Koningin Wilhelmina stelde aan haar ministers zeer hog, e eisen Monniken sloten een compromis met „de wereld" en blijven brouwen BEROEP OP DE BOFFERS „Nooit een cent wijzer geworden... Kamerlid wil de vrijgestelden dienstplichtbelasting opleggen een Ten bate van Jan Soldaat DR. L. DE JONG'S VISIE OP ONZE VROEGERE VORSTIN VORMT BOEIENDE LECTUUR Contract met Stella Artois" een goede zaak Jachtseizoen in Parijs geopend ...zonder wild Vitamine-A is nodig voor automobilisten en tv-kijkers Weinig keus Zonnige, pragmatische aanpak lijkt wel aardig, maar: Niet nodig... jyjet toestemming van schrijver en uitgevers publiceren wij enkele delen uit het pas verschenen tweede deel van Het Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereldoorlog. Het tweede deel „Neutraal" begint met een indringend potret van koningin Wilhelmina. In het hier gepubliceerde deel van dat portret schetst prof. dr. L. de Jong vooral koningin Wilhelmina's verhouding tot de landsregering. V Voetangels en klemmen Pietjes Precies Ex-liuu r soldaat vestigt in Londen i ynnilhelmina begon haar regering onder de druk van de disharmonie, die ten onzent sinds 1848 ontstaan was, zich onder korting Willem lil verder ontwikkeld had en daarmee, onbewust, een traditioneel element geworden was in het Nederlands staatsbestel. In welke mate de Koningin over het ministe rieel beleid inlichtingen ontving, ging afhangen van persoonlijke factoren: haar min of meer grote aandrang om ingelicht te worden, aan de andere kant van de ministers de min of meer grote toeschietelijkheid om hun denkbeelden en plannen aan de Vorstin te ontvouwen. De ene minister was zeer mededeelzaam, de andere niet. Het was een situatie die aan haar steeds waakzame achterdocht voortdurend nieuw voed sel gaf. In „Eenzaam maar niet Alleenvormt de periode van de Eerste Wereldoorlog de enige waaromtrent zij zelf vermeldt, dat er intensief contact was tussen haar en de minister-presi dent: „Cort van der Linden kwam bijna iedere dag om tien uur 's morgens bij mij om vraag- stukken met mij te bespreken Van de periode 1898 tot 1940 als ge heel mag gezegd worden, dat Wilhel mina zelf het gevoel had, dat het staats bestel haar niet mogelijk maakte tot de bepaling van het regeringsbeleid in al zijn aspecten de bedrage te leveren, die zijzelf als bevredigend beschouwde. Want haar mogelijkheden tot ingrij pen waren beperkt. Beperkt maar niet afwezig. Niet in normale tijden; nog minder wanneer een kabinet zijn ont slag ingediend had: dan rustte immers op haar de taak, een nieuwe formateur san te wijzen. Dat was een moment van grotere staatkundige vrijheid. Zo ont ving Kuyper, de 63-jarige staatsman, in 1901 eerst de opdracht tot kabinets formatie nadat hij in vier precies om schreven voorwaarden had toegestemd, Dat zij voor de ministers een lastige en veeleisende Koningin was, behoeft geen betoog. Zij meende het nationale belang scherper te ontwaren dan wie ook. Dat zag zij niet als een verdienste: het hing al met haar functie samen. Als Koningin stond zij immers niet alleen symbolisch boven de partijen en rich tingen; daar stond zij in werkelijkheid. In het begin van de jaren '20, waarin Wichman en Rijnders in Amsterdam de analfabeet Cornelis de Gelder („Had- je-me-maar") als kandidaat voor de ge meenteraad naar voren geschoven, was een christelijk-historisch politicus eens zo onwijs en onbescheiden om haar te vragen op welke partij zij stemmen zou, nu zij, na de invoering van het actief vrouwenkiesrecht zelf ter stembus kon gaan. Vermoedelijk hoopte hij als ant woord te krijgen: „Op de CHU". Flit sen kwam haar bescheid: „Op Had-je- me-maar." In augustus 1930 merkte jhr. De Jonge tens in een gesprek met haar op: „Wij zijn tegenwoordig toch eigenlijk allemaal links, vergeleken bij vroeger. Uwe Majesteit even goed als ik en iedereen." Ze vloog op: „Mr. De Jonge, Portret van koningin Wilhelmina uit 1934. ik verzoek u mij niet te qualificeren; ik ben noch links noch rechts, ik sta boven de partijen" zij bracht dan ook nimmer haar stem uit. De chauvinistische Duitse mentali teit beklemde haar al in de jaren '20. „Volkomen duidelijk" werd, schreef zij, ook haar de situatie eerst toen Hitier zich in maart '38 van Oostenrijk meester maakte. Niet veel later liet zij zich de belang rijkste passages voorlezen uit Rausch- nings boek „Die Revolution des Nihilis- mus". Ontzet en verontwaardigd was zij toen haar bleek, dat haar minister van Buitenlandse Zaken mr. J. A. N. Patijn, Hitiers „Mein Kampf" niet kende; haas tig ging hij het lezen. In '38 dacht zij opnieuw ernstig over abdicatie: ze zou veertig jaar Koningin zijn. Prins Bernhard wist haar er van te overtuigen dat zij, op dat moment af stand doende, zowel aan Prinses Juli ana als aan hem te hoge eisen zou stel len. Zij bleef. Onophoudelijk oefende zij pressie op de kabinetten-Colijn uit om tot een be langrijke versterking van de defensie over te gaan. Ten tijde van de Sudeten- crisis september '38, drong zij samen met generaal Rijnders, de chef van de generale staf op voormobilisatie aan; zij bereikte niet meer dan dat de minis terraad tot de beperkte mobilisatie over ging. Na de bezetting van Praag (15 maart '39) vocht zij samen met gene raal van Voorst tot Voorst voor 't denk beeld van een algemene proefmobilisatie. Toen de ministers Colijn en Van Dijk in dc Paasdagen van '39 (Italië bezet Albanië) weer niet verder wilden gaan dan tot het oproepen der grensbataljons en andere beveiligingseenheden weiger de zij aanvankelijk het desbetreffende Koninklijk Besluit te tekenen. Zij deed een persoonlijk beroep op Colijn om ver- derstrevende maatregelen te nemen tevergeefs. In augustus beijverde zij zich een kabinet te doen vormen waarin het gro te socialistische volksdeel voor het eerst vertegenwoordigd zou zijn. De Geer kreeg daar strikte opdracht toe. Toen hij, de formatie verricht zijnde, voor vakantie naar het Schwarzwald vertrok, liet ze de nieuwe minister van justitie, de strijdvaardige Gerbrandy. bij zich komen. „Onverantwoordelijk" noemde ze het gedrag van de minister Natuurlijk bleef de Koningin bij dat alles jegens de buitenwereld de normen der constitutionele correctheid zorg- zuldig in acht nemen. Het volk mocht slechts de binnenkant zien; meer werd door de meesten niet ontwaard en evenmin vermoed.. Met haar strak heid van optreden en gestrengheid van uiterlijk had zij velen misschien eer der ontzag dan liefde ingeboezemd. De mens Wilhelmina was voor de grote massa een onbekende; wat haar aandeel geweest was aan het regeringsbeleid, was het geheim der constitutionele mo narchie gebleven; zelfs voor haar naas te omgeving hield zij haar diepste zor gen verborgen De monniken van het klooster van Berkel Enschot zullen bier blijven brouwen. En het zal blijven gebeuren zoals ze het altijd hebben gedaan: op een moderne efficiënte manier, zonder daarbij al teveel ophef te maken. Toen er machines moesten komen, kochten ze die; toen er geautomati seerd kon worden, deden ze mee. Nu zelfs de grootste brouwerijen steun bij elkaar zoeken, blijven de monniken evenmin achter. Dezer dagen kwam een contract met de Belgische brou werij Stella Artois tot stand, waarmee het voortbestaan van het welvarende bedrijf werd verzekerd. „Wij zijn er zelf nooit een cent wij zer van geworden", zegt broeder Jan, adjunct-directeur van het bedrijf. „Wc moesten alleen met de tijd mee. Wij hebben hier nooit bier gebrouwen voor de aardigheid of om in eigen behoefte te voorzien. Wij hebben altijd' gemoe ten". Het bedrijf werd daardoor groot voor een klooster brouwerij: de produktie is honderdtwintig duizend hectorliter bier per jaar. Er moesten miljoenen ge ïnvesteerd worden in machines, gebou wen laboratorium, (wetenschappelijk) staf, in vrachtauto's i cafés. „De monniken hier hadden de tijd", vertelt broeder Jan, ze leefden sober. Het ging net als met de bouw van kathedralen; langzaam maar zeker". Er wordt een n.v. van het bedrijf ge maakt met de monnikengemeenschap als enig aandeelhouder. Toen het nodig bleek werd ook de limonadeproduktie ter hand genomen. Zo groeide achter de verstilde muren van het plechtige klooster een fabriek die er wezen mag. Het enige wat aan de buitenkant opvalt is, dat de abdij geen hek heeft, maar een slagboom met knipperlichtjes. Broeder Jan - in bruine pij achter zijn bureau vol paperassen - vertelt, dat de trappisten die zich in 1881 bij Tilburg vestigden weinig keus hadden „Ze hadden met landbouw in hun on derhoud willen voorzien - dat is eigen lijk meer monnikenwerk - maar daar voor was de grond te slecht." Het bedrijf groeide de monniken voor al de afgelopen decennia uit handen. Ze moesten steeds meer burgers in dienst nemen om het brouwerij te be mannen. Momenteel werken er ruim zes keer zoveel burgers als monniken (ruim honderd tegen vijftien monniken). Het klooster had het bedrijf eenvou dig kunnen verkopen, maar men gaf er vooral met het oog op de belan gen van het personeel de voorkeur aan om het te laten voortbestaan op een bredere basis. Bij zaken als re search. inkoop, verkoop en transport ho pen de kloosterlingen samen met de Belgische brouwerij veel te besparen. „Ik verwacht er veel van", zegt broe der Jan, die in zijn functie één van de weinige kloosterlingen in de brouwerij is, die in pij („mijn goeie pak") lopen en niet in over-all. Hij praat niet alleen geestdriftig over brouwen, maar ook over bier, dat hij naarmate hij er langer aan werkt, steeds lekkerder gaat vinden. „Het ver- „Bier" zegt broeder Jan ..verveelt nooit en is veel gezon der dan melk met al die vetzu ren". veelt nooit", zegt hij, een brouwketel openend, waarin een beige drab bor relt. „Het is veel gezonder dan melk met al die vetzuren. En je wordt er trouwens ook gezelliger van". Wat in de ketel zit blijkt bier te moe ten worden. „Pils, verduidelijkt hij, „een heerlijke drank, maar wel heel al gemeen geworden. Wij zijn begonnen met een donker bier. 'n Münchener ty pe", zegt hij. Niettemin is er onlangs onder zijn leiding weer een donker bier ontwikkeld, dat langzaam maar zeker zijn weg begint te vinden. Het was een soort hobby van hem. „De handel wilde er eerst niet aan", zegt hij, „we dronken het daarom zelf op". DEN HAAG Met grote belangstelling wacht het Tweede-Kamerlid J. H. J. Maenen (K.V.P.) op het rapport van de commissie dientplichtbeleid, toege zegd door minister Den Toom (Defensie) en opgesteld onder leiding van secre taris-generaal Peynenburg van Defensie. Vorige week stelde hij in de Kamer de simpele vraag waarom vrijgestelden en buitengewoon dienstplichtigen niet meebetalen aan de wedde van Jan Soldaat. „Mag van degenen, die thans niet in dienst hoeven en dus zijn vrijgesteld van deze gemeenschapslast, geen bij drage worden gevraagd voor hen, die deze gemeenschapsplicht en -last wel moeten vervullen? Ik zou van de mi nister hierover graag een gefundeerd oordeel vernemen", besloot hij zijn re de. ie heeft betere infrastructuur nodig BRUSSEL Overal ter wereld bijna streven regeringen in beginsel naar centralisatie van de bestuurlijke macht. Dat is overheden ingebakken. Minister L. Tindemans, de Vlaamse helft van de Siamese tweeling, die het kabinet Eyskens de por tefeuille voor de Belgische wetenschappen be heerst zijn Waalse collega heet Terwagne legt ons uit dat dit kabinet tegen die bijna natuur lijke „trend" wil ingaan. H(j is jong, energiek, for muleert scherp; velen zien hem als een der „co ming men" in de Belgische politiek. „Dit kabinet", zegt hij, „wil decentraliseren met behulp van drie wettenpakketten: voor de culturele autonomie der diverse bevolkingsgroepen, voor decentralisatie van de administratie door meer macht te verleggen naar provinciale en ge meentebesturen, voor economische decentralisatie met meer inspraak (geen beslissingsbevoegdheid!) voor de Waalse en Vlaamse economische raden. Wij overwegen zelfs vijfjarenplannen te gaan op stellen, al is dat eigenlijk in strijd met het tempe rament'der Belgen: wij improviseren liever." Men kan het met hem eens zijn dat meer „plan ning" in België onontkoombaar is. De infrastruc tuur is hier en daar bedenkelijk achtergebleven, de planologie staat in de kinderschoenen, en echt niet ten onrechte noemde de beroemde Vlaamse schrijver Marnix Gijsen zijn vaderland „een land, door onze generatie gemaakt tot een zeer lelijk land". Een van de zaken die vooreerst nodig zijn om de lagere overheden meer bevoegdheden en meer kracht te geven en daardoor ook, zoals de heer Tindemans zegt, de overheid te „humaniseren" dus de afstand tussen bestuur en bevolking geringer te maken is het vergroten van de bestuurskracht der gemeenten. Maar dat is bij te kleine gemeen ten ondoenlijk en juist in België zijn nog talloze mini-gemeenten met minder dan 2000 inwoners. Door samenvoegingen wil minister Tindemans 42 pet. der gemeenten laten verdwijnen, laten opgaan in gro tere gehelen. Van die kleinste gemeente liggen er zeer vele in de afgelegen delen van Wallonië. Wie als Nederlander weet hoe bij ons al samen voeging van gemeenten aanleiding kan geven tot eindeloos geredekavel en touwtrekkerij, beseft dat dit bij onze zuiderburen nog gevoeliger kan liggen o.a. bijaldien in de gebieden langs' de taalgrens altijd weer het taalprobleem zijn vermaledijde neus om de hoek van elke conferentiekamer komt steken. ]yiet die economische decentralisatie is het beeld nog wat moeilijker. Ook op dat gebied ligt heel België bezaaid met voetangels en klemmen. Vaak zijn die nog geraffineerder verborgen dan de be stuurlijke, vanwege de subsidies die de centrale overheid geeft aan probleemgebieden en „groei polen". Wij weten er bij ons ook alles van: hoe veel burgemeesters in Nederland zouden al niet ge probeerd hebben hun gemeente tot „kerngemeente" verklaard te krijgen, of tot „probleemgebied", ten einde de allergunstigste subsidievoorwaarden voor industrievestiging in de wacht te slepen? En in een land met een taalprobleem dat steeds duidelij ker ook een economisch probleem wordt kun je dat probleem ook gebruiken als stormram bij bij voorbeeld het gevecht om subsidies. Daarmee maak je zo'n zaak dan nog gecompliceerder en vooral ook geëmotioneerder dan bij ons. Een paar jaar geleden stelde de regering een gamma van criteria op voor industriële streekont- wikkeling. Op grond daarvan kwem men tot win- tig „probleemgebieden"hé, zeg, da's nou ook toevallig: tien in Vlaanderen en tien in Wallonië! Door politieke pressie uit de regio, vaak via volksvertegenwoordigers, zijn er nu al veertien probleemgebieden Het systeem waarmee de centrale overheid nu terwijl de wet op de economische decentralisa tie nog niet is aangenomen de streekeconomie bevordert, achten wij typisch. Als er op het Rijks budget, zeg 10,5 miljard frank voor ontwikkeling van de streekeconomie staat, zegt het departe ment: „Vijf miljard voor u, Vlamingen, vijf mil jard voor u, Walen, en allez, trekt uw plan. En dat halve miljard dat nog over is krijgt Brussel, want dat is wel geen probleemgebied maar weet ge: daar willen we de lui het gezicht niet laten verlie zen..." Het is een federalisme in de praktijk des levens, in een land waar de meesten niet federa listisch willen denken... Een ander voorbeeld, 't Vlaamse Gent is een ou de stad, met zeer veel kunstschatten, 't Waalse Luik is ook een oude stad maar met minder kunstschatten. Voor onderhoud en restauraties krijgen die van Gent en Luik echter even grote be dragen. In Luik weet men nauwelijks, hoe het geld op te krijgen Op papier zien de hervormingsplannen van het kabinet-Eyskens er goed uit. De politieke weg naar verwezenlijking zal lang en bochtig zijn; als noorderbuur, vooral ook partner van de Benelux en in de Euromarkt moet men dat betreuren. En daarbij nog even terug naar infrastructuur en planologie: wij menen dat bij alle hervormingsplan nen aan die twee aspecten te weinig aandacht wordt besteed, Tja, een betere infrastructuur op grond van meer solide planning kan nu eenmaal alleen worden verwezenlijkt bij hoger inkomen van de overheid, dus bij hogere belastingen. En aiaiai, daar zit de zere kies! "jVederlanders kreunen onder veel hogere fis cale lasten dan de Belgen, maar als ge meenschap krijgen wij er dan ook een en ander voor terug: wegen, bruggen, scholen tunnels. Goed het is een Nederlander die dit schrijft en in de ogen van vele Belgen zijn wij al te dorre „plan ners", al te zeurderige Pietjes Precies, met een voor de Belg verbijsterende neiging tot perfectio nisme. Zeker kan de pragmatischer een zonniger aanpak van maatschappelijke problemen die de Belg kenmerkt, een Nederlands hart verruk ken. Denondanks: aan een betere kostbare infrastructuur zullen de Belgen niet kunnen ont komen, willen zij ook in de jaren zeventig mee kunnen in Europa, in de wereld. En die strijd om morgen zal ze geld gaan kosten! „Maar ruim veertig procent van de mannelijke Nederlandse jeugd moet twee jaar in dienst. De rest is vrijge steld of buitengewoon dienstplichtig verklaard. Er bestaat een algemene dienstplichtwet, die in de praktijk niet of nauwelijk wordt toegepast", zegt het 66-jarige Kamerlid, dat in zijn functie het personeelsbeleid van Defensie nauw lettend in de gaten houdt. „Als ons leger een welke reden dan ook minder mensen nodig heeft, dan mogen daar dienstplichtige militai ren niet onder lijden. Zij lopen een achterstand in promotie en inkomen op, die haast nier meer is in te ha len", is zijn vaste overtuiging. Hij weet zich in deze overtuiging niet alleen te staan, want in voorgaande jaren vroe gen ook de Kamerleden Koudijs en Vonhoff (beiden VVD) aan minister Den Toom om een concreet antwoord in die richting. Dit .jaar zijn er bijna veertienduizend Nederlanders, die ondanks een vol maakte gezondheid niet in dienst hoe ven. Het leger heeft ze niet nodig en daarom staan ze op de lijst van bui tengewoon dienstplichtigen. Volgend jaar zal dit aantal nauwelijks lager zijn. In de vele duizenden loopt het aantal vrijgestelden, die door studie of on misbaarheid in functie geen soldaatje hoeven te spelen. „Dat zijn de boffers van de moderne maatschappij, die best een financieel offer kunnen brengen voor hen, die de gemeenschapsplicht moeten vervul len. Geen symbolische bijdrage natuur lijk, want het gaat er om dat de finan ciële afstand tussen deze twee groepen kleiner wordt". Over de hoogte van zo'n dienstplicht belasting heeft het Kamerlid zich nog geen mening gevormd. „Dat zou moe ten afhangen van inkomen en tijdsduur, waarover deze belasting moet worden betaald. Ik kan mij voorstellen dat een afgestudeerde, die meermalen uitstel heeft gekregen, meer belasting betaalt dan een jongen van twintig jaar, die net een beetje begint te verdienen", is zijn voorlopige gedachte. Hij is een voorstander van een ge spreide betaling van de dienstplichtbe lasting over een periode van drie tot vijf jaar.„Het zou onredelijk zijn de vrijgestelde ernstig in zijn inkomen aan te tasten. Het is meer een kwestie van dat de verdienende dienstplichtige, niet „op hoeft te komen", meebetaalt aan een verantwoorde wedde van de werkelijk dienende militair", meent het Kamerlid. Nog wacht de heer Maenen op het antwoord van zijn vraag aan minister Den Toom. Vurig hoopt hij dat dit ant woord is te vinden in het rapport van de commissie-Peyenenburg. Als de minister of de rapporteurs niet met een afdoend antwoord komen, zal hij het er niet bij laten zitten." Voorlopig heb ik mijn eigen mening De heer J. H. J. Maenen, die sinds 1962 de KVP vertegenwoordigt in de Twee de Kamer, is in zijn fractie deskundige op het gebied van personeelsbeleid in defenseiezaken. Hij werd op 31 maart 1903 in het Lim burgse Meerssen geboren, werkte eni ge jaren bij het verkoopkantoor van de Staatsmijnen en bij een Raad van Arbeid. Tussen 1955 en 1962 was hij lid van de Eerste Kamer voor de KVP. Hij was ook voorzitter van de Katho lieke arbeidersbeweging in Limburg en secretaris van de Limburgse indus- triebank. weergegeven. Ik hoop te komen tot een fractiestandpunt, zal dan in de defen siecommissie van de Tweede Kamer dit probleem aan de orde stellen. Ik ben er van overtuigd, dat ook in de andere fracties zal worden gepraat over de dienstplichtbelasting". Hij vindt het woord belasting verve lend, maar geld moet er komen voor Jan Soldaat. fknlangs heeft de Parjjse prefeet van politie uiteengezet waarom hij het jachtseizoen in de stad geopend had verklaard, hoeveel wild er alleen b(j de poelier te vinden is en men het uitslui tend met mes en vork te lqf gaat. De jacht was geopend, zei h(j, omdat aldus het recht van stedelingen op een droom werd bevestigd. "Het is algemeen bekend," schreef hij in het officiële gemeenteblad, „dat het genoegen van de jacht veel meer omvat dan het schieten van wild. De prefect van politie heeft de Parijzenaars niet willen beroven van een kostbare droom. "Het kwam hem voor dat het ach terwege laten van het openen van het jachtseizoen in Parijs onder voorwend sel dat er geen wild is, net zo iets zou zijn als het afzien van het vieren van Kerstmis omdat er geen sneeuw is om per slee naar de nachtmis te gaan". Nu de avonden weer lengen en slecht weer geen uitzondering is, moet de automobilist, die 's avonds nog gaat rijden, vooral wanneer hij dat op donkere wegen doet, zorgen voor een voldoende voorziening met vita mine A om zijn aanpassingsvermogen aan slecht zicht enerzijds en mogelij ke verblinding door tegenliggers an derzijds zoveel mogelijif op te voeren. Weliswaar helpt niets tegen de ver blinding zelf, maar bij een voldoende aanwezigheid van vitamine A, treedt aanstonds een beter „zicht" op na het passeren van de verblindende lichten. Voor een goede vitamine A-produktie zorgen o.a. lever, leverworst, boter, eieren, tomaten, spinazie en abriko zen. Moderne onderzoekingen tonen aan. dat kijken naar een slecht TV-beeld leidt tot een gebrek aan vitamine A, dat dus ook tot aanvulling noopt. jyjeneer Jonathan Shaw heeft in de 32 jaar van zijn leven al heel wat ervaring opgedaan. Hij werd in Zuid- Afrika geboren en zijn eerste baan was huursoldaat in de Belgische Congo. Na enige maanden hard te hebben gevoch ten, samen met zijn collega's, buiten landse huursoldaten (wel een riskant maar ook een lucratief beroep), vond de Zuid-Afrikaner Shaw het welletjes en met het overgespaarde geld begon hij een antiquariaat in Johannesburg. Was het leven als huursoldaat hem wat te levendig, dat als antiquair vond hij te saai. Hij ging dus naar Londen en opende daar een volkomen uniek be drijf, dat hij thans op zeer succesvol le (en wederom lucratieve) wijze leidt. Hij en zijn medewerkers verzorgen... huisdieren. Zijn bedrijf reinigt huisdie ren, trimt honden, behandelt ze zo no dig met deodorants, maakt ze zindelijk als ze dat nog niet zijn en zorgt desge wenst voor hun voeding. Waarom dit bedrijf een succes is? Omdat blijkbaar nog nooit iemand in Engeland eraan gedacht heeft zo'n zaak op te zetten. „De Britten zijn er te lui voor", zegt Shaw.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9