Ons onderwijssysteem - een gebied?" Elkaar aanvaarden Leerplicht Elf-plus Als reactie De houses Bezwaren Meer bezwaren Maar toch Streaming en setting Examens Conclusies Het is niet zwart-wit! door W. INT VELD TER OVERDENKING Een van de dingen, die wij van het Engelse onderwijs systeem kunnen leren, is, dat 't onderwijs daar ondergeschikt gemaakt is aan de leerling als indi vidu. Ten aanzien van het latere leven wordt een grote nadruk gelegd op de persoonlijkheidsvorming. De leer ling moet individueel en maatschap pelijk zo goed mogelijk toegerust worden. Karakterontwikkeling en sociale instelling spelen in de En gelse schoolopvoeding een belang rijke rol. Op het tweede plan komt de intellectuele vorming. Het ideaal is persoonlijkheidsvorming en ver standelijke ontwikkeling daarna, hand in hand te laten gaan. De leerlingen bevinden zich in een bepaalde klas volgens leeftijd. Iede re leerling werkt per vak op het ni veau, dat zoveel mogelijk past bij zijn aanleg. Hiermee is het probleem vu het zittenblijven opgelost. Maar laten wij eerst eens kijken hoe een leerling op de school voor voortgezet onderwijs komt. Wan neer hij op elfjarige leeftijd aan komt, kan hij al een negenjarige schoolperiode achter de rug hebben. Om sociale en opvoedkundige rede nen zijn er al zogenaamde „Nurse ry schools" voor kinderen van 2-5 jaar. Behalve in de steden waar de kinderen vaak niet op straat kun nen spelen, werken veel jonge moe ders de hele dag of een gedeelte daarvan. Ook om andere redenen en daarmee komt de persoonlijk heidsvorming weer voor de dag stuurt men de kinderen al graag zo vroeg mogelijk naar „school": zij le ren er sociaal gevoel, rekening te houden met anderen en zich thuis te voelen in grotere groepen kinderen. In zo'n kleutergemeenschap kunnen zij zich ten volle ontwikkelen. Van 5- tot 15-jarige leeftijd is er leerplicht voor iedereen, ook voor de zwakst-begaafden. Het plan is om met ingang van het schooljaar 1972- 1973 de leerplichtige leeftijd te ver hogen tot 16 jaar. De plaatselijke onderwijsautoritei- ten hebben te zorgen dat er vol doende „primary schools" zijn, te vergelijken met onze lagere school, met dien verstande, dat de school daar is verdeeld in twee delen, een gedeelte voor kinderen van 5-7 jaar (infant-part) en een junior-gedeelte van 7-11-jarigen. In bijna de helft van de gevallen zijn die scholen ge scheiden en hebben zij een eigen hoofd. Als het goed is, is de^ over gang van de infant- naar de junior- school niet groot. Er is één ver schil: het proces van „streaming" begint, of beter gezegd: de selectie procedure van het elf-plus-examen werpt zijn' schaduwen vooruit. Het kind komt in die parallel-klas te zit ten, waar hij qua begaafdheid 't best aan z'n trekken komt. Een wat min der begaafde leerling doet het wat kalmer aan, doet er misschien wat minder omheen, maar krijgt meer aandacht. HU blU'ft echter nooit zit ten! Wat wij de B.L.O.-kinderen noe men, zitten in een speciale klas, (overigens wat zijn dat eigenlijk precies: B.L.O.-kinderen? Allerlei onderzoekingen in Nederland van de laatste tijd hebben uitgewezen, dat veel kinderen uit zwak-sociale milieus, gewoon naar het B.L.O. toe gepraat worden. Wat een verspil ling van intellect). Uiteraard zijn er de scholen en instituten voor de groep, die ik gemakshalve de debie len noem, in al haar gevarieerdheid. Sinds de onderwijswet van 1964 heb ben de lokale onderwijsautoriteiten de bevoegdheid de leeftijd, waarop de leerlingen van het lager naar het vervolgonderwijs gaan, te variëren, bv. tot op 12-jarige leeftijd. Er gaan ook stemmen op deze leeftijd te verhogen tot 13 jaar en de naam „junior-scholen" te wijzigen. Een nieuwe naam kan dan worden „midden-school", bestemd voor leerlingen van 8 of 9 tot 13 jaar. Er bestaan momenteel twee van zulke scholen. TER LERING NAAR ENGELAND Jarenlang hebben wij elkaar aan gepraat, dat het Nederlandse onder wijssysteem tot de beste van de wereld behoorde. Om te beginnen gaven we onze onderwijzers en leraren een gede gen opleiding en wanneer zij de hoeveelheid stof al dan niet weten schappelijk verwerkt hadden, wer den zij opgenomen in het leger van onderwijskrachten. Aan pedagogi sche en didactische vorming werd ternauwernood gedaan: een goede onderwijzer of leraar werd je in de praktijk (dat laatste is natuurlijk niet tegen te spreken). Vervolgens heerste er op de scho len een zekere discipline en rust, waardoor een grote mate van ken nisoverdracht gewaarborgd was. De man voor de klas gaf zijn lessen en stelde zijn eisen. Aan zijn manier van lesgeven, van zijn wijze van cijferen, was een leerling onderge schikt. Die had zich te schikken. Voldeed hij niet aan de individueel door de leraar gestelde eisen, dan kreeg hij een onvoldoende. Daarna kreeg hij te maken met de normen van de school. Voldeed hij daar niet aan dan was het zitten blijven ge blazen of een andere school opge zocht. Wij leraren bekogelden de leerlin gen permanent met cijfers (het rode potlood is een machtig wapen) en de leerlingen zaten en zitten nu nog in een dagelijkse afvalrace. Wij se lecteren van de eerste tot de laatste schooldag, van het eerste tot het laatste schooljaar. Het liefst zouden wij, naar mijn indruk, daarmee nog na het examen doorgaan, want het zit ons in 't bloed. Op een examen vergadering wordt nog wel eens de opmerking gemaakt: „Moet hij of zij nu naar de universiteit?" Aan de wijze waarop dat gezegd wordt, merkt men de beroeps-selecteur op. Ik zeg het scherp, maar wil nie mand individueel beschuldigen. Als ik dat zou doen, komt het ook op eigen hoofd neer, want we zitten al lemaal, leraren en leerlingen, in het systeem vast. Als er dus kritiek is te oefenen, dan op het systeem. Maar wij zijn geen slaven van ons huidige bestel: dat hebben wij ten slotte zelf gemaakt. We moeten in staat zijn het te veranderen. Geluk kig gebeurt het ook. Daarvoor is no dig dat we allereerst onze zelfge noegzaamheid kwijtraken. Een inter view in deze krant met de heer Hoogbergen kan daar bij helpen. Deze rector verklaarde aan de ver slaggever: „Alleen in Brits Honduras is het vervolgonderwijs nog slechter dan in Nederland". Een bezoek van zeven weken aan de U.S.A. deed hem tot de slotsom komen, dat ons vervolgonderwijs onder het hoofd stuk „achtergebleven gebieden" ge plaatst dient te worden. Veel mensen willen zoiets niet ho ren. Met name oudere onderwijs mensen worden dan boos. Dat is be grijpelijk. Het is niet zwart-wit. Er is en wordt op een voortreffelijke wijze les gegeven. Heel wat mensen heb ben een groot deel van hun vorming mede te danken aan gewoon-fijne- mensen-van-voor-de-klas. En ook in een eventueel ander, nieuw onder- wijsysteem, zullen er docenten zijn, die er weinig of niets van terecht brengen. De mens voor de klas is en blijft belangrijk. Vervolgens moeten we de fouten, die aan ons onderwijsbestel kleven, opsporen. En ons veel meer dan tot nu toe de vraag stellen, waar we met ons onderwijs heen willen. doordat de ouders toch niets te ver tellen hebben. Waarom zou je je druk maken als de uitslag van het elf-plus-examen toch bepalend is voor toelating tot het middelbaar onderwijs? Daardoor gaat het zo even genoemde gunstige effect van dit examen ten aanzien van de de mocratisering weer gedeeltelijk ver loren. Ondanks deze democratise ringstendens wil men in onderwijs kringen van deze radicale selectie methode af. Eén dag en dan op 11-jarige leef tijd, kan niet bepalend zijn voor de rest van het leven. Daarbij komt dan nog het ongewenst statuseffect: vele ouders beschouwen het als een degradatie, wanneer uitgerekend hun kind zakt voor dit examen. Maar ook de leerling zelf krijgt op dat moment een klap en kan het later als een ernstig falen beleven. Er is opgemerkt, dat hoe efficiën ter de selectiemethode, hoe duidelij ker deze nadelen naar voren komen. Het gevoel van geestelijke minder waardigheid zal dan ook eerder sterker dan zwakker worden. De ogenschijnlijke rechtvaardigheid van de selectie zou wel eens moei lijker te verdragen kunnen zijn dan de vroegere sociale onrechtvaardig heid, gebaseerd op stand- en klas- severschillen. Sinds de grote onderwijshervor mingen van 1944, ingevoerd bij de schoolwet-1944 (die kan vergeleken worden met onze Mammoetwet van 1963) kennen Engeland en Wales het elf-plus-examen (dus niet Schotland en Noord-Ierland; deze delen van Groot-Brittannië hebben een afwij kend onderwijssysteem). Dat is een radicale selectiemethode en waar schijnlijk het meest beroemde aspect van het Engelse onderwijs. In het land zelf is men er wat verle gen mee en begint men al met op merkingen als: buitenlandse bezoe kers ergeren en amuseren zich af wisselend aan en over dit examen. Wat is er aan de hand? Net als bij ons, wil men in Enge land aan het einde van de lagere- schoolperiode kijken welke kinde ren geschikt blijken voor de zoge noemde „grammar school", voor zichtig te vergelijken met onze HBS en Gymnasium. Het examen omvat testen, waarbij de moedertaal een belangrijke rol speelt en (een soort) rekenen/wiskunde. Vervolgens een oordeel van de onderwijzers, bepa ling van de intelligentie (I.Q.) en interviews met de kinderen, soms ook met de ouders. Niemand weet eigenlijk wat de grondslag is van dit examen. De landelijke commissie, die deze exa mens „beheert" en voorbereidt, houdt dit alles absoluut geheim. De plaatselijkeonderwijsautoriteiten weten zo ongeveer waar ze aan toe zijn, maar doen er ook het zwijgen toe. Ouders en kinderen weten dat de éne dag van het elf-plus-examen be palend is voor de opleiding van de leerling en dus in zekere zin rich tinggevend voor het leven. U kunt zich de frustraties en zenuwen voor stellen, waarmee dit alles gepaard gaat. De resultaten van de test zijn be palend; de wens of beslissing van de ouders doen er niets toe. Het voordeel is, dat daardoor de deel neming van „lagere" milieus aan het middelbaar onderwijs in Enge land groter is dan in Nederland, waar ouders (terecht in zekere zin) veel meer inspraak hebben. De drempel is hier voor vele ouders helaas nog steeds erg hoog. Daarentegen is ook de afval van leerlingen uit het „hogere" milieu in Engeland groter, waarschijnlijk Als reactie op dit elf-plus-examen besloot men alle leerlingen, die op 11-jarige leeftijd van de lagere school komen toe te laten tot de „Comprehensive Schools". Ik herin ner nog even aan het feit, dat nie mand blijft zitten, dus alle elf-jari gen gaan naar een of andere vorm van voortgezet onderwijs. Eerst iets over de „Comprehen sive Schools". Letterlijk betekent comprehensive: veel omvattend. De school waar ik een week lang mee liep is een mengvorm van gymna sium (hoofdzaak Latijn, geen of weinig Grieks), HBS (Atheneum zo u wilt), Mulo (Mavo), lagere tech nische school, huishoudschool, ter wijl er allerlei dieren verzorgd wor den en er getuinierd kan worden. Dat heeft een aantal consequen ties. Hoewel je geweldig moet op passen, waag ik het er maar op vast te stellen, dat zo'n comprehen sive school bezocht wordt door leer lingen met een intelligentiequotiënt van minder dan 80 tot meer dan 130. Wat wij hier de erg-dommen tot de heel-knappen noemen. Er is op de Comprehensive School nogal wat kritiek te oefenen. Dat is geen wonder: het schooltype is nog betrekkelijk jong. Als ik de lijst met 300 scholen van dit veel omvattende karakter doorloop kom ik twee keer als stichtingsjaar 1945 tegen, 1 x 1946, 1 x 1947, 2 x 1948, 1 x 1949, een paar maal de jaren 1951-1955, enkele van 1956-1963. Ver reweg de meeste scholen zijn 5 jaar of minder oud. De kinderziek ten zijn er nog lang niet uit. Nu het elf-plus-examen is afgeschaft, gaan alle meisjes en jongens naar de C.S. Op grond van de resultaten op de lagere school behaald en advies van het schoolhoofd worden zij in een bepaalde klas geplaatst. Bij voorbeeld als volgt (uit de prak tijk): er zijn 163 nieuwe leerlingen. Op grond van bovenstaande selec tie-methoden, maakt men eerst 3 groepen van 30 leerlingen elk. Dat zijn de pientersten tot de normaal begaafden. (Het woord „normal" kom je in dit verband nogal vaak tegen, een nogal gevaarlijk woord in het onderwijs, mijns inziens). Zij zitten in de klassen 1 X, 1 IJ en 1 Z. Dan volgen er 2 groepen 1 R en 1 S, met de minder-begaafden (2 x 27 leerlingen) en tenslotte nog een groep, 1 T van 19 leerlingen. Er zijn dus drie afdelingen. Tijdens het eerste jaar is het mogelijk van af deling te veranderen, het gebeurt ook. Men heeft de klassen met de knapste leerlingen met opzet niet 1 A, 1 B en 1 C willen noemen, om elite-vorming tegen te gaan. Ove rigens weet iedereen na twee dagen, dat 1 X, 1 IJ en 1 Z wat grammen hersenen meer bevatten dan 1 T. Toch heeft men er wat op gevon den om dit soort elite-vorming enigszins tegen te gaan, nl. het .House-system". Ik herinner aan wat gezegd is over de persoonlijkheidsvorming, 'n bijzon der belangrijke zaak. In Engeland durft men het aan om dit nummer één te stellen. Men vraagt zich daar met verbazing af, waar wij onderwijsmensen het lef en de ze kerheid vandaan halen om de leer stof zo belangrijk te vinden (of het belangrijkste?). Wie zegt dat de vandaag aangeboden leerstof nog geldig zal zijn op het moment dat de leerlingen volwassen zijn? Geen mens zal proberen die twee tegen elkaar uit te spelen, men tracht al leen de juiste dosering te vinden. Alle Engelse scholen kennen het systeem van de „Houses". Dit da teert van het begin van de 19de eeuw en werd ingevoerd op de „public schools". De grondlegger was dr. Thomas Arnold, die van 1825 tot 1838 aan het hoofd stond van een in ternaat in Rugby. Aanleiding tot de invoering was het feit, dat de leer lingen slechts drie maal per jaar hun ouders mochten bezoeken, zo dat veel vrije tijd op het internaat zelf doorgebracht moest worden. Vooral ter wille van deze vrijetijds besteding werd de school verdeeld in bijvoorbeeld vier „verticale" groepen, die ondergebracht werden in vier verschillende gedeelten van het schoolgebouw, de vier „Houses". Op deze manier konden inter ne wedstrijden georganiseerd wor den op het gebied van de expressie vakken. terwijl daarnaast de sport een eerste plaats innam. Veel van de oorspronkelijke opzet van de „Houses" is verloren ge gaan, zeker waar het de dorpsscho len betreft. Deze hebben immers in steeds grotere getale het systeem van de internaten overgenomen, voorzover de organisatie van het dagonderwijs dit toeliet. De voor naamste functies van het „House- system", zoals wij het momenteel aantreffen zijn: 1. het aankweken van teamgeest en hulpvaardigheid door het or ganiseren van wedstrijden en so ciale of culturele manifestaties, (muziekuitvoeringen, toneel, hulp aan bejaarden e.d.). 2. het aankweken van eerzucht en waardering voor eikaars presta ties door het toekennen van „House points" voor individuele of groepsprestaties op het gebied van sport, toneel, declamatie,, handvaardigheid e.d. Welnu in zo'n „House" zijn alle capaciteiten vertegenwoordigd. Een intelligente leerling kan een sufferd zijn op het gebied van handenar beid, geen aanleg bezitten voor to neel of sport, terwijl een leerling uit klas 1 T topprestaties levert op deze terreinen. Dat geeft hem een gevoel van eigenwaarde, dat niet onderschat mag worden, terwijl de intelligenten niet al te verwaand be hoeven te worden. In iedere klas zitten vertegenwoordigers van alle „Houses". Hoe langer op school hoe meer de leerling zich gaat identi ficeren met „zijn House". Zes keer in een schooljaar zijn er wedstrijden op al de genoemde ter reinen, die een dag duren. Ik heb zo'n dag meegemaakt en een ge deelte van de voorbereidingen in de week daaraan voorafgaande en ik moet zeggen, dat ik ervan onder de indruk geraakt ben. Het enthousias me en de ijver, waarmee de leerlin gen zonder toezicht en hulp van hun leraren aan het organiseren en oefenen waren, zijn geweldig. De natuurlijke leidsters^ en leiders krij gen hier volop hun kansen. De voor bereidingen vonden ook onder de lessen plaats; het hoort er nu een maal bij. Vanwege de weersomstandigheden vonden alle activiteiten in de aula en gymzalen plaats. Zanggroepen, bands, orkesten, alle geleid door leerlingen zelf met een grote mate van (zelfdiscipline. Tijdens de re petities zag ik een meisje, dat ken nelijk de leiding had, een jongen uitfoeteren, die niet deed, wat zij wilde. Hij nam het en beterde z'n leven. Alle leerlingen van de eerste klas sen gebruiken dezelfde boeken; het tempo lijkt verschillend. Men zou dat als een bezwaar kunnen aanvoe ren. Het is voor de intelligentsten in het algemeen gesproken allemaal te gemakkelijk en zij komen niet aan hun trekken. Terwijl veel boe ken voor de niet-zo-knappen vaak te moeilijk zijn. Dat bezwaar ziet men natuurlijk wel. Een sterk individue le benadering moet daaraan tege moet komen. Het is helemaal niet nodig, dat alle leerlingen tijdens een bepaald uur aanwezig zijn; ze kunnen net zo goed met een op dracht in de bibliotheek (of in een van de bibliotheken) aan het werk zijn. Wat is er voor bezwaar tegen in dit opzicht aan zijn interesses en wensen tegemoet te komen? Die leerlingen, voor wie het voortgezet onderwijs maar een moeilijke zaak is, zijn aangewezen op „remedial teaching" (remedial is verbeterend, herstellend en teaching onderwijs). Dat is geen wassen neus, maar een hoogst ernstige zaak. De directeur of rector zal bij voorkeur zijn be- Zo gaat dat in Engeland: school jongetjes die de straat overste ken nemen hun petje af voor het wachtende verkeer. kwaamste leraren daarbij inzetten. Die zullen proberen de met name langzamen en nog-niet-schoolrijpen niet op de domme hoop te gooien, maar speciaal te helpen. Nogmaals, nooit blijft iemand zit ten. Een schoolleider is almachtig in alle opzichten. De leraar weet, dat zijn baas een te groot aantal onvoldoenden niet slikt. Of de stof is niet goed uitgelegd, óf de leraar stelt te hoge eisen, óf hij kan niet cijferen. Via de machtige leiders van de verschillende vaksecties is hij van alles op de hoogte. Ook als de le raar het gewaagd heeft, te veel huiswerk op te geven. De leerlingen mogen maar een beperkt aantal uren in de week huiswerk maken. Dat wordt iedere dag per vak nauw keurig bijgehouden. Blijken de meeste leerlingen langer dan voor geschreven gewerkt te hebben, dan is er te veel huiswerk opgegeven. Een eersteklasser bijvoorbeeld, wordt geacht 2 x 30 minuten in de week aan z'n huiswerk Engels te besteden, 1 x 30 minuten aan ge schiedenis, idem aardrijkskunde, Frans, rekenen en godsdienst en 2 x 30 minuten aan wiskunde. Totaal 9 x 30 minuten op een 5-daagse schoolweek. Tweedeklassers 9 tot 11 x 30 min., enz. tot vijfdeklas- sers 12 tot 16 x 30 min. De zesde- klassers mogen het zelf weten, maar in principe liever niet meer dan 2 perioden van 30 min. per exa menvak. De zelf-discipline brengt mee, dat de schoolleiding er van uitgaat, dat de leerling er zelf de hand aan houdt. Mijn twijfels op dat punt werden met verwondering aan gehoord. Je zou als bezwaar kunnen aan voeren, dat alle leerlingen over één kam geschoren worden: de een is nu eenmaal wat langzamer of vlug ger dan de ander. Nu de grote Comprehensive Schools het toelatingsexamen hebben af geschaft, komen er vele leerlingen op school, die typische doe-mensen blijken te zijn. Leren kunnen ze niet zo goed, maar er kan een goede vakman uit groeien. Zulke leerlingen komen in Engeland, voor zover ik kan over zien, onvoldoende aan hun trekken. Er wordt inderdaad met zulke jon gens meer praktisch werk gedaan dan met de andere, maar twee di recteuren van lagere technische scholen, die in de groep waren, von den dat zulk onderwijs niet indruk wekkend was. Dat blijkt ook wel in de praktijk; een jongen, die op 15- jarige leeftijd (einde leerplichtige leeftijd) van school af wil, komt als ongeschoold arbeider bij een baas. Die geeft hem (verplicht!!) 1 of 2 dagen per week de gelegenheid dag onderwijs op een technische school te volgen. Die scholen staan pas open voor 15-jarigen. Terecht zeg gen de Comprehensive Schools: waarom dan pas? Nu men binnen kort de leerplichtige leeftijd wil op trekken, voelt men dat voor zulke meisjes (voor de huishoudafdeling geldt hetzelfde) en jongens als een groot bezwaar. Aan deze bezwaren wil ik niets af doen. Ze zijn reëel. Zo'n grote school kan het peil van het onder wijs omlaag trekken. Toch ben ik enthousiast over het democratische van het systeem. Iedereen over de drempel, die (en dat wijzen de sta tistieken glashard uit) in Nederland voor vele kinderen uit bepaalde mi lieus nog te hoog blijkt te zijn. Ik weet, dat zulke kinderen in veel op zichten gehandicapt zijn en een ach terstand hebben, maar de lagere scholen in Engeland besteden aan de moedertaal en de wijze van uit drukken grote zorg. De Comprehensive school, is geen eliteschool (geestelijk noch sociaal) meer, zoals de „grammar schools" veelal nog zijn. Om dan nog maar niet te spreken over middeleeuwse instituten als Eton. We hebben er als groep een bezoek gebracht en je vraagt je af hoe het in het jaar 1969 nog allemaal mogelijk is. Het was een zondagmiddag en de jon getjes en jongens verplaatsten zich in keurige jacquetten met vest en strikje, uiteraard op hun maat ge maakt. Wat je er op zo'n middag van ziet en hoort is genoeg om te zeggen: voor mij hoeft 't niet. Ook al staat het onderwijs op het hoog ste peil en zouden de doelstellingen van een dergelijk instituut goed zijn, dan nog is het voor deze tijd te exclusief en te excentriek. En dan te weten, dat vaders hun pas geboren zoons al opgeven om te zij ner tijd van een plaats verzekerd te zijn! Er is al opgemerkt, dat de kinde ren die op ongeveer elfjarige leef tijd van de lagere school afkomen, op grond van het 11-plus examen, of wanneer dat is afgeschaft, op grond van het advies van het schoolhoofd, in een bepaalde eerste klas van de middelbare school terecht komen. Dat is een vorm van „streaming". De leerling komt in een meer of minder intelligente „stroom" te recht. Omdat dezelfde vakken gegeven worden, alleen op verschillend ni veau en in verschillend ^empo, blijkt het in de praktijk heel goed mogelijk de leerlingen van een „la gere" naar een „hogere" stroom te laten gaan. Wat wij al gauw dom plegen te noemen, blijkt in de prak tijk vaak op achterstand neer te komen. In Engeland redeneert men dat een leerling, die goed genoeg geoordeeld wordt om in een betere groep geplaatst te worden, ook in staat geacht moet worden eventuele achterstand in te halen. Dat is in derdaad in vele gevallen waar ge bleken. In de hogere klassen betekent „streaming" het kiezen van bepaal de vakken-pakketten naast de ver plichte vakken. Op grond van het feit, dat volgens velen in klassen met een grote variatie aan intelli gentie het gemiddelde peil zal da len, heeft men het systeem van „setting" ingevoerd. 'Dat wil zeg gen, het bijeenbrengen van leerlin gen (kleine groepen) van gelijke be kwaamheid voor bepaalde vakken. Zo komen ook de goede leerlingen aan hun trekken. Roostertechnisch leveren „stream ing" en „setting" nogal wat moei lijkheden op, want een klas valt op een bepaald uur voor een bepaald vak uiteen in kleinere groepen. El ke leerling tracht voor de verplich te vakken (w.o. Engels, wiskunde, aardrijkskunde en geschiedenis) zo snel mogelijk zijn niveau te vinden. Zo kan het voorkomen dat een leer ling voor wiskunde in het hoogste niveau behoorlijk kan meekomen, terwijl de lesstof van het vak aard rijkskunde op een lager niveau nog vrij veel moeite kost. Opge merkt dient te worden, dat bij auto matische doorstroming naar hogere leerjaren het aantal verplichte vak ken afneemt, terwijl de keuzevak ken steeds grotere verscheidenheid bieden. Op deze wijze ontstaan er voor de leerling zeer veel mogelijkheden. Tevens werkt elke leerling de voor hem passende leerstof in eigen tem po door. Hier treedt dus op een ver scheidenheid en wel door middel van: 1. individualisering van het onder wijs 2. de leerling werkt in eigen tempo 3. door de vele keuzemogelijkhe den wordt aangesloten bij de be langstellingssfeer van de leer ling 4. het overdragen van de verant woordelijkheid voor de bereikte studieresultaten aan de leerling zelf. Dat deze vér doorgevoerde ver scheidenheid in de schoolpraktijk behalve de reeds genoemde rooster- perikelen, ook veel didactisch in zicht vereist, is duidelijk. Ik heb niet de indruk, dat men aan de overzijde denkt, dat alle problemen overwonnen zijn. Daar doublures aan het einde van het schooljaar in de Comprehensive School niet voorkomen (wat een enorme besparing aan geld en man kracht en wat een verdriet wordt daarmee voorkomen!) zal dus elke leerlirig voortgaan op het niveau dat hem reeds in een vorig cursusjaar bekend was. De overgang van het ene naar het volgende cursusjaar wordt op die manier dus niet gekenmerkt door een scherpe scheiding in de leerstof, een verschijnsel, waaraan ons klassikale stelsel soms mank gaat. Verder zien we een streven naar het loslaten van het klassikale stelsel, om te komen tot groepson- derwijs in klein verband. Zelfs voor een vak als muziek (een erg belangrijk vak vindt men in Enge land, zoals trouwens alle expressie vakken) is het mogelijk het onder wijs op twee niveaus te volgen. Voor andere vakken zijn er drie ni veaus. Op de Comprehensive School wor den sinds 1965 in de loop van het 4e of 5e leerjaar examens per vak af gelegd. Het zg. „Certificate of Secon dary Education" (C.S.E.), waar schijnlijk te vergelijken met ons Mavo-examen. De leerling kan in zoveel of zo weinig vakken examen doen als hij zelf maar wil. Het is niet zozeer een kwestie van slagen of zakken: het resultaat van het examen wordt uitgedrukt in graden 1-5 of geen graad. Graad 1 is de hoogste, 5 de laagste. Een leerling kan zijn C.S.E. al krijgen voor één vak. Hij mag in net zoveel vakken examen doen als hij maar wil. Voor vele leerlingen is dit examen het opstapje voor de volgende schooljaren. Is hij bijvoorbeeld „ge zakt" voor een bepaald vak, dan gaat hij toch gewoon door en pro beert het in de loop van het vijfde of zesde jaar nog eens (winterexa- men). Hij is nu op weg naar de af ronding van zijn middelbare-school- tijd en probeert het „General Certi ficate of Education" (G.C.E.) te ha len, dat hem toegang kan verschaf fen tot de universiteit of andere vormen van hoger onderwijs. Dat examen kent twee niveaus, nl. de „A and O level" (A is advan ced, het hoogste niveau en O is or dinary, een lager niveau). Het ple zierige is dat graad 1 van het CSE gelijk staat met GCE-O-niveau. Veel leerlingen hebben dus op het einde van het 4de of 5de leerjaar al een gedeelte van hun einddiploma op zak. In het algemeen gesproken vra gen de universiteiten om toegelaten te worden minstens een diploma (G.C.E. dus) met 2 vakken op A-ni veau en 5 of 6 op O-niveau. Ten overvloede, de leerling heeft zelf zijn pakket samengesteld en be paald of hij doorgaat voor een A- niveau. Zo heb ik leerlingen gespro ken, die bij hun CSE-examen al ge noeg vakken op O-niveau gedaan hadden. Zij bepalen zich nu tot en kele vakken om hun GCE-A niveau te behalen. Daarvoor hebben zij tij dens de (vijfdaagse) schoolweek tijd over. Die besteden zij aan stu die in de bibliotheek en om op vrij willige basis „leuke" vakken te vol gen. Na 16 dagen bezoek matig ik mij geen oordeel aan over het onder wijs in Engeland en Wales. U hebt gemerkt wanneer ik minder en meer enthousiast was. De Engelsen zien kans hun onderwijssysteem nogal ingewikkeld te maken. Het heeft heel wat voorbereidende stu die gekost om althans enigszins be slagen ten ijs te komen. Ook na af loop van de reis kan ik niet zeggen alles begrepen te hebben. Dat maakt het gevén van een oordeel moeilijk. Liever zet ik tenslotte de doelein den van het Engelse onderwijssys teem nog eens op een rijtje. Ik schrijf ze over uit een rapport: 1. er ligt een sterk accent op de persoonlijkheidsvorming; 2. aan de sociale instelling van de leerling wordt veel tijd en zorg besteed 3. bij de intellectuele vorming vindt de differentiatie een ruime toepassing; 4. het zittenblijven is (praktisch) onmogelijk; 5. de examens vinden per vak en per niveau plaats; 6. de leraren geven in de praktijk van het klassewerk blijk van een redelijk pedagogisch en didac tisch inzicht; 7. naast hun taak als docent aan vaarden de leraren hun bijdrage tot de sociale vorming der leer lingen als vanzelfsprekend; 8. de schoolleider geniet een grote vrijheid bij het samenstellen van het lesrooster en het leerplan. Hij is niet gebonden aan ver plichte urentabellen; 9. de Engelse overheid doet aan onderwijskundige planning op lange termijn. Met plezierige medewerking van het ministerie van Onder wijs en Wetenschappen (in de vorm van een subsidie), de Stichting voor Educatieve Reizen en de verschillende schoolbesturen, was een aan tal leraressen en leraren bij het voortgezet onderwijs in de gelegenheid kennis te maken met het Engelse onderwijs systeem. Een van de deelnemers was de heer W. in 't Veld, leraar geschiedenis aan het Christe lijk Lyceum te Apeldoorn. Van zijn bevindingen doet hij hier een zeer lezenswaardig ver slag. J-Joe beter ik de mensen leer kennen, des te meer houd ik van mijn hond' heeft iemand (zestiende eeuw) eens ge zegd. Afgezien van het feit dat er leu ke honden zijn, is het waar dat we in onze medemensen inderdaad teleurge steld worden: een belofte wordt gege ven maar niet nagekomen, iemand is- vriendelijk jegens u maar spreekt ach ter uw rug een tegengestelde taal, je hebt grote verwachtingen van iemand maar hij/zij stelt je teleur, er zijn be moeizuchtige mensen en ook mensen die onze nood niet eens bemerken. Daarom is het begrijpelijk wanneer men er na vele teleurstellingen toe komt zich aan de ontmoeting met zijn medemensen te onttrekken. In wezen echter is het een niet-menselijke hou ding omdat een mens contacten itiet een medemens nodig heeft om mens te worden. Jn ons hart horen wij de Stem van de Heer van ons leven „Mensenkind", en ik antwoord: „Ja Heer". „Mensen kind, ben jij die uit Mij voortgekomen bent zo anders dan Mijn overige men senkinderen?" En wij denken na: „Heb ik zelf steeds gedaan wat ik beloofd had. Spreek ik zelf zo over 'n ander dat ik hem niet schaad. Bemoei ik mij nooit met de zaken van 'n ander. Heb ik een open, oog, oor, hart voor de nood van een ander?" „Mensenkind, ben jij zoveel beter dan je medemensen?" ^Teer horen wij Gods Stem in ons: „Mensenkind"; „Ja, Heer"; „Zijn Mijn mensenkinderen alleen maar slecht; heerst er niet ook vertrouwen en liefde onder u?" En wij denken na: „Hoe ook ik in moeilijke tijden geholpen ben. Hoe toch ook wel op mijn deur en niet tever geefs geklopt werd." j^ogmaals horen we Gods Stem, nu in de woorden van een van de brie ven van Paulus (Romeinen 15:7): daarom, aanvaard elkander, zoals ook Christus ons aanvaard heeft tot heer lijkheid Gods". Dit is onze troost dat God in zijn liefde terwijl wij Hem vaak teleurstel len steeds weer over Zijn teleurstelling wil heenstappen; dat Hij ons, als wij oprecht berouw hebben, weer aanvaardt. Aanvaarden betekent: in zijn gemeen schap opnemen. Zo aanvaardt de Vader de verloren zoon die hij in zijn huis gemeenschap opneemt. ^ls kinderen van Hem Die de Heer is van ons leven, hebben wij ook elkaar in Liefde te aanvaarden. Dat wil zeggen: 1. de verschillen aanvaarden; m.l dat wij uitwendig geel, zwart, bruin of lichtbruin zijn; dat wij psychisch sen timenteel, resoluut, optimistisch of pes simistisch zijn; dat wij geestelijk de verhouding met God ieder als het goed is op eigen wijze aanvaarden. 2. leren heenstappen over wat ons in een ander hindert; dit is niet het kwade in een ander aanvaarden, maar a. hem open tegemoet treden en b. een beroep doen op het goede in hem. Ook de an der is Gods kind en deelgenoot van zijn genade. 3. Wanneer Paulus onderweg naar de keizer, op wie hij een beroep had ge daan schipbreuk lijdt op Malta dan ver zamelen de inwoners hout om een vuur te maken en halen zij de schipbreuke lingen er bij. Voor dit „er bij halen" wordt in de oorspronkelijke taal hetzelf de woord gebruikt als voor „aanvaar den" (in Rom. 15:7) De ander aanvaar den is een vuur voor hem ontsteken waaraan hij zich warmen kan hem aan- aanvaarden zoals God ook ons aan vaardt. ^lleen door aanvaarding is een mede menselijke samenleving mogelijk: thuis, op uw werk, in de gemeente en in de wereld. J. A. P. Bongaardf

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 13