1 9 6 9 1 N Dezer dagen was het veer tig jaar geleden dat de in eenstorting van de New Yorkse effectenbeurs inzet te. In één klap werden alle verwachtingen op enorme winsten de bodem inge slagen. Al eerder in 1929 waren er tekenen van een ommekeer in Wall Street, maar zij werden niet als zodanig be schouwd. „Man, we zijn nog maar pas aan de koersstij ging begonnen". „Over een paar jaar zullen ze zeggen dat de koersen van nu be lachelijk laag zijn". „Kijk maar eens naar dat aan deel. Dit gaat nog honder den dollars omhoog". „De mogelijkheden zijn onge kend". Zo luidden de opvattingen van het publiek dat zich steeds meer in de schuld be gon te steken om maar te profiteren van de enorme koersstijgingen. Als 'n aan deel van tweehonderd dol lar naar driehonderd in prijs was gestegen, kon die best naar de vierhonderd dollar toegaan. Deze opvatting heeft velen figuurlijk en let terlijk de nek gebroken. Op 29 oktober 1929 barstte de bom. Zij die op papier nog een koerswinst dachten te hebben, probeerden de winst snel binnen te halen om op die manier de schul den af te lossen. Steeds meer en op steeds wildere manier trachtte een ieder uit de aandelen te vluchten. Maar er was geen houden meer aan. De bodem was uit de markt gevallen en de koersen denderden in snel treinvaart omlaag. De verkoopstroom had de uitwerking van een lawine, die hoog opgedreven koer sen in zijn val omlaag sleur de. Grote pakketten aande len wisselden van eigenaar en de nieuwe bezitters za gen tot hun groeiende wan hoop de ene koersval na de andere op de razende tickers van de New Yorkse beurs verschijnen. Het hele zo onzorgvuldig opgetrok ken bouwwerk stortte steeds sneller in elkaar. Even leek het dat een her stel zou doorbreken. De bo dem leek te zijn bereikt. Dat duurde nog een paar dagen totdat dinsdag 29 oktober kwam. Pakketten van tien duizenden aandelen werden op de beurs gesmeten in 'n oogwenk tuimelden koer sen, hoop en verwachting in een bodemloze put. De paniek was compleet, leder die aandelen op kre diet had gekocht in de hoop straks te kunnen rentenie ren, stond weer aan het be gin van de weg die zo aan lokkelijk omhoog wees. Ve len konden de klap niet ver werken en vluchtten in de dood. 0 V E M B E R De „krach" van Wafi Street De financiële krach die Wall Street inéén deed storten en ontelbare banken naar de afgrond voerde, spreidde zich als een olievlek over het wijde Amerikaanse land uit Er meldde zich een reces sie aan, die wat diepte en omvang betrof nog nimmer zijns gelijke had gehad. Toch had ook deze recessie een normale terugslag, zoals er na de oorlog ook nog vele in Amerika zijn opge treden. kunnen worden. Maar het land werd vol ledig overrompeld en ieder, zowel burger als auto riteit, geraakte in paniek. Er ontstond een diepe afgrond, waarin 's lands economie zich stortte. Zowel de theoretische economie als de economi sche politiek beschikte toen nog niet over de middelen en de gebruikservaring daarvan om bij het opklauteren tegen de wanden van die af grond behulpzaam te zjn. Zo stonden toen de zaken. Voor de economi sche wetenschap was een dergelijke crisis eigenlijk onbegrijpelijk. De theorie, zoals die in de negen tiende eeuw tot ontwikkeling was gekomen, ging er van uit dat zuiver economisch iets dergelijks nauwelijks mogelijk was. Er moesten andere oor zaken zijn. En die werden ook gevonden: Een ernstige verstarring in de loonvorming, die verhin derde dat de lonen voldoende snel in beneden waartse richting konden worden aangepast om zodoende de kosten te drukken in de formidabele prijsval voor de eindprodukten, werd als een van de belangrijkste boosdoeners naar voren gescho ven. En zo kreeg de crisis meer een sociaal dan een economisch tintje. Bezuiniging werd de slo gan, die overal werd toegepast. Men begreep niet dat door steeds minder uit te geven en de lonen steeds verder te verlagen er ook steeds minder koopkracht in omloop kwam en het nationale product steeds verder terugliep. Men werkte zich hierdoor steeds dieper in het moeras. Maar er kwam hulp. En wel van onverwachte zijde. Zoals vaker in de geschiedenis van de economische wetenschappen bleek ook nu een brandpunt van maatschappelijke gistingen het ge- boortepunt van belangrijke nieuwe theorieën te zijn. Het begon allemaal nog erg stuntelig én ele mentair, maar de aanhoudende teruggang in de geldomloop en de daling van het nationale in komen leidde tot het opstellen van plannen via overheidsuitgaven geld in de circulatie te pompen. Dit, gebaseerd op een plan van wijd vertakt overheidsingrijpen in vooral het financiële leven, leverde Franklin D. Roosevelt in 1932 een klin kende verkiezingsoverwinning op. Maar dat was toen ook al weer drie jaar na de krach van Wall Street en in deze periode had het land zich steeds verder in de nesten gewerkt. Bij de ambts aanvaarding van Roosevelt als president van Amerika was de binnenlandse situatie allerbelab berdst. En ook het recept van Roosevelt bleek geen wondermiddel, dat bovendien vaak strandde op de nog uiterst geringe ervaring met ingrijpen de overheidsmaatregelen. De jaren dertig werden dan ook gekenmerkt door een opeenvolging van lichte herstelbewegingen en nieuwe recessies, ge trouw weerspiegeld door de koersvorming in Wall Street. Van veel grotere betekenis, vooral voor de toe komst, was het optreden van de Engelse econoom John Manyard Keynes die in zijn in 1936 uitge geven boek „General Theory of Employment, In terest and Money" een eerste poging deed de fei len van het klassieke economische denken bloot te leggen. Dat was echter al weer zeven jaar na de krach van Wall Street en sedertdien was, on danks lichte verbeteringen vooral in Amerika, de situatie over het algemeen nog altijd bijzonder bedenkelijk. Vele pas na de Tweede Wereldoor log toegepaste maatregelen van economische poli tiek stammen in feite uit het brein van Keynes. Overheidsuitgaven voor aanvullende werken, in- flatore financieringen, begrotings- en belastingpo- litiek ten dienste van de volledige werkgelegen heid klinken ons nu vertrouwd in de oren, maar waren in 1936, zeven jaren na het begin van de grote economische depressie, voor vele Westerse regeringen nog revolutionaire geluiden. Pas de radicalisering van een grote wereldbrand kon de ze gedachten als uitgangspunt voor een gezonde economische politiek aanvaardbaar maken. De grote depressie begon in 1929 in Amerika, maar breidde zich ook als een olievlek over de rest van de wereld uit Zelfs de communistische wereld bleef er niet geheel van gevrijwaard. Door de binding van vele landen met elkaar via het automatisme van da gouden standaard vertaalde de diepe storing in Amerika zich op razendsnelle wijze over de gehele wereld in de diverse nationale economieën. Ook hier trad veelal paniek in de plaats van inzicht en durf om de zieke koe bij de horens te vatten. In vele kleine landen als Nederland kreeg de mentaliteit van berusting zelfs al spoedig de overhand. Tot overmaat van ramp bleek de crisis het nationalisme nog aan te wak keren, zodat elk land op eigen houtje wat aan het modderen sloeg. En toen Amerika na de komst van Roosevelt tijdelijk enig succes oogstte in de bestrijding van de crisis ontbrak de band met de inmiddels losgelaten gouden standaard om andere landen daarvan te laten meeprofiteren. Gebrek aan kennis van de economie en aan inzicht in de economische politiek, met de onwil de gerezen problemen op basis van een krachtige interna tionale samenwerking aan te pakken, gaven aan de krach van 1929 de zo langdurige nasleep in de jaren dertig. Wereldoorlog II luidde op wel heel hardhandige wijze een waarlijk roemloos tijd vak uit... Bij een herdenking van een gebeurtenis die de wereld heeft geschokt en die vergaande ge volgen heeft gehad, komt men automatisch voor de vraag: Kan zo iets nog een keer gebeuren? Kan een beurskrach in Wall Street, nu veertig jaar geleden, zich herhalen met alle gevolgen van werkloosheid en diepe depressie van dien? Wij hebben deze vragen voorgelegd aan een man, die veertig jaar geleden de realiteit ervan heeft onder vonden: Professor mr. dr. G. M. Verrijn Stuart, oud-hoogleraar en onder meer oud-president-com- missaris van de Am sterdam-Rotterdam Bank. flatoire financieringen, begrotings- en belastingpo- missaris van de Amsterdam-Rotterdam Bank. Kort voor zijn dood stond de hoogleraar onze verslag gever een interview toe. Hij zei o.m.: „Vooruitlopende op het antwoord op deze vraag moet ik aanstonds opmerken dat niemand met zodanige zekerheid in de toekomst kan kij ken dat hij zonder enig voorbehoud kan verkla ren dat zoiets zich wel of niet zal herhalen. Wel kan men op redelijke gronden betogen dat het niet waarschijnlijk is dat een zo lawine-ach- tige beurscrisis als die van 1929 en een zo diepe depressie als die van de jaren dertig zich ooit zal voordoen. In de jaren dertig zijn namelijk maat regelen getroffen die hebben geleid tot een on voldoende verzekerde stabiliteit van de economi sche ontwikkeling". Prof. Verrijn Stuart behoorde tot degenen die de omslag hebben voorzien en ook voor onvermij delijk hebben gehouden, maar dat die zo diep zou zijn vermoedde hij toch niet. „Wel heeft de ervaring geleerd dat een omslag toen veelal in het najaar plaats vond en wel aan de hand van de bekende Harvard-grafieken. De geschiedenis leerde dat in elke expansieve periode overdreven ontwikkelingen bij vrijwel alle bedrijfstakken voorkwamen, maar vooral in de industrie van kapitaalgoederen en duurzame consumptiemidde len". „Deze expansieve excessen leidden op den duur tot overvoering van de markt, tot overproduktie, prijsdalingen en tot een wanverhouding tussen op brengst en kosten. Bovendien viel destijds te wijzen op voor de stabiliteit gevaarlijke struc tuurveranderingen in de landbouw". „Bij dit alles kwam een enorme stijging van het beurskrediet en een toeneming van het interna tionale krediet, met name ten behoeve van lan den die met zware zogenaamde reparatieschul den uit de eerste wereldoorlog waren belast. Dit krediet werd al te vaak op korte termijn ver leend en voor lange investeringen in dergelijke landen aangewend". „Herhaaldelijk heb ik in de jaren vóór 1929 in diverse lezingen de aandacht gevestigd op de toenemende labiliteit van de conjunctuur. Ik moet eerlijk bekennen dat mijn redenering in belang rijke mate was gebaseerd op ervaring en bestude ring van de conjunctuurgeschiedenis en dat ik niets pertinent kon bewijzen". Hoe was het mogelijk dat een op zichzelf geens zins verwonderlijke beurscrisis leidde tot zo diepe en catastrofale gevolgen in vele landen? „In die jaren meenden velen dat de beurs min of meer een wereld op zichzelf vormde, maar dat is niet zo. Als er plotseling een voor velen on verwachte omslag optreedt en beurskrediet wordt opgezegd, betekent dat een rem voor het bedrijfs leven om door middel van plaatsing van nieuwe fondsen en emissies uitbreiding te financieren. Een beurscrisis werkt een algemene vertrouwenscrisis in de hand, Overal wordt krediet opgezegd en wordt geld opgepot. Dit forceert uitverkoop bij het bedrijfsleven, daling van goederen prijzen, een druk die niet terstond kan worden gecompenseerd door daling van kosten en lasten en gebrek aan rentabiliteit. Men is zo in een dalende vicieuze cirkel terecht gekomen". YJF^aarom zou zich niet zoiets kunnen herhalen? „In de jaren dertig is met onvoldoende syste matiek en onvoldoende continuïteit een politiek van reflatie gevolgd, een doorbreken van de de flatie het tekort aan geld. In tijden van de flatie zal de reflatiepolitiek van de overheid moe ten uitgaan. Dat kan gebeuren in de vorm van uitvoering van werken, van geldschepping, van belastingfaciliteiten voor het bedrijfsleven. Duide lijk is gebleken dat een politiek van aanpassing een hopeloze zaak is". „Dit betekent dat aan de overheid een belang rijke taak is toebedeeld ten aanzien van het bij sturen van de economische ontwikkeling in het belang van stabiliteit van de conjunctuur. De ge varen van de vrije economie zijn duidelijk geble ken. Ik wil ook niet naar een dirigisme toe, maar naar een mengsel van vrijheid en gebondenheid, wat men noemt georiënteerde economie. De over heidsuitgaven, die in de jaren dertig zeventien pro cent van het nationaal inkomen omvatten, belo pen thans 32 procent. In tijden van stagnatie vor men die uitgaven een belangrijke ingebouwde sta bilisator. Denk maar eens aan sociale maatrege len, ouderdomspremies, maar ook aan bedrijfspen- sioenen". „Het gevaar bestaat van een doorschieten naar inflatie. Een beetje inflatie van drie procent per jaar, is de prijs die moet worden betaald voor het vermijden van deflatie met de bekende gevolgen van de jaren dertig. Het moeilijke punt is: Hoe een sluipende inflatie te vermijden en dan komt men op het punt wat politiek wel en wat politiek niet haalbaar is. Het alternatief is nu: Is het po litiek haalbaar, dan bereiken wij een situatie waar evenwicht is te bereiken. Is het politiek niet haal baar en dat is het punt waarbij men lonen en prijzen in de hand moet proberen te houden dan is sluipende inflatie niet te vermijden. Dit houdt in dat het gevaar voor deflatie wel gewe ken ia".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 11