Door brand, storm, oorlog of onverschilligheid gingen veel fraaie molens verloren Boeren waren vroeger niet vrij om hun koren te laten malen waar ze wilden Ruzie Geweld Maaltuig Rechten door Adriaan P. de Kleuver Molensteen Runmolens Vrije molen rRi f DINSDAG 4 NOVEMBER 1969 Zo er één ding Hollands genoemd mag worden, dan toch zéker een molen. Reizigers naar zuidelijker streken als Spanje en Griekenland hebben daar ook veel molens ge zien. Meer soms dan in ons land, maar als het op perfectie aankomt wint ons land het met glans. Dan hebben wij nog een type molen dat wereldvermaard is, de watermolen, die in onze natte streken thuis hoort. Wij kennen met uitzondering van de watermolen in de Marsch- polder tegenover Rhenen dit type niet. Bij ons in Zuidoost-Utracht is het al korenmolen wat de klok slaat. Over de laatste gaat het in dit artikel. Zo langzamerhand wor den wij molenarm. Alleen Ameron- gen (Eist!), Rhenen en Veenendaal bezitten nog molens. Verder dan nog Wijk bij Duurstede. Ede, Lun- teren en Walderveen in het Neder- woud óók nog. En dan is de koek op. Hoe dat komt? Brand (Rens- woude), oorlogsgeweld (Scherpen- zeel) en storm (Darthuizen) hebben ze vernield. Helaas ook onver schilligheid (de Vriendschap te Veenendaal en nog véél meer) deed menige molen de das om. Zo goed als onze oude meesters en vooral ook de schilders van de Haagse school ze vereeuwigden op hun doeken en tekeningen. Rem brandt liet ons een reeks prachtige molentekeningen na. En wie kent niet dat geweldig doek van Ruys- dael met de molen van Wijk bij Duurstede. Of de verstilde werken van Maris, Israëls, Gabriël en de beste molenschilder die ik ken, de grote zoon uit Wijk bij Duurstede, Weissenbruch. En niet te vergeten de ruim tachtig jaar oude schilder Nijendaal in datzelfde Wijk bij Duurstede. dat was naar men zegt wél een (goeie) oude tijd. Maar u weet het: 1798 en dat betekende vrij heid, gelijkheid en broederschap. De molenaars werden baas op hun eigen terrein voor zover ze dat nog niet waren. iencla»a ilfwicr Van Alpens bekend niolenaarsjjeslacht Allemaal mensen die de schoon heid van ons méést bekende natio nale bezit zagen, bewonderden en voor ons op hout, linnen of papier vastlegden. Dan de dichters en schrijvers, té veel om op te noe men. Als ik u evenwel op de man af zou vragen wat u van een molen weet, dan ben ik er vast van over tuigd, dat u de schouders op zult halen. Iets dat zó met ons volk ver bonden is, daar denk je toch niet bij door. Ik heb eens horen opmer ken: „De mensen kennen beter de vaderlandse geschiedenis van de Joden dan die van hun eigen land". Geen wonder! Eeuwenlang zij wij via preekstoelen en catechisaties daarmee overstroomd en dat ellen dige jaartallen-gedoe hield bij de meesten voorgoed op bij het verla ten van de lagere school. Daarme de verliest men óók de kennis van onze cultuur, ja zelfs het gevoel voor het eigene. Dat is voor de toekomst van het nationale bezit, bij uitstek onze molens, funest. Dat ze „uit de tijd" geraakt zijn verdriet de echte mo lenaar. Dan heb je nog volslagen ma- rieel denkende lieden onder de mo- litoren die in een molentors niets anders zien dan een opslagplaats voor graan, zo'n rietgedekt molen lichaam met bijvoorbeeld alumi nium platen laten bedekken en wat ééns het visitekaartje van een ge meente was tot een aanfluiting ma ken waar geen mens mee gediend is. In het gunstigste geval ontluis tert men een molen door de wie ken er af te halen en de stenen kolos al even waardeloos als land schappelijk element te laten funge ren. Trieste voorbeelden te over. de stilliggende steen gedraaid. De steentjes voor het mosterdma- len werden bij mulder Van Eden gebracht om te laten „billen". Wat dat is, daarover straks meer. De eerste maal dat voor ons land met zekerheid de oprichting van een molen in een document werd vastgelegd dateert uit 1299. Hertog Jan I van Brabant verleen de aan zijn leenman Heyme te Sint-Oedenrode het „recht van vrije wind" ter vermeerdering van zijn leen. Terzelfder tijd had Delft al een molen, ja het is zeker dat er te Lochem in 1294 al een stond. Maar die van heer Heyme is toch de eerstgenoemde. Deze oudste molens waren allen korenmolens van het houten stan- daardmolentype. Prachtig is dit ty pe nog vertegenwoordigd in de zo puntgaaf gerestaureerde Doesbur ger molen tussen Ede en Lunteren, die eigendom van de gemeente Ede is. Dichtbij zijn dan nog gaaf en mooi gerestaureerd de houten stan daardmolens van de Over-Betuwse dorpen Herveld en Valburg. Ju weeltjes in dat wijde rivierenland zoals men ze maar zelden aantreft. Hoe oud de Nederlandse molen al is? Ouder in ieder geval dan de middeleeuwen. Ze waren toen reeds in heel Europa in gebruik. Primi tief maalde of wreef men het ge teelde graan reeds in de Jonge Steentijd, de Bronstijd en in de Ijzertijd. Dat gebeurde met hand kracht. Een écht maaltuig, bestaande uit twee in elkaar passende ste nen, bewaart men in het kantoor van de kalkzandsteenfabriek Vo gelenzang. Gaaf en volledig. Het principe is hetzelfde als bij een huidige molen. Dat prachtige voorbeeld is ruim 2000 jaar oud. Hoe de ontwikkeling tot het vast staande maalwerktuig dat molen heet geweest is laat zich wel den ken. Mogelijk heeft men voor het in beweging brengen van de in de legger draaiende loper al spoedig ossen gebruikt die een boom rond trokken. Het handmalen bleef voor „klein goed" nog lang in gebruik. Bij grutter Bram Lustgraaf in 't Zand (nu Zandstraat) werd door de grut- tersknecht Jan de Kleuver met de kleine steentjes peperkorrels gema len en naar oud Veens gebruik werd zijn „uitschei" Jan Peper. Ook werd mosterd gemalen tus sen steentjes die met de hand nog geheel volgens het procédé van 2000 jaar geleden rond gedraaid werden. De legger was vastgezet en met de hand werd de loper over Helaas heeft de oude molen van Darthuizen bij Leersum het enige decennia geleden door een orkaan begeven en ging ook de molen van Scherpenzeel tot twee maal toe door oorlogsgeweld ten gronde. De tweede vernieling was wel het meest zinloze beeld van bruut ge weld dat denkbaar is. De Duitsers lieten in 1945 deze juist zo mooi van de eerste opgelopen schade herstelde molen in de lucht vliegen. Beide laatstgenoemden waren ook houten standaardmolens. Men re kent de molen uit de Doesburger- buurt de oudste te zijn. Op een oude balk in de molen staat het jaar 1505 gesneden. Maar de Scher- penzeelse molen was ook overoud. Dat weet ik zéker, want het deel dat gesloten was, was gebouwd van middeleeuwse „kloostermoppen", de grote met de hand gevormde bakste nen. Op de plaats waar eens de molen stond verrees in Scherpenzeel een nieuwe Gereformeerde kerk en pië teitsvol bouwde men van die oude kloostermoppen een muurtje. Wat hield dat „windrecht" in? Er nauw mee samen hangt de mo lendwang. Beiden werden gehouden door de souvereine vorst (keizer, koning, hertog, graaf of landsheer lijke bisschop) of aan hem aan wie de landsheer dat recht had over gedragen. De laatst bedoelde (de leenman dus) kon dat recht dan weer verpachten aan een molitor, de molenaar dus. In de steden en buiten de poorten van de steden kwamen al spoedig allodiale molens, vrije molens, en in sommige „ambten" (in het ambt Ede b.v.) verrezen meerdere vrije molen. Een heerlijkheidsmolen, waar de heer dus baas over was, werd dan ook dwang- of banmolen genoemd. Bekende dwangmolens waren die van Amerongen, Barne- veld, Doorn, Moersbergen. Rens- woude, Scherpenzeel, Woudenberg etc. Molenzegel, toegekend aan de Van Alpens. De in het wapen voorkomende hazewindhonden zijn typerend voor Gelderse al lodiale geslachten. In de Stad en Vrijheid van Rhe nen heerste evenmin als in het ambt Ede uitgesproken dwang- recht. Dit hield dan in dat men vrij was in de keuze van de mul der. Zo niet in de heerlijkheden Amerongen en Leersum, waar een gezamenlijk windrecht op de banmolen te Amerongen rustte dat behoorde aan het Huis te Amerongen. Op 16 juli 1640 werden de rechten die rustten op de dwangmolens voor zover die in het Overquartier van de Gestichte van Utrecht aan wezig waren door de Staten van Utrecht opnieuw bevestigd. Op de Amerongense molen moesten alle Ingezetenen van Amerongen, Leer sum, Eist (uiteraard het westelijke deel van dit dorp!) en Ginkel (met inbegrip van Nije Ameronghe en het recente Overberg) hun koren brengen. Men mocht niet naar de vrije molens van Veenendaal, al was het voor de boeren langs de „Dwerswegh" nog zo gunstig! Leersum en Eist bezaten in 1640 beslist nog geen molen. De familie molen van het molenaarsgeslacht Van Ommeren te Eist. Wethouder Van Lienden van de gemeente Rhe- nen deelde mij mede dat zijn vader einde vorige eeuw de prachtige mo len van Eist gebouwd heeft. Die kleine (punctueel verzorgde) mo len is van het type poltorenmolen. Ze is omringd door een doornenheg. Vermoedelijk betekent dit dat ze als allodiale molen zoveel windrecht heeft als de „afbakening" aangeeft. De latere molen van Leersum zal niet ver van de verwoeste ridder- Molenaars waren doorgaans goede geburen. Maar ja, een mens is ook maar een mens en zo vond ik bij het opstellen van de stamboom van mijn moeder gegevens over een mo lenaarsruzie die zich al eeuwen ge leden heeft afgespeeld. Via mijn moeder stam ik uit het Walderveen- se molenaarsgeslacht Van Alpen. Een ambtenaar van een burgerlijke stand maakte daar eens Van Al phen van! Over onze koppige mole naar Johan van Alpen dan en over diens destijds zeer geruchtmakende affaire met de weduwe Antonia van Ommeren uit Barneveld het volgen de. In dit verband deed ik nóg een opmerkelijke ontdekking. In 1615 werd zo goed als het gehele dorp Barneveld door brand verwoest. Al leen de kerk bleef gespaard. De twee houten standaardmolens van Barneveld ondergingen datzelfde lot. Eén van die molens zal een banmo len geweest zijn en heette Ben- tinck(s) molen. Die zal dus tot de heerlijke rechten van de Bentinck's hofstad Zuylestein gelegen hebben maar is na te zijn verbrand niet meer herbouwd. Nu spreek ik het ver moeden uit dat de Veenendaalse en Amerongense families Van Barne veld molitoren op de Amerongense banmolen geweest zijn. Rond de vaststelling van het dwangrecht was de oudst bekende stamvader van deze nu zo ingeburgerde fami lies 'molenaar op de Bentinckmolen van Barneveld. Zij verhuisden vandaar naar Amerongen en wat zou een mole naar in die dagen nou anders elders gaan doen dan koren malen?! De naam Van Barneveld zal wel ont staan zijn naar aanleiding van de herkomst van deze familie uit Bar neveld. Dit is doorgaans wel de ge wone gang van zaken geweest. In een volgend artikel over enige mo lenaarsfamilies komen wij op dit onderwerp nog terug. Hendrik van Alpen zetelde ge ruime tijd op de Scherpenzee\se molen, die in de Tweede Wereld oorlog moedwillig werd opgebla- behoord hebben. Het was op déze molen dat het voorgeslacht van de genoemde Van Barnevelds maalden. Zij waren het beslist niet die met de stamvader van mijn moeder in de heg lagen. Maar die oudere Barne- veldse molen moet na 1615 reeds allodiaal zijn geweest. Anders zou müllerin Van Ommeren nooit zo veel tam-tam gemaakt kunnen hebben. De Walderveense molen was dan ook een vrije molen. Ze was in 1569 gesticht door Gerrit Sijmensz Ver hoef f. Hij was getrouwd met jof fer Itje en toen zij weduwe werd hertrouwde zij met Johan Hendricx van Alpen. Johan van Alpen be zat de Walderveense molen reeds omstreeks 1574. Na het wegvallen van beide Bar- neveldse molens was voorvader Jo han er als de kippen bij om voor de gedupeerde Barneveldse boeren koren te gaan malen. Dat ging door tot in Barneveld de molens her bouwd waren. Ja, en tóén wilde de weduwe Antonia van Ommeren haar klanten terug hebben. Mole naar Van Alpen zal even wel ge dacht hebben dat zaken zaken wa ren. Wat drommel, hij was vrij molenaar en bediende wie hij wilde. Met paard en kar bleef hij bij de klanten komen en dat lokte een geruchtmakend proces uit. Het Landgerecht van Gelre kwam er aan te pas, maar onze Walder veense molitor (zo staat hij in de doopboeken vermeld!) zei dat al die wetten uit 1500 „slapers" waren en voor hem van nul en gener waarde. Hij heeft de door de Barneveldse weduwe geëiste som van vijfhon derd Carolusguldens nóóit betaald. De Van Alp(h)ens zijn altijd stijf koppen geweest. De kleinzoon Hen drik trouwde twee maal in de ge reformeerde kerk te Scherpenzeel; de kinderen uit beide huwelijken werden evenwel door de pastoor van Stoutenburg gedoopt. Op de Aldermolen van Renswou- de zetelde een zoon van de Walder veen molenaar Van Alpen. Diens kinderen werden evenwel gedoopt in de gereformeerde kerk te Rens- woude. Maar zijn pachtheer heette dan ook Van Reede! Als laatste Van Alpen op de Walderveense mo len vinden wij dan Hendrik Ger- ritsz. die de molen verpachtte en zelf op de dwangmolen van Scher penzeel ging malen. Dat zal hem niet bevallen zijn want- in 1678 was hij weer terug op de oude molen. De werd in 1700 verkocht aan de zoon Gijsbert van de Veenendaalse molenaar Melis van Voorthuijzen. De zuster Elizabeth van Alpen van molenaar Hendrik Gerritsz. huwde in 1664 met Herbert Jans de Wijs, korenmolenaar op de Binnenmolen te Rhenen. Overziet men dit alles dan zal men opmerken dat zo'n ou de molenaarsfamilie in het verle den in feite het gehele molenle ven van een streek beheerste. Als molenaars zijn zij verder in de Vechtstreek werkzaam geweest, ja ook in de stad Utrecht op de mo len „Klaarwater" bij de Weertpoort. Het molenhuis met prachtige gevel steen staat daar nog. Van de Oude molen, die op de „molenpol" aan het einde van de Veenendaalse heuvelrug stond, rest nog de molensteen. Ze werd aan de Korte Molenstraat in het hek van de firma Wellikzijn in gemetseld. Een laatste herinne ring aan de oudste molen van Veenendaal. Op enige oude kaarten zijn de molens van' Veenendaal aangege ven. Het oudst bekende kaartje evenwel heeft als afbeelding één open standertmolen, zoals die nog maar zelden voorkomen. De kast of molenhuis was draaibaar om een staande spil die bevestigd was op een kruis van zware eikehouten balken en rechtop gehouden werd door steunpalen. Langs een brede trap kwam de molenaar in de mo len. Dat alles is voortreffelijk waar te nemen aan de molen in de Does- burgerbuurt. Zo'n toonbeeld van degelijkheid trotseerde de eeuwen. Op de prachtige plattegronden van onze 17e eeuwse steden zijn altijd wel enige van dit soort houten standertmolens getekend. Voor wij in een volgend artikel wat gedetail leerder de Veenendaalse, Rhenen- se, Liendense molens en vooral die van Wijk bij Duurstede gaan be handelen iets over het verschil tus sen de beroepen molenaar en grut ter en over de verdwenen rosmolens. Rosmolens het woord zegt het al ztfn molens geweest die door een of twee paarden rondgedraaid werden. Voor Veenendaal was het klassieke voorbeeld de gruttery van Van de Lustgraaf achter „De Ark" aan de Zandstraat. Daar werd letterlijk van alles ge malen, van boekweit tot peper en nootmuskaat toe en mogelijk zelfs mosterd. Er is in Veenendaal even wel een véél oudere rosmolen ge weest. In de Gortstraat. Die heet er zelfs naar, want gort is niets anders dan gepelde gerst. Gort- steeg heette die straat. Dat steeg klonk een beetje „min" en men maakte er (deftiger) straat van. Voorheen verkocht een grutter dus van alles en een^molenaar puur graanprodukten. Uit beide typen van graanverwerkende „idustrie en"' zijn in bepaalde streken van ons land grote bedrijven gegroeid. Heel bekend waren in de vorige eeuw de runmolens te Rhenen en Wageningen. Run was de afgeklop- Sinds kort draaien de wieken van ,,De Nieuwe Molen" aan de Njeuweweg te Veenendaal weer na dat een grondige restauratie heeft plaatsgehad. De voorloper van het huidige exemplaar werd in 1911 ge bouwd door wijlen de heer Van Stuijvenbergde vader van de hui dige directeur van gemeentewer ken. te bast van eikehakhout wat overbleef was talhout! die ge droogd tot poeder vermalen werd voor de leerlooierijen. Zowel Rhe nen als Wageningen had kleine leerlooierijen, voornamelijk voor tuigleer. Die run werd ook op ros molens gemalen. Geen mens heeft daar nog weet van. Bekend uit het archief van Rhe nen is mij Jurie Kessel die een runmolen dreef en in de tijd die hij over had het beroep van leer looier uitoefende. Dat is al zo'n hondervijftig jaar geleden. Dat was de grote tijd van de paardentrac- tie. De haam van die zware boe renpaarden was met bellen bezet. Als de boer met een vracht graan naar de molen kwam dan klingel den die bellen vreugdevol. De mul der wist dan dat er werk aan de winkel was. Op een van de oudste prenten van Veenendaal komt een zo genaamde open standaardmolen voor. Op de molen te Doorn moesten de omwonenden voor zover die kwa men uit Doorn, Darthuizen, Over langbroek, Maarn en Maarsbergen hun koren brengen. Een bijzondere plaats in deze streek nam de molen van Moersbergen in. Het windrecht aan de ridderhofstad Moersbergen nog in volle glorie bestaande die ten westen van de weg Doorn- Cothen lag. Daar berustten beide rechten op voor het dorp Neerlang broek en de goederen die bij de rid derhofsteden, Sterkenberg en Har- denbroek en bovendien bij Huijs Meersbergen behoorden. De uitzonderlijke positie van 't Huys Meersbergen (kasteel Maars bergen) kwam voort uit het feit dat dit goed vóór de reformatie een proostdij, een klooster dus, van de Praemonstratenser Orde was. Ook de broeders van deze orde hadden steeds op de molen van Maersber- gen laten malen. Opmerkelijk is ze ker dat in het gerecht Darthuizen nadien een vrije molen kwam. Nog herinnert daar de Molenweg aan. Al deze oude rechten werden voorgoed van de tafel geveegd door de Staatsregeling van 1798. Wat eeu wen lang diep ingegrepen had in het leven van de bevolking en in het bijzonder in het privéleven van de molenaars. Opmerkelijke gebrui ken uit vroeger jaren telden niet meer. Vreemde gevallen deden zich voor in die oude tijden. Lang had het niet gewaaid en tóch had een heer het te betalen wind- geld met f 100,verhoogd. Wat deed die mulder toen. Hij stapte naar het kasteel en vroeg dood gemoedereerd om meer wind. „Ben je gek", zei die heer, „hoe zou ik je aan wind kunnen hel pen". „Maar mijnheer de baron", zo repliceerde de man, „daar be taal ik toch voor!" 't Ja, dat

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5