VOGEL TREKROUTE
LOOPT RECHT OVER
GELDERSE VALLEI
Herfstwonder bestaat niet
alleen uit bonte kleuren
Veiling
Kesteren
1575:
rampjaar
BUREN
voor
Als de
zon lange
schaduwen
over de
bospaden
tovert
Vogeltrek
Rust
Zilverden
door
Adriaan P.
de Kleuver
Bon
Spaarbekken
Turf
Botnen
Kla ver j asavond
van arbiters
DINSDAG 28 OKTOBER 1969
Wij hebben het herfstgebeuren óók aanschouwd in een
en ander, véél stiller gebied van Zuidoost-Utrecht. Goed,
wij zijn in Rhenen begonnen en dé Defensieweg gevolgd.
Daarna zijn we bij Veenendaal de Bergweg ingeslagen en
hebben de Westersingel gevolgd tot de Munnikenweg. Het
stukje naar Rooden Haan is dan toch maar een mooi deel
van Veenendaal. Wij gingen de Kooiweg op en wat later
waren wij boven op de Emmikhuizerberg.
Of daar óók al iets van de herfst „te zien" was? Wat
dacht u. Het is wel de meest onzinnige gedachte de herfst
alléén maar te associëren met het bos. Heel de natuur
bereidt zich toch voor op het wintergebeuren. En dan denkt
u: „Wat is dat nu toch voor lauw geklets; wat gebeurt er
nou hélemaal in de winter".
Mag ik er dan op attenderen dat u, als mens, in vieren
twintig uren precies hetzelfde meemaakt wat de natuur in
driehonderd en vijfenzestig dagen doorloopt. Uw morgen
is de lente en uw middag de zomer, uw avond is de herfst
en uw nacht de winter.
Alles wat „bij de dag" leeft ondergaat dit. Wat vast
in de grond geworteld zit heeft dat allemaal in vertraagd
tempo. Dat heeft allemaal te maken met evolutie, met ont
wikkeling en aanpassing zo u wilt en bovenal met de on
uitputtelijke bron van levenskracht die wij schepping
noemen.
Leven is niet rusteloos voortjagen. Stel u voor dat er
slechts het perpetuum mobile, het eeuwig bewegende in de
natuur zou zijn. Hoe snel zou zonder rust het leven tot op
de draad versleten geraken.
Wij lieten onze blikken dwalen over het herfstig land.
Op de akkers zigzagde een haastige haas. Kaal waren die
akkers niet. Snel en fors zijn de knollen gegroeid. Als dié
geoogst zijn, dan is het met recht rustig op het land
geworden. De akkers zijn al ingezaaid met winterrogge.
Dat hoort óók bij de herfst. De velden zijn al groen en die
rogge komt de winter best door. Kom maar eens kijken
als de lentezon wat warmer wordt. Dan schiet dat koren
snel op.
Ik vind het altijd zo'n nonsens over „die dooie" winter
te spreken. Alles, ja alles zit barstens vol leven. Je moet
eens zien hoe voortgeduwd door harde windstoten de
kraaien daar bij de Emmikhuizerberg rondzwalken. Er
zat een troepje op één van de landweggetjes die over de
heuvel gaan te bekvechten rond een dood konijn.
Niet zo lang geleden was hoog in de lucht een donkere
wolk zichtbaar. Wolken waren dit jaar haast zeldzaam.
Maar óh, wat een wonderbaarlijke wolk was dat. Ik had
het al verwacht. Het móést komen. Al een paar dagen zag
je overal troepjes zwaluwen. Op dié avond was het of een
onzichbare heraut verzamelen geblazen had. Het was een
wolk van zwaluwen en de volgende dag was er niet één
meer.
WiÊÈêÈw mitëZÏ -
Hinde aan de bosrand.
Dat is het wonder van de herfst. Nu
kan men daar wel wijd over doen en
een geleerd betoog over op willen zet
ten, geen sterveling kent het „hoe" er
van. liet waarom wel; ze gaan ergens
naar toe waar eten in overvloed is.
Er is een Alkracht die de zwaluwen
„spoor en loop en baan" wijst. Ook de
spreeuwen. Dat is nu gaande. Je ziet
ze niet zo aankomen, die troepen van
honderd, tweehonderd en meer. Weet
U waar ze vandaan komen? Nou ja,
ergens uit het hoge noorden. Maar
weet U bij geval waarom ze al eeu
wen lang de oude Zuiderzeekust volgen
en bij Harderwijk in eens van route
veranderen en de lengterichting van de
Gelderse vallei gaan? Ja heus, al die
trekkende spreeuwen passeren de Em
mikhuizerberg en Veenendaal om ten
slotte over de Grebbedijk al maar zui
delijker te gaan.
Nu het helder en droog overdag is
vliegen ze vrij hoog. Een paar jaar
geleden was het op 19 oktober boes-
terig weer met nare regenfalanxen.
Toen vlogen de trekspreeuwen laag
over de velden en het was fantas
tisch te zien hoe de accidentele om
standigheden als hekken en struiken
al golvend „genomen" werden. Dat
zijn toch zaken waarvoor je naar
buiten moet. Ik schrijf daar nu wel
over, maar ik heb dat allemaal mee
gemaakt. Dat kan iedereen met een
beetje goede wil toch óók beleven.
We zouden naar het Leersumse veld
gaan. Dus daalden wij de Emmikhui
zerberg weer af, volgden de spoorlijn
naar de Heuvelse steeg en dan naar
links de Scherpenzeelseweg op. Dan
kom je over het verlopen spoorlijntje
uit de richting Amersfoort. Ben je dat
Spreeuwen vliegen bij harde wind
in een golvende beweging over
obstakels in het veld.
gepasseerd dan zou ik U willen raden
de Haarweg te nemen en met een om
metje bij de hofstede De Grote Zand-
schulp ook de Bovenhaarweg te gaan.
Dat is een rustig en mooi gebiedje dat
juist de grens van bos en veld vormt.
Wij hadden er een onvergetelijke
ontmoeting. Een roedel van vijf reeën.
De reebok stond gespannen te luiste
ren op een welig begroeid bospad waar
vier reegeiten aan het laveien waren.
Nog zei ik van te voren dat we niet
uit de auto móesten gaan.
Maar ja, 't leek allemaal Zo gemakke
lijk en dan toch maar proberen. Men
had eens moeten zien hoe dat stel ree-
en reageerde. Die bok stoof ineens weg
en de geiten er achter aan. In een
mum van tijd was er niets meer te
zien.
Het bos met wijd staande Oostenrijk
se pijnbomen had ze gewoon verzwol
gen. Waarom noemt men dat nou pijn
bomen? 't Ja dat is bij ons echt een
probleem. De bosbouwer noemt ze ook
Oostenrijkse dennen.
Al eerder heb ik over dit geval wat
willen schrijven. Het komt allemaal
door dat Duitse Kerstliedje „O Tannen-
baum". De Duitsers zijn helemaal fout.
Dat versje is voor ons evenwel een
mooi ezelbruggetje. Je kóópt geen
dennenboompje met Kerstmis maar
doorgaans een fijnspar en die draagt
als latijnse naam Picea Abies. De naal
den staan alléén ter weerszijden en
ook omhooggericht aan de zijtakken.
Dat is dan een spar. Wat wij dan de
den noemen is evenmin juist. Dat is de
pijn of Pinus.
Alweer heten alle pijnboomsoorten
bij ons den. als Zwarte den, zeeden,
bergden en de laatste tijd hoe langer
hoe meer aangeplant de Corsicaanse
den en de Oostenrijkse den. 't Is al
weer gemakkelijk. U maakt daar alle
maal „pijn" van.
Dan de échte den? Dat zijn de Abies-
soorten en die kent veelal alleen de
bosbouwer. Toch is er een héél beken
de bij, de zilverden, die in tuinen aan
geplant wordt. U kent die prachtige
grijsgroene bomen vast wel. Er zijn
schitterende dennenbossen in onze
buurt aangeplant. Vooral op de Dik-
kenberg.
Men kan zo'n echte Abies direct her
kennen. Bekijk de onderkant van zo'n
tak maar eens. Iedere apart ingeplan
te naald heeft van onderen twee naast
elkaar lopende witte strepen en boven
dien zijn de jonge uitspruitsels blauwig
aangelopen. Dat is de echte Nordman-
den.
Alweer noemt men dat Nordman-spar.
Boswachter Haalboom van het land
goed Remmerstein weet dat allemaal
bijzonder goed. Die noemt deze den
juist: Abies Nordmanniana. Ze komt
uit Zuid-Rusland.
Nu zal men als leek wel moeite hou
den met het verschil tussen deze den
en de spar. Als je evenwel eens in het
herfstbos gaat wandelen, let dan niet
alleen op al die bonte kleurenpracht,
maar besteedt eens wat aandacht aan
al dat naaldhout. Zie eens hoe de la-
rixen nu geelbruin kleuren en hun
toontje meespelen in de kleurensym-
fonie.
Dat er Europese en Japanse larixen
zijn is moeilijker, maar één ding heb
ben ze gemeen. De larix is de enige
naaldboom bij ons die de naaldenbun
dels laat vallen. Dat is er tenminste
een waarmee geen vergissen mogelijk
is. En zeg nou nooit meer dat U met
Kerstmis een denneboompje gaat ko
pen. Ze stoppen U doodgemoedereerd
een spar in de handen. En dat versje
„O denneboom" lijkt (voor ons Neder
landers en met ons de floristen) ner
gens op. Nou ja, wij Veenendalers heb
ben het toch al veranderd in een lof
zang op onze onvolprezen boerenkool.
Dat zit wel goed. Nu zullen velen zeg
gen dat het vorenstaande wel wat al
te veel volgens „het boekje" is. Dat
moet dan voor deze keer maar eens.
Ik kwam op dit onderwerp door een
Engelse familie die op VVV-excursie
meeging. Een Engelse bioloog was
daarbij. Die vertelde mij dat men in
Engeland algemeen onderscheid maakt
tussen deze drie connifeergeslachten.
Daar noemt men zéér juist het ge
slacht Pinus pine, dus pijn! Op de ex
cursies ga ik dat toch eens nader uit
de doeken doen.
Na een lange, hete zomer is dan eindelijk de herfst gekomen met mist en
sombere dagen. Het begin van de herfst is altijd al moeilijk aan te wijzen.
Maar nu is er heel moeilijk een touw aan vast te knopen. Ik herinner mij
maar één zo'n herfst. Dat was enige tientallen jaren geleden. Eind okto
ber was het toen even mooi als nu. De kroon van al die schoonheid vormt
onbetwist de Defensieweg tussen de Provinciale weg EistDe Klomp en
de Toeristische autoweg. De touristen hebben al lang ontdekt dat daar
het wonder van de herfst eenvoudig gezegd geen wonder meer is. Straks,
als het rood van de Amerikaanse eiken en Virginiase vogelkers dor en
ontluisterd naar de grond gedwarreld is /.al geen mens liet meer in het
hoofd halen er te komen. Ot het herfstwonder alléén maar uit bonte kleu
ren bestaat?
de Leersumse plassen. Waar het nor
maal droog was, daar is het deze zo
mer zeer nat geweest. Nu zakt het wa
ter al meer en meer weg en komt de
normale droogte terug.
Zie, wat gebeurt er nu. Overal bol
len de groene pruiken van het veen-
mos en dat luidt de vcrlanding in.
Maar er zal weer regen en sneeuw
komen en dan „verdrinkt" dat mos
weer. De kapmeeuwen zullen weer ko
men en in de buntpollen hun nesten
maken. Neen, deze prelude tot vorming
van hoogveen zal onvoltooid blijven.
Wij wandelen door het strogele veld.
Dof was de heide geworden. Toen ston
den wij aan de rand van de zonover
goten plassen. Open lag het landschap.
Enkele meerkoeten dobberden op het
water. Zo verlaten had ik de Leersum
se plassen nog niet gezien. Altijd heb
ik dat lawaaierige beeld met duizenden
kapmeeuwen voor ogen. En nu niets
van dat alles. Er gaat een pad tussen
de tweede en derde plas heen. Die lan
ge uitloper (de plas) naar het zuidwes
ten, die met de rest mét de vallei van
de Darthuizerpoort een haak vormt,
stond volkomen droog. Kan men reke
nen hoe droog het verstreken half jaar
is geweest.
Altijd weer is er de vraag waarom
daar die plassen blijven „staan" en dat
is een geologische omstandigheid die
wel de moeite van het vermelden waard
is.
Ik vermeldde reeds iets over de ero
siedalen waar smeltwater een ijskoude
„rivier" vormdde, die holder de bolder
van de heuveltop zich een weg baan
de. Hier, bij de Leersumse plassen dan,
bevindt zich zogezegd het grootste af-
vloeigebied uit de derde ijstijd. Hier
juist had de massale afvoer van smelt
water plaats. En in de stroomrichting
van die onderbreking in de heuvelrug
liggen ook de uitgestorven diepten (nu
plassen) en daar omheen enorme stuif -
zandgebieden, de Ginkelse duinen.
Deze langgerekte, uitgeblazen geul
spoelde vol lijn slib en dat nu houdt het
water op. De windrichtingen moeten in
het verre verleden hoofdzakelijk weste-
ijk zijn geweest. Rond de plassen vorm-
ue zich dat prachtige stuifzandgebied.
Eeuwen en nog eens eeuwen gingen
daar overheen.
Nadat de laatste ijstijd heel, heel
langzaam van het natuurtoneel verdwe
nen was en het grondwater al hoger
kwam te staan raakten die uitgestor
ven geulen vol en werden plassen. Het
milder wordende klimaat bracht plan
tengroei, verlanding trad in en het re
sultaat was een totaal afgevlakt en
verveend gebied. Dat is allemaal wel
gauw gezegd, maar beste lezers, daar
is duizenden jaren mee gemoeid ge
weest. Toen kwam de mens..
Al pratende zijn \vy in de buurt van
het Leersumse veld gekomen. Vertel
daar nou maar niets over zei men al
eens want daar heb je zo een bon van
een geeltje te pakken.
Onzin! U pakt dat verkeerd aan en
daarom pakken ze U aan. Als U nu
de moeite neemt en U betaalt op de
giro van Staatsbosbeheer slechts f 1.10
dan krijgt U een toegangsbewijs dat
geldig is van half juli tot 1 april. U
kunt in die tijd daar nét zo veel dwa
len als U wilt. Wandelen dan hoor,
want wat een onrust zou U veroorza
ken met een auto als U er rond ging
toeren. Dat is zou zo gek. Ieder meent
dat ie de enige bezoeker is en dan kan
één zo'n autootje toch geen kwaad
Er wordt met legitimatiebewijs veel
gewandeld en dan kan dat toch niet.
Wij hebben er een bijzonder mooie
middag beleefd. Wie in het Leersumse
veld (dat is de juiste naam) een beet
je thuis raakt die volgt dwars door de
heide met vliegdennen het wandelpaad
je. Wat is dat een fijn loopje. Er ligt
daar een nat stuk heide waar zich nu
al een paar jaar een deel van de kap-
meeuwenkolonie gevestigd heeft. Er is
nu geen meeuw meer te zien.
De rust is er voelbaar. Hoe snel ver
landing van een plas op kan treden
heb ik daar ontdekt. Dat is een wat
vreemde geschiedenis. Wij hebben nu
wel een lange, hete zomer en een onge
kend mooi najaar achter de rug, maar
er zijn drie zéér natte zomers geweest.
In de Utrechtse heuvelrug ontstond
een enorm spaarbekken met bodemwa
ter. Nu het zo droog was vloeide dat
opgespaarde water nog steeds af naar
Dat bruine goud lonkte en men ging
er turf maken. In de negentiende eeuw
gebeurde dat nog volop. Tot er geen
bruikbaar veen meer was en wederom
de stilte viel. Als., ja als dit proces nor
maal verlopen was, dan zouden daar
weer veenlanden liggen met ongetwij
feld een schat aan planten. Orchideeën
en gentianen, zonnedauw en het al zeld
zamer en zeldzamer wordende vetblad.
Er had evenwel een ingrijpen door de
natuur plaats, waarmede geen mens
rekening hield. Op een dag rond de
eeuwwisseling verschenen de eerste
kapmeeuwen en dat werd een stroom
van inwijkelingen, zoals een Belgisch
professor dat zo kernachtig zei. Een
Duits geleerde de naam was dr. D.
J. Kobus schreef in Duitse tijdschrif
ten rond 1890 een reeks artikelen over
„die moreslandren" tussen Veluwe en
Sticht. Daarin repte hij wel over de
rijke flora van het Leersumse veld,
maar niet over een broedkolonie van
kapmeeuwen.
De eerste die daarover iets mede
deelde was Jac. P. Thijsse in 1906. Dat
invallen van de kapmeeuwen moet
rond 1900 hebben plaats gehad. Mis
schien zijn er nog bejaarde mensen
daar in de buurt die een herinnering
aan deze toch zo opmerkelijke vestiging
bewaren. Willen die mij dan eens een
kaartje schrijven? Wij weten het niet
precies, begrijpt u?
De vroegere eigenaar van Het Veld
was een zekere heer Verloop. Die beste
man hield er van exclusieve bomen
rond de plassen neer te zetten. Er staat
daar ergens zó maar midden in het
bos een treurbeuk. Eigenlijk een treu
rig gezicht. Ik verdenk die man er
van ook de Sachalinse veelknoop er ge
plant te hebben. Moest hij het resultaat
eens kunnen zien; 't lijkt meer op een
tropisch oerwoud. Zo zal die mijnheer
gedacht hebben dat waar het moeras
sig is je niets beter als moeraseiken
kunt planten.
Onze bossen zijn soms verzamelingen
van rariteiten aan het worden, maar
die moeraseiken, daar ben ik gek mee
hoor. Dat is zó iets moois, dat je er in
de herfst best een tochtje naar de Leer
sumse plassen voor over kunt hebben.
Die verkleuren nou eens niet als de
Amerikanen felrood, maar meer van
dat zachte roodbruin en dan héél ge
lijkmatig. Voor de Amerikaanse eik
moet je naar de Dikkenberg onder Rhe
nen. Maar dat is nu al bijna gebeurd.
Die moeraseik hult zich wat later in
het brokaat van de herfst. Die zijn nu
Berken zijn de prinsessen van het
bos.
op hun mooist. De bladeren zijn diep
ingesneden en daardoor lijkt dit blad
het minst van alle eiken op een eik.
Maar de boom herken je direct als een
eik. Al was het dan maar door de ronde
winterknoppen én... de vruchten.
't Was al wat laat geworden toen wij
stil weggingen. Over het water kwain
een nevelbank die al dichter werd- Ja,
't was toch volop herfst geworden. Wat
KESTEREN De prijzen van de aan
gevoerde produkten bij de veiling te
Kesteren waren als volgt:
Aardbeien:
AE 95-136, A 70-9T, B 45-72 per doos
je.
Fruit:
Export Cox.Or.P.: I 70/75 42-44, 65/
70 28-31, I 60/65 18-20, II 75/80 38-47, II
70/75, 34-39, II 65/70 20-29, II 60/65 17-
19 per kg. Golden Del.: II 80/85 38-40.
II 75/80 37-39, II 70/75 30-35 per kg.
Goudreinette: I 75/85 26-28, I 65/75 22-
25 per kg.
Groenten:
Andyvie: I 11-20, II 11-15 per kg.
Bloemkool: —6 25-45, —8 15-24 per st.
Bospeen: 38-41 per bos. Boerenkool: 19-
23 per kg. Komkommers export: 40/50
35, 50/60 46, 60/75 50, 75/90 53 per stuk.
Koolraap: I 15-19 II 8-16 per kg. Prei:
AI 15-30, All 15-19, BII 15-17 per kg.
Rode kool: A 13-23, B 11-14 per kg. Sa-
vove kool: A 7-16 per kg. Sla: 16-14, II
6-Ï2 per stuk. Snijbonen: I 215-251. II
161-23 per kg. Stamslaboncn: I 169-
181, II 125-170 per kg. Spruiten A ge
schoond: 99-111. ongeschoond: A 45-65,
B 25-44, D 60-71 per kg. Tomaten ex
port A rood 633-643, licht 651-670, B
rood 659, licht 659-677, C rood 562, licht
571-592. CC 275-277 per bak. Uien: I 25-
33, II 17-25 per kg. Witlof: A 131-138, B
88-132, afw. 15-72 per kg.
VEENENDAAL De ontspannings
commissie van de scheidsrechtersvereni-
ging groep Veenendaal en omstreken
organiseert vrijdagavond in café „De
Ouwe Grens" weer een klaverjasavond,
waaraan iedereen kan deelnemen.
Op deze avond, die om acht uur begint,
wordt niet gekaart in het toernooi om
•de fiets, doch om een groot aantal fraaie
dagprijzen.
was het toen stil. De berken lieten hun
gouden lovertjes vallen en je hoorde
ieder blaadje op de grond tikken. Een
oude berkenstoel met vier stammen was
al helemaal kaal. Zo wandelden wij
voort, terwijl de zon lange schaduwen
over de bospaden wierp. Dat zijn zo
van die zeldzame momenten waarop
een mens ook stil wordt. Dan welt er
iets op in je gemoed. Even stond ik
nog stil en diep iy mijn hart was er
dank voor het genotene.
Het jaar 1575 was voor het oude
stadje Buren een rampjaar. In juli
werden stad en kasteel door de
Spaanse bevelhebber Hierges bele
gerd. Dc stad werd ingenomen en
de bevelhebber van het garnizoen op
het kasteel, Johan Vogelsanck, werd
tot overgave gedwongen. De ver
woestingen door het beleg van het
kasteel aangericht, waren enorm.
De Spanjaarden legden een bezet
ting op het kasteel, onder aanvoering
van een zekere Salazar.
Tijdens die bezetting volgde de
tweede ramp voor Buren. Een enor
me brand teisterde de stad. Hierbij
werden volgens rekeningen uit het
archief van de Massausen Domein-
raad, verwoest: de windmolens, de
rosmolen, de kerk met het koor en
de „sculpture" van graaf Maximi-
liaan van Egmond, de panoven, het
klooster enz.
Op de bekende plattegrond van
Buren van 1550 door Jacob van De
venter gemaakt, ziet men op de
plaats waar thans de tuin van het
weeshuis is, een kerkgebouw met
torentje. Aan de n.o. kant een
huisje en aan de z.w. zijde nog meer
huisjes. Dit complex werd begrensd
door de wal en een straat en vorm
de het convent van St. Barbara.
Het bewijs voor de ligging is te
vinden in het thijnsboek van Buren
waarin verschillende erven worden
genoemd „gelegen daer 't clooster
plach te staen".
Poortje
Deze erven werden na de verdwij
ning van het klooster als thijnsgoed
uitgegeven en later weer door Ma
ria van Hohenlohé teruggenomen en
gebruikt voor de bouw van het
weeshuis.
Een viertal andere huizen en hof
steden „staende in 't Clooster binnen
Buren" werden in 1613-1614 door de
gravin aangekocht. Tegenover het
weeshuis is een poortje onder de
stadswal door, dat voert naar een
steiger aan de Korne. Deze steiger
is bekend als de Bagijnensteiger.
De plaats van de kloosterkerk wordt
ook nog vermeld in een overdracht
van 1644, voor het gerecht van Bu
ren, waarbij een huis wordt ver
kocht, gelegen nabij de Keelaf of
Aelswiicksche poort, daer eertiits
het Cloosterkerck gestaen heeft".
Tot de stichting van het klooster
werd omstreeks 1420 goedkeuring ge
geven door Bisschop Frederik, na
aanvraag door Willem, heer van Bu
ren en Beusichem.
Dit Franciscanessenklooster was
zeer waarschijnlijk niets anders dan
de voortzetting van een veel ouder
Bagijnenhof. Daar wijst al op de
naam Bagijnensteiger, terwijl ook
in een oorkonde van 1517 gespro
ken wordt over ,,'t Convent van het
Bagijnenklooster te Buren" waar een
zekere Agnes Kyslings werd opgeno
men.
Beloningen
Een oud bagijnhof, dat in de tijd
van wantrouwen in de zuiverheid in
de leer, ging leven volgens de vrij
gevige derde regel van St. Francis-
cus, maar in werkelijkheid op de
oude voet bleef doorgaan. De uit
wendige organisatie werd natuurlijk
in overeenstemming gebracht met de
regels van de Tertiarussen. Aan het
hoofd kwam te staan een ministra
of mater, voor de uitwendige be
langen een procuratrix, terwijl een
pater voor de geestelijke belangen
zorg droeg. Het klooster was gewijd
aan de heilige Barbara en de be
woonsters werden genoemd „suste-
ren van Sunte Barbara binnen Bu
ren".
Het archief van het klooster is
verloren gegaan, waarschijnlijk ge
lijktijdig met de brand. Het zegel
van 't convent, bekend geworden uit
Culemborgse charters, was langwer
pig, volgens het gewone model van
de kloosterzegels, met de figuur van
de heilige Barbara er op en daaron-
het wapen van Buren.