Velen hopen op zijn terugkeer KLEIN GROEPJE „LEGERHATERS" HIELD TWEEDE CONGRES Bond van Dienstweigeraars wil voortaan in het leger obstructie gaan voeren Grote stadis voor mannen ongezonder dan voor vrouwen Reeds tienduizend inschrijvingen tv-cursus schaken Uitvoer naar W.-Duitsland overtreft dit jaar invoer Wensen van de heren der schepping STUNTELIG GEGROND BROK EMOTIE WEEMOED VERLEDEN TIJD GEEN GESIS VERLANGEN Gunstige ontwikkeling MAANDAG 17 NOVEMBER 1969 Een gunstig punt dus, maar daar komt iets zeer negatiefs bij. De heer Yntema noemt dat „mortaliteitsbesmet- ting" dat eenvoudig betekent dat men sen die in grote groepen bij elkaar wo nen en werken elkaar „aansteken om dood te gaan". „Zoals men elkaar clan vroeger aan stak met besmettelijke ziekten, zo steekt men elkaar nu aan met verkeer, lawaai, jachtig leven, geluidshinder, luchtverontreiniging. Men staat daar door bloot aan veel spanningen, men gaat roken, drinken, te laat naar bed, men neemt te weinig lichaamsbewe ging, kortom, het is heel anders dan wanneer men op het platteland woont." Tegen dit negatieve punt, weegt op dit moment het positieve punt van het leven in 'n forse stad, snelle medische hulp, kennelijk niet op. Voor de man nen in die steden althans, want zij zijn het, die deelnemen aan het „openbare leven", nog steeds veel meer dan hun vrouwen, die voor een groot deel niet buitenshuis werken. „Maar waarschijnlijk zullen de vrouwen in grote steden, de mannen wat het sterftecijfer betreft toch wel achterna gaan wanneer zij óók banen krijgen, aldus de heer Ynte ma. „Neem ongehuwde werkende vrouwen in een grote stad. Zij leven vaak een zo inspannend leven, dat het hen met 60 jaar eigenlijk al pensioen- rijp maakt". Op het platteland vervallen die span ningen. Zoals dr. Yntema het ziet, „hangt" de levenszaak alleen nog op het punt medische hulp. Dat is dan voor mannen kennelijk 'n iets minder belangrijk punt dan voor vrouwen, hoewel mannen lichamelijk toch altijd minder sterk zijn dan vrou wen. Bij een enquête onder 200 Engelse vrijgezellen tussen de 16 en 25 is ge bleken dat mannen op het ogenblik wei nig anders zijn dan in de jonge tijd van hun vaders of zelfs hun grootvaders. Meer dan 90 pet. wenst te trouwen, 80 pet wil een huis bouwen en 72 pet wil een gezin. De ondervraagden von den dat vrouwen niet op voet van ge lijkheid moesten staan. De meerderheid van hen zou nooit trouwen met een vrouw, die intelligenter is dan zijzelf en geen zou het toestaan dat zijn vrouw regelmatig haar moeder zou vragen te komen logeren. 74 pet van de vrijgezellen had de voor keur voor een blonde vrouw. Het bleek, dat 72 pet lette op de benen, een aar dig gezicht kwam op de tweede plaats. De enquête werd gehouden voor «en reclamecampagne voor herenmode. Zou ooit nog eens zo'n prachtige stoomtrein van weleer door het landschap gaan? Het verlangen naar een dergelijke rit leeft bij duizenden Nederlanders. hebben nog dat waas van onbekende, wat geheimzinnige verten. Maar het verlangen naar weer eens een rit met een stoomtrein is blijven hangen. Niet vóór niets floreert de NVBS (de Nederlandse Vereniging van belangstellenden in het spoor- en tram wegwezen). In De Koppeling, het perso neelsblad van de Spoorwegen, is met zoveel woorden gevraagd „om op bij zonderedagen weer eens een stoomrit te maken". „Tja", zeggen de Spoorwe gen, „wij hebben ook niet kunnen voor zien dat de belangstelling voor stoom locomotieven na tien jaar zo enorm zou zijn. Toegegeven, 't is een aantrek kelijke gedachte om met een complete historische trein te kunnen rijden". Maar er zijn veel moeilijkheden. Een locomotief uit het museum weer be drijfsklaar maken is lastig en kost baar. Het daarvoor nodige vakman schap en gereedschap zijn schaarse ar tikelen geworden. Niettemin heeft de chef van de lijndienst, ir. J. C. Jonker, laten weten dat hij de zaak een over weging waard vindt. Zo blijft de hoop leven. Drs. HANS TEN DAM. DIENSTWEIGERAAR Dat moet als een trein gaan lopen... Onze nationale grenzen werden vorig jaar bewaakt door 160.000 dienstplichtigen. Eigen lijk hadden het er 160.165 moeten zijn, maar die 165 hebben „met succes" een beroep ge daan op de wet gewetensbezwaarden militai re dienst. Dat succes betekende 26 maanden (nu 23) in een van de zeven werkinrichtin gen voor dienstweigeraars. Geen ideale situatie voor de jongemannen die geestelijke of zedelijke bezwaren tegen de militaire dienst hadden. Om iets aan die leef- en werksituatie te doen werd op 26 juli 1967 de Bond Van Dienstweigeraars (BVD!) opge richt. Het werd een moeizaam bestaan, door ge brek aan medewerking van de overheid (mi nisterie van defensie), door een moeilijke communicatie onderling en door de snelle wisseling van kampbewoners. Toch heeft de BVD intussen zijn tweede congres gehouden. Een lange dag met veer tien agendapunten, weinig militante spre kers maar toch een paar belangrijke beslis singen en een ledengroei van bijna veertig tot 130. De man die op die dag de zaak een beetje heeft gered, is ex-BVD-voorzitter, dienstwei geraar en pedagoog-socioloog Hans ten Dam. Zijn argumenten hadden een wetenschappc lijke basis: een unieke enquête onder 102 dienstweigeraars. Twee weken na het congres in Utrecht: ,Het was heel wat beter dan het eerste con gres; politiek ook wel progressief, maar de argumentatie leek nergens op". Een verschijnsel dat in strijd is met het beeld uit de enquête. Daaruit blijkt dat de „gemiddelde" dienstweigeraar een stedeling is, een behoorlijke opleiding heeft gehad, ac tief is, onkerkelijk en serieus, een neiging heeft tot simplificering, onvrede heeft met het politieke systeem en in de ruimste zin an het woord links is. De heer Ten Dam: „Dat veel jongens op het congres zo'n stuntelige indruk hebben ge maakt, komt door de weerzin bij die groep mensen om informatie te verzamelen om dat die informatie uit het establishment komt. Van de 102 hebben overigens 32 blanco ge stemd bij de vraag met welke politieke par tij zij sympathiseerden". „Er zijn natuurlijk ook secundaire types: de duidelijke pacifist, de duidelijk godsdien stige". v Op het BVD-congres is een motie aangeno men waarin medebeslissingsrecht werd ge- eist bij het tot stand komen van een nieuwe wet op de gewetensbezwaarden. Behalve de geestelijke en zedelijke motieven (Ten Dam: „Dat zedelijke hebben ze voor de humanis ten gedaan") willen de BVD-ers ook politieke bezwaren als mogelijkheid in de wet opgeno men hebben. Hans ten Dam: „Die eis is natuurlijk be lachelijk, daar bereik je niets mee. Je moet de politieke partijen bewerken, via buiten parlementaire oppositie. Dat néémt niet weg dat het verlangen gegrond is." „Op de vraag op welke erkenningsgrond men dienst had geweigerd, antwoordden slechts twintig op godsdienstige gronden. Negentien op een combinatie van godsdien stige en zedelijke gronden en maar liefst 62 op alleen zedelijke gronden". Op het congres is ook een nieuwe tactiel aangenomen: wel dienstnemen, tijdens de diensttijd zoveel mogelijk proberen obstructie te plegen en als dat niet meer lukt verdere dienst te weigeren. Hans ten Dam: „Uit het onderzoek is ge bleken dat 25 procent van de dienstweige raars al in dienst zaten voordat ze weiger den. Dat lijkt een hoog percentage, maa: voor een belangrijk deel wisten de betrokke nen niet hoe ze dienst konden weigeren, voor dat ze in dienst zaten". „Bovendien zit er in de structuur een druk om geen dienst te weigeren. Een dan is er nog een oogkleppen-politiek bij de jongen.1 die worden opgeroepen. Ze kijken hun oproe- pingskaart niet eens behoorlijk in, maar daarop staat dat en hoe je je kunt beroepen op de wet gewetensbezwaarden". Belangrijk vindt de heer Ten Dam dat de BVD ook noor niet-dienstweigeraars als ver eniging is opengesteld. Hij zegt: „Het is be langrijk dat je ook na je dienstweigeringstijd lid kan blijven, omdat de ervaring dan gaat werken". „Het actie voeren gaat nog zo stom. Waar dat aan ligt, kan ik ook niet zeggen. Een he leboel dingen zijn vanzelfsprekend voor ze. Ik geloof dat er onder de jongeren veel rondlopen met volwassen ideeën, maar zon der zelf psychisch volwassen te zijn. Er zit nog zo'n brok emotie bij". Geprobeerd wordt om via de BVD een goed werkend informatie- en documentatie centrum op te richten. De heer Ten Dam: ..Dat moet als een trein gaan lopen. Dan kan je allerlei acties gaan ondernemen. Een beet je in de ludieke sfeer. Met een kraampje bij een legeroef en ing gaan staan op de Lünebur- gerheide, zoals onze Duitse geestverwanten hebben gedaan. Of als die twee Engelse jon gens in een zeilboot door een vlootoefening varen, zodat ze niet konden schieten". Nederland heeft op het ogenblik 180 te werkgestelde dienstweigeraars, maar de BVD-nieuwe stijl moet volgens de heer Ten Dam minstens vijfduizend leden kunnen krij gen. Hij zegt: „Dienstweigeren is een soort guerrilla geworden, maar dan een bureaucra tische guerrilla". „Als dienstplichtige heb je de leeftijd nog liet om maatschappelijk en juridisch effec- ief terug te kunnen vechten. De BVD heeft ook repetitoren van diverse vredesinstellingen, lie bij de verhoren aanwezig mogen zijn. Het is iets". Als de BVD-ers hun zin krijgen verdwijnt het leger. Er ontstaat een vacuüm waar over Hans ten Dam wel gedachten heeft, hij zegt: „Een werkelijke legermacht is haast niet meer mogelijk, omdat een oorlog alles vernietigend zou zijn". „Er zijn eventueel twee alternatieven. Een troepenmacht voor ontwikkelingshulp, maar dan meer essentieel gericht dan nu. Of een wit of sociaal leger. Arbeidskracht voor de verwezenlijking van allerlei maatschappelijke projecten als recreatieparken, krotopruiming en ga zo maar door. Het is een alternatieve dienstplicht en een van de weinige werkelij ke mogelijkheden". De werkelijkheid is nog ver weg, maar het gevecht gaat door met gebroken geweertjes. GROEIEND HEIMWEE NAAR DE ROMANTIEK VAN DE STOOMLOC Als een beroemde Duitse stoomloco motief het land binnen rijdt en vervol gens Arnhem en Nijmegen aandoet lopen enkele duizenden enthousiasten te hoop; met schietgrage camera's en bijna plechtig-ontroerde gezichten. Waarom en waardoor? Het zijn voor een goedideel dezelfde mensen die met een grote mate van nostalgie naar vroe ger in het spoorwegmuseum staan te mijmeren. Bij de Ahrend en enkele van rijn imponerende opvolgers. Zij zijn zich van één ding goed be wust: het is daar maar half echt. I)e reuzen staan er, prachtig opgepoetst, maar roerloos. Hun eens levende kracht is er uit. Het kost in die stille zaal moeite aan water, vuur, stoom en grote dotten poetskatoen te denken. De Rheingold-stoomloc in volle glo- onlangs allemaal weer losgewoeld. Let onlangs allemaal weers losgewoeld. Let wel: zo-iets gebeurt tien jaar nadat de Nederlandse Spoorwegen hun laatste in bedrijf zijnde stoomlocomotief de 3737 het zwijgen hadden opgelegd. Groot is intussen het legertje mensen dat zich een tikkeltje weemoedig alles nog haarscherp herinnert. Om maar een voorbeeld te noemen: hoe de stoom reuzen vóór de oorlog de klim naar de Veluwe besprongen. Rook en vonken spuwend zeulden zij hun zware last de lange helling op. Hijgend en steunend haalden zij Stroe, Kootwijk en Assel, om dan voor die tijd griezelig hard naar beneden te denderen, Apeldoorn tegemoet. Toen kwamen de dieseltreinen. De eerste rit daarmee en de verbazing daarover zal ik nooit vergeten. Als een hinde schoot het lange gestroomlijnde wagenlint naar boven. De snelheid bleef onveranderd hoog. Maar de romantiek, het gevecht met het hoogteverschil van de „meester" en diens stoker op „de kar" waren verle den tijd geworden. Geen machinist meer die voor de reis keurend en spie dend rondging, de oliekan met meters lange tuit gul hanterend. Geen stoker meer op „de plaat", die zwart en zwe tend het laaiende vuur onder de ketel steeds meer te verzwelgen gaf. Het gaat nu sneller en keurig netjes allemaal. Elektrische treinen schuiven als beschaafde figuren stations bin nen. Stil en zonder merkbare inspan ning glijden ze weer onder de overkap ping vandaan. Geen woest gestamp en gesis meer, noch hard doorslaande wielen. Geen besmookte stations, waar slierten rook en stoom verraadden dat er net een trein was vertrokken. Als vijftienjarige of daaromtrent schoot ik als het even kon een station in. Met gretige teugen genietend van de sfeer en de telkens weer opwinden de gebeurtenissen. Pratend met „de meesters", die hun wil oplegden aan die machtige machines. Het waren sterke verhalen soms, maar altijd de fantasie prikkelend. Treinen rijden nu aan en af als trams. Alleen hun grote internationale broers AMSTERDAM De stichting Te! heeft dezer dagen de 10.000ste deeln mer aan de televisiecursus schake» kunnen inschrijven. Voor het bereiken van deze mijlpaal zorgde de heer J. G. Brouwers uit Den Haag, die zater dag tijdens een bijeenkomst in Amster dam uit handen van prof. dr. Max Euwe een schaakspel ontving. Zijn 12- jarige zoon Frits, voor wie hij had in geschreven werd verrast met een hor loge. De belangstelling voor de schaak cursus is blijkens een onderzoek naar de kijkdichtheid, veel groter dan het aantal inschrijvingen zou doen vermoe den. De uitzendingen worden, aldus Teleac-directeur A. Sterman, door zo'n 400.000 kijkers gevolgd. „Allemaal zwart kijkers, die echter ook witte velden zien", zo merkte hij op. Volgens hem zou Teleac zeker een vervolgcursus geven als de noodzaak daartoe mocht blijken en er ruimte voor is. Voor liefhebbers van dammen deed hij de plezierige mededeling, dat in het voorlopige Teleacprogramma voor 1970-1971 ook een cursus in dit spel ls opgenomen. DEN HAAG Nederland heeft in de eerste negen maanden van dit jaar meer goederen (in guldens) aan West- Duitsland verkocht dan het er heeft gekocht. Gewoonlijk vertoont onze han delsbalans met Duitsland een tekort* Onze invoer bedroeg in januari-septem- ber 7.55 miljard gulden, onze export 7.60 miljard gulden. Vooral sinds de pseudo-revaluatie van de Duitse mark in november 1968 (via Duitse invoer- subsidies en exportbelasting) is onze uitvoer sterk gegroeid: met ruim 26 procent. De Duitse uitvoer naar Neder land steeg sindsdien met achttien pro cent. Er is, wat het bereiken van de leeftijd betreft, een „landelijk gemiddelde"Maar én in de gro te steden én op het platteland zijn cijfers tevoor schijn gekomen die van dat gemiddelde afwijken. De man die hier over mannen, vrouwen en cijfers vertelt is DR. L. YNTEMA in Amsterdam. Vrouwen die in een forse stad wonen, leven daar gemiddeld langer dan hun mannen. Vrouwen overleven 'n stad op dit moment ook beter dan het platte land, want op het platteland hebben mannen het voordeel ouder te worden dan vrouwen. Er zijn cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek die dat aantonen, maar cijfers zijn cijfers en ze praten verder niet. Wie wel praat dat is dr. L. Yntema in Amsterdam. Hij is wiskun dig adviseur van de Sociale Verzeke- rings Bank daar, maar vooral als be stuurslid van de Stichting Welzijn en Bevolkingsgroei heeft hij zich over de sterftecijfers heengebogen en hij is ze gaan interpreteren. Die Stichting, die een raad van ad vies heeft waarin onder anderen prof, dr. F. L. Polak en prof. dr. P. Mun tendam zitting hebben, is een stichting die in feite steeds maar „Ho, stop", roept. „Vervelend natuurlijk, maar wij vin den dat wij dat moeten doen omdat we de zaak in Nederland leefbaar willen houden", zegt dr. Yntema. „Wij waren bijvoorbeeld als een van de eersten voor geboortenbeperking. En op die ge- boortenbeperking hamerden wij al in de tijd dat er nog dat misplaatste en thousiasme was over de zoveelhon- derdste inwoner van een plaats en drie- en vierlingen". Het is dus die dr. Yntema die nu over de sterftecijfers gaat praten. „Dat mannen eerder sterven in een grote stad dan op het platteland, lijkt vreemd", vindt hij. „In een stad zou den ziekenhuisaccommodatie, snelle, gespecialiseerde hulp, hygiëne, enz. mannen juist een lang leven moeten ga randeren.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 7