Veel adellijke huizen
in Rhenen hebben
geen spoor nagelaten
VEILING SEPT ER HEI
Bodem en geschiedenis vormen
een onverbrekelijke eenheid
door
Adriaan P.
de Kleuver
Vervalsing
De Vrijheid
Opdeling
Hofgericht
Moeder
Valkenburg
Stenen Kanier
Belt u dan «van a.u.b.
10550
11079
DINSDAG 2 DECEMBER 1969
Het was bar deze keer zoveel vragen, opmerkingen en veronderstellingen het
eerste artikel in de reeks kastelen in de Vrijheid van Rhenen opgeleverd
hebben. Vooral wat de „Saksenburgt" op de Grebbeberg betrof. Volgens mijn
veronderstelling zou die zandburgt opgeworpen zyn in alle stilte dan al
tijd om graaf Otto I van Gelre In 1198 in de val te laten lopen. Het is een
vrtf open terrein en op veel plaatsen,vooral rond de boswachterswoning, is
de grond al vele malen omgespit. Wat ga je dan doen? Scherven oprapen van
gebruiksaardewerk en voor zover ik daar ooit iets aangetroffen heb is het
zelfs ouder dan 1200. Daaronder bevond zich zegge en schrijve één stukje van
het voetje van een ongeglazuurd Siegburgkannetje dat dan misschien 1150
kan halen. Een ander punt van belang is dat nergens binnen de omwalling
oud steenpuin te vinden is, noch tufsteen, noch kloostermoppen. Alléén wat
latere baksteenvondsten in de buurt van de boswachterswoning, mogelijk
afkomstig van afbraak van een daar eerder reeds gestaan hebbende woning
van de een of andere jachtschut. De plek waar het huis staat is beslist niet
in overeenstemming te brengen met een „waterburgt" op de Grebbeberg die
de voorganger van het latere bisschoppelijke Ter Horst moet zijn geweest.
Om dit duidelijk te maken moeten wij de bodemgesteldheid ter plaatse in het
onderwerp betrekken. Alle water dat als regen, gesmolten sneeuw of wat dan
ook op de Utrechtse heuvelrug terecht komt zakt onherroepelijk weg in de
rulle zandbodem. Zelfs in de ijstijd is het smeltwater door diepe erosiedalen
afgevoerd.
Napoleon legde door één van die dalen de rijksweg naar Utrecht. Als men
aan de voet bij de Grebbe komt en naar Rhenen gaat, dan gaat men door een
natuurlijk smeltwaterdal uit de derde ijstijd. Mijns inziens hebben de heren
kamergeleerden één massaal gebrek: veldkennis.
Slot Laar bij Rhenen (Rijksarchief
Utrecht).
fkt# /n rf
Men behoeft geen al naar de zestig lopend veldbioloog te
zijn om deze zijde van moeder aarde te kennen. Maar
men moet wel zó veel begrip van de veldgeologie hebben
dat men bij het lezen van een archiefstuk moet kunnen
zeggen: „Dat móet ik anders interpreteren óf van een an
dere zijde benaderen'". Met andere woorden: men moet
leren dat bodem en geschiedenis een eenheid vormen die
onverbrekelijk is. Niemand beter dan onze archeologen
weten dat. Dan wordt de bodem medespeler van de ge
schiedenis.
Zó is Veenendaal als dorp ontstaan. Ja, dat vind ik nou
een van de meest frappante voorbeelden. Waar ze vroeger
met goed fatsoen nog geen varkenshok konden zetten daar
rijzen nu de torenflats als paddestoelen uit de grond. Zon
der het verlengstuk van de menselijke geest dat weten
schap heet kón dit nooit tot stand komen.
Laten wij de zaken nu eens nuchter
bezien en ieder tijdvak in het kunnen
van de mens van toen plaatsen. Dat
kerkje van Veenendaal moest er ko
men, maar dat bouwde men toch niet
in de Hel. Dat kwam op de heuvel
Venlo te staan.
En de waterburche Ter Horst dan?
Uiteraard niet op de Grebbeberg. Ze
hadden er eerst een reusachtige be
tonnen bak voor moeten maken. Laten
we nou maar snel van die nonsens
afstappen en ons naar een waterrijk
gebied begeven.
Dat slot Ter Horst is trouwens hele
maal niet door de bisschoppen van
Utrecht gebouwd om er de graven van
Gelre mee te pesten. Dat stond er al
toen het aan het bisdom kwam.
Als die eigenaar daar op Ter Horst
nou eens met zijn gemalin en een
paar jonkertjes en lieve jonkvrouwtjes
gewoond had, nou dan had het bisdom
naar Ter Horst kunnen fluiten.
Als ik een dikke en goed gedocumen
teerde foliant onder handen heb dan
denk ik wel eens dat het allemaal knap
in elkaar gedokterd zit maar ik denk
ook dat van de duizend lezers het er
negenhonderd negenennegentig na tien
bladzijden met een zucht terzijde leg
gen. Zo'n pil lees ik wel, maar dan
met een kritische inslag.
Wat mij het meeste opviel bij een
aantal oorkonden was dat er heel wat
zijn die als „verdacht" bekend staan.
Het befaamde testament van bisschop
Godfried van Renen, de schenker van
het slot Ter Horst aan het bisdom
Utrecht, wordt niet alleen verdacht
maar zelfs als vervalst aangeduid. Op
dit omstreden testament kom ik nog
nader terug want dat het een verval
sing was komt het beste tot uiting in
de interpretatie die verschillende, his
torici er over ten beste gaven.
U kent mijn stelling dat slechts de
plaatselijke omstandigheden van be
lang zijn om de plaats waar eens een
kasteel gestaan heeft volkomen juist te
lokaliseren. Bestaat zo'n kasteel, kapel
klooster of huis nog, dan zijn er geen
vragen meer op te lossen. Zijn er nog
ruïneresten, ook dan behoeven wij er
ons niet druk over te maken. Soms
zelfs geeft een verhoging of verdie
ping van een weiland ons een antwoord
op deze problemen.
Op Rhenens grondgebied hebben adel
lijke huizen gestaan die letterlijk geen
spoor nagelaten hebben. Waar bijvoor
beeld stond het stamhuis van het ge
slacht Van Rhenen? Wij weten het niet.
Het staat wel vast dat het grondge
bied van Rhenen nimmer heerlijke rech
ten gehad heeft. Het werd op een be
paald moment een stadje dat een hof
of curtis als voorganger had.
In 855 worden Remmerden (Rim-
brahti Boso), Rhenen (Hreni) en Laar
(Hlara) en ook de Nude (Knodi) en
zelfs het „bos van Rhenen" (In silva
Het huis Levendaal te Rhenen naar
een tekening van Jan de Beijer (1750)
in het Rijksarchief te Utrecht.
Hrenhem; vermoedelijk Renswoude) in
een oorkonde genoemd.
Het zijn vertrouwde namen gewor
den, maar uitgezonderd het bos van
Rhenen (Renswoude) zou ik slechts
van het in de oorkonde Hlara (Laar)
genoemde goed, een „villa" genoemd,
kunnen aawijzen. Die plek is een paar
jaar geleden nogal in het nieuws ge
weest doordat een oude linde in het
Achterbergse „gerestaureerd" werd.
Tussen twee haakjes, de patiënt
maakt het uitstekend en de bladeren
zijn groener dan ooit te voren. Maar
neen, duizend jaren oud is die linde
niet. Ik ken er die even dik zijn en
steviger in het hout zitten en die geef
ik zo tussen de 300 en 350 jaar. Dat
is wel zo'n beetje het einde van een
lindeboom. Aangenomen zelfs dat die
van Levendaal (en dan heb ik het over
Laar!) een langzaam groeiende win-
terlinde is met klein blad.
Uitgaande van dit alles moeten wij
besluiten dat met heerlijkheden niet ge
rekend behoeft te worden. Wel met de
Vrijheid van Rhenen. Dat de stad daar
van het hoofdbestanddeel uitmaakte is
te begrijpen. Maar als tweede niet te
verwaarlozen bestanddeel was er dan
Ter Horst. Daarnaast nog een reeks
deels vrije goederen en deels leengoe
deren van het bisdom. Allemaal dus in
gewikkeld genoeg om er bij stil te
staan.
Dan is cr nog iets! De gehele Mars-
polder inclusief de Dollenburg aan de
Gelderse zijde behoorde bij Rhenen.
De grootste moeilijkheid is nu dat dit
wel een heerlijkheid was in het Rhenen
se gebied. Om precies te zijn was dus
het gehele boven de recente Rijn gele
gen gebied dat oorspronkelijk dus me
de Renswoude omvatte de Vrijheid.
Direct na de afscheiding van Rens
woude door bisschop Jan van Arkel
werd dit deel (Renswoude dus) een
heerlijkheid, althans kreeg het een on
afhankelijk buurgezicht. Het gaat voor
zover het de puur Rhenense rechten
betreft na Jan van Arkel niet meer
om Renswoude.
Bovendien heb ik in een artikel reeds
de versnippering van Grootveld in Prat-
tenburg, Engelenburg en Blauwendraat
behandeld zodat ik mij nu bepaal tot
Laar of Hlara en tot Valkenburg.
Als allodiale adellijke huizen hebben
ze beide hun betekenis gehad.
Dat hoogleraren met al hun docu
mentatie en hooghartig ik-zijn, grove
fouten kunnen maken door ontstellend
gebrek aan veldkennis, zal de geschie
denis van het Rhenense kasteel Val
kenburg nu wel voldoende aantonen.
Maar vooraf dan Laar (Hlara) of zo
als het later heette Levendaal, men zal
reeds opgemerkt hebben dat Laar véél
ouder is dan Ter Horst ooit was. In
feite is Achterberg te beschouwen als
de voortzetting van -de in de giftbrief
van Folckerus uit 855 gemelde man
sus. De naam Laar komt men in en om
Rhenen nog veel tegen. Niet alleen als
familienaam (die ondanks het bestaan
van een zéér oud wapen Van Laar)
niet van adellijke oorsprong is, maar
ook als regionale streekaanduiding, b.v.
in Laareind en Laarse berg.
Het goed Laar is niet voortdurend in
één hand gebleven. Het kasteel Laar
en de overige goederen Laar werden
vermoedelijk reeds vroeg door de Cu-
neraweg, die van de Grebbe komt, op
gedeeld. Uit de mijns inziens zéér du
bieuze legende over Meinwerk van Pa-
derborn, zou moeten vast komen te
staan dat op de Laarseberg in 1016 tien
bouwhoeven verspreid lagen. Bereken
ik de totale oppervlakte op ca. 150
morgen dan acht ik dat rijkelijk veel.
vervolg H vLeeuwenkamp
Hoe Hlara er in 855 werkelijk aan
toe was is nooit geheel zeker gewor
den. De legende wil dat bisschop Mein
werk er „heer" van was. Een gedeel
te van Laar werd in 1331 overgedra
gen door Diderik Sobbe ridder aan het
bisdom Utrecht. Het vreemde is dat
in de Nederstichtse Leenacten tussen
1394 en 1581 geen goed Laar voorkomt.
Diderik Sobbe beloofde op dit gedeel
te nooit een slot te zullen bouwen. Er
was toen al een slot Laar!
Als „scheiding" acht k de Cuneraweg
alleszins aanvaardbaar. Het zal dus
zo geweest zijn dat tussen de Grebbe
en het huis Valkenburg nooit andere
kastelen gestaan hebben dan het reeds
genoemde Heimerstein of Hamersteijn,
borch genaamd, besloot als „heer van
Laar" dat het „slodt synen naem ver
laten hef ft ende aengenoemen den naem
van Leefdael". Lang voor de totale ver
woesting van het bisschoppelijke slot
Ter Horst lag dus niet ver van de Greb
be reeds een andere burcht.
De eeuwenoude lindeboom op de plek
Het heeft mij tot vervelens wordens toe dwars gezeten, dat over het
slot Valkenburg in Achterberg niets bekend was. In zijn boek ,,De stad
Rhenen" maakte prof. dr. W. van Iterson er zich met een Jantje van
Legden af en STELT ZONDER ENIGE GROND VAST dat de
naam Remmerstein op zeker moment in Valkenburg is VERANDERD.
Dank zij de hulp van enige Achterbergse ingezetenen deed ik een ver
rassende ontdekking. Op enige afstand van elkaar, ter weerszijden van
de Geertesteeg ook Gelderse steeg stonden twéé kastelen. Maar
ook weet ik nu dat de Stenen Kamer een herberg was aan de aloude Ku-
neren-bedevaartwegNü is Achterberg misschien wel de enige plaats in
ons land waar geen café te vinden is
Laar en de havezaten te Treijse ,te
Dolze en Stuijvenes.
En dan uiteraard het machtige slot
Ter Horst. Over dit bisschoppelijke Ter
Horst en de er van in de schaduw ge
staan hebbende havezaten in een vol
gend artikel meer.
Eerst nu iets over het huis Laar en
de mijns inziens zéér dubieuze legen
de van Meinwerk.
Deze oorspronkelijke hofstede was
al aan het begin van de veertiende
eeuw een adellijke behuizing en wordt
in de oorkonden ook slot Laar genoemd.
Zo noemt een oorkonde uit 1395 .,'t
Huijs ende Slote van Laer mit alle
sine wallen, wateringe, visscherijen
ende achtenvijftich morgen lants".
Bisschop Frederik van Blankenheim
trad daarbij als leenheer op.
Lang daarna heeft het oude Laar
niet meer deze naam gedragen. Dionis
van Leefdael, achterkleinzoon van de
bezitter rond 1300, Dionis van Wesen-
waar eens Laar of Leefdael stond (ge
sloopt 1820), duidt, volgens prof. dr.
W. van Iterson, nog op het gebruik
daar hofgericht te houden voor de Hof-
horigen. I-let oud-adellijke geslacht. Van
Leefdael bekleedde het erfschoutambt
van de stad Rhenen en had in de Cu-
nerakerk een grafkelder met enorme
wapensteen, die nog terug te vinden
is onder het orgel. Bovendien herinnert
de Levendaalseweg altijd nog aan dit
roemruchte Rhenense geslacht.
In het beroemde handschrift „Vita
Meinwerci episcopi Patherbrunnensis"
wordt gesproken van „J mansos in mon-
te Lare, iuxta Heimmeberg". De pa
ters Ribadineira en Rosweydus verzorg
den in 1649 daarvan in hun „Generale
Legenden der Heyligen" een Neder
duitse versie. In Nieuwnederlands over
gezet luidt deze als volgt:
„Op de Laarseberg lagen (omstreeks
het jaar 1016) tien bouwhoeven die ei
gendom waren van Gravin Adela, de
weduwe van Balderik en dochter van
graaf Wichman. Na de dood' van haar
zoon Diderik, die op aanstichten van
de gravin bij Eltèn in het graafschap
Zutphen was vermoord, zouden deze
goederen komen te vervallen aan haar
zoon Meinwerk, die bisschop van Pa-
derborn was. Boosheid op boosheid be
dacht zij tegen haar zoon; erger dan
enig ander schepsel was zij, daar zij
zelfs eveneens de dood van Meinwerk
zocht.
In een vlaag van hysterie schonk zij
die bouwhoeven op de Laarse berg aan
de Sint Vituskerk te Elten. Zij gaf voor
dat dit geschiedde uit dankbaarheid
aan God. Nog meer goederen wilde zij
aan haar vrienden schenken, maar uit
vrees voor keizer Koenraad, die een
goed vriend van de bisschop was, durf
de niemand deze giften te aanvaarden.
Meinwerk volgde zijn moeder naar
de Laarse berg, maar op het gerucht
van zijn komst nam zij de vlucht naar
de vrijwel ontoegankelijke moerassen.
Bij de (Kromme) Eem, die op de berg
ontsprong, haalde hij haar in. Hij ver
weet haar dat zij onredelijk handelde;
hij was toch haar zoon! De metgezel
len van haar hielden evenwel vol dat
het recht geheel aan de zijde van dé
gravin was. De bisschop liet zijn moe
der gevangen nemen, maar de vrien
den bleven volhouden dat dit de waar
heid was. Ja, zij wilden daarop zwe
ren bij de relikwieën uit de St. Cune-
rakerk te Rhenen, zoals dat in die tijd
gebruikelijk was.
Bisschop Meinwerk haalde uit zijn
casse de relikwien van de H. H. Pe
trus en Paulus en van de H. Blasius.
Toen de mannen nog maar hun hand
ophieven om te zweren trof hen Gods
oordeel. Vier werden nadien blind en
drie anderen moesten voortaan met
stijve armen door het leven. Dit Gods
oordeel bracht gravin Adela tot rede,
waarop zij alle goederen aan haar
zoon Meinwerk schonk".
Afgezien van de al te fantasierijke
gedeelten in dit verhaal (de Kromme
Eem ontsprong zéér beslist niet op de
Laarse berg) leert ons dit verhaal toch
wel dat het goed Laar zeer belangrijk
was. De voornaamste onder deze zo
genaamde mansi zal voorzeker Lare
of Hlara geweest zijn, het latere Laar.
De rest weet u al.
Het staat vast dat gravin Adela een
zeer heerzuchtige vrouw was. De Schen
king van de Laarse goederen aan de
St. Vituskerk te Elten is niet vreemd.
Graaf Wigman had in 970 het adellijk
vrouwenstift te Elten gesticht en be
giftigd met goederen. Adela wilde dus
het kloosterbezit vergroten. Er is zelfs
een geschil geweest tussen genoemd
klooster met de stichter en zijn gema
lin.
Keizer Otto III heeft in 996 dat ge
schil bijgelegd. Vrouwen als Adela zijn
er altijd geweest. Men denke slechts
aan de vrouw van Herodes. die het
hoofd van Johannes de Doper eiste!
Over een paar dingen moet ik de
schouders ophalen. De veronderstelling
dat onder de eeuwenoude linde van Le
vendaal hofgericht gehouden werd
(Van Iterson in „de stad Rhenen") kan
niet waar zijn. Die boom is hooguit
350 jaar oud. En dan is het zéér op
merkelijk dat de relikwieën van Cunera
niet op de proppen kwamen!
Recht tegenover de Pegel ligt een
weiland, met een nu verlande, grote
rechthoekige gracht. Een verhoging
trekt direct de aandacht. De heer D.
Sandbrink en ik zijn daar eens gaan
graven» en wat al werd vermoed, werd
zekerheid: wij stootten op zware muur-
resten van meer dan een halve meter
dikte, gelegd van middeleeuwse zg.
kloostermoppen.
Daar stond dus eens een sterk kas
teel binnen een brede gracht. Maar
welk kasteel? Dat kan volgens mij al
léén maar Valkenburg zijn geweest.
Van de juiste plaats van Remmerstein
zijn wij té overtuigd. Een vergissing is
uitgesloten. Bovendien klopt de ligging
met de kaart van F. de Wit uit ca. 1700.
In ieder geval bleek mijn vermoeden
juist en zijn er twee kastelen geweest.
En voor wat de naam Valkenburg be
treft, is het niet te gewaagd te denken
aan het oud-Rhenense geslacht Valcke-
naer, dat meermalen als gegoed in
Achterberg of als huider (d.i. leenman)
optrad.
Wij hcbLen met de eigenaar van het
perceel, de heer Teunissen, gesproken,
die wel wist dal er „wat" had gestaan.
Zijn vader had hem verteld dat het een
klooster geweest was. Dat evenwel was
niet het geval. Over een klooster in
Achterberg spieken de archivalia niet.
De heer Teunissen bezit voorts be
langwekkende koopakten, die gelukkig
in 1940 gespaard zijn gebleven. In die
stukken staan veel veldnamen vermeld.
Ook bleek dat het bedoelde perceel nog
al eens van eigenaar was verwisseld.-s
De streek ten zuiden van de Geerte
steeg heette in de middeleeuwen te(n)
Velde. Dat met dit perceel de belening
namens de bisschop uit 1394 werd be
doeld (dr. Maris: Stichtse Leenproto-
collen nr. 309) is wel uitgesloten.
Thans is een deel van het weiland
geëgaliseerd, maar enige gave oude
bakstenen liggen nog op nadere bestu
dering te wachten.
Maar eveneens betwijfel ik het dat
de kastelen Valkenburg en Remmer
stein eerst na de verwoesting van Ter
Horst in 1527 zijn gebouwd. Wat zou
men met een versterkt kasteel moeten
doen? De ondergang van het bisdom
Utrecht als machtsgebied en het daar
na opgaan in het rijk van keizer Karei
V, vernietigde het feodalisme.
In Arnhem zat hertog Karei van Eg-
mond als in een kooi opgesloten. Van
de Geldersen was niet veel meer te
duchten. Automatisch werd de keizer
enige machthebber hier te lande. De
verwoesting van Ter Horst was de laat
ste stuiptrekking van de verbolgen her
tog van Gelre.
De door ons aangetroffen muurres-
ten wijzen wel degelijk op een ver
sterkt huis. Allerminst bezaten de bis
schoppen geheel Achterberg! De stad
Rhenen en de Dijkergemeente hadden
er vrij wat meer rechten. Zeker voor
de helft lagen er de vrije, allodiale
goederen, als o.m. Valkenburg en Rem
merstein.
Vervolgens komen wij dan tot de
Stenen Kamer, een herberg dus. Ze
ligt langs de Zuidelijke Meentsteeg,
met het front naar de Cuneraweg.
Vroeger was ze verbonden met Rem
merstein, zodat de bezitters van dit
landgoed tevens de pachtheren waren.
Over deze herberg zijn mij veel inte
ressante zaken verteld. Er moeten nog
oude stukken over bestaan, maar he
laas, die worden volgens de pachter
verdonkeremaand
De Stenen Kamer moet men van bin
nen bekijken om achter de geheimen,
die het huis bewaart, te komen. Vroe
ger werd het bewoond door een fami
lie Van Laar. Toen had de gelagkamer
Het Valkenburg bij Rhenen (1650)
naar een gewassen tekening van een
onbekende tekenaar. (Foto Rijksbu
reau voor kunsthistorische documen
tatie).
nog een ruime schouw en was de vloer
bedekt met rode estriken, waarop
zaterdags met wit zand mooie figuren
werden gestrooid. In het midden van
de gevel is een hoge groengeschilderde
deur, die binnen met board is wegge-
timmerd. Buiten heeft die deur in het
midden nog de fraaie koperen knop.
Toch proef je daar binnen nog iets
van de oude herbergsfeer. In de diepe
nis, rechts van de voordeur, stond de
tapkast met kruiken, karaf en glazen;
de kastelein stond achter de toog en de
boeren zaten rond het open haardvuur.
De prachtige ingang van de deel is er
nog, maar de kaaskamer, waar ook de
karnboom stond, is in een net keuken
tje veranderd.
De pachter van de Stenen Kamer
moest en igeverplichtingen nako
men. Allereerst had hij er voor te
zorgen, dat er een goede stier en een
varkensbeer beschikbaar waren. De
burenhulp ging nog verder, want ook
moest hij voor algemeen buurgebruik
een bakoven in gereedheid houden.
Naast deze van „hogerhand" opge
legde verplichtingen, die aanvankelijk
wel speciaal ten behoeve van de mede
pachters van het landgoed Remmer
stein ontworpen zullen zijn, waren er
ook zekere rechten. De pachter be
hoorde tot de z.g. vrijweiders van de
Rhenense meent, de z.g. Stadsgemeen
te. Al in 1315 was de Achterbergse
meent onder de malen, d.z. de meent
genoten, verdeeld. Slechts een klein
gebied werd door de stad behouden.
De rechten van de zes overgebleven
Achterbergse boeren heeft de stad in
1909 door koop verworven. Als gewone
boerderij bleef de Stenen Kamer voort
bestaan.
voor Vaanandaal
Tot
17.30 uur
Van 17.30-
19.30 uur
Zaterd. v. 16.30-1 7.30 u.
Voor Rhenan 3328
Nwa Veenendaalseweg 159
75/opw
I
70/75
65/70
60 65
55/60
1
L
56—64
50—60
32—54
22—36
15—1
50—62
42—47
30—35
20—25
12—1
17—26
13—24
12—18
12—14
30—36
20—35
19—23
15—21
21—23
20—24
17—22
15—20
11—17
11—13
40—42
18—21
20—22
18—20
41—43
30—33 29—31
31—33
26—28
13—13
31—42 17—21,
35—40 26—32
Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 1-12-1969.
Opgave na klasse mm maat.
Appelen
x Cox Orange Pippin kl 1
x idem kl 2
x Golden Delicious kl 2
x Goudreinette kl 1
x Goudreinette kl 2
x Jonathan kl 1
x idem kl 2
Dijkmanszoel
Jasappel
Goudreinette rode kl 1
Goudreinette rode kl 2
Glorie van Holland kl 1
Lombartscalville kl 2
Ingrid Marie kl 1
Ingrid Marie kl 2
Laxtons Superb kl 2
Kroet per 100 kg zuur 7.50; rood 6.60; zoet 6.00.
Fabrieksfruit per 100 kg blank 9.90; rood 8.60.
Peren:
Conference kl 2 6360
Brederode
Doyenne du Cornice kl 1 98100 9295 9093
Comtesse de Paris kl 1
Comtesse de Paris kl 2
Gieser Wildeman
Legipont kl 2
Bonne L. de
Avranches kl 2
Beurre Alex. Lucas kl. 2 4043
Perenkroet per 100 kg 6.70
Groenten:
Andijvie 46-48, 2126; Boerenkool 1625; Spruiten 5368, 3542; Prei 344:
1724; Wortelen 1530; Wortelen per bosje 2830; Knolselderij per stu
36—38. 16—22; Uien 36—46, 25—30; Uien geschoond 58—61; Rode Kool 27—29
x hoofdaanvoer.
Alles in ets per kg tenzij anders vermeld.
16—19 12—15
38—40
24—27 21—23 12—16
55—60
38—49
82—98
38—40
36—38
80—85
60—63 42—53
31—34 34—40
40—43