Maak in het stadscentrum de „show" en vestig in de wijk de „alledag-winkels" Verademing is nog geen genezing Ten bewijze dat het ook anders kan! WINKELIER EN ONZE WELVAART HERVORMD AMSTERDAM VROEG TWEE ROOMS-KATHOLEEKE IEREN TE GAST s- Welvaartsdroom Stadsdeelcentrum Richtlijnen Druk programtna Gelukkiger I We leven in een welvaarts staat en we willen dat ook wel weten. Twee miljoen auto's ryden er al in Neder land maar we kopen er nog iedere week zo'n zesduizend bij. In onze huiskamers staan drie miljoen televisietoestel len, met z'n allen besteden we jaarlijks voor meer dan vijf miljard gulden (5 mil jard!) aan vakantiereizen en andere recreatie. Dat is rond tien procent van het totaal, want om de eisen die we van daag aan het leven stellen te kunnen verwezenlijken ge ven wij Nederlanders jaar lijks omstreeks vijftig miljard gulden uit./ Bü wie komt dat geld terecht? ftfmpel gezegd: voor het over grote deel bij de winkelier, de detailhandel. Want weliswaar is de tijd voorbij dat de krui denier op de hoek en de bak ker aan de deur haast even goed de inhoud kenden van de huishoudportemonnee van hun klanten als de huismoe ders zelf, maar desondanks is de winkelier de belang rijkste schakel gebleven tus sen ons en de welvaart. En dat legt op die winkelier een enorme verantwoordelijkheid. Voor hemzelf want hij moet in die nooit aflatende stroom van produkten de goede kie zen die hem in staat stellen de concurrentie vol te hou den, maar ook voor de hele gemeenschap behalve ver koper is hij immers ook in vele gevallen adviseur en service-verlener. De detailhandel is zich dat ook terdege bewust en het moet gezegd worden dat er in die kring hard gestudeerd wordt om de ontwikkeling te kunnen bijhouden. Boven staande cijfers zijn dan ook ontleend aan een lezing die dr. A. W. Lujjckx, directeur van de Stichting Ontwikke lingsbureau Winkelcentra (dochteronderneming van de Nederlandse Middenstands- bank N.V.) deze week gehou den heeft voor een aantal belanghebbenden. Zijn onder werp was: „Winkelcentra intermediars van de wel vaart". Met die ontwikkeling der winkelcentra hebben wij allen te maken, want ieder een is op de een of andere manier „klant". Daarom leek het ons juist aan de rede van dr. Luijckx ruimere aandacht te geven. Het is immers goed dat de klant weet hoe zijn leveranciers de toekomst zien. De welvaartstoeneming is een reali teit. Daar doet niets aan af of toe dat men dagelijks in de krant kan lezen welke groepen zich bekocht gevoelen omdat zij vinden dat die welvaart nog teveel aan hen voorbij gaat. Realiteit is ook dat de detailhandel daarin een belangrijke rol speelt, ook al zijn er in de soort en de omvang van de mense lijke behoeften grote verschuivingen te constateren. Nog altijd is het zo dat de voedings- en genotmiddelen meer dan de helft van de omzetten van de detail handel uitmaken, maar in de totaliteit is het aandeel van deze sector dalende. En met de textiel is het al niet anders. De grote explosie van uitgaven ziet men in de sectoren van duurzame huis houdelijke artikelen en van vervoer en ook voor die produkten en diensten die samenhangen met de vrijetijdsbe steding zoals „culturele goederen" en toerisme. Dat is dan de verschuiving van sec toren maar ook binnen elke sector afzonderlijk zijn ais gevolg van de wel vaart verschuivingen merkbaar. In de levensmiddelensector bijvoorbeeld richt de consument zich allang niet meer uitsluitend op brood e<n aardappelen, erwten en bonen nu zijn er ook de zuidvruchten, buitenlandse kaas, wijn, zalm, krab, kreeft, kaviaar. En dan: waarom kopen wij geen trouwpak meer maar huren dit, inclusief grijze hoge hoed? Waarom huurt men in het wel vaartsland bij uitstek Amerika voor ontvangsten bestek, linnengoed, kandelaars, oud porselein en moderne meesters, desnoods uit te breiden met oprolbaar gras voor het gazon, livred- knechten en een voor de deur gepar keerde Bentley? In al zijn bizarheid wil dit zeggen, dat het niet meer alleen om fysieke behoeftebevrediging gaat maar dat men er ook mee voor de dag wil komen. Wij bepalen onze behoef ten niet meer zelf, maar de buren, kennissen, collega's helpen hierbij een handje mee. Het kan gebeuren (en het gebeurt heel j^eel) dat na aankoop van een luxe auto de trotse eigenaar voor jaren de eindjes aan elkaar moet kno pen, en gedwongen moet gaan bespa ren op dagelijkse uitgaven. De status- consumptie is met alle repercussies vandien allerwegen in opmars. Een bijzonder aspect levert hierbij ook de dienstensector op. Wie kan, als er nog aanbod in is, een huishoudster beta len? Dit wordt ondervangen door een her nieuwd goederenaanbod, waarbij de diensten in de goederen worden geïn corporeerd. Instantprodukten, pankla re diepvriesmaaltijden, afwasmachi nes en schoenpqetsmachines vervan gen de huishoudelijke hulp; elektrische scheerapparaten, krultangsets en droogkappen maken een deel van de kappersdiensten overbodig en cara vans en kampeertenten tasten de be drijvigheid in de horecasector aan. Het staat als een paal boven water, dat het goederenaanbod aan de consument een onoverzienbare omvang krijgt. Jaar lijks wordt het met tienduizenden ar tikelen aangevuld en hiertegenover staan maar weinig produkten die uit de markt genomen kunnen worden, omdat de vraag ernaar is opgedroogd. Als in onze huidige maatschappij nog één (uitgeholde) vrijheid bestaat, dan is dat de consumptievrijheid. Wat hierbij wel duidelijk wordt is, dat dit alles moet uitmonden in een steeds in tensiever wordende oriëntatie van de koper. In zijn welvaartsdroom concur reert alles met alles: een auto met een bontjas, een afwasapparaat met een vakantiereis, een kleurentelevisie met enkele jaren bezuinigen op voedsel en kleding, om maar enkele voorbeelden te noemen. Deze ontwikkeling stelt de detailhan del voor een machtige opgave. In be ginsel zijn er twee methoden mogelijk om aan het bedienen van de in onze welvaart levende mens te voldoen. Men kan het accent leggen op de ser vice dan wel praktisch alle dienstbe toon vermijden om zodoende te komen tot zo laag mogelijke prijzen. Duide lijk is, dat toepassing van beide me thodieken in één bedrijfsvoering niet mogelijk is; zij sluiten elkaar immers in beginsel uit. Nu is het zo, dat de consument de ene keer als prijskoper optreedt en zich een andere keer de servicedistributie gaarne laat aanleu nen. Uit statistieken, waaraan men vooral in Amerika veel aandacht heeft besteed, blijkt dat bij de grote massa de extremen slechts een bescheiden rol spelen en tendeert de grote meer derheid naar een dicht gemiddelde. In de distributie is het dus zo, dat de aandacht vooral geconcentreerd dient te zijn op de grote middenmoot van consumenten. De consument, en dan vooral de vrouw, die in de meeste gezinnen nog het grootste „kooprecht" heeft, groeit het geld niet op de rug. Een enkel keertje wil zij wel eens uit de band springen, maar een gewoonte kan dat niet worden. Zij heeft het niet gemak kelijk. Zij moet kiezen uit een hoeveel heid van artikelen, merken, modellen en prijzen en van alle kanten lonkt de verleiding in de vorm van kortingen, zegels, cadeaus en speciale koopjes. Hoe kan de distributie haar hierbij be hulpzaam zijn? In de huidige welvaartstijd zijn dan ook de winkelcentra de logische conse quentie als distribueurs tussen een massaal en sterk verschillend goede renaanbod enerzijds en de steeds koop krachtiger wordende vraag naar con sumptiegoederen anderzijds. Overigens is er met het beeld van winkelcentra niets nieuws onder de zon, want zelfs in de grijze oudheid was dit reeds het geval. Intussen rijst de vraag of bij de voortgaande groei van de steden zo wel in uitgestrektheid als in bevol kingsaantal met deze stadscentra en de verdere ontwikkeling ervan kan worden volstaan. Immers, hoe sterker een stad groeit des te meer zullen haar inwoners in het centrale winkelappa raat besteden met als gevolg dat dit apparaat zich aan die stijgende koop krachtbesteding gaat aanpassen en zich uitbreidt. Dit brengt in of nabij het winkelcentrum een enorme ver keersintensiteit mee, die nu reeds on oplosbaar lijkt. De vraag dringt zich op, of de con sument nu eigenlijk wel gediend is met een dergelijke voortgaande con centratie van het winkelapparaat in de binnenstad. In het algemeen zal hij er behoefte aan hebben om zich periodiek te oriënteren wat er via de detailhan del op de markt wordt gebracht. Het ligt voor de hand, dat hiervoor het ste delijk winkelcentrum de aangewezen plaats is. Moeten nu in het stadscen trum alle assortimenten vertegenwoor digd zijn? Een stadscentrum vervult zijn functie optimaal, wanneer daar in hoofdzaak die assortimenten zijn sa mengebracht waarbij de marktverken ning een belangrijke rol speelt; met name zijn dit de duurzame artikelen Een van de (Apeldoornse) wijkwinkelcentra zoals ook vele andere steden die kennen. Tussen deze betrekkelijk eenvoudige wijk centra en de showkern van de grote stad ziet dr. Luyckx dan eveneens plaats voor een stads deelcentrum. en in het bijzonder die welke in sterke mate aan mode onderhevig zijn. De wensen van de consument gaan echter verder. Naarmate zijn welvaart stijgt gaat hij met groter gemak over zijn koopkracht beschikken, dat wil zeggen, dat vele artikelen, welke eer tijds pas na overleg werden aange schaft, thans frequenter en zelfs im pulsief worden gekocht. Dit leidt tot de wenselijkheid om dergelijke meer cou rante assortimenten op voor hem ge makkelijker bereikbare plaatsen aan te bieden dan in het stadscentrum het geval kan zijn. De wijkwinkelcentra hebben hieraan hun ontstaan te dan ken. De vraag is of in de grotere be volkingsagglomeraties, onder invloed vooral van de stijgende welvaart, wijk winkelcentra nog op doeltreffende wij ze hun functie kunnen vervullen. De moderne consument behoeft naast het stadscentrum meer gecon centreerde en gevarieerder aankoop mogelijkheden in de nieuwe stadsde len. Naar gelang de buitenwijken groeien en daarmede de afstanden tot het centrum groter worden, komt deze behoefte steeds sterker naar voren. Er zal zich een streven ontwikkelen om nieuwe stadsdelen, die door hun omvang daartoe de economische mo gelijkheid bieden, té voorzien van een nieuw type winkelconcentratie, het zo genaamde stadsdeelcentrum. Deze stadsdeelcentra, die van ruime par keerplaatsen voorzien op goed bereik bare plaatsen in de nieuwe stadsdelen moeten verrijzen, zullen de consument een nieuw alternatief moeten bieden naast het winkelapparaat in de binnen steden. De betekenis van deze centra is tweeledig: zij garanderen de consu ment een meer op zijn verlangen afge stemd goederenaanbod in een meer na bije omgeving en anderzijds ontlasten zij het winkelapparaat in de binnen stad, dat hiermee ruimte wordt gebo den om aan andere verlangens van de consument tegemoet te komen door zich toe te leggen op een verdere spe cialisatie. Rondom dit vraagstuk bestaat grote bezorgdheid onder de detailhandelspe cialisten. Voor de ontwikkeling van stadsdeelcentra gelden namelijk geen absolute planologische formules. Het tot stand komen ervan wordt veeleer bepaald door de inzichten, die van ge val tot geval bij de ondernemers in het stadswinkelcentrum bestaan om tot decentralisatie over te gaan. In spraak van de detailhandel groot zowel als klein is noodzakelijk om tot een verantwoorde opzet te komen, die uiteraard economisch verantwoord moet zijn. Deze economische norm heeft echter grenzen. Het zou een eco nomische verspilling zijn en een maat schappelijke verarming, indien nieu we winkelcentra worden gerealiseerd, die zo succesvol zouden blijken, dat andere centra in de eerste plaats de stadscentra hierdoor zoudep wor den gefrustreerd. Om aan dit gevaar te ontkomen kun nen de volgende richtlijnen gelden. Stadsdeelcentra, dienen qua omvang over een bruto winkelvloeroppervlakte te beschikken van ten minste 20.000 m2, en zullen, om geen schade te doen aan het stadscentrum, eerst in agglomeraties van 200.000 inwoners een reële functie kunnen vervullen. Hun directe klantenareaal zal tenmin ste 50.000 consumenten moeten omvat ten en voor parkeerruimte zal per m2 netto winkelruimte 2V« 3 m2 moeten worden gereserveerd. „En het geschiedde als de geest Gods over Saul was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand, dat was voor Saul een verademing, en het werd beter met hem, en de boze geest week van hem". 1. Samuel 16:23. Misschien kent u de geschiede nis wel van David, die op de harp voor koning Saul speelde. Dichters en schilders zijn door dit tafereel geïnspireerd. Saul, de eerste ko ning van Israël wordt door onrust gekweld. Door het harpspel van David wordt hij telkens weer tot rust gebracht. Hoe komt het toch, dat Saul, wiens koningschap aanvankelijk zoveel goeds voor Israël beloofde, zo door onrust verteerd werd? Was de taak te zwaar voor hem en miste hij de kwaliteiten, waarover een koning moet beschikken? Ze ker niet. God heeft hem gaven ge geven, die nodig waren voor de re gering van het volk. Maar Saul heeft God de rug toegekeerd. Sa muel heeft tegen de koning ge zegd: „Omdat gij het woord des Heren verworpen hebt, zo heeft de Here u verworpen". Daarom wordt David door Samuel op bevel van God tot opvolger van koning Saul bevestigd. Wij lezen, dat een boze geest des Heren Saul verschrikte. Had Saul zich nu maar verootmoe digd voor het aangezicht Gods. Maar daar kwam hij niet toe. Daarom kwam het als een oordeel over zijn leven, dat God telkens weer aan een boze macht gelegen heid gaf de koning onrustig te ma ken. Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Tenslotte heeft de toestand vap Saul de vorm aangenomen van een diepe depressie. Zo hebben zijn ho velingen hem gezien. Hij is een prooi van de wanhoop. Hoe kan nu in zo'n situatie verandering komen? Wel, als er wederkeer tot God komt. De knechten van Saul me nen evenwel een middel te kennen, waardoor de koning uit zijn die pe neerslachtigheid kan worden verlost In zulke gevallen kan de muziek een gunstige invloed uitoe fenen op de gemoedstoestand van de door onrust voortgedreven mens. En inderdaad, er gaat van de muziek, die wondere schepping Gods, invloed uit op het gemoedsle ven van de mens. Het is alleen maar de vraag, op welke wijze er van deze gave Gods gebruik wordt gemaakt. Er is muziek waardoor de mens tot een hysterische op winding kan worden voortgesleept. Dat is niet tot eer van God. Maar er is ook muziek die in het men senleven verkwikking en verade ming kan betekenen. Saul vindt het uitstekend, omdat hij zelf ten einde raad is, dat zijn hovelingen David, van wie bekend is, dat hij mooi op de harp kan spelen en daarbij heerlijke liede ren kan zingen, uitnodigen om naar het paleis te komen. En als dan de boze geest Gods over Saul kwam, en als hij daardoor wegzonk in die pe moedeloosheid, dan nam David de harp en speelde er op en zong er bij. Dan werd het beter met Saul. Het spel en het zingen van David was een verademing voor hem. Hij krijgt er wat lucht door, zoals een ernstige zieke, wie zuurstof wordt toegediend, wat ge makkelijker kan adem halen. Wij lezen van Saul, dat de boze geest dan van hem week. Maar, dit alles betekent nog geen genezing, geen redding, geen behoud. U weet ook wel hoe vandaag de dag de mens probeert verlost te wor den van de onrust van zijn hart. Een David uitnodigen is dan nog niet het slechtste wat er kan ge beuren. Maar er zijn er die ver ademing en verkwikking zoeken tn allerlei middelen b.v. in drank en stimulantia, waardoor wij onszelf zoeken te bevrijden, die on» evenwel in dieper ellende laten wegzinken. Wij hebben meer nodig dan wat op adem te komen. Het gaat om onze redding, om onze ge nezing. Ons hart blijft onrustig in ons, totdat het rust vindt in God, David in zijn harpspel wijst om heen naar Zijn grote Zoon, de He- re Jezus Christus, die het zegt: „Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven". Hij zegt het tot de boze geest: „Gaat uit van hem". En zij gehoorzamen. Ziet, hier is echt bevrijding en verlossing te vinden uit alle nood en benauwd heid voor allen, die zich voor God vernederen en tot Hem in het ge loof de toevlucht nemen. Daarom heeft Hij zich laten kruisigen, op dat wij rust in God zouden vinden. U weet, wat er van Saul gewor den is? Hij is zich tenslotte tegen David, Gods gezalfde gaan keren. Maar dit leidt tot de dood. Keer u daarom niet tegen Gods gezalf de, Jezus Christus, die ons alleen helpen en verlossen kan. Hoor naar zijn roepstem. Veenendaal, Ds. A. Wisgerhof. Lunch met enkele Amsterdam se politici. Naast pater Macau- lay (geheel links)) drs. H. van Ruller van de ARP en naast mr. Fitzpatrick (rechts) het P.v.d.A.- geme enteraadslid drs. Van der Leeuw. De tafelredenaar is dr. G. Hartdorff. In oecumenisch opzicht mag Nederlapd zich wel een progressief land noemen. Niet dat de samenwerking tussen de verschillende kerken al tijd zonder haken en ogen verloopt en niet dat men in Rome bijvoorbeeld altijd even gelukkig is met de experimenten die roomskatholieken en protestanten hier samen uitproberen, feit is dat men elkaar beter probeert te begrijpen en dat deze poging bijna altijd leidt tot meer we derzijdse waardering. Dat ketters om den gelove verbrand werden of (in een later stadium) rooms-katholieken als tweederangs burgers werden beschouwd zijn feiten die we in de ge schiedenisboekjes hebben bijgezet. Al dan niet op een zwarte bladzij! Misschien dat daarom Nederland met enige verbijstering kijkt naar wat er in Ierland ge beurt. En zeker is dat Nederland aan zim oecu menische progressiviteit het recht kan ontlenen om tegen de Ieren te zeggen: „Kom bij ons kij ken - u zult zien dat het ook anders kan!" Dat heeft de kerkeraad van de hervormde gemeente van Amsterdam gedaan. Vier dagen zijn twee Ierse rooms-katholieken, pater Ambrose Macau- lay en mr. James Fitzpatrick, de gasten ge weest van Amsterdam. Men heeft hun zoveel als mogelijk was in die korte tijd laten zien hoe in Nederland protestanten en rooms-katholieken sa menleven en gezamenlijk ook allerlei werk ver richten. En die twee zijn hoopvol gestemd terug gegaan naar hun land. We weten niet of ze bij hun vertrek gevrapgd hebben om nu ook ds. Ian Paisley eens uit te nodigen het zou een waardevolle hint geweest zijn want niet de rooms-katholieken in Ierland zijn de onverdraag- zamen maar de Paisley-aanhangers het in terview dat wij zorige week publiceerden met de praeses van de Ierse Raad van Kerken heeft dat nog eens overduidelijk aangetoond! Het is ook zeer de vraag of ds. Ian Paisley een uitnodiging van zijn Amsterdamse collegae zou aanvaarden. Dr. G. Hartdorff, voorzitter van de centrale kerkeraad van Amsterdams her vormde gemeente: „Wij wilden laten zien dat de kerkelijke, godsdienstige, politieke en sociale verhoudingen goed en zelfs zeer goed kunnen zijn en dusdoende hebben wij ons willen afzetten tegen het protestantse extremisme van Ian Paisley. Wij hebben duidelijk willen maken dat wat hij doet volledig in strijd is met het evange lie. Met onze uitnodiging aan twee Ierse rooms- katholieken hebben wij willen zeggen: „Dit niet! Dit kan nooit een oplossing zijn. Het kan ook anders!" Maar dit protest, dit bewijs van solidariteit met de rooms-katholieken was niet het enige motief. Dr. Hartdorff: „We hebben inderdaad ook theologische argumenten gehad. De reforma tie heeft in de zestiende eeuw duidelijk verkon digd dat de genade voor iedereen geldt. Het is in strijd met het evangelie mensen te belemme ren in het uitoefenen van hun kiesrecht of hen onder druk te zetten door hun behoorlijk werk en behoorlijke woningen te onthouden. We heb ben niet alleen willen laten zien dat het anders kan maar ook willen getuigen dat het anders moet!" Men had het programma dat de Ierse gasten te verwerken kregen, zo geregeld dat ze een goede indruk konden krijgen van wat rooms- katholieken en protestanten in Nederland samen doen. Ze hebben kennis gemaakt met het Open Deur werk van pater Godschalk waarbij ook ver schillende protestanten betrokken zijn. Ze heb ben gepraat met dr. J. H. van Beusekom, de man van het in oecumenisch verband werkende „citypastoraat" om de Oude Kerk heen. En vooral ook hebben ze kennis kunnen nemen van alles wat er in dit opzicht al gebeurd is in de Bijlmermeer, Amsterdams nieuwste woonwijk, en wat daar in de toekomst nog zal gaan ge beuren. Want in deze nieuwe stad wordt het kerkewerk ook op een nieuwe wijze opgezet door de rooms-katholieke kerk en een aantal pro testantse kerken. Ds. L. L. Blok, scriba van de kerkeraad, heeft er zijn Ierse gasten van ver teld. Men wil nriet alleen samen kerken bouwen maar ook samen het werk doen, ook het pasto rale werk. Er worden scholen gebouwd voor roomskatholieken en protestanten samen - in een daartoe opgerichte stichting wordt door verte genwoordigers van beide groepen nauw samen gewerkt. Een andere gelegenheid om zich te overtuigen van de vriendschappelijke relaties tussen rooms katholieken en protestanten bood de lunch waar leden van de Amsterdamse gemeenteraad, be horend tot verschillende partijen, de gespreks partners waren van de Ieren. En in de Tho- maskerk is tussen hen en de centrale kerkeraad en nog enkele andere gasten onder wie ook ge reformeerde predikanten, een plezierig en open hartig gesprek gevoerd. Dat ze daarnaast ook op bezoek geweest zijn bij de bisschop van Haar lem, mgr. Zwartkruis, is welhaast vanzelfspre kend - de bisschop bleek trouwens bijzonder enthousiast over het Amsterdamse initiatief. Aan het slot van hun bezoek hebben wij de beide Ieren gevraagd wat hun het meest getrof fen heeft en welke indrukken zij mee naa^huit namen. De heer Fitzpatrick: „De geest van vriendschap tussen alle religieuze groeperingen in Amsterdam heeft mij bijzonder getroffen. U hebt hier een gelukkiger gemeenschap dan wij in Ierland. De mensen gaan vrijer en gemakke lijker met elkaar om". En over de situatie waar onder deze uitnodiging had plaatsgevonden: „Ik was door deze invitatie bijzonder aange naam verrast. Ik heb ook duidelijk gemerkt dat de Nederlanders de houding tegenover de rooms katholieken die ik in Ierland en speciaal in mijn woonplaats Belfast ondervind, beslist afwijzen. Ik betreur het dat de protestantse Ieren het ge drag tegenover de rooms-katholiekep niet ster ker afkeuren, maar ik begrijp dat ze weerhou den worden door politieke complicaties. Die zou den bij een veroordeling door het protestantse deel van de bevolking mogelijk nog vergroot worden" Pater Macaulay verduidelijkt dat. „Het is niet in de eerste plaats een religieus verschil dat rooms-katholieken en protestanten in Noord-Ier- land zo verdeeld houdt. Het gaat niet zozeer om een theologische dispuut - de worsteling heeft nog geheel andere redenen. De spanning is er meer om sociale en economische verschillen, het is een geschiedenis met lange, diepzittenda wortels." En over de toekomst: „Directe gevol gen voor de situatie in ons land zal ons bezoek aan Amsterdam niet hebben - de verschillen tis- sen de situatie in Noord-Ierland en die in Ne derland zijn wel erg groot. Uw goede verhou dingen hier sluiten politieke volwaardigheid In Ierland zijn we nog niet zover, op die grond slag leven we nog niet samen. Desondanks ben ik hoopvol gestemd. Als bij ons eerst maar de politieke hervormingen tot stand zijn gekomen, dan kunnen we vooruit. Dan ook gaan wij stre ven naar dezelfde vriendschap die u hier al hebt." Pater Ambrose Macaulay en mr. Fitzpatrick weten het nu: het kan ook anders. Amsterdam heeft voor hen een wegwijzer willen zijn. Weg wijzer naar een betere toekomst. Ze zullen er Amsterdam dankbaar voor zijn. De Lijnbaan in Rotterdam, typisch voorbeeld van luxueus showcentrum

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 16