroorzakers van allerlei onrus
ten in Amsterdam voor de rechter
oracht, maar ook dat deed hij niet
zonder humor. Toen hij op de eerste
Jag van het proces tegen de bezet
ters van het Maagdenhuis voor de
zoveelste keer een steeds gelijklui
dende dagvaarding moest voorlezen
werd er van de rumoerige publieke
tribune geroepen: „Harder". Met
de van hem bekende brede grijns rea
geerde mr. Abspoel onmiddellijk
„Voor die nu nog niet door heeft om
welk strafbaar feit het hier gaat, zal
ook hardop voorlezen niet meer ba
ten."
Hij was ook het lid van het open
baar ministerie dat op initiatie
van een Amsterdamse vice-president
afstapte van het zinloze opdreu
nen van een dagvaarding bij het be
gin van de zitting. In plaats daarvan
geeft hij een soort situatieschets,
die werkelijk duidelijk maakt waar
om de zaak draait.
Niet verwonderlijk dat de jonge
Balie juist hem koos als inleider op
het congres. Evenmin verwonderlijk
dat hij op eigen initiatief niet vol
stond met wat hem was gevraagd
de praktijk van het voorarrest te
schilderen, maar ook een praktische
oplossing bood. Bij een later gesprek
blijkt hij met zijn plan zelfs zover
te willen gaan dat een heel nieuwe
opzet van het Wetboek van Strafvor
dering noodzakelijk is.
Aan de regeling van de aanhou
ding door de politie en de inverzeke
ringstelling de officiële term voor
de eerste vier dagen vrijheidsbene
ming wil mr. Abspoel niet tornen.
Anders dan prof. mr. L. H. C. Huls
man voelt hij er niet voor de grens
h-ervoor te verhogen tot misdrijven
waarop maximaal zes jaar staat (nu
is dat vier jaar). „Als je dat doet
kan je de man die tien mille steelt
niet, maar twee juffrouwen die sa
men een pakje boter in een zelfbe
dieningswinkel wegnemen wel in
hechtenis nemen", rekende hij de
hoogleraar prompt voor (diefstal in
vereniging wordt immers zwaarder
gestraft).
Wel wil hij de verdachte in die
periode al een raadsman toewijzen.
Daarvoor denkt hij aan advocaten
in overheidsdienst.
„Mijn particuliere hobby is dat
tegenover elke substituut-officier 'n
raadsman zou moeten staan met de
zelfde honorering. Uit de kring van
deze ambtelijke raadslieden zou de
'•echterlijke macht ook nieuwe leden
kunnen recruteren als eindelijk de
gespecialiseerde strafrechter zou
worden ingevoerd".
Voor die advocaat ziet hij geen
taak bij de verhoren op het politie-
mreau. „Dat zou veel te duur wor
den".
In Angelsaksische landen komt de
advocaat toch wel op het politie
bureau?
„Ja maar laten we niet vergeten
lat de politie daar een verdachte
vaak eerst als getuige vasthoudt.
Dat is wel mogelijk zonder dat er
een advocaat aan te pas komt. De
ter-commissaris na zes dagen moet
beslissen over het verlengen van de
hechtenis met maximaal twee we
ken. In dat gesprek kunnen bijzon
dere voorwaarden worden voorge
steld waarop de verdachte eventu
eel op vrije voeten kan worden ge
steld.
Als de rechter-commissaris be
sluit tot vasthouden van de verdach
te zou er een nieuw overleg met de
officier en de raadsman moeten ko
men voordat de rechtbank een ver
dere verlenging wordt gevraagd. De
rechtbank zou de gevangenhouding
van maximaal dertig dagen maar
één keer met zo'n termijn mogen
verlengen (nu kan dat nog oneindig).
Binnen die termijn zou dan de zaak
op een openbare zitting moeten wor
den gebracht Alleen als het vooron
derzoek dan nog niet klaar is zou de
officier daar nog verder uitstel kun
nen vragen.
Als mr. Abspoel zijn zin krijgt
zal dat alleen in uitzonderingsgeval
len gebeuren. „Na de eerste twintig
dagen of eventueel na de eerste zes
dagen wil ik meegaan met de hoge
re drempel die prof. Hulsman voor
een voortzetting van de voorlopige
hechtenis wil leggen. Een normale
dief bijvoorbeeld zou i.^oit langer
dan twintig dagen moeten vastzitten
voordat hij wordt berecht".
aadsman zoveel macht in het voor
onderzoek geven leidt ook niet tot
'n effectieve bestrijding van de mis
daad".
De advocaat krijgt in de plannen
van mr. Abspoel de taak in de eer
ste dagen informatie over de ge-
zins- en werksituatie van de ver
dachte in te winnen.
Om ook de processen-verbaal dit
de politie in de eerste vier dagen
heeft opgemaakt door alle partijen
in alle rust te laten bestuderen wil
mr. Abspoel de officier de macht
geven een verdachte nog een vijfde
en een zesde dag vast te houden.
Die twee dagen mag de politie hem
niet meer verhoren, zodat de reclas
sering en zonodig een psychiater en
een psycholoog zich met hem kun
nen bezighouden.
Op die manier ontstaat er een
soort rondetafelgesprek als de rech-
„Binnen die termijn zou ik veel za
ken al op de zitting willen brengen",
zegt mr. Abspoel. „Daarvoor zou de
rechter-commissaris de bevoegdheid
moeten krijgen een eenvoudige zaak
niet door te zenden naar de recht
bank maar die 'zelf als politierechter
af te doen, in overleg met de offi
cier en de raadsman",
Daarvoor zou een ingrijpende wij
ziging van het Wetboek van Straf
vordering noodzakelijk zijn, maar
dat boek moet volgens mr. Abspoel
toch worden herschreven: „Het staat
vol met waarborgen voor de ver
dachte, maar dat zijn grotendeels
papieren waarborgen. Die papieren
waarborgen maken dat de uiteinde
lijke beslissing over de verdachte te
laat valt, want hij moet nu in het
huis van bewaring zitten wachten
tot alle papier is volgeschreven".