Maak in het stadscentrum
de „show" en vestig in de
wijk de „alledag-winkels"
Verademing is nog geen genezing
Ten bewijze
dat het ook
anders kan!
WINKELIER
EN ONZE
WELVAART
HERVORMD AMSTERDAM VROEG TWEE
ROOMS-KATHOLEEKE IEREN TE GAST
s- Welvaartsdroom
Stadsdeelcentrum
Richtlijnen
Druk programtna
Gelukkiger
I
We leven in een welvaarts
staat en we willen dat ook
wel weten. Twee miljoen
auto's ryden er al in Neder
land maar we kopen er nog
iedere week zo'n zesduizend
bij. In onze huiskamers staan
drie miljoen televisietoestel
len, met z'n allen besteden
we jaarlijks voor meer dan
vijf miljard gulden (5 mil
jard!) aan vakantiereizen en
andere recreatie. Dat is rond
tien procent van het totaal,
want om de eisen die we van
daag aan het leven stellen
te kunnen verwezenlijken ge
ven wij Nederlanders jaar
lijks omstreeks vijftig miljard
gulden uit./
Bü wie komt dat geld terecht?
ftfmpel gezegd: voor het over
grote deel bij de winkelier, de
detailhandel. Want weliswaar
is de tijd voorbij dat de krui
denier op de hoek en de bak
ker aan de deur haast even
goed de inhoud kenden van
de huishoudportemonnee van
hun klanten als de huismoe
ders zelf, maar desondanks
is de winkelier de belang
rijkste schakel gebleven tus
sen ons en de welvaart. En
dat legt op die winkelier een
enorme verantwoordelijkheid.
Voor hemzelf want hij moet
in die nooit aflatende stroom
van produkten de goede kie
zen die hem in staat stellen
de concurrentie vol te hou
den, maar ook voor de hele
gemeenschap behalve ver
koper is hij immers ook in
vele gevallen adviseur en
service-verlener.
De detailhandel is zich dat
ook terdege bewust en het
moet gezegd worden dat er in
die kring hard gestudeerd
wordt om de ontwikkeling
te kunnen bijhouden. Boven
staande cijfers zijn dan ook
ontleend aan een lezing die
dr. A. W. Lujjckx, directeur
van de Stichting Ontwikke
lingsbureau Winkelcentra
(dochteronderneming van de
Nederlandse Middenstands-
bank N.V.) deze week gehou
den heeft voor een aantal
belanghebbenden. Zijn onder
werp was: „Winkelcentra
intermediars van de wel
vaart". Met die ontwikkeling
der winkelcentra hebben wij
allen te maken, want ieder
een is op de een of andere
manier „klant". Daarom leek
het ons juist aan de rede van
dr. Luijckx ruimere aandacht
te geven. Het is immers goed
dat de klant weet hoe zijn
leveranciers de toekomst zien.
De welvaartstoeneming is een reali
teit. Daar doet niets aan af of toe dat
men dagelijks in de krant kan lezen
welke groepen zich bekocht gevoelen
omdat zij vinden dat die welvaart nog
teveel aan hen voorbij gaat. Realiteit
is ook dat de detailhandel daarin een
belangrijke rol speelt, ook al zijn er in
de soort en de omvang van de mense
lijke behoeften grote verschuivingen te
constateren. Nog altijd is het zo dat de
voedings- en genotmiddelen meer dan
de helft van de omzetten van de detail
handel uitmaken, maar in de totaliteit
is het aandeel van deze sector dalende.
En met de textiel is het al niet anders.
De grote explosie van uitgaven ziet
men in de sectoren van duurzame huis
houdelijke artikelen en van vervoer en
ook voor die produkten en diensten
die samenhangen met de vrijetijdsbe
steding zoals „culturele goederen" en
toerisme.
Dat is dan de verschuiving van sec
toren maar ook binnen elke sector
afzonderlijk zijn ais gevolg van de wel
vaart verschuivingen merkbaar. In de
levensmiddelensector bijvoorbeeld richt
de consument zich allang niet meer
uitsluitend op brood e<n aardappelen,
erwten en bonen nu zijn er ook de
zuidvruchten, buitenlandse kaas, wijn,
zalm, krab, kreeft, kaviaar. En dan:
waarom kopen wij geen trouwpak meer
maar huren dit, inclusief grijze hoge
hoed? Waarom huurt men in het wel
vaartsland bij uitstek Amerika
voor ontvangsten bestek, linnengoed,
kandelaars, oud porselein en moderne
meesters, desnoods uit te breiden met
oprolbaar gras voor het gazon, livred-
knechten en een voor de deur gepar
keerde Bentley? In al zijn bizarheid wil
dit zeggen, dat het niet meer alleen
om fysieke behoeftebevrediging gaat
maar dat men er ook mee voor de dag
wil komen. Wij bepalen onze behoef
ten niet meer zelf, maar de buren,
kennissen, collega's helpen hierbij een
handje mee. Het kan gebeuren (en het
gebeurt heel j^eel) dat na aankoop van
een luxe auto de trotse eigenaar voor
jaren de eindjes aan elkaar moet kno
pen, en gedwongen moet gaan bespa
ren op dagelijkse uitgaven. De status-
consumptie is met alle repercussies
vandien allerwegen in opmars. Een
bijzonder aspect levert hierbij ook de
dienstensector op. Wie kan, als er nog
aanbod in is, een huishoudster beta
len?
Dit wordt ondervangen door een her
nieuwd goederenaanbod, waarbij de
diensten in de goederen worden geïn
corporeerd. Instantprodukten, pankla
re diepvriesmaaltijden, afwasmachi
nes en schoenpqetsmachines vervan
gen de huishoudelijke hulp; elektrische
scheerapparaten, krultangsets en
droogkappen maken een deel van de
kappersdiensten overbodig en cara
vans en kampeertenten tasten de be
drijvigheid in de horecasector aan. Het
staat als een paal boven water, dat het
goederenaanbod aan de consument een
onoverzienbare omvang krijgt. Jaar
lijks wordt het met tienduizenden ar
tikelen aangevuld en hiertegenover
staan maar weinig produkten die uit
de markt genomen kunnen worden,
omdat de vraag ernaar is opgedroogd.
Als in onze huidige maatschappij
nog één (uitgeholde) vrijheid bestaat,
dan is dat de consumptievrijheid. Wat
hierbij wel duidelijk wordt is, dat dit
alles moet uitmonden in een steeds in
tensiever wordende oriëntatie van de
koper. In zijn welvaartsdroom concur
reert alles met alles: een auto met een
bontjas, een afwasapparaat met een
vakantiereis, een kleurentelevisie met
enkele jaren bezuinigen op voedsel en
kleding, om maar enkele voorbeelden
te noemen.
Deze ontwikkeling stelt de detailhan
del voor een machtige opgave. In be
ginsel zijn er twee methoden mogelijk
om aan het bedienen van de in onze
welvaart levende mens te voldoen.
Men kan het accent leggen op de ser
vice dan wel praktisch alle dienstbe
toon vermijden om zodoende te komen
tot zo laag mogelijke prijzen. Duide
lijk is, dat toepassing van beide me
thodieken in één bedrijfsvoering niet
mogelijk is; zij sluiten elkaar immers
in beginsel uit. Nu is het zo, dat de
consument de ene keer als prijskoper
optreedt en zich een andere keer de
servicedistributie gaarne laat aanleu
nen. Uit statistieken, waaraan men
vooral in Amerika veel aandacht heeft
besteed, blijkt dat bij de grote massa
de extremen slechts een bescheiden
rol spelen en tendeert de grote meer
derheid naar een dicht gemiddelde. In
de distributie is het dus zo, dat de
aandacht vooral geconcentreerd dient
te zijn op de grote middenmoot van
consumenten.
De consument, en dan vooral de
vrouw, die in de meeste gezinnen nog
het grootste „kooprecht" heeft, groeit
het geld niet op de rug. Een enkel
keertje wil zij wel eens uit de band
springen, maar een gewoonte kan dat
niet worden. Zij heeft het niet gemak
kelijk. Zij moet kiezen uit een hoeveel
heid van artikelen, merken, modellen
en prijzen en van alle kanten lonkt de
verleiding in de vorm van kortingen,
zegels, cadeaus en speciale koopjes.
Hoe kan de distributie haar hierbij be
hulpzaam zijn?
In de huidige welvaartstijd zijn dan
ook de winkelcentra de logische conse
quentie als distribueurs tussen een
massaal en sterk verschillend goede
renaanbod enerzijds en de steeds koop
krachtiger wordende vraag naar con
sumptiegoederen anderzijds. Overigens
is er met het beeld van winkelcentra
niets nieuws onder de zon, want zelfs
in de grijze oudheid was dit reeds het
geval. Intussen rijst de vraag of bij
de voortgaande groei van de steden zo
wel in uitgestrektheid als in bevol
kingsaantal met deze stadscentra en
de verdere ontwikkeling ervan kan
worden volstaan. Immers, hoe sterker
een stad groeit des te meer zullen haar
inwoners in het centrale winkelappa
raat besteden met als gevolg dat dit
apparaat zich aan die stijgende koop
krachtbesteding gaat aanpassen en
zich uitbreidt. Dit brengt in of nabij
het winkelcentrum een enorme ver
keersintensiteit mee, die nu reeds on
oplosbaar lijkt.
De vraag dringt zich op, of de con
sument nu eigenlijk wel gediend is
met een dergelijke voortgaande con
centratie van het winkelapparaat in de
binnenstad. In het algemeen zal hij er
behoefte aan hebben om zich periodiek
te oriënteren wat er via de detailhan
del op de markt wordt gebracht. Het
ligt voor de hand, dat hiervoor het ste
delijk winkelcentrum de aangewezen
plaats is. Moeten nu in het stadscen
trum alle assortimenten vertegenwoor
digd zijn? Een stadscentrum vervult
zijn functie optimaal, wanneer daar in
hoofdzaak die assortimenten zijn sa
mengebracht waarbij de marktverken
ning een belangrijke rol speelt; met
name zijn dit de duurzame artikelen
Een van de (Apeldoornse)
wijkwinkelcentra zoals ook vele
andere steden die kennen. Tussen
deze betrekkelijk eenvoudige wijk
centra en de showkern van de
grote stad ziet dr. Luyckx dan
eveneens plaats voor een stads
deelcentrum.
en in het bijzonder die welke in sterke
mate aan mode onderhevig zijn.
De wensen van de consument gaan
echter verder. Naarmate zijn welvaart
stijgt gaat hij met groter gemak over
zijn koopkracht beschikken, dat wil
zeggen, dat vele artikelen, welke eer
tijds pas na overleg werden aange
schaft, thans frequenter en zelfs im
pulsief worden gekocht. Dit leidt tot de
wenselijkheid om dergelijke meer cou
rante assortimenten op voor hem ge
makkelijker bereikbare plaatsen aan
te bieden dan in het stadscentrum het
geval kan zijn. De wijkwinkelcentra
hebben hieraan hun ontstaan te dan
ken. De vraag is of in de grotere be
volkingsagglomeraties, onder invloed
vooral van de stijgende welvaart, wijk
winkelcentra nog op doeltreffende wij
ze hun functie kunnen vervullen.
De moderne consument behoeft
naast het stadscentrum meer gecon
centreerde en gevarieerder aankoop
mogelijkheden in de nieuwe stadsde
len. Naar gelang de buitenwijken
groeien en daarmede de afstanden tot
het centrum groter worden, komt deze
behoefte steeds sterker naar voren.
Er zal zich een streven ontwikkelen
om nieuwe stadsdelen, die door hun
omvang daartoe de economische mo
gelijkheid bieden, té voorzien van een
nieuw type winkelconcentratie, het zo
genaamde stadsdeelcentrum. Deze
stadsdeelcentra, die van ruime par
keerplaatsen voorzien op goed bereik
bare plaatsen in de nieuwe stadsdelen
moeten verrijzen, zullen de consument
een nieuw alternatief moeten bieden
naast het winkelapparaat in de binnen
steden. De betekenis van deze centra
is tweeledig: zij garanderen de consu
ment een meer op zijn verlangen afge
stemd goederenaanbod in een meer na
bije omgeving en anderzijds ontlasten
zij het winkelapparaat in de binnen
stad, dat hiermee ruimte wordt gebo
den om aan andere verlangens van de
consument tegemoet te komen door
zich toe te leggen op een verdere spe
cialisatie.
Rondom dit vraagstuk bestaat grote
bezorgdheid onder de detailhandelspe
cialisten. Voor de ontwikkeling van
stadsdeelcentra gelden namelijk geen
absolute planologische formules. Het
tot stand komen ervan wordt veeleer
bepaald door de inzichten, die van ge
val tot geval bij de ondernemers in
het stadswinkelcentrum bestaan om
tot decentralisatie over te gaan. In
spraak van de detailhandel groot
zowel als klein is noodzakelijk om
tot een verantwoorde opzet te komen,
die uiteraard economisch verantwoord
moet zijn. Deze economische norm
heeft echter grenzen. Het zou een eco
nomische verspilling zijn en een maat
schappelijke verarming, indien nieu
we winkelcentra worden gerealiseerd,
die zo succesvol zouden blijken, dat
andere centra in de eerste plaats
de stadscentra hierdoor zoudep wor
den gefrustreerd.
Om aan dit gevaar te ontkomen kun
nen de volgende richtlijnen gelden.
Stadsdeelcentra, dienen qua omvang
over een bruto winkelvloeroppervlakte
te beschikken van ten minste 20.000
m2, en zullen, om geen schade te
doen aan het stadscentrum, eerst in
agglomeraties van 200.000 inwoners
een reële functie kunnen vervullen.
Hun directe klantenareaal zal tenmin
ste 50.000 consumenten moeten omvat
ten en voor parkeerruimte zal per m2
netto winkelruimte 2V« 3 m2 moeten
worden gereserveerd.
„En het geschiedde als de geest Gods over Saul was, zo nam
David de harp, en hij speelde met zijn hand, dat was voor Saul
een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest
week van hem". 1. Samuel 16:23.
Misschien kent u de geschiede
nis wel van David, die op de harp
voor koning Saul speelde. Dichters
en schilders zijn door dit tafereel
geïnspireerd. Saul, de eerste ko
ning van Israël wordt door onrust
gekweld. Door het harpspel van
David wordt hij telkens weer tot
rust gebracht.
Hoe komt het toch, dat Saul,
wiens koningschap aanvankelijk
zoveel goeds voor Israël beloofde,
zo door onrust verteerd werd?
Was de taak te zwaar voor hem en
miste hij de kwaliteiten, waarover
een koning moet beschikken? Ze
ker niet. God heeft hem gaven ge
geven, die nodig waren voor de re
gering van het volk. Maar Saul
heeft God de rug toegekeerd. Sa
muel heeft tegen de koning ge
zegd: „Omdat gij het woord des
Heren verworpen hebt, zo heeft de
Here u verworpen". Daarom wordt
David door Samuel op bevel van
God tot opvolger van koning Saul
bevestigd. Wij lezen, dat een boze
geest des Heren Saul verschrikte.
Had Saul zich nu maar verootmoe
digd voor het aangezicht Gods.
Maar daar kwam hij niet toe.
Daarom kwam het als een oordeel
over zijn leven, dat God telkens
weer aan een boze macht gelegen
heid gaf de koning onrustig te ma
ken. Wie God verlaat heeft smart
op smart te vrezen.
Tenslotte heeft de toestand vap
Saul de vorm aangenomen van een
diepe depressie. Zo hebben zijn ho
velingen hem gezien. Hij is een
prooi van de wanhoop. Hoe kan nu
in zo'n situatie verandering komen?
Wel, als er wederkeer tot God
komt. De knechten van Saul me
nen evenwel een middel te kennen,
waardoor de koning uit zijn die
pe neerslachtigheid kan worden
verlost In zulke gevallen kan de
muziek een gunstige invloed uitoe
fenen op de gemoedstoestand van
de door onrust voortgedreven
mens. En inderdaad, er gaat van
de muziek, die wondere schepping
Gods, invloed uit op het gemoedsle
ven van de mens. Het is alleen
maar de vraag, op welke wijze er
van deze gave Gods gebruik wordt
gemaakt. Er is muziek waardoor
de mens tot een hysterische op
winding kan worden voortgesleept.
Dat is niet tot eer van God. Maar
er is ook muziek die in het men
senleven verkwikking en verade
ming kan betekenen.
Saul vindt het uitstekend, omdat
hij zelf ten einde raad is, dat zijn
hovelingen David, van wie bekend
is, dat hij mooi op de harp kan
spelen en daarbij heerlijke liede
ren kan zingen, uitnodigen om naar
het paleis te komen. En als dan de
boze geest Gods over Saul kwam,
en als hij daardoor wegzonk in die
pe moedeloosheid, dan nam David
de harp en speelde er op en zong
er bij. Dan werd het beter met
Saul. Het spel en het zingen
van David was een verademing
voor hem. Hij krijgt er wat lucht
door, zoals een ernstige zieke, wie
zuurstof wordt toegediend, wat ge
makkelijker kan adem halen.
Wij lezen van Saul, dat de boze
geest dan van hem week. Maar, dit
alles betekent nog geen genezing,
geen redding, geen behoud. U weet
ook wel hoe vandaag de dag
de mens probeert verlost te wor
den van de onrust van zijn hart.
Een David uitnodigen is dan nog
niet het slechtste wat er kan ge
beuren. Maar er zijn er die ver
ademing en verkwikking zoeken tn
allerlei middelen b.v. in drank en
stimulantia, waardoor wij onszelf
zoeken te bevrijden, die on»
evenwel in dieper ellende laten
wegzinken. Wij hebben meer nodig
dan wat op adem te komen. Het
gaat om onze redding, om onze ge
nezing. Ons hart blijft onrustig in
ons, totdat het rust vindt in God,
David in zijn harpspel wijst om
heen naar Zijn grote Zoon, de He-
re Jezus Christus, die het zegt:
„Komt herwaarts tot Mij allen die
vermoeid en belast zijt en Ik zal
u rust geven". Hij zegt het tot de
boze geest: „Gaat uit van hem".
En zij gehoorzamen. Ziet, hier is
echt bevrijding en verlossing te
vinden uit alle nood en benauwd
heid voor allen, die zich voor God
vernederen en tot Hem in het ge
loof de toevlucht nemen. Daarom
heeft Hij zich laten kruisigen, op
dat wij rust in God zouden vinden.
U weet, wat er van Saul gewor
den is? Hij is zich tenslotte tegen
David, Gods gezalfde gaan keren.
Maar dit leidt tot de dood. Keer
u daarom niet tegen Gods gezalf
de, Jezus Christus, die ons alleen
helpen en verlossen kan. Hoor naar
zijn roepstem.
Veenendaal, Ds. A. Wisgerhof.
Lunch met enkele Amsterdam
se politici. Naast pater Macau-
lay (geheel links)) drs. H. van
Ruller van de ARP en naast mr.
Fitzpatrick (rechts) het P.v.d.A.-
geme enteraadslid drs. Van der
Leeuw. De tafelredenaar is dr. G.
Hartdorff.
In oecumenisch opzicht mag Nederlapd zich
wel een progressief land noemen. Niet dat de
samenwerking tussen de verschillende kerken al
tijd zonder haken en ogen verloopt en niet dat
men in Rome bijvoorbeeld altijd even gelukkig
is met de experimenten die roomskatholieken
en protestanten hier samen uitproberen, feit is
dat men elkaar beter probeert te begrijpen en
dat deze poging bijna altijd leidt tot meer we
derzijdse waardering. Dat ketters om den gelove
verbrand werden of (in een later stadium)
rooms-katholieken als tweederangs burgers
werden beschouwd zijn feiten die we in de ge
schiedenisboekjes hebben bijgezet. Al dan niet
op een zwarte bladzij!
Misschien dat daarom Nederland met enige
verbijstering kijkt naar wat er in Ierland ge
beurt. En zeker is dat Nederland aan zim oecu
menische progressiviteit het recht kan ontlenen
om tegen de Ieren te zeggen: „Kom bij ons kij
ken - u zult zien dat het ook anders kan!" Dat
heeft de kerkeraad van de hervormde gemeente
van Amsterdam gedaan. Vier dagen zijn twee
Ierse rooms-katholieken, pater Ambrose Macau-
lay en mr. James Fitzpatrick, de gasten ge
weest van Amsterdam. Men heeft hun zoveel als
mogelijk was in die korte tijd laten zien hoe in
Nederland protestanten en rooms-katholieken sa
menleven en gezamenlijk ook allerlei werk ver
richten. En die twee zijn hoopvol gestemd terug
gegaan naar hun land. We weten niet of ze bij
hun vertrek gevrapgd hebben om nu ook ds.
Ian Paisley eens uit te nodigen het zou een
waardevolle hint geweest zijn want niet de
rooms-katholieken in Ierland zijn de onverdraag-
zamen maar de Paisley-aanhangers het in
terview dat wij zorige week publiceerden met
de praeses van de Ierse Raad van Kerken heeft
dat nog eens overduidelijk aangetoond!
Het is ook zeer de vraag of ds. Ian Paisley
een uitnodiging van zijn Amsterdamse collegae
zou aanvaarden. Dr. G. Hartdorff, voorzitter
van de centrale kerkeraad van Amsterdams her
vormde gemeente: „Wij wilden laten zien dat
de kerkelijke, godsdienstige, politieke en sociale
verhoudingen goed en zelfs zeer goed kunnen
zijn en dusdoende hebben wij ons willen afzetten
tegen het protestantse extremisme van Ian
Paisley. Wij hebben duidelijk willen maken dat
wat hij doet volledig in strijd is met het evange
lie. Met onze uitnodiging aan twee Ierse rooms-
katholieken hebben wij willen zeggen: „Dit
niet! Dit kan nooit een oplossing zijn. Het kan
ook anders!"
Maar dit protest, dit bewijs van solidariteit
met de rooms-katholieken was niet het enige
motief. Dr. Hartdorff: „We hebben inderdaad
ook theologische argumenten gehad. De reforma
tie heeft in de zestiende eeuw duidelijk verkon
digd dat de genade voor iedereen geldt. Het is
in strijd met het evangelie mensen te belemme
ren in het uitoefenen van hun kiesrecht of hen
onder druk te zetten door hun behoorlijk werk
en behoorlijke woningen te onthouden. We heb
ben niet alleen willen laten zien dat het anders
kan maar ook willen getuigen dat het anders
moet!"
Men had het programma dat de Ierse gasten
te verwerken kregen, zo geregeld dat ze een
goede indruk konden krijgen van wat rooms-
katholieken en protestanten in Nederland samen
doen. Ze hebben kennis gemaakt met het Open
Deur werk van pater Godschalk waarbij ook ver
schillende protestanten betrokken zijn. Ze heb
ben gepraat met dr. J. H. van Beusekom, de
man van het in oecumenisch verband werkende
„citypastoraat" om de Oude Kerk heen. En
vooral ook hebben ze kennis kunnen nemen van
alles wat er in dit opzicht al gebeurd is in de
Bijlmermeer, Amsterdams nieuwste woonwijk,
en wat daar in de toekomst nog zal gaan ge
beuren. Want in deze nieuwe stad wordt het
kerkewerk ook op een nieuwe wijze opgezet door
de rooms-katholieke kerk en een aantal pro
testantse kerken. Ds. L. L. Blok, scriba van de
kerkeraad, heeft er zijn Ierse gasten van ver
teld. Men wil nriet alleen samen kerken bouwen
maar ook samen het werk doen, ook het pasto
rale werk. Er worden scholen gebouwd voor
roomskatholieken en protestanten samen - in een
daartoe opgerichte stichting wordt door verte
genwoordigers van beide groepen nauw samen
gewerkt.
Een andere gelegenheid om zich te overtuigen
van de vriendschappelijke relaties tussen rooms
katholieken en protestanten bood de lunch waar
leden van de Amsterdamse gemeenteraad, be
horend tot verschillende partijen, de gespreks
partners waren van de Ieren. En in de Tho-
maskerk is tussen hen en de centrale kerkeraad
en nog enkele andere gasten onder wie ook ge
reformeerde predikanten, een plezierig en open
hartig gesprek gevoerd. Dat ze daarnaast ook
op bezoek geweest zijn bij de bisschop van Haar
lem, mgr. Zwartkruis, is welhaast vanzelfspre
kend - de bisschop bleek trouwens bijzonder
enthousiast over het Amsterdamse initiatief.
Aan het slot van hun bezoek hebben wij de
beide Ieren gevraagd wat hun het meest getrof
fen heeft en welke indrukken zij mee naa^huit
namen. De heer Fitzpatrick: „De geest van
vriendschap tussen alle religieuze groeperingen
in Amsterdam heeft mij bijzonder getroffen. U
hebt hier een gelukkiger gemeenschap dan wij
in Ierland. De mensen gaan vrijer en gemakke
lijker met elkaar om". En over de situatie waar
onder deze uitnodiging had plaatsgevonden:
„Ik was door deze invitatie bijzonder aange
naam verrast. Ik heb ook duidelijk gemerkt dat
de Nederlanders de houding tegenover de rooms
katholieken die ik in Ierland en speciaal in mijn
woonplaats Belfast ondervind, beslist afwijzen.
Ik betreur het dat de protestantse Ieren het ge
drag tegenover de rooms-katholiekep niet ster
ker afkeuren, maar ik begrijp dat ze weerhou
den worden door politieke complicaties. Die zou
den bij een veroordeling door het protestantse
deel van de bevolking mogelijk nog vergroot
worden"
Pater Macaulay verduidelijkt dat. „Het is niet
in de eerste plaats een religieus verschil dat
rooms-katholieken en protestanten in Noord-Ier-
land zo verdeeld houdt. Het gaat niet zozeer om
een theologische dispuut - de worsteling heeft
nog geheel andere redenen. De spanning is er
meer om sociale en economische verschillen, het
is een geschiedenis met lange, diepzittenda
wortels." En over de toekomst: „Directe gevol
gen voor de situatie in ons land zal ons bezoek
aan Amsterdam niet hebben - de verschillen tis-
sen de situatie in Noord-Ierland en die in Ne
derland zijn wel erg groot. Uw goede verhou
dingen hier sluiten politieke volwaardigheid
In Ierland zijn we nog niet zover, op die grond
slag leven we nog niet samen. Desondanks ben
ik hoopvol gestemd. Als bij ons eerst maar de
politieke hervormingen tot stand zijn gekomen,
dan kunnen we vooruit. Dan ook gaan wij stre
ven naar dezelfde vriendschap die u hier al
hebt."
Pater Ambrose Macaulay en mr. Fitzpatrick
weten het nu: het kan ook anders. Amsterdam
heeft voor hen een wegwijzer willen zijn. Weg
wijzer naar een betere toekomst. Ze zullen er
Amsterdam dankbaar voor zijn.
De Lijnbaan in Rotterdam, typisch voorbeeld van luxueus showcentrum