VRIENDEN van een springle vend Ea beltjesland ZATERDAG 24 NOVEMBER ■I Als dan toch alles moet hangen, kim je 't kopje ook wel op de voorpolen neervielen. Bij een echte Lakenvelder kan er wel een buiginkje af voor het publiek, Mogen het deze kleine vosjes zijn, die de wijngaard bederven, als blik- maar géén vulgaire knipoog. vanger op een tentoonstelling doen ze 't wel aardig H Een outsider moet er even aan wennen dat er ook ratten volgens de regels worden gekeurd, maar voor veel dierenvrienden is dat al lang een gewone zaak. 7e zijn geheide individualisten, maar met elkaar een nationale tentoon stelling in elkaar zetten dat kun- neh 2e: de Nederlandse eigenaren van „kleindieren", wat weer iets heel an ders is dan kleine dieren. Tot de kleine dieren kun je immers ook mug gen, kakkerlakken en pieren rekenen, maar het liefkozend gehanteerde ger manisme „kleindieren" staat voor: vogels en vogeltjes, hoenders en (dwerg)hoendertjes, konijnen, cavia's oftewel marmotten, hamsters, sier vissen en tóch fraaigekleurde ratten en muizen. Als huisdier komen ze steeds meer in trek bij mensen, die de laatste bol werken tegen de technocratie beman nen. In onze saamgeblokte stadswij ken weten die mensen nog een plaats je te vinden voor een klein stukje leven van buitenaf. We mogen hen dan ook zeker individualisten noemen, die elkaar echter terdege weten te vinden wanneer het om de propagan da voor hun hobby gaat. Vandaar nu in de Amsterdamse RAI weer de nationale tentoonstel ling van SAVOA met drieduizend in zendingen uit het hele .land. Wie het allemaal wil zien, kan er vanavond nog terecht tot tien uur en morgen van negen tot vijf uur. V7ele bestuursleden, bij deze gele- genheid getooid met allerlei insignes gelijk politici op prinsjesdag met on derscheidingen, zijn gaarne bereid om bezoekers de weg te wijzen in dit springlevende fabeltjesland. Hun filo sofie blijkt daarbij een evenwichtige melange te zijn van idealistisch en za kelijk denken. Wat dat eerste be treft: ze hebben veel gevoel voor „het betere", dat dieren kunnen oproepen in de mensen die voor hen zorgen. Ze willen dat ook graag aan hun kinde ren meegeven onder het motto: „Wie goed is voor zfjn dieren, begint al iets van het leven te begrijpen". Komt voor hen zelf de vuurproef in de vorm van een afgang bij de keur meester, dan verwerken ze dat veel al goed het laaggeprezen en daar door ook laaggeprijsde diertje ver dwijnt echter geenszins in de vuilnis bak. En wat het zakelijke aangaat: steeds krachtiger laten zij hun stem horen in de bestuurskamers van de overheid. Zij willen méér moge lijkheden om in stadshuizen dieren te houden een aspect, waaraan in derdaad bij onze woning- en wijken- bouw weinig aandacht wordt be steed. Er gaan "al stemmen op om in nieuwbouwwijken aparte gebouw tjes te stichten, waarin de buurt aller lei fladderend, trippelend en kruipend gedierte kan houden, eventueel on der toezicht. In Duitsland gebeurt dat al op vele plaatsen. Tegenstanders verklaren dat zij er weinig in zien, omdat de mensen hun dieren toch dicht bij zich willen hebben. Maar de voorstanders zeggen: „liever zó dan straks helemaal niets meer". Het is wél een zaak die velen te recht hoog zit, want heel wat mensen' denken we ook even aan de be jaarden? hebben, om helemaal mens te kunnen zijn werkelijk een dier nodig, al is het „maar" een ko nijn. In groot-Amsterdam zelf is pas geleden nog in de badkamer van een nieuwbouwhuis een geit aangetroffen. Dierenmishandeling of doodgewone wanhoop, wat moet je ervan zeggen? ¥n die dingen zou de overheid best wat meer begrip voor óns kunnen tonen, zeggen de exposerende bazen van de „kleindieren". Ze vragen zeer zeker niet om subsidie voor tentoon stellingen en dergelijke, want als warmbloedige amateurs hebben ze daar zelf de tijd, de moeite wel voor over, waarna het geld er meestal óók komt. Nee hun wensen liggen echt in de algemene voorzieningen sfeer. De argumenten zien er nogal dege lijk uit. Zeker drie miljoen mensen in ons land delen huis en erf met „kleindieren". Alleen al aan voer, hok- materiaal en allerlei andere spullen gaat jaarlijks voor vele miljoenen in ons land om, waardoor de „klein dieren" een niet onbelangrijke econo mische factor zijn geworden. De hele samenleving heeft daar direct of in direct profijt van, maar wat gebeurt? Op een tentoonstelling zijn er bekers of medailles van de commissaris der koningin, van het ministerie of van de gemeente. Die blijken van belang stelling worden gewaardeerd, maar de exposanten hebben liever puur za kelijk begrip dan deze schouderklop. Puur zakelijk begrip zou er zijn, als men tenminste nog maar zócht naar mogelijkheden om mens en dier een beetje bij elkaar te houden. "IV og een andere betekenis kennen 11 sommige vrienden van het „klein- dier" toe aan hun werk. Vele vo gelsoorten staan op uitsterven, maar in de volières van menige burgerwo ning kun je ze nog vinden: vér van de natuur geboren, maar „raszuiver" en klaar om zó in bos en veld te wor den uitgezet. Ijjn al zou dat laatste niet gebeuren, dan toch blijft de soort tenminste in stand. „We hebben in ons land al genoeg zebravinken om heel Australië er weer van te voor zien als ze daar mochten uitsterven", verklaart een vogelfokker. Dat is na tuurlijk wel ver van huis, maar Ne derlandse zangvogels worden even eens met grote zorg opgefokt en on derhouden. Dat mag, sinds een aantal beschermde vogels door de wet als pluimvee is aangemerkt, mits ze niet in de natuur zijn geboren. 't Is een heel ingewikkelde zaak met vele kanten, maar het klinkt zeer le vensecht als je een vogeltjesman hoort zeggen: „Waar een fabriekssi rene loeit kan geen leeuwerik meer zingen. Moeten we daar nou helemaal niks aan doen"? IJelaas valt op deze tentoonstelling ook een formidabele misser te signaleren: de kip met vier poten, die onlangs in de Vuist van Willem Duys opdraafde, wordt hier gebruikt om extra publiek te trekken. Zo laat men dit zielige monstertje met al zijn vier poten heel wat edele principes van de „kleindieren"-sport vertreden en waarom? Het zit de bestuursle den ook niet helemaal lekker, dat is duidelijk. „Maar het is een soort wan hoopsdaad", bekennen zij. „We kunnen de kosten van de tentoonstelling al leen dragen als er genoeg bezoekers komen en die kip trekt misschien net de paar honderd klanten die we erbij nodig hebben". Maar dat zijn dan toch niet de beste bezoekers uit propagan distisch oogpunt, zou je zo zeggen. Ook daarmee is het bestuur het eens „maar misschien zijn die mensen meer onder de indruk van het goede dat ze hjer zien dan van het kwade..." Ook al zou het zo zijn, het is te hopen dat het voorbeeld geen navol ging vindt. In de ludieke sfeer van de „kleindieren"-wereld spelen sommigen Indiaan tje. In dit geval is het een kip, zij het niet zo'n erg gewone. Op het gebied van accommodatie en hulpmiddelen komen de laatste tijd aardige dingen op de markt. Eén ervan is dit volglazen aquarium op voet stuk. 11 beter op de weegschaal van de keurmeester dan op die van de poelier. Deze Franse hangoor zal ongetwijfeld de Kerstdagen overleven Als ér ook een prijs wordt uitgereikt voor het minst rumoerige dier op de tentoonstelling, dan maakt deze een mooie kans met misschien het konijn als goede tweede. Stoffer, waar is je blik gebleven? Maar laat zijn baas dat niet horen, want deze langharige cavia heeft een goede kans op prijzen. Het leven gaat intussen door en dan kan het opeens een stilleven worden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9