Gesprek met verzamelaar van lioornvliesdonors Het oude„dure"hotel heeft zijn tijd gehad ZWOLLE VOOR MR. DRIJRER VAN GROTERE DIMENSIE DAN MIDDELRURG Kleuters wegwijs maken in de taal Hippe Kevervan smeedijzer DIENSTREGELINGVOOR DE TWEEDE MAANREIS Loods zegt: Ook na uw dood kunt u nog veel doen voor een ander" Zelf bedien ing BURGEMEESTER MET ENIGE SPIJT WEG Ideaal van dr. G. A. Kohnstamm: Apollo-12 start 14 november Op verzoek D'66 in Middelburg voordracht burgemeester ..MOOI HOUDEN" TEAMVERBAND MANAGERTYPE zingende dolfijnen het dolfinarium Harderwijk. VTB Harderwijk -Tri. 03410-2569. V> OPGEGEVEN Minister De BlorL veroordeelt stakov ZATERDAG I NOVEMBER 1969 MET HET OOG OP UW OGEN.... Jn 1968 hebben tot nu toe al tenminste achttien gere nommeerde horecabedrijven en een aantal minder bekende bedrijven hun deuren moeten sluiten. Het bewtyst, dat eigenaren van hotel- en café-restau rants het op het ogenblik moeilijk hebben; vooral zij, die in hun bedrijven altijd hebben gestreefd naar traditie en goede naam. De afgelopen dagen werd bekend, dat onder meer Ho tel De Wageningse Berg in Wageningen en hotel Riche in Tilburg zullen moeten sluiten. Volgens de heer F. Biegstraaten, voorlichter van het Bedrijfschap Horeca in Den Haag, kunnen veel eigenaren van horecabedrij ven zich niet aanpassen aan de moderne eisen die de gasten stellen. „De mensen hebben geen tijd meer om in een ex clusieve sfeer een half uur te wachten op een goed klaargemaakt diner. Hotels en restaurants met het apar te, vaak traditioneel-ouderwetse sfeertje, hebben geen functie meer in deze tijd." Volgens hem is ook een groot aantal hotels en café-restaurants de dupe gewor den van het steeds groter wordende aantal parkeerver boden. Daardoor zijn de bedrijven voor de gasten moei lijker bereikbaar geworden. In 1966 werden 120 café restaurants in ons land gesloten. Er werden toen echter 147 nieuwe bedrijven geopend. In 1967 was het aantal sluitingen in deze sector 117 tegen 155 openingen van nieuwe café-restaurants. In 1968 gingen 139 van deze be drijven op slot, terwijl er 197 werden geopend. Een dui delijke tendens dus: er worden steeds meer café-restau rants geopend dan gesloten. Bij de hotel-restaurants waren deze cijfers minder gunstig: in 1966 werden er 267 hotel-restaurants geslo ten, terwijl slechts 257 nieuwe bedrijven werden geopend. In 1967 was die teruggang nog groter: er werden 318 hotels gesloten en er werden er 221 geopend. Hetzelfde beeld geeft 1968: 261 sluitingen tegen 237 openingen. Dat het bij de hotel-restaurants slechter gaat dan bij de ca fé-restaurants is toe te schrijven aan de grote investe ringen, die in de personeelssector van hotels moeten worden gedaan. Volgens het Bedrijfschap Horeca zijn er slechts weinig ondernemers, die de feeling hebben hun hotel aan te passen aan de eisen van de nieuwe tijd. „Je kunt moeilijk een zelfbedieningshotel beginnen, hoewel het eigenlijk wel zou moeten", /.egt de heer Bieg straaten. „De vraag is of het nog wel verantwoord is in de hotelsector tradities te handhaven, zoals de combina tie van een hotel met een restaurant of een café. Een hotel-zonder-meer of een „hotel-garni" is gemakkelijker en met minder risico te exploiteren". Hoewel er dus meer hotels worden geopend dan gesloten, blijft het to tale aantal hotelbedden ongeveer 110.000 in ons land vrijwel stabiel. Volgens het Bedrijfschap Horeca komt, dat doordat veel grotere bestaande hotels zich uit breiden, zoals Krasnapolsky in Amsterdam, die een hele etage op het hotel liet bouwen. „Dat het aantal hotel bedden vrijwel gelijk blijft, wil niet zeggen dat er spra ke is van een stilstand en dus een teruggang in de ho telsector", zegt de heer Biegstraaten. „De kwaliteit van de overgebleven hotelbedden en de accommodatie voor de hotelgasten is de laatste jaren belangrijk beter ge worden". Door het grote aantal hotelsluitingen is in enkele ge meenten van ons land het aantal hotelbedden plaatse lijk duidelijk te klein geworden. Door de sluiting van twee Tilburgse hotels bijvoorbeeld zijn daar nog slechts 180 hotelbedden overgebleven. Eenzelfde situatie doet zich voor in Nijmegen. Intussen gaan er geruchten, dat een Engelse bouwonderneming plannen zou hebben in Tilburg een groot hotel te bouwen. MIDDELBURG Voor cultureel-sociale infra structuur in Zeeland is veel meer geld nodig dan het bedrag van 2,5 miljoen gulden. In het tempo, waarin Zeeland zich op het ogenblik ontwikkelt, zou dat minstens het tienvoudige moeten zijn. Bo vendien zou aan veel meer projecten tegelijk sub sidie moeten worden gegeven". Dit is de mening van mr. J. Drijber (45), acht jaar burgemeester van Middelburg en met ingang van 16 november benoemd tot burgemeester van Zwol le. „Ik ga uit Middelburg weg met enige spijt", zegt hij, „maar toch ben ik er van overtuigd, dat het na zoveel jaren goed is te veranderen. Ik krijg in Zwol le te maken met een veel grotere di mensie. Ze hebben daar veel plannen. De stad zit ruim In zijn grenzen. Wat me daar is op gevallen, zijn de gewel dige vierbaansrandwegen. Ook in Mid delburg maken we daar een begin mee. Ik hoop, dat ik in Zwolle een goede bij drage kan leveren aan de reconstructie en de sanering van de binnenstad." „Het opzetten van nieuwe wijken is •en hobby van me. Ik vind, dat de hui zen zo gegroepeerd moeten worden, dat de mensen zich niet verloren voe len, maar duidelijk de wijk, waarin ze wonen, herkennen. Over het algemeen ben ik niet zo gelukkig met de manier waarop in ons land wordt gebouwd. Ik ben bijvoorbeeld een voorstander van veel groen in de woonwijken". Mr. Drijbe is met echtgenote en drie kinderen (twee meisjes zestien en veertien en een jongen van elf) al eni ge malen op verkenningstocht in Zwolle geweest. Het viel hem daarbij op dat deze stad zijn bloeitijd heeft gekend in de negentiende eeuw. In Middelburg is dat anders. Sporen van een rijke ont wikkeling in de zestiende eeuw zijn in grote mate aanwezig. De heer Drijber ziet voor Middelburg als hoofdtaak het „mooi houden" van de stad die 750 jaar lang mooi is ge weest. Hij is van mening, dat dit heel aar dig lukt en dat een goede koers wordt gevaren. „Het belangrijkste moment in mijn loopbaan hier", zegt hij, „was de toe wijzing van 25 procent infra-structuur- subsidie door de regering voor de bouw van een viaduct, waardoor de ontslui ting van het Middelburgse industrie terrein verwezenlijkt kon worden. Van af dat moment kon Middelburg, dat tot dusver overal te veel buiten gelaten was een krachtige rol gaan spelen. We kre gen daarna grote subsidies voor het aanleggen van wegen en het aanbren gen van diverse voorzieningen. Op kor te termijn konden we toen Industrieën gaan aantrekken. Ik had in de gaten, dat er heel hard gewerkt moest worden. Het viel me op, dat de eilandensfeer in Zeeland nog sterk leefde en dat sa menwerking moeilijk op gang te bren gen was. Toch heb ik me betrekkelijk gauw kunnen aanpassen. De sfeer lag me wel. Ik kan de bevolking goed be grijpen". „En als ik zeg, dat er de afgelopen acht jaar veel gedaan en bereikt is, moet ik er wel op wijzen, dat dit in een goed teamverband is gebeurd." „De kansen die ons geboden werden", aldus de heer Drijber, „hebben we zo- vael mogelijk proberen te grijpen. Ik ben van oordeel, dat de ontwikkeling gunstig verloopt al heb ik wel enkele punten waar ik me zorgen over maak". Mr. Drijber noemt onder meer het te kort aan financieringsmiddelen en het tekort aan woningwetwoningen. Er zou den, volgens de heer Drijver, nog meer industrieën aangetrokken moeten wor den. Bovendien moet naar zijn gevoel veel aandacht worden geschonken aan allerlei voorzieningen, die een snelle economische groei noodzakelijk maakt. Een selectief uitgiftebeeld van indus- triegronden acht de heer Drijver in dit verband van zeer groot belang. „Dat kan Zeeland zich veroorloven", meent hij. „We moeten zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling. Wat dat betreft kunnen we leren van ervaring elders. Ik denk hierbij b.v. ook aan de luchverontreiniging. Niet alleen chemi sche industrieën moeten naar Zeeland komen, maar ook de metaalindustrie, hout- en meubelfabrieken zijn welkom". Als zijn opvolger zou hij een man wil len zien van het managertype met een Mr. J. Drijber: „In Zwolle bij drage leveren aan reconstructie en sanering." sterk commerciële Inslag, die tevens be schikt over een grote dosis overtuigings kracht. „Het moet een man zijn, die de be leggers enthousiast weet te maken voor Middelburg, die in staat is het ambtelijk korps te inspireren, een goed gevoel heeft voor de historie en de be volking weet samen te binden." De nieuwe burgemeester van Middel burg verkeert volgens de heer Drij ber in de gelukkige positie een prachti ge oude stad in bloei te laten en tege lijkertijd mee te helpen aan de op bouw van een nieuwe. ADVERTENTIE alle dagen t/m zondag 2 november In het grootste overdekte Dolfijnen- stadion ter wereld met 2500 zit plaatsen ziet u een unieke show van zeeleeuwen en dolfijnen in één pro gramma. Tijden: 11.30 - 13.00 14.30 en 16.00 uur. Een van de eerste dingen die de heer H. Wijnja in Terneuzen zegt, is: „Het gaat niet om mijn naam, het gaat om donors"Jawel, maar ik zal het verhaal toch van hem moeten horen. Want vernam u eerder over een rijks- loods, die hoornvliesdonors „verza melt"? Hou dan. De heer Wijnja Is twee- en veertig jaar en sinds vijftien jaar loods. De waterwegen van Terneuzen naar Gent, Vlissingen en Antwerpen kent hij net zo goed als de gang in zijn eigen huis. En deze „zeebonk" dan houdt zich be zig met hoornvlies. Jaren geleden was de heer Wijnja op bezoek in een ziekenhuis en zag daar een affiche met de tekst: „Gun een ander het licht in zijn ogen". „Er stond niet bij waar en hoe, maar die zin ging nooit uit mijn gedachten", vertelt hij. „En eind vorig jaar lag er iemand in het ziekenhuis, geen kennis, maar laten we zeggen: een kennis van een kennis. Ik zoch hem een paar keer op en we maakten een praatje. Hij was twee keer geopereerd en kon weer zien. „Voor het eerst zie ik u nu", zei hij na een paar keer en dat maakte grote indruk op me". Het had allemaal niks met hoornvlies- tranplantatie te maken, maar de heer Wijnja dacht ineens weer aan die zin van dat affiche. „Toen ben ik gaan doorzetten", zegt hij. „Mijn vrouw en ik hebben ons op gegeven bij het Rode Kruis en de se cretaris van de afdeling hier was ver rast. Een actie om aan hoornvliesdo nors te komen was een tijdje daarvoor de mist in gegaan en had geen en kel resultaat gehad". Dat was voor de heer Wijnja reden genoeg om door te gaan. Hij ging pra ten, eerst met zijn college's. „Kijk de tijd werkt mee, zou ik zeggen, men is langzamerhand een beetje transplan tatie-rijp". De heer Wijnja maakte een stencil, waarin hij opriep om het hoornvlies van de ogen beschikbaar te stellen na iemands dood. Het gevolg? Zeventig procent van zijn collega's gaf zich op als hoornvlies donor. „Dat waren achtentwintig rijks- loodsen in een klap", zegt de heer Wijn ja enthousiast. Wie zich bij het Rode Kruis laat in schrijven als hoornvliesdonor krijgt een klein kaartje, dat hij altijd bij zich moet dragen. En men verklaart na zijn overlijden zijn hoornvlies ter beschikking van een medemens te stel len. „Het is geen testament", aldus de heer Wijnja, „Als na iemands overlij den de familie tegen is, gaat het al lemaal niet door. Daarom moet je te voren ook je familie inlichten, om dis cussies na je dood te voorkomen". Het grote nut van uw actie, heeft de oogarts in Terneuzen tegen de heer Wijnja gezegd, is, dat de mens begrijpt dat hij na zijn leven een blinde kan helpen. Ook wanneer iemand geen do nor is en overlijdt, dan kan met goed vinden van de familie, hoomvliestrans- plantatie worden toegepast. Ruim honderd hoornvliesdonors heeft de heer Wijnja nu al bij elkaar „ge trommeld" en en passant ook nog der tig bloeddonors. „Mijn ervaring is, dat je gewoon de mensen op deze dingen attent moet maken", zegt hij. „Niemand staat er bij stil dat hij bij zijn leven en zelfs na zijn overlijden een ander geweldig kan helpen. En als je dat uitlegt, dan zeg- De heer H. Wijnja, rijks- loods te Terneuzen: „De meeste mensen staan er ge woon niet bij stil dat ze ook nd hun dood nog zoveel voor een ander kunnen beteke nen". gen er steeds meer mensen: Ja, na tuurlijk doe ik daaraan mee". #Rijksloods Wijnja vindt het allemaal een mentaliteitskwestie. „Als het per fect was", besluit hij, „dan zou het eigenlijk zo moeten zijn: wanneer er tien mensen overlijden, dan zou het mooi zUn wanneer de helft tevoren had laten weten: u kunt na mijn dood over mjj beschikken ,over alle organen die nodig zijn voor een ander mens". 'Tullen er ooit permanente radioprogramma's zijn voor kleuters en school- kinderen, waarin op goede gearticuleerde wijze almaar spannende ver halen worden verteld? De ontvangertjes, die alleen déze zender zouden moe ten kunnen ontvangen, zouden gratis moeten worden uitgereikt en voorzien zijn van afschermende koptelefoons. Dr. G. A. Kohnstamm heeft deze gedachte geopperd bij de aanvaarding van zijn ambt als lector in de faculteit der sociale wetenschappen aan de Rijksuni versiteit in Utrecht. Hij zei ook: „Zou dit nou geen pro ject zijn, waarin een grote stad, een grote radio-industrie en een grote uni versiteit zouden kunnen samenwer ken?" De wensgedachten van dr. Kohn stamm spruiten voort uit zijn verlan gen en uit de noodzaak kinderen uit la gere milieus eerder en beter ver trouwd te maken met onze taal en hen aldus beter voor te bereiden op de la gere school. Want: onze maatschappij ls een taai maatschappij, waarin degeen die niet goed luisteren en lezen, spreken en schrijven kan, moeite heeft zich een goede positie te verwerven. Wij kunnen, volgens dr. Kohnstamm, ook een heel andere kant uit redene ren. Zo bijvoorbeeld: „Algemeen be schaafd Nederlands als een soort „tweede taal" lukt toch niet. In de toe komst zal het er bovendien veel meer om gaan of je goed Engels, Frans, Russisch of Spaans spreekt. Leer daar om de kleuters meteen Engels, dan kunnen ze omstreeks het jaar 2000 ten minste goed meekomen". Intussen is sinds het begin van dit jaar in Utrecht een onderzoek gaande, gekoppeld aan onderricht. Het project staat onder leiding van dr. Kohnstamm, dr. J. C. C. Rupp en drs. F. M. Teunis- sen van het Pedagogisch Instituut van de universiteit. Op enkele kleuterscholen krijgen groepjes van zes of zeven kleuters iede re dag twintig minuten „taalles" van speciaal voor dit doel opgeleide kleu terleidsters. Er zijn groepjes die een half jaar meedoen, andere een jaar of anderhalf jaar. Het onderzoek/onder richt zal duren tot juni 1970. Onder andere door bandopnamen worden de vorderingen nauwkeurig ge analyseerd en gevolgd- Als de kinde ren eenmaal op de lagere school zitten, zullen hun resultaten daar een aantal jaren worden vergeleken met die van kinderen die dit speciale onderricht niet hebben gehad. Er is een splitsing gemaakt in kleu ters met aanwezig en correct taalge bruik, aanwezig en verkeerd taalge bruik en tenslotte: afwezig taalge bruik. „Met het taalgebruik in de tweede categorie", aldus dr. Kohnstamm, „hebben we de grootste moeite. Het is in de gezinnen tot stand gekomen in een permanent leerproces van vier of vijf jaar. Bovendien wordt het thuis en op straat nog dagelijks versterkt". Kinderen uit gezinnen waarvan de ouders alleen lager onderwijs hebben gehad, blijken, gemiddeld genomen, op zesjarige leeftijd een achterstand in taalontwikkeling te hebben van ander half jaar ten opzichte van kinderen, wier vader en/of moeder de middelba re school (of hoger) heeft voltooid. Is er al iets over de resultaten te zeggen? Dr. Kohnstamm: „Over de beïnvloe ding van de kinderen hebben we nog geen beeld. Wij hebben wèl het idee dat we met jongere kleuters, die we anderhalf jaar vóór de lagere school gaan beïnvloeden, maar resultaat heb ben dan wanneer we bij oudere begin nen. Met andere woorden: hoe eerder, hoe beter". „Bij de jongere groep kleuters is een grote vooruitgang in taalontwikkeling te constateren. Dat wil nog niet zeggen dat hun resultaten op de lagere school beter zullen zijn". „Zij kunnen in de eerste klas al wel beter luisteren. Wij hopen, dat we zul len aantonen dat er ook invloed merk baar is bij de vakken taal en rekenen in de eerste klas. „Wij zijn verder benieuwd of de re sultaten van onze pogingen zullen be klijven: zijn de inspanningen voldoen de geweest of gaan de gevolgen daar van weer verloren?" „We zouden eigenlijk de gezinnen moeten kunnen beïnvloeden en de leergierigheid van het kind moeten kun nen prikkelen". Rechtstreeks tot zijn gehoor tijden* de openbare les, zei dr. Kohnstamm: „Mogelijk zullen de mensen zeggen: Neen, als het zoveel moeite (en geld) moet kosten, laat dan maar. Dan wach ten we wel tot de welvaart grog verder is doorgedrongen, zodat ook de gezin nen uit de milieus der minstgeschool den in ruime huizen kunnen wonen, waarin ook de kleuters in een aparte kamer op tijd naar bed kunnen gaan, zonder tot elf uur naar de televisie te- hoeven kijken". „Dan wachten we tot ook de ouders van deze kinderen doordrongen zUn van de mogelijkheid en de noodzaak mee te werken aan de vroegtijdige ont wikkeling van hun kinderen". 5? ADVERTENTIE HOUSTON De „dienstregeling" voor de vlucht van de Apollo-12, die op 14 november om 17.22 uur Nederlandse tijd begint en die in totaal 244 uur en 35 minuten zal duren, is als volgt ingedeeld: 14 NOVEMBER: 17.22 uur Nederlandse tijd: Lance ring. 20.09 uur: ontsteking derde trap van de Saturn-5 raket om de Apol lo vanuit zijn parkeerbaan om de aarde in een baan op weg naar de maan te brengen. 15 NOVEMBER: 24.15 uur: Koerscorrectie, indien nodig. 18 NOVEMBER: Apollo-12 in baan om de maan op een hoogte van 111 tot 314 kilo meter boven maanoppervlak. Later daalt de Apollo-12 tot op een hoog te van 118 kilometer tot 97 kilome ter boven maanoppervlak. 19 NOVEMBER 05.20 uur: Maanlandingsvaartuig, Intrepid, bestuurd door Charles Con rad en Alan Bean, maakt zich los van het moederschip, Yankee Clip per, dat wordt bestuurd door Richard Gordon. 06.45 uur: Intrepid begint afdaling naar maanoppervlak. 07.53 uur: Intrepid landt in de Oceaan der Stromen op het weste lijk deel van de zichtbare kant van de maan. 11.55 uur: Conrad en Bean verla ten het maanlandingsvaartuig voor een wandeling van drie en een half uur op het maanoppervlak. Na een rustperiode maken de as tronauten een tweede wandeling van drie en een half uur. Ze hopen een „ontmoeting" te hebben met de on bemande Surveyor-3, die in 1967 op dit deel van de maan landde. De te levisiecamera der Surveyor zullen ze, indien mogelijk, meenemen naar de aarde. Ze verzamelen ook maan- monsters. Nadat de Intrepid weer is opge stegen van het maanoppervlak, moet het vaartuig om 19.02 uur aan de Yankee Clipper koppelen. De as tronauten begeven zich weer in de Apollo-12. Na circa twee en een half uur wordt het maanlandingsvaar tuig van de Apollo-12 afgestoten. 21 NOVEMBER: 08.24 uur: Kleine manoeuvre voor het fotograferen van mogelijke lan dingsplaatsen voor volgende Apollo- vluchten. 21.43 uur: De Yankee Clipper wordt uit zijn baan om de maan ge stuurd voor de terugreis naar de aarde. 24 NOVEMBER 21.57 uur: Landing in de Stille Oceaan. Frisse lucht is bij deze kever geen probleem. De carrosserie van de wagen is gemaakt van kunstzin nig gevormd smeedijzer. De bekle ding is van zwarte kunststof. De auto, die nog echt rijdt ook, wordt gebruikt als tentoonstellingsmate riaal in Los Angeles, uiteraard voor Volkswagen. MIDDELBURG Het bestuur van d afdeling Noord- en Midden-Zeeland va D'66 heeft een brief geschreven aa i de commissaris van de Koningin i Zeeland, mr. J. van Aartsen. Hem wo c daarin „ernstig in overweging gegevr r een lijst van de binnengekomen sollici taties voor de burgemeesters-vacatn in Middelburg aan de gemeentera van deze stad te sturen en de raad verzoeken daaruit een aanbeveling v drie personen op te stellen. In de Middelburgse gemeenteraad onlangs van verschillende kanten a gedrongen op inspraak bij de bu meestersbenoeming. DEN HAAG Minister mr L. Block van Economische Zaken hepr de Tweede Kamer het betreuren.'v dig genoemd, dat het personee' Euratom is gaan staken. Hij ze gegrip te hebben voor de be\. onder het personeel en voor de tie bij hen omdat zij gedurende periode niet weten waar ze aan tor maar noemde de wijze waarop aan de irritatie en bewogenheid vorm wordt gegeven onjuist

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 7