Koningin Wilhelmina stelde
aan haar ministers zeer
hog,
e eisen
Monniken sloten een compromis met
„de wereld" en blijven brouwen
BEROEP OP DE BOFFERS
„Nooit een
cent wijzer
geworden...
Kamerlid wil de vrijgestelden
dienstplichtbelasting opleggen
een
Ten bate van
Jan Soldaat
DR. L. DE JONG'S VISIE OP
ONZE VROEGERE VORSTIN
VORMT BOEIENDE LECTUUR
Contract met Stella Artois" een goede zaak
Jachtseizoen in
Parijs geopend
...zonder wild
Vitamine-A is
nodig voor
automobilisten
en tv-kijkers
Weinig keus
Zonnige, pragmatische aanpak lijkt wel aardig, maar:
Niet nodig...
jyjet toestemming van schrijver en uitgevers publiceren wij enkele delen
uit het pas verschenen tweede deel van Het Koninkrijk der Neder
landen in de Tweede Wereldoorlog.
Het tweede deel „Neutraal" begint met een indringend potret van
koningin Wilhelmina. In het hier gepubliceerde deel van dat portret
schetst prof. dr. L. de Jong vooral koningin Wilhelmina's verhouding
tot de landsregering.
V
Voetangels en klemmen
Pietjes Precies
Ex-liuu r soldaat
vestigt
in Londen
i
ynnilhelmina begon haar regering onder de
druk van de disharmonie, die ten onzent
sinds 1848 ontstaan was, zich onder korting
Willem lil verder ontwikkeld had en daarmee,
onbewust, een traditioneel element geworden
was in het Nederlands staatsbestel.
In welke mate de Koningin over het ministe
rieel beleid inlichtingen ontving, ging afhangen
van persoonlijke factoren: haar min of meer
grote aandrang om ingelicht te worden, aan de
andere kant van de ministers de min of meer
grote toeschietelijkheid om hun denkbeelden en
plannen aan de Vorstin te ontvouwen. De ene
minister was zeer mededeelzaam, de andere
niet. Het was een situatie die aan haar steeds
waakzame achterdocht voortdurend nieuw voed
sel gaf.
In „Eenzaam maar niet Alleenvormt de
periode van de Eerste Wereldoorlog de enige
waaromtrent zij zelf vermeldt, dat er intensief
contact was tussen haar en de minister-presi
dent: „Cort van der Linden kwam bijna iedere
dag om tien uur 's morgens bij mij om vraag-
stukken met mij te bespreken
Van de periode 1898 tot 1940 als ge
heel mag gezegd worden, dat Wilhel
mina zelf het gevoel had, dat het staats
bestel haar niet mogelijk maakte tot
de bepaling van het regeringsbeleid in
al zijn aspecten de bedrage te leveren,
die zijzelf als bevredigend beschouwde.
Want haar mogelijkheden tot ingrij
pen waren beperkt. Beperkt maar niet
afwezig. Niet in normale tijden; nog
minder wanneer een kabinet zijn ont
slag ingediend had: dan rustte immers
op haar de taak, een nieuwe formateur
san te wijzen. Dat was een moment van
grotere staatkundige vrijheid. Zo ont
ving Kuyper, de 63-jarige staatsman,
in 1901 eerst de opdracht tot kabinets
formatie nadat hij in vier precies om
schreven voorwaarden had toegestemd,
Dat zij voor de ministers een lastige
en veeleisende Koningin was, behoeft
geen betoog. Zij meende het nationale
belang scherper te ontwaren dan wie
ook. Dat zag zij niet als een verdienste:
het hing al met haar functie samen. Als
Koningin stond zij immers niet alleen
symbolisch boven de partijen en rich
tingen; daar stond zij in werkelijkheid.
In het begin van de jaren '20, waarin
Wichman en Rijnders in Amsterdam
de analfabeet Cornelis de Gelder („Had-
je-me-maar") als kandidaat voor de ge
meenteraad naar voren geschoven, was
een christelijk-historisch politicus eens
zo onwijs en onbescheiden om haar te
vragen op welke partij zij stemmen zou,
nu zij, na de invoering van het actief
vrouwenkiesrecht zelf ter stembus kon
gaan. Vermoedelijk hoopte hij als ant
woord te krijgen: „Op de CHU". Flit
sen kwam haar bescheid: „Op Had-je-
me-maar."
In augustus 1930 merkte jhr. De Jonge
tens in een gesprek met haar op:
„Wij zijn tegenwoordig toch eigenlijk
allemaal links, vergeleken bij vroeger.
Uwe Majesteit even goed als ik en
iedereen." Ze vloog op: „Mr. De Jonge,
Portret van koningin Wilhelmina uit 1934.
ik verzoek u mij niet te qualificeren;
ik ben noch links noch rechts, ik sta
boven de partijen" zij bracht dan
ook nimmer haar stem uit.
De chauvinistische Duitse mentali
teit beklemde haar al in de jaren '20.
„Volkomen duidelijk" werd, schreef zij,
ook haar de situatie eerst toen Hitier
zich in maart '38 van Oostenrijk meester
maakte.
Niet veel later liet zij zich de belang
rijkste passages voorlezen uit Rausch-
nings boek „Die Revolution des Nihilis-
mus". Ontzet en verontwaardigd was zij
toen haar bleek, dat haar minister van
Buitenlandse Zaken mr. J. A. N. Patijn,
Hitiers „Mein Kampf" niet kende; haas
tig ging hij het lezen.
In '38 dacht zij opnieuw ernstig over
abdicatie: ze zou veertig jaar Koningin
zijn. Prins Bernhard wist haar er van te
overtuigen dat zij, op dat moment af
stand doende, zowel aan Prinses Juli
ana als aan hem te hoge eisen zou stel
len. Zij bleef.
Onophoudelijk oefende zij pressie op
de kabinetten-Colijn uit om tot een be
langrijke versterking van de defensie
over te gaan. Ten tijde van de Sudeten-
crisis september '38, drong zij samen
met generaal Rijnders, de chef van de
generale staf op voormobilisatie aan;
zij bereikte niet meer dan dat de minis
terraad tot de beperkte mobilisatie over
ging. Na de bezetting van Praag (15
maart '39) vocht zij samen met gene
raal van Voorst tot Voorst voor 't denk
beeld van een algemene proefmobilisatie.
Toen de ministers Colijn en Van Dijk
in dc Paasdagen van '39 (Italië bezet
Albanië) weer niet verder wilden gaan
dan tot het oproepen der grensbataljons
en andere beveiligingseenheden weiger
de zij aanvankelijk het desbetreffende
Koninklijk Besluit te tekenen. Zij deed
een persoonlijk beroep op Colijn om ver-
derstrevende maatregelen te nemen
tevergeefs.
In augustus beijverde zij zich een
kabinet te doen vormen waarin het gro
te socialistische volksdeel voor het
eerst vertegenwoordigd zou zijn. De
Geer kreeg daar strikte opdracht toe.
Toen hij, de formatie verricht zijnde,
voor vakantie naar het Schwarzwald
vertrok, liet ze de nieuwe minister van
justitie, de strijdvaardige Gerbrandy.
bij zich komen. „Onverantwoordelijk"
noemde ze het gedrag van de minister
Natuurlijk bleef de Koningin bij dat
alles jegens de buitenwereld de normen
der constitutionele correctheid zorg-
zuldig in acht nemen. Het volk
mocht slechts de binnenkant zien; meer
werd door de meesten niet ontwaard
en evenmin vermoed.. Met haar strak
heid van optreden en gestrengheid van
uiterlijk had zij velen misschien eer
der ontzag dan liefde ingeboezemd. De
mens Wilhelmina was voor de grote
massa een onbekende; wat haar aandeel
geweest was aan het regeringsbeleid,
was het geheim der constitutionele mo
narchie gebleven; zelfs voor haar naas
te omgeving hield zij haar diepste zor
gen verborgen
De monniken van het klooster van
Berkel Enschot zullen bier blijven
brouwen. En het zal blijven gebeuren
zoals ze het altijd hebben gedaan: op
een moderne efficiënte manier, zonder
daarbij al teveel ophef te maken.
Toen er machines moesten komen,
kochten ze die; toen er geautomati
seerd kon worden, deden ze mee. Nu
zelfs de grootste brouwerijen steun bij
elkaar zoeken, blijven de monniken
evenmin achter. Dezer dagen kwam
een contract met de Belgische brou
werij Stella Artois tot stand, waarmee
het voortbestaan van het welvarende
bedrijf werd verzekerd.
„Wij zijn er zelf nooit een cent wij
zer van geworden", zegt broeder Jan,
adjunct-directeur van het bedrijf. „Wc
moesten alleen met de tijd mee. Wij
hebben hier nooit bier gebrouwen voor
de aardigheid of om in eigen behoefte
te voorzien. Wij hebben altijd' gemoe
ten".
Het bedrijf werd daardoor groot voor
een klooster brouwerij: de produktie
is honderdtwintig duizend hectorliter
bier per jaar. Er moesten miljoenen ge
ïnvesteerd worden in machines, gebou
wen laboratorium, (wetenschappelijk)
staf, in vrachtauto's i cafés.
„De monniken hier hadden de tijd",
vertelt broeder Jan, ze leefden sober.
Het ging net als met de bouw van
kathedralen; langzaam maar zeker".
Er wordt een n.v. van het bedrijf ge
maakt met de monnikengemeenschap
als enig aandeelhouder. Toen het nodig
bleek werd ook de limonadeproduktie
ter hand genomen.
Zo groeide achter de verstilde muren
van het plechtige klooster een fabriek
die er wezen mag. Het enige wat aan
de buitenkant opvalt is, dat de abdij
geen hek heeft, maar een slagboom met
knipperlichtjes.
Broeder Jan - in bruine pij achter
zijn bureau vol paperassen - vertelt,
dat de trappisten die zich in 1881 bij
Tilburg vestigden weinig keus hadden
„Ze hadden met landbouw in hun on
derhoud willen voorzien - dat is eigen
lijk meer monnikenwerk - maar daar
voor was de grond te slecht."
Het bedrijf groeide de monniken voor
al de afgelopen decennia uit handen.
Ze moesten steeds meer burgers in
dienst nemen om het brouwerij te be
mannen. Momenteel werken er ruim
zes keer zoveel burgers als monniken
(ruim honderd tegen vijftien monniken).
Het klooster had het bedrijf eenvou
dig kunnen verkopen, maar men gaf
er vooral met het oog op de belan
gen van het personeel de voorkeur
aan om het te laten voortbestaan op
een bredere basis. Bij zaken als re
search. inkoop, verkoop en transport ho
pen de kloosterlingen samen met de
Belgische brouwerij veel te besparen.
„Ik verwacht er veel van", zegt broe
der Jan, die in zijn functie één van de
weinige kloosterlingen in de brouwerij
is, die in pij („mijn goeie pak") lopen
en niet in over-all.
Hij praat niet alleen geestdriftig
over brouwen, maar ook over bier, dat
hij naarmate hij er langer aan werkt,
steeds lekkerder gaat vinden. „Het ver-
„Bier" zegt broeder Jan
..verveelt nooit en is veel gezon
der dan melk met al die vetzu
ren".
veelt nooit", zegt hij, een brouwketel
openend, waarin een beige drab bor
relt. „Het is veel gezonder dan melk
met al die vetzuren. En je wordt er
trouwens ook gezelliger van".
Wat in de ketel zit blijkt bier te moe
ten worden. „Pils, verduidelijkt hij,
„een heerlijke drank, maar wel heel al
gemeen geworden. Wij zijn begonnen
met een donker bier. 'n Münchener ty
pe", zegt hij. Niettemin is er onlangs
onder zijn leiding weer een donker
bier ontwikkeld, dat langzaam maar
zeker zijn weg begint te vinden. Het
was een soort hobby van hem. „De
handel wilde er eerst niet aan", zegt
hij, „we dronken het daarom zelf op".
DEN HAAG Met grote belangstelling wacht het Tweede-Kamerlid J. H.
J. Maenen (K.V.P.) op het rapport van de commissie dientplichtbeleid, toege
zegd door minister Den Toom (Defensie) en opgesteld onder leiding van secre
taris-generaal Peynenburg van Defensie. Vorige week stelde hij in de Kamer
de simpele vraag waarom vrijgestelden en buitengewoon dienstplichtigen niet
meebetalen aan de wedde van Jan Soldaat.
„Mag van degenen, die thans niet in
dienst hoeven en dus zijn vrijgesteld
van deze gemeenschapslast, geen bij
drage worden gevraagd voor hen, die
deze gemeenschapsplicht en -last wel
moeten vervullen? Ik zou van de mi
nister hierover graag een gefundeerd
oordeel vernemen", besloot hij zijn re
de.
ie
heeft betere infrastructuur
nodig
BRUSSEL Overal ter wereld bijna streven
regeringen in beginsel naar centralisatie van de
bestuurlijke macht. Dat is overheden ingebakken.
Minister L. Tindemans, de Vlaamse helft van de
Siamese tweeling, die het kabinet Eyskens de por
tefeuille voor de Belgische wetenschappen be
heerst zijn Waalse collega heet Terwagne
legt ons uit dat dit kabinet tegen die bijna natuur
lijke „trend" wil ingaan. H(j is jong, energiek, for
muleert scherp; velen zien hem als een der „co
ming men" in de Belgische politiek.
„Dit kabinet", zegt hij, „wil decentraliseren
met behulp van drie wettenpakketten: voor de
culturele autonomie der diverse bevolkingsgroepen,
voor decentralisatie van de administratie door
meer macht te verleggen naar provinciale en ge
meentebesturen, voor economische decentralisatie
met meer inspraak (geen beslissingsbevoegdheid!)
voor de Waalse en Vlaamse economische raden.
Wij overwegen zelfs vijfjarenplannen te gaan op
stellen, al is dat eigenlijk in strijd met het tempe
rament'der Belgen: wij improviseren liever."
Men kan het met hem eens zijn dat meer „plan
ning" in België onontkoombaar is. De infrastruc
tuur is hier en daar bedenkelijk achtergebleven,
de planologie staat in de kinderschoenen, en echt
niet ten onrechte noemde de beroemde Vlaamse
schrijver Marnix Gijsen zijn vaderland „een land,
door onze generatie gemaakt tot een zeer lelijk
land".
Een van de zaken die vooreerst nodig zijn om de
lagere overheden meer bevoegdheden en meer
kracht te geven en daardoor ook, zoals de heer
Tindemans zegt, de overheid te „humaniseren"
dus de afstand tussen bestuur en bevolking geringer
te maken is het vergroten van de bestuurskracht
der gemeenten. Maar dat is bij te kleine gemeen
ten ondoenlijk en juist in België zijn nog talloze
mini-gemeenten met minder dan 2000 inwoners. Door
samenvoegingen wil minister Tindemans 42 pet. der
gemeenten laten verdwijnen, laten opgaan in gro
tere gehelen. Van die kleinste gemeente liggen
er zeer vele in de afgelegen delen van Wallonië.
Wie als Nederlander weet hoe bij ons al samen
voeging van gemeenten aanleiding kan geven tot
eindeloos geredekavel en touwtrekkerij, beseft dat
dit bij onze zuiderburen nog gevoeliger kan liggen
o.a. bijaldien in de gebieden langs' de taalgrens
altijd weer het taalprobleem zijn vermaledijde
neus om de hoek van elke conferentiekamer komt
steken.
]yiet die economische decentralisatie is het beeld
nog wat moeilijker. Ook op dat gebied ligt heel
België bezaaid met voetangels en klemmen. Vaak
zijn die nog geraffineerder verborgen dan de be
stuurlijke, vanwege de subsidies die de centrale
overheid geeft aan probleemgebieden en „groei
polen". Wij weten er bij ons ook alles van: hoe
veel burgemeesters in Nederland zouden al niet ge
probeerd hebben hun gemeente tot „kerngemeente"
verklaard te krijgen, of tot „probleemgebied", ten
einde de allergunstigste subsidievoorwaarden voor
industrievestiging in de wacht te slepen? En in een
land met een taalprobleem dat steeds duidelij
ker ook een economisch probleem wordt kun je
dat probleem ook gebruiken als stormram bij bij
voorbeeld het gevecht om subsidies. Daarmee maak
je zo'n zaak dan nog gecompliceerder en vooral
ook geëmotioneerder dan bij ons.
Een paar jaar geleden stelde de regering een
gamma van criteria op voor industriële streekont-
wikkeling. Op grond daarvan kwem men tot win-
tig „probleemgebieden"hé, zeg, da's nou ook
toevallig: tien in Vlaanderen en tien in Wallonië!
Door politieke pressie uit de regio, vaak via
volksvertegenwoordigers, zijn er nu al veertien
probleemgebieden
Het systeem waarmee de centrale overheid nu
terwijl de wet op de economische decentralisa
tie nog niet is aangenomen de streekeconomie
bevordert, achten wij typisch. Als er op het Rijks
budget, zeg 10,5 miljard frank voor ontwikkeling
van de streekeconomie staat, zegt het departe
ment: „Vijf miljard voor u, Vlamingen, vijf mil
jard voor u, Walen, en allez, trekt uw plan. En dat
halve miljard dat nog over is krijgt Brussel, want
dat is wel geen probleemgebied maar weet ge:
daar willen we de lui het gezicht niet laten verlie
zen..." Het is een federalisme in de praktijk des
levens, in een land waar de meesten niet federa
listisch willen denken...
Een ander voorbeeld, 't Vlaamse Gent is een ou
de stad, met zeer veel kunstschatten, 't Waalse
Luik is ook een oude stad maar met minder
kunstschatten. Voor onderhoud en restauraties
krijgen die van Gent en Luik echter even grote be
dragen. In Luik weet men nauwelijks, hoe het geld
op te krijgen
Op papier zien de hervormingsplannen van het
kabinet-Eyskens er goed uit. De politieke weg
naar verwezenlijking zal lang en bochtig zijn; als
noorderbuur, vooral ook partner van de Benelux en
in de Euromarkt moet men dat betreuren. En
daarbij nog even terug naar infrastructuur en
planologie: wij menen dat bij alle hervormingsplan
nen aan die twee aspecten te weinig aandacht wordt
besteed, Tja, een betere infrastructuur op grond
van meer solide planning kan nu eenmaal alleen
worden verwezenlijkt bij hoger inkomen van de
overheid, dus bij hogere belastingen. En aiaiai,
daar zit de zere kies!
"jVederlanders kreunen onder veel hogere fis
cale lasten dan de Belgen, maar als ge
meenschap krijgen wij er dan ook een en ander
voor terug: wegen, bruggen, scholen tunnels. Goed
het is een Nederlander die dit schrijft en in de
ogen van vele Belgen zijn wij al te dorre „plan
ners", al te zeurderige Pietjes Precies, met een
voor de Belg verbijsterende neiging tot perfectio
nisme. Zeker kan de pragmatischer een zonniger
aanpak van maatschappelijke problemen die
de Belg kenmerkt, een Nederlands hart verruk
ken. Denondanks: aan een betere kostbare
infrastructuur zullen de Belgen niet kunnen ont
komen, willen zij ook in de jaren zeventig mee
kunnen in Europa, in de wereld. En die strijd om
morgen zal ze geld gaan kosten!
„Maar ruim veertig procent van de
mannelijke Nederlandse jeugd moet
twee jaar in dienst. De rest is vrijge
steld of buitengewoon dienstplichtig
verklaard. Er bestaat een algemene
dienstplichtwet, die in de praktijk niet
of nauwelijk wordt toegepast", zegt het
66-jarige Kamerlid, dat in zijn functie
het personeelsbeleid van Defensie nauw
lettend in de gaten houdt.
„Als ons leger een welke reden
dan ook minder mensen nodig heeft,
dan mogen daar dienstplichtige militai
ren niet onder lijden. Zij lopen een
achterstand in promotie en inkomen
op, die haast nier meer is in te ha
len", is zijn vaste overtuiging. Hij weet
zich in deze overtuiging niet alleen te
staan, want in voorgaande jaren vroe
gen ook de Kamerleden Koudijs en
Vonhoff (beiden VVD) aan minister
Den Toom om een concreet antwoord
in die richting.
Dit .jaar zijn er bijna veertienduizend
Nederlanders, die ondanks een vol
maakte gezondheid niet in dienst hoe
ven. Het leger heeft ze niet nodig en
daarom staan ze op de lijst van bui
tengewoon dienstplichtigen. Volgend
jaar zal dit aantal nauwelijks lager
zijn.
In de vele duizenden loopt het aantal
vrijgestelden, die door studie of on
misbaarheid in functie geen soldaatje
hoeven te spelen.
„Dat zijn de boffers van de moderne
maatschappij, die best een financieel
offer kunnen brengen voor hen, die
de gemeenschapsplicht moeten vervul
len. Geen symbolische bijdrage natuur
lijk, want het gaat er om dat de finan
ciële afstand tussen deze twee groepen
kleiner wordt".
Over de hoogte van zo'n dienstplicht
belasting heeft het Kamerlid zich nog
geen mening gevormd. „Dat zou moe
ten afhangen van inkomen en tijdsduur,
waarover deze belasting moet worden
betaald. Ik kan mij voorstellen dat een
afgestudeerde, die meermalen uitstel
heeft gekregen, meer belasting betaalt
dan een jongen van twintig jaar, die
net een beetje begint te verdienen", is
zijn voorlopige gedachte.
Hij is een voorstander van een ge
spreide betaling van de dienstplichtbe
lasting over een periode van drie tot
vijf jaar.„Het zou onredelijk zijn de
vrijgestelde ernstig in zijn inkomen
aan te tasten. Het is meer een kwestie
van dat de verdienende dienstplichtige,
niet „op hoeft te komen", meebetaalt
aan een verantwoorde wedde van de
werkelijk dienende militair", meent
het Kamerlid.
Nog wacht de heer Maenen op het
antwoord van zijn vraag aan minister
Den Toom. Vurig hoopt hij dat dit ant
woord is te vinden in het rapport van
de commissie-Peyenenburg.
Als de minister of de rapporteurs
niet met een afdoend antwoord komen,
zal hij het er niet bij laten zitten."
Voorlopig heb ik mijn eigen mening
De heer J. H. J. Maenen, die sinds 1962
de KVP vertegenwoordigt in de Twee
de Kamer, is in zijn fractie deskundige
op het gebied van personeelsbeleid in
defenseiezaken.
Hij werd op 31 maart 1903 in het Lim
burgse Meerssen geboren, werkte eni
ge jaren bij het verkoopkantoor van
de Staatsmijnen en bij een Raad van
Arbeid. Tussen 1955 en 1962 was hij
lid van de Eerste Kamer voor de KVP.
Hij was ook voorzitter van de Katho
lieke arbeidersbeweging in Limburg
en secretaris van de Limburgse indus-
triebank.
weergegeven. Ik hoop te komen tot een
fractiestandpunt, zal dan in de defen
siecommissie van de Tweede Kamer
dit probleem aan de orde stellen. Ik
ben er van overtuigd, dat ook in de
andere fracties zal worden gepraat
over de dienstplichtbelasting".
Hij vindt het woord belasting verve
lend, maar geld moet er komen voor
Jan Soldaat.
fknlangs heeft de Parjjse prefeet van
politie uiteengezet waarom hij het
jachtseizoen in de stad geopend had
verklaard, hoeveel wild er alleen b(j de
poelier te vinden is en men het uitslui
tend met mes en vork te lqf gaat.
De jacht was geopend, zei h(j, omdat
aldus het recht van stedelingen op een
droom werd bevestigd.
"Het is algemeen bekend," schreef
hij in het officiële gemeenteblad, „dat
het genoegen van de jacht veel meer
omvat dan het schieten van wild. De
prefect van politie heeft de Parijzenaars
niet willen beroven van een kostbare
droom.
"Het kwam hem voor dat het ach
terwege laten van het openen van het
jachtseizoen in Parijs onder voorwend
sel dat er geen wild is, net zo iets zou
zijn als het afzien van het vieren van
Kerstmis omdat er geen sneeuw is om
per slee naar de nachtmis te gaan".
Nu de avonden weer lengen en slecht
weer geen uitzondering is, moet
de automobilist, die 's avonds nog
gaat rijden, vooral wanneer hij dat
op donkere wegen doet, zorgen voor
een voldoende voorziening met vita
mine A om zijn aanpassingsvermogen
aan slecht zicht enerzijds en mogelij
ke verblinding door tegenliggers an
derzijds zoveel mogelijif op te voeren.
Weliswaar helpt niets tegen de ver
blinding zelf, maar bij een voldoende
aanwezigheid van vitamine A, treedt
aanstonds een beter „zicht" op na het
passeren van de verblindende lichten.
Voor een goede vitamine A-produktie
zorgen o.a. lever, leverworst, boter,
eieren, tomaten, spinazie en abriko
zen.
Moderne onderzoekingen tonen aan.
dat kijken naar een slecht TV-beeld
leidt tot een gebrek aan vitamine A,
dat dus ook tot aanvulling noopt.
jyjeneer Jonathan Shaw heeft in de
32 jaar van zijn leven al heel wat
ervaring opgedaan. Hij werd in Zuid-
Afrika geboren en zijn eerste baan was
huursoldaat in de Belgische Congo. Na
enige maanden hard te hebben gevoch
ten, samen met zijn collega's, buiten
landse huursoldaten (wel een riskant
maar ook een lucratief beroep), vond
de Zuid-Afrikaner Shaw het welletjes
en met het overgespaarde geld begon
hij een antiquariaat in Johannesburg.
Was het leven als huursoldaat hem
wat te levendig, dat als antiquair vond
hij te saai. Hij ging dus naar Londen
en opende daar een volkomen uniek be
drijf, dat hij thans op zeer succesvol
le (en wederom lucratieve) wijze leidt.
Hij en zijn medewerkers verzorgen...
huisdieren. Zijn bedrijf reinigt huisdie
ren, trimt honden, behandelt ze zo no
dig met deodorants, maakt ze zindelijk
als ze dat nog niet zijn en zorgt desge
wenst voor hun voeding.
Waarom dit bedrijf een succes is?
Omdat blijkbaar nog nooit iemand in
Engeland eraan gedacht heeft zo'n
zaak op te zetten. „De Britten zijn er
te lui voor", zegt Shaw.