Jong Nederland in de ban
van Floris en Sindala
Speelgoedhandel I
verwacht rage
Rutger Hauer had geen
stuntman nodig
Bestseller over de
zesdaagse oorlog
Amerika zit
met weglopers
probleem
\,Magikzo'n\
zwaardI
Goed stuk informatie
over commando-actie
DOOR GROOT NATIONAAL TELEVISIEGEBEUREN
EERST SPRAK
MEN SCHANDE
VAN DURE
PRODUKTIE
Prof. Kisch
herziet oordeel
over koningin
Wilhelmina
„O God, moeder wat
haat ik de oorlog!"
Broadway jungle
Het wassen van
de speren
SINDALA
FLORIS
SUCCES
STUNTMANNEN
TECHNIEK
REACTIES
COMMERCIE
Naïef
Onherkenbaar
¥~V uitzendingen van „Floris", 's zondagsavonds op Nederland II, zijn een
nieuw nationaal televisiegebeuren, dat de voetbalwedstrijden en Toon
Hermans nabij komt.
Geen Ivanhoe, geen Thierry la Fronde, want tenslotte is onze eigen geschiede
nis niet voor niets vol Fulco's de minstreel. In tv-gedaante is het Floris ge
worden, twaalf afleveringen lang voor het „ongehoorde" recordbedrag van
1/8 miljoen gulden.
Land en volk riepen er schande van,
al maanden voor de eerste aflevering
op het scherm was geweest. Vorig jaar
had Carel Enkelaar toen nog van de
NTS aangekondigd dat de eerste af
levering er op 5 januari van dit jaar
uit zou gaan. Het is 5 oktober gewor
den. Ziektes van spelers, slecht weer,
onvoldoende kwaliteit van het reeds
belichte filmmateriaal zijn er onder
meer oorzaak van geworden, dat het 5
oktober werd en dat de rekening nu
1,8 miljoen gulden bedraagt.
Een andere jeugdserie, waarvoor al
in mei 1967 opdracht was gegeven aan
de schrijfster Miep Diekman, is daar
door in de verdrukking geraakt. En
dan nog: een uur zendtijd mag onge
veer tienduizend gulden kosten. Floris
beslaat zes uur ofwel zestigduizend gul
den; het is dertig keer zoveel gewor
den.
Maar het leed is vergeten. Het suc
ces is onmiskenbaar, niet alleen door
de zeer professionele spanning van de
verhaaltjes, maar ook bij voorbeeld
door de belangstelling van het bui
tenland. Vier stations van het Indepen
dant Television (Engeland) gaan de
serie uitzenden; het Keltisch ridder
schap lag kennelijk niet zo ver van het
onze.
Belangstelling is getoond door Austra
lië, Nieuw Zeeland, Canada en de
Scandinavische landen. Toch komt het
produktiegeld er nooit helemaal uit,
zegt de NOS, maar dat schijnt nooit
de bedoeling te zijn geweest.
Regisseur Paul Verhoeven filmer
bij Cinecentrum is achteraf best te
vreden. Hij heeft moeilijkheden genoeg
gehad: „Met de actie-scènes hadden
we bijvoorbeeld geen enkele ervaring
en ook acteurs, die nog geen paard
konden rijden. Alleen Rutger (Floris),
er is geen acteur die kan doen wat hij
doet".
Voor de anderen waren de stuntman
nen van Hanny de Beukelaar uit Am
sterdam altijd in de buurt, als het moei
lijk werd. En dat is het vaak geweest.
Het resultaat is er naar: voor kinderen
bedoeld, maar de ouders kijken mee.
Een bekend effect bij televisie: een Fa
beltjeskrant in Ridder-land.
Paul Verhoeven: „Ik heb me niet af
gevraagd: wat vinden de kinderen nou
leuk. Veel heb ik vanuit mezelf gedaan
hoe ik vroeger was. Zou ik bepaalde
dingen leuk hebben gevonden?". „Bo
vendien heb ik de mogelijkheden opgen-
gelaten om ook andere mensen bezig
te houden. Je kunt niet iets speciaal
voor kinderen maken. Je moet zelf
even kind worden en vanuit die bui
doen wat je leuk vindt. Toch kan je er
nooit een peil op trekken. Je kunt wiet
willens en wetens iets voor kinderen
gaan maken".
Over de bij Floris geslaagde tecniek
om een voor alle leeftijden spannende
film te maken: „Die schijn van wer
kelijkheid krijg je alleen met een ver
fijnde draaiboektechniek. Kleine instel
lingen, veel overslaan, dan krijg je het
idee dat er vaart, continuïteit in zit."
„Ik heb wel kleine dingetjes erin ge
laten, die kinderen echt leuk vinden,
zoals een goochelaar of zo. Nee, ik kan
me nu niet meer zelf als kind zien en
dan de zaak beoordelen. Daarvoor ben
ik teveel bij de materie betrokken ge
raakt."
Het kijkbuisvolkje niet en hun reac
tie is tenslotte het belangrijkste. In de
weken dat Floris nu draait zijn bij de
NOS twaalf brieven binnengekomen,
van liefhebbers die iets meer willen.
„Meneer, mag ik alsjeblieft een foto van
Floris", en „meneer, mag ik het adres
van Rugter Hauer", behoren tot de
meest voorkomende vragen. De meest
uitgebreide brief was van Wybren van
der Meulen, die elders op deze pagina
staat afgedrukt.
De NOS was nog niet onder de indruk
van het aantal reacties. „De afleverin
gen worden nog spannender en dan
zullen de briefjes wel in grotere aantal
len komen", denkt de NOS. „Het succes
is nog zo vers hè".
Met dat probleem zitten ook de men
sen, die professioneel en commercieel
de randverschijnselen van televisie-suc
cessen plegen op te vangen. De heer
H. H. van Wees van de Amsterdamse
fabriek annex groothandel van kinder
speelgoed, die gedeeltelijk is gespeciali
seerd in ridder-attributen, zegt:
„Ik kan er nog niet over roepen, al
heb ik er wel op gerekend. Deze week
krijg ik weer een grote partij helmen
en schilden, maar ik voel nog niks."
Ook Mare Spits uit Amsterdam, de in
middels vermaarde verkoper van tele
visiehelden aan de commercie, zit over
Floris nog in de zorgen. Hij zegt: „Het
is de vraag of het met Floris echt iets
wordt. Het is een korte geschiedenis,
maar twaalf afleveringen. Bovendien, nu
na drie afleveringen, kan je d'r ook
nog weinig over zeggen."
„Het slaat enorm aan, dat wel. Ik heb
ook wel gezorgd, dat ik klaar ben als
het verder nog wat wordt. Kijk, in de
sector zwaarden, harnassen en kruisbo
gen wordt wel al meer verkocht, maar
dat is een vrij domein. Tenzij ze natuur
lijk Floris op een helm willen gaan zet
ten."
Over het waarom van het succes:
„Het is de eerste van dit soort series die
in het Nederlands :ook kleine kinderen
begrijpen het.
Ivanhoe bijvoorbeeld was een Ame
rikaanse serie. Daar begrepen kinderen
onder de negen, tien jaar niets van.
De impact van deze serie is echt vol
doende, maar ik heb nog geen aankno
pingspunt."
Het eerste teken van een commer-
JT^oen ik de rol van Floris kreeg aangeboden,
A schrok ik eerst geweldig, maar nadat ik het
script gelezen had, wist ik dat ik die rol waar zou
kunnen maken. Ik paste er precies in."
Breedgebouwde, blonde Rutger Hauer blikt over
de rand van zijn zonnebril door de lichte foyer van
de schouwburg in Drachten. Hij is 25 jaar geleden
in Breukelen geboren en sinds twee jaar als acteur
verbonden aan de Noorder Compagnie.
ZUn grijsblauwe ogen, zjjn grote handen, zijn ruig
gebreide trui geven hem het uiterlijk van een
zeeman, een beroep dat hij, naast enkele andere, een
jaar lang heeft uitgeoefend. „Ik ben tot nu toe als
een jonge hond door het leven gegaan", grinnikt hq.
„Om het eenst te proberen", ging hq naar de Amster
damse toneelschool, maar na een jaar zei de directie
dat hq eerst toch maar in dienst moest gaan. Na
vijf maanden vloog hjj zelfs daar uit.
Hij trok naar Zwitserland, werd decorbouwer en
tuinman en keerde toen naar de toneelschool terug.
In 1967 deed Rutger eindexamen en werd onmid-
delijk door Jaap Maarleveld van de Noorder Com
pagnie in zijn nekvel gegrepen, want die kon in zijn
snelgroeiende gezelschap nog wel een jongen ge
bruiken. In Ureterp, vlakbij Drachten, vond Rutger
een heerlijk boerderijtje, dat hij voortdurend aan het
verbouwen is. Nu is het een beetje gedaan met de
rust, want de kinderen uit de buurt roepen: „Ha die
Floris".
Een stoere jonge ridder, die zich roekeloos van
zeven meter hoogte uit een kasteelvenster werpt.
„Alle stunts in de film heb ik zelf gedaan", vertelt
hij. „Dat was wel een enorm risico voor de producen
ten, maar het had voordeel dat de cameramensen
de actie van veel dichter bij konden filmen."
„Ik heb één verstuikte enkel opgelopen en verder
wat wonden aan mijn handen, van het schermen.
Het meest riskante was wel het paardrijden. We
werden nogal eens overvallen en van de paarden
gesleurd en dan liepen de beesten gewoon over je
heen." In de aflevering van zondag gooit een beer
van een vent een roeiboot naar Floris. De held krijgt
de rand van de boot op zijn lichaam en ligt te krim
pen van de pijn. Rutger: „Het leek zo echt, dat de
opnamen werden gestopt. Ik dacht, ik doe het maar
zo om de spanning er een beetje in te houden. Er
komen tenslotte nog meer afleveringen."
Zijn jonge-hondengevoel kon hij in deze acht
maanden lange opnametijd wel kwijt. Hij verdiende
er bovendien 150 gulden per dag mee. Rutger: „Daar
maak je dan ook wel dagen voor. Van 's morgens
half zeven tot 's avonds zes. En dan nog twee keer
in de week als de bliksem naar het noorden voor
een toneelvoorstelling en weer terug.
Dan kwam je om 2, 3 uur 's nachts in je
bed en om half zeven stond je er weer
naast".
Het was zijn eerste grotere filmrol
RUTGER HAUER: Als een jonge hond door het leven
en Rutger vermoedt dat hij de eerste ja
ren niet meer aan de beurt komt omdat
iedereen hem straks met Floris identi
ficeert. „Ik zou ook best eens in een
musical willen meespelen", maar voorlo
pig heeft hij het nog best naar zijn zin
bij de Noor der Compagnie.
Een levensechte actiescène uit E
de NOS-serie „Floris", die op
de tv uitgroeit tot een nieuw natio-
naai gebeuren.
ciële Floris-rage is er al wel: twee boe
ken over Floris die bij de Geïllustreer
de Pers .gaan verschijnen; in de serie
Rawhide, Peyton Place en noem ze
maar op. Het Nederlandse Scherm heeft
er een held bij en dat is in dit ridder
loze tijdperk een verheugend teken.
Een van de twaalf briefjes, die de
E NOS de afgelopen drie weken over
E Floris ontving:
Beste meneer,
Ik ben 14 jaar, ik heet Wybren
E van der Meulen en woon in Den
Haag. Ik heb uw steengoede serie
Floris gezien. Daarin gebruiken ze
prachtig geïmiteerde zwaarden.
Daarom wou ik u vragen: heeft u
E niet zo'n zwaard voor mij. En dan
liefst die van Floris zelf. De serie
is toch afgelopen en nu liggen die
S dingen maar te roesten, wat dood- j
E zonde is. Als u wist hoe groot
plezier u mij met het zwaard van
Floris of een ander kan doen, dan I
zoudt u hem direct sturen.
Deze tekening is geen middel om i
i dat zwaard los te krijgen, maar
een uiting hoe goed ik Floris vind. i
Als u die zwaarden niet aan de eer-
ste de beste snotjongen (dat ben ik
dus niet) geven mag, vind ik het
E niet erg en blijf met even veel ge-
E noegen naar Floris kijken.
Bij voorbaat mijn hartelijke dank
en de vriendelijke groeten van
Wybren van der Meulen
P.S.: Misschien vindt u mij wel
erg brutaal, maar dat geeft toch i
E niet? i
Het gaf niet. De NOS schreef te-
E rug dat de zwaarden waren gehuurd,
E heel erg echt waren maar voor Wy-
E bren onbereikbaar. Een bijgesloten
E kleurenfoto van Floris was een goe-
de troost.
DEN HAAG (ANP) Prof. mr. I. Kisch
die zich in juli in „Studia Rosenthalia-
na" kritisch heeft uitgelaten over de
houding van koningin Wilhelmina ten
opzichte van de Duits-Joodse vluchte
lingen, heeft zqn oordeel herzien.
In een bespreking van dr. L. de
Jongs „Voorspel" schreef prof. Kisch
dat hij had geconstateerd dat in de pe
riode 1933-1939 bij koningin Wilhelmina
niets was gebleken van enig medege
voel met de Duits-Joodse vluchtelingen.
Dr. De Jong heeft de professor mee
gedeeld dat hij enige tijd geleden een
volgens hem betrouwbare informatie
heeft ontvangen, volgens welke „Ko
ningin Wilhelmina zich heeft gekeerd
tegen het enghartig vluchtelingenbeleid
van de successieve vooroorlogse kabinet
ten".
„Bovendien heeft koningin Wilhelmina
in de bovengenoemde periode herhaal
delijk financiële steun verleend aan di
verse instellingen belast met de zorg
voor Duits-Joodse vluchtelingen", aldus
een andere door dr. De Jong ontvangen
inlichting.
Reden voor mij, aldus prof. I. Kisch,
mijn oordeel in dezen te herzien.
Over dc zesdaagse oorlog tussen Israël en de Arabische staten, die In de zo
mer van 1967 zo'n spectaculair verloop heeft gehad, zqn al heel wat boeken
verschenen. Sommige in zakelqke, wat militair-technische trant, andere met een
uitgesproken romantische sfeer. Dat de oorlog, waar dan ook gestreden, helemaal
niet romantisch is, maar een stuk menselijke tragiek, komt wel heel duidelijk
tot uiting in de oorlogsroman van Yigal Lev, getiteld: „O God, moeder wat haat
ik de oorlog!", in Nederlandse vertaling van Marga Holst-Dekker verschenen by
Het Wereldvenster in Baarn.
Een roman die bijzonder de aan
dacht trekt door de aparte benadering
van het onderwerp oorlog, gevoerd
door soldaten die in vele gevallen niet
zijn vervuld met haat tegen hun vijand.
De schrijver, die zelf de veldtocht
heeft meegemaakt als officier, een ve
teraan die ook al tegen de Arabieren
ten strijde was getrokken in de onaf
hankelijkheidsoorlog van 1948 en ge
vochten had in de Sinaï-oorlog van
1956, beschrijft de gevoelens van de
mannen van zijn kleine groep waarmee
hij aan de vooravond van de strijd
langs de Jordaanse grens ligt. Dat zijn
geen gevoelens van haat, maar meer
van angst. Angst die uitgroeit tot een
l~ke Amerikaan William Goldman
schreef „Boys and girls together",
een boek dat nu onder de titel „Broad
way jungle" is uitgegeven door de
Zuid-Hollandsche Uitgevers Maatschap
pij te Den Haag. Het is het uitvoerig
vertelde verhaal van zes jonge men
sen, die op dramatische wijze te ma
ken hebben met dat waarmee de mo
derne jeugd in een stad als New York
heeft te leven. Sympatiek en met een
grote liefde voor het onderwerp ge
schreven, geeft dit boek een eerlijk
gezegd niet altijd boeiende tekening
van de hoop, de dromen, de conflict
situaties, de liefde en het geluk van
de verschillende figuren. Jonge men
sen van wie men gaat houden. William
Goldman heeft een groot vertellers
talent en ondanks soms een tekort aan
vaart is „Broadway jungle" daarom de
f 24,90 waard, die men er voor moet
neertellen.
(Een boek uit de Cultuurserie).
Tn de Cultuurserie van de Zuidhol-
landse Uitgevers Maatschappij
te Den Haag verscheen ook, van Alan
Scholefield, een roman uit het Zoeloe
rijk van begin 19-de eeuw: „Het was
sen van de speren". Oorspronkelijke ti
tel „Great Elephant". Hoofdpersoon is
Robert Frazer Black, die als kind in
Zoeloeland zowel verschrikkelijke als
verbazingwekkend prachtige dingen
meemaakte. Dat was in een tijd toen
het zuiden van Afrika nog niet open
gelegd ert geciviliseerd was en koning
Chaca een onbeperkte macht over le
ven en dood van mens en dier uitoe
fende. Een geweldig boek, zowel voor
wie van avonturen houdt als voor de
liefhebber van historische lectuur. Het
brengt enig begrip bij van de instel
ling der autochtone bevolking van Zuid-
Afrika, maar is niet (gelukkig?) toe
gespitst op de situatie van heden. „Het
wassen van de speren" kost f 16.90,
haast ondragelijke spanning, waarin
het begin van de strijd als een zekere
bevrijding wordt gevoeld.
Vooral door de hoofdfiguur van het
verhaal, de soldaat Rami, die naar de
oorlog verlangt, er door wordt verzwol
gen en eraan ten onder gaat.
Toch heeft ook deze jongen de strijd
niet gewild en zijn laatste bericht aan
thuis is de op een kaart geschreven
kreet: „O God, moeder wat haat ik de
oorlog".
Hij was het niet alleen die deze oor
log verafschuwde. Het boek getuigt ook
niet van haat tegen de Arabieren, veel
al van medelijden dat zo groot was,
dat overwonnen Arabieren niet begrij
pen konden dat zulke soldaten, groot
moedig tegenover de vijand, zo gevoe
lig en vol mededogen, zo hard konden
zijn dat ze de ongelijke strijd
glansrijk konden winnen.
De oorlog wordt niet verheerlijkt
door Yigal Lev; die ziet hij slechts als
een gruwelijk beeld van ellende.
Hij beschrijft korte episodes uit die
oorlog, een bestorming of een beschie
ting en verweeft in zijn verhaal gelijk
soortige episodes uit vorige oorlogen
van Israël, waaraan hij' heeft deelge-
nemen. Geen strategie of krijgsmans
eer komt er aan dit verhaal te pas, maar
de gevoelens van de mens in nood. Het
is het verhaal van deeenvoudige man,
de soldaat die eigenlijk burger is, de
man die geen held wil zijn maar dat
door zijn gedrag desondanks toch wordt.
Juist daardoor is het een hartstoch
telijk protest tegen de verschrikkingen
van de oorlog. Nogmaals een boek dat
ook door zijn schrijftrant belangstel
ling verdient. Een best-seller in de cate
gorie oorlogsromans.
Mike is een jongen van 15 jaar. Hij
woont in Rhode Island. Enkele
maanden geleden liep hij van huis weg
en verdween tussen het wrakhout van
de jeugd-revolutie in East Village, een
wijk van New York. Enkele dagen la-
ter kwam hij, geholpen door twee
nieuwbakken vrienden, weer boven wa
ter, nadat hij een handvol met ham-
phetamintabletten had geslikt. Ze ga
ven hem koffie en soep te drinken. Hij
kwam weer op verhaal, liet zich bepra
ten en keerde naar huis terug.
Mfke al heet hij niet werkelijk zo
is een van het (naar schatting) half
miljoen Amerikaanse jongelui tussen
de 12 en 18 jaar, dat per jaar van huia
wegloopt. Precieze cyfers ontbreken.
De politie neemt namelijk aan. dat dui
zenden van deze weglopers, vooral jon
gens en oudere tieners, nooit als ver
mist worden opgegeven.
Velen van deze jongelui ontvluchten
wat zij zien als ondragelijke omstan
digheden thuis. Anderen zoeken het
nirwana tussen de afbrokkelende hip-
piegroepen van San Francisco, New
York, Los Angeles, Boston en andere
steden.
„De jongelui houden elkaar verbazend
goed op de hoogte", zegt men bij de
politie in Los Angeles „Als ze bij een
stad aankomen, weten ze waar ze naar
toe moeten gaan.
„Weglopen is een rage", zegt Louis
Abolafia (20), leider van de stichting
voor weggelopen kinderen, waar men
Mike heeft bepraat om weer naar huis
terug te keren. „De jongelui hebben
nu een plek, waar ze naar toe kunnen.
En als ze weer naar huis teruggaan,
vertellen ze het aan hun vrienden en
die doen het dan ook."
Velen van de weglopers vinden des
illusie, wanhoop, drugs, geslachtsziek
ten en zelfs de dood. Deze weglopers
spelen met vuur, zegt men bij de poli
tie van Boston. De meesten van hen
zijn niet door het straatleven gehard.
Het zijn kinderen uit de buitenwijken
en daarom naief.
Volgens de politie van San Francis
co worden elk jaar minstens 20.000
jeugdige weglopers aangetrokken door
Haight-Ashbury, eens een hippie-Mek
ka, dat tot de onderwereld is afgegle
den en nu „het ergste mensenmoeras
vtan het Westen" is.
Elke maand komen er in New York
duizend meldingen binnen van vermis
te tieners en het afgelopen jaar heeft
de politie getracht 2742 jongelui in
Greenwich Village en East Village op
te sporen. Vijftienjarige meisjes vor
men de grootste categorie.
Zo is het ook in Hollywood, in de
psychedelische trefpunten van de Sun-
setstrip in Los Angeles, Rittenhouse-
square in Philiadelphia, Mount Vernon-
square in Baltimore, de Franse wijk
van New Orleans en de Common in
Boston.
Een groot aantal weglopers keert
weer naar huis terug, hetzij vrijwillig
of met hulp van de politie of particulie
re organisaties. Degenen, die aan drugs
verslaafd zijn of voor misdaden wor
den gearresteerd staan voor bijzonder
moeilijke consequenties.
Sommige ouders, die erop uittrek
ken om hun weggelopen zoon of doch
ter te zoeken, herkennen hem of haar
doorgaans niet in de menigte, zegt
Ruth Carter van de Dienst tot hulp aan
jeugdigen in Philadelphia. De jonge
lui gaan er zo anders uitzien, omdat
ze hun haar laten groeien en vijf tot
zeven kilo afvallen doordat ze niet re
gelmatig eten.
Over de rol van de particuliere or
ganisaties zei Abolafia: „We gebrui
ken geen pressie. Dan zouden ze op
nieuw weglopen. Ze aan hun kraag
van de straat halen is niet genoeg. We
praten met ze, proberen ze zover te be
praten, dat ze weer naar huis terug
gaan en we praten ook met de ouders."
Abolafia zegt verder, dat de weglo
pers bij hem wat te eten kunnen krij
gen. Hij zoekt flats voor en ze en zorgt,
dat ze van de harde drugs afblijven.
De politie zegt weinig over de par
ticuliere hulpgroeperingen en ziet niet
graag, dat de jongelui buiten de daar
voor aangewezen kanalen om weer
thuis komen. Het feit, dat deze groepe
ringen een pijnloze terugkeer mogelijk
maken is voor sommige jongelui een
aanmoediging om weg te lopen, zo
meent men bij de politie.
lyfeer een achtergrondverhaal dan
een oorlogsroman, zou men Alan
White's boek „Commando's in de Ar
dennen" kunnen noemen. Het verscheen
in de vertaling van F. J. Franssen bij
Hollandia N.V. te Baarn en kan als
een goed stuk informatie beschouwd
worden over een actie, die weliswaar
nimmer in de publiciteit is gekomen,
maar waarvoor toch achter de scher
men een geweldig stuk werk moest
worden verricht: de overval op een
bunker onder een bankgebouw in Bel
gisch bezet gebied door Engelse com
mando's met het doel gegevens over de
Duitse verbindingsdienst, daar bewaard,
te bemachtigen.
Voor die overval werden twaalf man
nen uitgezocht, die een oneindig lange
en afmattende training moesten onder
gaan voor ze capabel genoeg voor hun
taak werden geacht.
Het is een haast onmenselijk verhaal
van mislukkingen en tekortkomingen, die
vaak zo ernstig waren dat het experi
ment al tijdens de training mensenle
vens kostte.
De commando's waren geen helden,
maar gewone mensen die meedogen
loos moesten worden gemaakt voor een
keiharde en onmenselijke taak.
Alan White beschrijft stuk voor stuk
de karakters en de gedragingen van
de mannen van de speciale groep 4044
van majoor Rhodes, die moet zien uit
een sterk gemêleerd gezelschap een
homogene ploeg te smeden. De overval
zelf beslaat slechts een klein gedeelte
van het boek, dat ons meer confron
teert met de moeilijkheden van de trai
ning en vooral een boeiend beeld geeft
van mensen die in spanning moeten
leven tengevolge van een taak, die voor
velen toch te zwaar blijkt.
Juist die verschillende figuren en
karakters geven het werk van Alan
White een heel aparte sfeer.