Het zijn niet alle diplomaten.... Oefenterrein en boetekleed Percentages en mijlen Levende doden en het recht... Elk medelijden is misplaatst OP ZOEK NAAR BETERE WAARBORGEN VOOR EEN VERDACHTE Humor Raadsman Wijziging Achtergronden VRIENDENKRING SACHSENHAUSEN PROTESTEERDE II« werd weken achtereen in Amsterdamse gevangenis sen verhoord, zonder iets tc zeggen. Via het Boskamp in Amersfoort ging hij in februari 1942 naar Buchenwald (kampnr. 3749) en daarna naar Ravens- brück. Uitgeput en afgetakeld werd hij vervolgens getranspor teerd naar Sachsenhausen, waar hij dank zij de illegale Lagerorganisatie de kans kreeg in de werkplaats wat op adem te komen. Eind november ging hij voor twee jaar naar de klin- kerfabriek buiten Sachsenhau sen. Minister mr. K. H. Beernink heeft een nieuwe variant toegevoegd aan het be kende spreekwoord van de koks en de lange messen: het zijn ook niet alle maal diplomaten die met diplomatieke paspoorten in hun zak lopen. Want erg diplomatiek was het allemaal niet. For meel niet want een simpel vakantiereis je binnen onze bevriende buurlanden ver eist geen diplomatiek paspoort, zelfs voor een minister. En op een wat kin derlijke manier de grensvoorschriften overtreden wijst ook al niet op diploma tieke geslepenheid.... Maar juist in deze week kwam dit he- ie sigarettenverhaal wat hard aan wat dat betreft leek het op de gegevens, die een kundig schrijver pleegt samen te voegen voor een klucht. Minister Beer nink had enkele weken geleden aan een journalist een interview toegestaan dat bij de volksvertegenwoordiging niet zo goed was gevallen. Hij had daarin ge pleit voor de inmiddels befaamd gewor den „hardere lijn" die het kabinet ten opzichte van het parlement zou moeten gaan volgen. Hij had er in laten uitko men dat naar zijn mening voor dit kabi net De Jong de tijd rijp is om wat het zich had voorgesteld te doen in zijn vier jarig bestaan, er nu ook inderdaad door te drukken. Daarbij dan gebruik ma kend van het feit dat een kabinetscrisis op dit ogenblik wel zeer ongelegen zou komen bij gebrek ,aan een bruikbaar al ternatief. Dat interview werd tijdens de algeme ne beschouwingen vorige week in de Tweede Kamer nogal eens genoemd en premier De Jong had het er moeilijk mee. Want., achter de regeringstafel ontbrak minister Beernink. Ziek. „Een politieke ziekte", fluisterde men in Den Haag. Premier De Jong redde er zich op de gebruikelijke wijze uit: hij kon •r niet voor instaan dat de woorden van de minister ook inderdaad juist door de journalist waren weergegeven. Zo gaat dat meestal - de journalist die zich met politiek bezighoudt moet een brede rug hebben! De minister-president haast te zich erbij te verzekeren dat er geen sprake was van een verandering van ge dragslijn ten aanzien van het parlement. Toen kwam deze week. De week waar- In minister Beernink voor de Kamer had moeten verschijnen om zijn begroting te behandelen. Nog altijd ziek behande ling uitgesteld. En als juist dan het ver- .ts* i - MINISTER BEERNINK te weinig diplomaat haal wereldkundig wordt van de minis ter die sigaretten smokkelt, betrapt wordt, zijn diplomatieke pas toont - dan heeft men toch immers alle gegevens voor een klucht bij elkaar! In Nederland beschouwt men de poli tiek als een zeer ernstige zaak hu mor is er helaas niet veel bij. En de hoofdfiguren in de politieek behoren dan ook in alle opzichten serieuze mensen te zijn die ook in hun privé-leven „het ho ge ambt" waarmaken. Gelukkig ziet het er niet naar uit dat men om deze si garetten-affaire het hoofd van deze mi nister wil eisen. Het zou dwaas zijn als het anders was. Dat minister Beernink nog wel iets zal horen over zijn inter view is een heel andere zaak. Het ver wijt lijkt redelijk dat hij ook daarin niet al te diplomatiek te werk is gegaan. Maar men moet bedenken: niet iedere minister is een diplomaat, zelfs al draagt hij een diplomatentas. Niet iedere di plomaat is trouwens ook geschikt voor het ministerambt. Zeker niet voor het ambt van minister van Binnenlandse Zaken, waar het meer op daden dan op woorden aankomt. Daarnaar zal men mi nister Beernink moeten beoordelen. En voor die beoordeling is hij terecht - niet bevreesd. Voor wat de militaire oefenterreinen in Nederland betreft is de knoop dan einde lijk doorgehakt: schietterrein in de Noord- Oostpolder waaraan het Kuinderbos ten offer zal vallen, de Harskamp, Oirschot en een stuk Lauwerszeegebied oefenter rein, een vierde oefenterrein moet nog gevonden worden. En daarmee Is dan de storm losgebarsten en die zal nog in he vigheid toenemen naarmate de datum na dert waarop minister Schut en staatsse cretaris Haex voor de Tweede Kamer zul len moeten verschijnen. Een paar kanttekeningen hierbij zijn wel op hun plaats. Allereerst richten ve ten zich in hun toorn nogal eens tot het verkeerde adres. Men kan Defensie niet verwijten dat de oefenterreinen Juist daar rijn gekozen waar ze naar de mening van allerlei adressanten nu net niet thuisho ren. Defensie heeft namelijk niets te kie zen die kan alleen maar vragen en dan afwachten wat de planologische werk groep van de minister van Ruimtelijke Ordening uitdoktert. Omgekeerd is het dwaasheid fiolen van ènti-mllitaristische toorn uit te gieten over het hoofd van minister Schut. Het is niet zijn schuld dat Nederland een leger heeft, dat het leger oefenen moet zowel met wapens als met tanks en dat daarvoor terreinen nodig zijn die aan bepaalde eisen voldoen. Hij zal het er als anti-revolutionair minister mee eens zijn maar de verantwoordelijkheid ligt duidelijk bij het Nederlandse volk zelf dat gelukkig in overgrote meer derheid van oordeel is dat Nederland nog altijd in de NAVO hoort en zijn NAVO- verplichtingen behoort na te komen. Het vervelende is echter dat die over grote meerderheid meestal niet-thuis geeft als de oefengelegenheid voor dat leger nu net precies in hun bos, op hun heide of op hun grond gekozen blijkt te worden. Dan is Leiden in last en verwijt men de minister dat hij veel te weinig overleg heeft gepleegd en dat hij al die toch zo heldere argumenten maar naast zich neer schijnt te leggen. Nu Is minister Schut een deemoedig man. Op het moment dat hij de beslissing wereldkundig maakte trok hij alvast het boetekleed aan met de mededeling dat hij „met deze belangrijke planologische Ingreep niet al te gelukkig had geope reerd, omdat vooral de betrokken ge meente- en provinciale besturen te laat bij de discussie waren betrokken". Daar bij waarschijnlijk gedachtig aan zijn gro te voorganger, wijlen dr. Abraham Kuy- per, van wie de uitspraak stamt dat het boetekleed de man niet ontsiert. Inder daad, het misstaat deze minister niet, vooral niet als zijn ontwapenende, jongens achtige glimlach daarbij over zijn gezicht trekt. Maar vraag is of hij niet wat al te gemakkelijk dat kleed aantrekt en er zich al te vaak mee tooit - dan gaat het mooiste toiletje namelijk vervelen. En die kans loopt de minister nu! We geloven namelijk niet erg in deze ministeriële boetvaardigheid. Het was De revaluatie van de Duitse Mark is niet onverwacht gekomen dat het zo lang heeft geduurd vond zijn oorzaak in de verkiezingen en in de onzekerheden rond het nieuw te vormen kabinet. De knoop is nu doorgehakt en de (toch nog onverwacht hoge) revaluatie een feit. Dat Nederland deze stap zal volgen lijkt op dit moment hoogst onwaarschijnlijk - het betekent dus dat we voortaan voor Duitse goederen meer zullen gaan betalen maar dat we aan onze export naar onze oosterburen meer overhouden. MINISTER SCHUTTE soms te diplomatiek ons liever geweest als hij gezegd had: „beste mensen, er is nu al zo lang over gedokterd en telkens en telkens weer kwamen er weer andere bezwaren en nieuwe bedenkingen als het niet in goed overleg blijkt te kunnen dan moet het maar zonder overleg. Want het is niet eerlijk jonge mensen onder de wape nen te roepen en ze niet de kans te ge ven behoorlijk met die wapenen te oefe nen. En daarom doen we het nu zo en niet anders!" En dan zou men het er mee eens of niet mee eens kunnen zijn, maar niemand kan deze minister verwij ten dat hij juist op het gebied van de ruimtelijke ordening niet weet waarover hij praat, want het is zijn vak! Maar zo is deze minister niet - hij speelt het liever langs de diplomatieke weg van boetedoening. Het nadeel hier van is dat hij nu toch weer alle gelegen heid geeft om allerlei bezwaren en be- zwaartjes in te dienen die hij zal moe ten weerleggen wil hij althans van zijn boetvaardigheid blijk geven en alsnog aan de „insprekers" recht doen. Terwijl dit naar onze mening beslist geen plan is waarop allerlei amendementen en cor recties kunnen worden aangebracht - het is wel zo ongeveer alles of niets. Desondanks spijt het ons bijzonder dat weer een geliefd stuk Veluws natuur schoon opgeofferd moet worden dat willen we toch wel graag even kwijt. Maar na het bovenstaande kunnen we er de minister moeilijk meer een verwijt van maken! Het is wel een aansporing om te blijven ijveren voor een vreedza mer wereld, want ook al zijn we niet zo gelukkig met de toeristenauto als stoffe ring van het Veluws landschap - we zien die toch nog liever dan de tanks en de kanonnen. Voor de Duitse boerenstand Is dit een klap voor de Europese eenwording niet minder. Op de Europese landbouwmarkt geldt namelijk de Eurodollar als stan- daardmunt - een duurdere Mark bete kent voor de Duitse boer minder dollars. Ongetwijfeld komen er voor hem bescher mende maatregelen die zijn er op een andere manier ook al voor de Franse boer het betekent dat we van een wer kelijke Europese eenwording nog mijlen ver verwijderd zijn. Niet vaak is het in de Nederlandse parle mentaire geschiedenis voorgekomen dat de Kamervoorzitter zich persoonlijk naar de publieke tribune begeeft om daar de orde te herstellen. Logisch, want het is ook niet zijn taak met het bewaren van de orde in de vergaderzaal zelf kan hij het al moei lijk genoeg hebben. Kamervoorzitter mr. Van Thiel heeft dit dinsdag wél gedaan en juist dit optreden was kenmerkend voor de sfeer waarin onze volksvertegenwoordiging een van de moei lijkste punten heeft behandeld die haar in de laatste jaren zijn voorgelegd: de vraag van de levende doden en het recht. Want zo is het toch: wie, zoals de drie van Breda, weet dat hij tot zijn laatste adem tocht in de gevangenis opgesloten zal blijven, die is levend doocL Zijn leven ls alleen nog maar een vegeteren alles wat het bestaan tot werkelijk „leven" maakt is hem ontno men en zal hem ook nooit meer worden te ruggegeven. En de vraag is dan of een derge lijke straf nog wel menselijk is. Liever: of het niet on-menselijk is. Het is een vraag die alleen maar kan be staan als er iets verschrikkelijks is gebeurd. Voor een „gewone" misdadiger heeft men het allang geaccepteerd dat levenslang geen le venslang betekent. Maar de drie in Breda zijn geen gewone misdadigers. Zij zijn de beulen die op on-menselijke wijze hebben uit gevoerd wat hun door hun on-menselijke meesters werd opgedragen. En dan komt de vraag naar het on-menselijke van de straf in een ander daglicht, krijgt een andere waarde. En dan ook kan het gebeuren dat opgekropte emoties plots naar buiten treden. En dat een Kamervoorzitter in zijn begrip daarvoor het ongewone doet en zelf naar de publieke tri bune komt. Hij verdient daarvoor hulde. Zoals trouwens ook èn mr. Van Schaik èn minister Polak èn de gehele Kamer hulde verdienen voor de wijze waarop zij deze zaak hebben behandeld. De bedoelingen van de heer Van Schaik waren hoogstaand: tè dik wijls al is er op allerlei manieren toch nog weer „hoop op gratie" gezaaid in de harten vqn deze gevangenen. Dat is een extra-mar teling er is weinig fantasie voor nodig om dat te begrijpen. En extra-martelingen beho ren in een rechtsstaat niet voor te komen. Zelfs niet ten opzichte van mensen die te vaak en met wellust anderen extra gemar teld hebben. Daarom wilde de heer Van Iemand die durft te zeggen: „Laat de Duitse oorlogs misdadigers Kotalla, Fischer en Aus der Fünten in Breda maar los uit humane overwe gingen, die kent de feiten niet. Die is irreëel, of h(j staat onder politieke druk." Wij van de Vriendenkring Sachsenhausen /.eggen: laat ze maar rustig le venslang zitten. Ze hebben al een keer gratie gehad, want ze waren ter dood veroordeeld. Dat had men destijds moeten uitvoeren. Daar is het nu te laat voor, maar levenslang ja. Dat klinkt wreed, maar niet als men de feiten kent waarvoor zij verantwoordelijk zijn." F\e heer J. R. Telling (kamp- nr. 42392) doet moeite zijn emotie te bedwingen als hij spreekt over de oorlogsgruwe len, door de drie van Breda be dreven. Namens de Vrienden kring Sachsenhausen heeft hij een fel protest gestuurd naar minister Polak (justitie), over de eventuele vrijlating van de nazi's. De heer Telling (50 jaar) heeft namens de Vriendenkring en zichzelf alle recht van spre ken. Hij overleefde vier jaar terreur en mishandeling in een trieste reeks concentratiekam pen. Sinds enkele jaren kan hij niet meer werken. Zijn lichaam is op. Hij leeft op medicijnen. Wie praat over medelijden met de gevangenen van Breda en hun uitzichtloze lot, mag dat niet los zien van de ervaringen en het lot van bijvoorbeeld de heer Telling of talloze andere nazislachtoffers. De heer Telling ging voor de oorlog bij de NDSM in Amster dam op kantoor werken. Al spoedig na het uitbreken van de oorlog ging hij in het verzet: illegale kranten verspreiden Kotalla sabotage, februaristaking. Hij werd verraden en op 15 sep tember 1941 door de SD aange houden. Toen begon zijn tocht langs vele concentratiekampen, waarbij hij aan de rand van de afgrond kwam. Voor liquidatie werd hij op 6 februari 1945 overgebracht naar Bergen Belsen. De liquidatie werd uitgesteld en na een maand bereikte hij het kamp in Pölitz, niet ver van het Rus sische front. Daarna ging hij naar Barth. Toen opnieuw vast- La ges stond dat hij gefusilleerd zou worden, bleken de Duitsers op een goede morgen gevlucht te zijn voor de zegevierende Rus sen. Zij vonden de heer Telling, volkomen verzwakt, doodziek, 15 kg. wegend. Pas in 1947 kon hij weer aan het werk bij de NDSM. Van twintig gevangen genomen familieleden hadden twee de oorlog overleefd. Als gevolg van de gruwelen die hij heeft ondergaan en heeft zien gebeuren, moest hij enkele ja ren geleden stoppen met wer ken. JJÜ zegt: „Als je al die ver schrikkingen hebt gezien, dan weet je dat de drie oorlogs misdadigers geen gewone moor denaars zijn. Zij liggen juri disch in een geheel ander vlak. De normale rechtspraak is niet van toepassing in deze walgelij ke misdaden". De heer Telling is ervan over tuigd dat de vrijlating van de doodzieke Lagcs (hij leeft nog steeds) beslist niet gebeurde op grond van onjuiste medische adviezen. „De Nederlandse art- Aus der Fünten sen zijn knap genoeg om te zien of iemand op sterven ligt. Men is bezweken voor politieke en economische druk uit Duitsland. Wij zijn economisch afhankelijk van Duitsland". „Vrijlating van de drie over gebleven oorlogsmisdadigers zal een slag in het gezicht zijn van de nabestaanden en de nog levende slachtoffers. De ge dachte dat deze Duitsers verder thuis rustig van hun pensioen kunnen gaan genieten, is beslist onverdraaglijk. Vrijlating zal voorts een stimulans voor de neo-fascisten van de NPD bete kenen en een trap in de rug van de Duitse justitie die nog steeds bezig is nazimisdadigers te berechten. Als wij de zwaar ste gevallen vrijlaten, zou dat ook geen zin meer hebben. Ik kan wel begrijpen dat dc geestelijken van de gevangenis over vergeving praten. Zij ken nen de mensen alleen zoals zij nu in hun cel zitten. Als ze hen in de oorlog bezig hadden ge zien, zouden zij een ander standpunt hebben. Elk medelij den is misplaatst als men de feiten kent". Schaik dat er eens en voor goed duidelijk heid kwam: blijft levenslang inderdaad le venslang of niet? Dat hij persoonlijk zelfs voor deze drie levenslang te on-menselijk achtte kon verder buiten beschouwing blij ven. Minister Polak deelt persoonlijk deze me ning. Maar een minister heeft een andere verantwoordelijkheid: een stap als deze kan niet gedaan worden als niet een grote meer derheid van ons volk daarachter staat. Daar om wilde hij de motie-Van Schaik alleen maar uitvoeren als die een groot aantal stemmen op zich zou hebben verenigd. Toen bleek dat dit niet het geval zou zijn liet hij blijken dat het hem liever was als de motie werd ingetrokken. Wat gebeurde. Wij hebben daar vrede mee. Niet uit haat gevoelens, zelfs niet tegen deze drie, hoe monsterachtig hun daden ook geweest zijn. Ook niet omdat wij niet aanvoelen dat le venslange gevangenisstraf een onmenselijke straf is vrijheidsberoving is voor ieder mens moeilijk te verteren, levenslange vrij heidsberoving gaat de menselijke draag kracht vrijwel te boven. Wij hebben er vrede mee omdat er in onze samenleving voor deze misdadigers geen plaats is. Zij kunnen niet meer geaccepteerd worden in een wereld die mede door hun toedoen zo door de hel is ge gaan. En als zij zelf ook maar iets van hun misdaden beseffen, dan kunnen zij ook geen plaatsmeer in die samenleving willen. Dan ac- cepterenzij dat zij er buiten staan, omdat zij zichzelf buiten geplaatst hebben. Voor hen blijft er maar één ding te doen over: bidden om vergeving. Niet om vergeving door de mensen maar door God wiens liefdewet zij zo satanisch hebben overtreden. En het klinkt in dit verband cru maar het geeft wel onze gevoelens weer: daarvoor is de cel welhaast de geschiktste plaats. In Amerikaanse televisie-thrillers ïykt het allemaal zo mooi: de grimmige politiemannen staan machteloos tegenover de (al dan niet schuldige) verdachte want hy heeft het beroemde woord ge sproken: „Eerst een advocaat!" Zo is het niet in Nederland. Ten eerste is onze politie meestal niet van het Amerikaanse type en ten tweede komt er nog geen advocaat aan te pas als iemand, verdacht van een misdryf, wordt meegenomen naar het politiebureau. Vier dagen kan men hem daar vasthouden voor verhoren en alles wat daaraan vastzit dan moet dc zaak worden voorgelegd aan de rechter-commissaris die zal moeten beslissen of verdachte verder in voorarrest moet blyven dan wel op vr(je voeten kan worden gesteld in afwachting van zjjn eventuele berechting. Dan pas komt er een advocaat aan te pas. Het is geen regeling om hoera over te roepen en er wordt dan ook druk aan gesleuteld. „De Jonge Balie", vereniging van jonge advocaten, deed dat vorige week door bjj haar zesde lustrumviering het woord te geven aan prof. mr. L. H. C. Hulsman en aan de langzamerhand bekend geworden Amsterdamse officier van justitie mr. J. J. Abspoel. Met de laatste hebben we wat nagepraat over zyn ideeën in deze voor iedere Nederlander zo be langrijke materie. VOORARREST IN DISCUSSIE Een officier van justitie die een plan opstelt voor de beperking van de voorlopige hechtenis, een machtsmiddel dat hij dagelijks hanteert, moet een originele man zijn. De, Amsterdamse substituut officier van justitie mr. J. J. Abspoel (52) is dat ook. Voordat hij op het congres van de Amsterdamse Jonge Balie zijn plan voor de voorlopige hechtenis lanceerde, had hij dat al bewezen bij de vervolging wegens godslaste ring van de schrijver G. K. van het Reve. Daarin hield hij een urenlang requisitoir waarin hij niet alleen zoveel scherpzinnige humor liet blij ken dat het later in volle lengte werd geboekstaafd, maar waarin hij ook duidelijk afstand nam van 't Kamerlid dat hem dat hachelijke karwei had bezorgd. En nü zijn ex- verdachte de P.C. Hooftprijs heeft gekregen, was mr. Abspoel direct bereid hem geluk te wensen in een stuk in een extra nummer van het inmiddels opgeheven blad voor homofilie en maatschappij Dialoog. Mr. Abspoel was vaak de man die Je veroorzakers van allerlei onrus ten in Amsterdam voor de rechter oracht, maar ook dat deed hij niet zonder humor. Toen hij op de eerste Jag van het proces tegen de bezet ters van het Maagdenhuis voor de zoveelste keer een steeds gelijklui dende dagvaarding moest voorlezen werd er van de rumoerige publieke tribune geroepen: „Harder". Met de van hem bekende brede grijns rea geerde mr. Abspoel onmiddellijk „Voor die nu nog niet door heeft om welk strafbaar feit het hier gaat, zal ook hardop voorlezen niet meer ba ten." Hij was ook het lid van het open baar ministerie dat op initiatie van een Amsterdamse vice-president afstapte van het zinloze opdreu nen van een dagvaarding bij het be gin van de zitting. In plaats daarvan geeft hij een soort situatieschets, die werkelijk duidelijk maakt waar om de zaak draait. Niet verwonderlijk dat de jonge Balie juist hem koos als inleider op het congres. Evenmin verwonderlijk dat hij op eigen initiatief niet vol stond met wat hem was gevraagd de praktijk van het voorarrest te schilderen, maar ook een praktische oplossing bood. Bij een later gesprek blijkt hij met zijn plan zelfs zover te willen gaan dat een heel nieuwe opzet van het Wetboek van Strafvor dering noodzakelijk is. Aan de regeling van de aanhou ding door de politie en de inverzeke ringstelling de officiële term voor de eerste vier dagen vrijheidsbene ming wil mr. Abspoel niet tornen. Anders dan prof. mr. L. H. C. Huls man voelt hij er niet voor de grens h-ervoor te verhogen tot misdrijven waarop maximaal zes jaar staat (nu is dat vier jaar). „Als je dat doet kan je de man die tien mille steelt niet, maar twee juffrouwen die sa men een pakje boter in een zelfbe dieningswinkel wegnemen wel in hechtenis nemen", rekende hij de hoogleraar prompt voor (diefstal in vereniging wordt immers zwaarder gestraft). Wel wil hij de verdachte in die periode al een raadsman toewijzen. Daarvoor denkt hij aan advocaten in overheidsdienst. „Mijn particuliere hobby is dat tegenover elke substituut-officier 'n raadsman zou moeten staan met de zelfde honorering. Uit de kring van deze ambtelijke raadslieden zou de '•echterlijke macht ook nieuwe leden kunnen recruteren als eindelijk de gespecialiseerde strafrechter zou worden ingevoerd". Voor die advocaat ziet hij geen taak bij de verhoren op het politie- mreau. „Dat zou veel te duur wor den". In Angelsaksische landen komt de advocaat toch wel op het politie bureau? „Ja maar laten we niet vergeten lat de politie daar een verdachte vaak eerst als getuige vasthoudt. Dat is wel mogelijk zonder dat er een advocaat aan te pas komt. De ter-commissaris na zes dagen moet beslissen over het verlengen van de hechtenis met maximaal twee we ken. In dat gesprek kunnen bijzon dere voorwaarden worden voorge steld waarop de verdachte eventu eel op vrije voeten kan worden ge steld. Als de rechter-commissaris be sluit tot vasthouden van de verdach te zou er een nieuw overleg met de officier en de raadsman moeten ko men voordat de rechtbank een ver dere verlenging wordt gevraagd. De rechtbank zou de gevangenhouding van maximaal dertig dagen maar één keer met zo'n termijn mogen verlengen (nu kan dat nog oneindig). Binnen die termijn zou dan de zaak op een openbare zitting moeten wor den gebracht Alleen als het vooron derzoek dan nog niet klaar is zou de officier daar nog verder uitstel kun nen vragen. Als mr. Abspoel zijn zin krijgt zal dat alleen in uitzonderingsgeval len gebeuren. „Na de eerste twintig dagen of eventueel na de eerste zes dagen wil ik meegaan met de hoge re drempel die prof. Hulsman voor een voortzetting van de voorlopige hechtenis wil leggen. Een normale dief bijvoorbeeld zou i.^oit langer dan twintig dagen moeten vastzitten voordat hij wordt berecht". aadsman zoveel macht in het voor onderzoek geven leidt ook niet tot 'n effectieve bestrijding van de mis daad". De advocaat krijgt in de plannen van mr. Abspoel de taak in de eer ste dagen informatie over de ge- zins- en werksituatie van de ver dachte in te winnen. Om ook de processen-verbaal dit de politie in de eerste vier dagen heeft opgemaakt door alle partijen in alle rust te laten bestuderen wil mr. Abspoel de officier de macht geven een verdachte nog een vijfde en een zesde dag vast te houden. Die twee dagen mag de politie hem niet meer verhoren, zodat de reclas sering en zonodig een psychiater en een psycholoog zich met hem kun nen bezighouden. Op die manier ontstaat er een soort rondetafelgesprek als de rech- „Binnen die termijn zou ik veel za ken al op de zitting willen brengen", zegt mr. Abspoel. „Daarvoor zou de rechter-commissaris de bevoegdheid moeten krijgen een eenvoudige zaak niet door te zenden naar de recht bank maar die 'zelf als politierechter af te doen, in overleg met de offi cier en de raadsman", Daarvoor zou een ingrijpende wij ziging van het Wetboek van Straf vordering noodzakelijk zijn, maar dat boek moet volgens mr. Abspoel toch worden herschreven: „Het staat vol met waarborgen voor de ver dachte, maar dat zijn grotendeels papieren waarborgen. Die papieren waarborgen maken dat de uiteinde lijke beslissing over de verdachte te laat valt, want hij moet nu in het huis van bewaring zitten wachten tot alle papier is volgeschreven".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 12