Veel adellijke huizen in Rhenen hebben geen spoor nagelaten VEILING SEPT ER HEI Bodem en geschiedenis vormen een onverbrekelijke eenheid door Adriaan P. de Kleuver Vervalsing De Vrijheid Opdeling Hofgericht Moeder Valkenburg Stenen Kanier Belt u dan «van a.u.b. 10550 11079 DINSDAG 2 DECEMBER 1969 Het was bar deze keer zoveel vragen, opmerkingen en veronderstellingen het eerste artikel in de reeks kastelen in de Vrijheid van Rhenen opgeleverd hebben. Vooral wat de „Saksenburgt" op de Grebbeberg betrof. Volgens mijn veronderstelling zou die zandburgt opgeworpen zyn in alle stilte dan al tijd om graaf Otto I van Gelre In 1198 in de val te laten lopen. Het is een vrtf open terrein en op veel plaatsen,vooral rond de boswachterswoning, is de grond al vele malen omgespit. Wat ga je dan doen? Scherven oprapen van gebruiksaardewerk en voor zover ik daar ooit iets aangetroffen heb is het zelfs ouder dan 1200. Daaronder bevond zich zegge en schrijve één stukje van het voetje van een ongeglazuurd Siegburgkannetje dat dan misschien 1150 kan halen. Een ander punt van belang is dat nergens binnen de omwalling oud steenpuin te vinden is, noch tufsteen, noch kloostermoppen. Alléén wat latere baksteenvondsten in de buurt van de boswachterswoning, mogelijk afkomstig van afbraak van een daar eerder reeds gestaan hebbende woning van de een of andere jachtschut. De plek waar het huis staat is beslist niet in overeenstemming te brengen met een „waterburgt" op de Grebbeberg die de voorganger van het latere bisschoppelijke Ter Horst moet zijn geweest. Om dit duidelijk te maken moeten wij de bodemgesteldheid ter plaatse in het onderwerp betrekken. Alle water dat als regen, gesmolten sneeuw of wat dan ook op de Utrechtse heuvelrug terecht komt zakt onherroepelijk weg in de rulle zandbodem. Zelfs in de ijstijd is het smeltwater door diepe erosiedalen afgevoerd. Napoleon legde door één van die dalen de rijksweg naar Utrecht. Als men aan de voet bij de Grebbe komt en naar Rhenen gaat, dan gaat men door een natuurlijk smeltwaterdal uit de derde ijstijd. Mijns inziens hebben de heren kamergeleerden één massaal gebrek: veldkennis. Slot Laar bij Rhenen (Rijksarchief Utrecht). fkt# /n rf Men behoeft geen al naar de zestig lopend veldbioloog te zijn om deze zijde van moeder aarde te kennen. Maar men moet wel zó veel begrip van de veldgeologie hebben dat men bij het lezen van een archiefstuk moet kunnen zeggen: „Dat móet ik anders interpreteren óf van een an dere zijde benaderen'". Met andere woorden: men moet leren dat bodem en geschiedenis een eenheid vormen die onverbrekelijk is. Niemand beter dan onze archeologen weten dat. Dan wordt de bodem medespeler van de ge schiedenis. Zó is Veenendaal als dorp ontstaan. Ja, dat vind ik nou een van de meest frappante voorbeelden. Waar ze vroeger met goed fatsoen nog geen varkenshok konden zetten daar rijzen nu de torenflats als paddestoelen uit de grond. Zon der het verlengstuk van de menselijke geest dat weten schap heet kón dit nooit tot stand komen. Laten wij de zaken nu eens nuchter bezien en ieder tijdvak in het kunnen van de mens van toen plaatsen. Dat kerkje van Veenendaal moest er ko men, maar dat bouwde men toch niet in de Hel. Dat kwam op de heuvel Venlo te staan. En de waterburche Ter Horst dan? Uiteraard niet op de Grebbeberg. Ze hadden er eerst een reusachtige be tonnen bak voor moeten maken. Laten we nou maar snel van die nonsens afstappen en ons naar een waterrijk gebied begeven. Dat slot Ter Horst is trouwens hele maal niet door de bisschoppen van Utrecht gebouwd om er de graven van Gelre mee te pesten. Dat stond er al toen het aan het bisdom kwam. Als die eigenaar daar op Ter Horst nou eens met zijn gemalin en een paar jonkertjes en lieve jonkvrouwtjes gewoond had, nou dan had het bisdom naar Ter Horst kunnen fluiten. Als ik een dikke en goed gedocumen teerde foliant onder handen heb dan denk ik wel eens dat het allemaal knap in elkaar gedokterd zit maar ik denk ook dat van de duizend lezers het er negenhonderd negenennegentig na tien bladzijden met een zucht terzijde leg gen. Zo'n pil lees ik wel, maar dan met een kritische inslag. Wat mij het meeste opviel bij een aantal oorkonden was dat er heel wat zijn die als „verdacht" bekend staan. Het befaamde testament van bisschop Godfried van Renen, de schenker van het slot Ter Horst aan het bisdom Utrecht, wordt niet alleen verdacht maar zelfs als vervalst aangeduid. Op dit omstreden testament kom ik nog nader terug want dat het een verval sing was komt het beste tot uiting in de interpretatie die verschillende, his torici er over ten beste gaven. U kent mijn stelling dat slechts de plaatselijke omstandigheden van be lang zijn om de plaats waar eens een kasteel gestaan heeft volkomen juist te lokaliseren. Bestaat zo'n kasteel, kapel klooster of huis nog, dan zijn er geen vragen meer op te lossen. Zijn er nog ruïneresten, ook dan behoeven wij er ons niet druk over te maken. Soms zelfs geeft een verhoging of verdie ping van een weiland ons een antwoord op deze problemen. Op Rhenens grondgebied hebben adel lijke huizen gestaan die letterlijk geen spoor nagelaten hebben. Waar bijvoor beeld stond het stamhuis van het ge slacht Van Rhenen? Wij weten het niet. Het staat wel vast dat het grondge bied van Rhenen nimmer heerlijke rech ten gehad heeft. Het werd op een be paald moment een stadje dat een hof of curtis als voorganger had. In 855 worden Remmerden (Rim- brahti Boso), Rhenen (Hreni) en Laar (Hlara) en ook de Nude (Knodi) en zelfs het „bos van Rhenen" (In silva Het huis Levendaal te Rhenen naar een tekening van Jan de Beijer (1750) in het Rijksarchief te Utrecht. Hrenhem; vermoedelijk Renswoude) in een oorkonde genoemd. Het zijn vertrouwde namen gewor den, maar uitgezonderd het bos van Rhenen (Renswoude) zou ik slechts van het in de oorkonde Hlara (Laar) genoemde goed, een „villa" genoemd, kunnen aawijzen. Die plek is een paar jaar geleden nogal in het nieuws ge weest doordat een oude linde in het Achterbergse „gerestaureerd" werd. Tussen twee haakjes, de patiënt maakt het uitstekend en de bladeren zijn groener dan ooit te voren. Maar neen, duizend jaren oud is die linde niet. Ik ken er die even dik zijn en steviger in het hout zitten en die geef ik zo tussen de 300 en 350 jaar. Dat is wel zo'n beetje het einde van een lindeboom. Aangenomen zelfs dat die van Levendaal (en dan heb ik het over Laar!) een langzaam groeiende win- terlinde is met klein blad. Uitgaande van dit alles moeten wij besluiten dat met heerlijkheden niet ge rekend behoeft te worden. Wel met de Vrijheid van Rhenen. Dat de stad daar van het hoofdbestanddeel uitmaakte is te begrijpen. Maar als tweede niet te verwaarlozen bestanddeel was er dan Ter Horst. Daarnaast nog een reeks deels vrije goederen en deels leengoe deren van het bisdom. Allemaal dus in gewikkeld genoeg om er bij stil te staan. Dan is cr nog iets! De gehele Mars- polder inclusief de Dollenburg aan de Gelderse zijde behoorde bij Rhenen. De grootste moeilijkheid is nu dat dit wel een heerlijkheid was in het Rhenen se gebied. Om precies te zijn was dus het gehele boven de recente Rijn gele gen gebied dat oorspronkelijk dus me de Renswoude omvatte de Vrijheid. Direct na de afscheiding van Rens woude door bisschop Jan van Arkel werd dit deel (Renswoude dus) een heerlijkheid, althans kreeg het een on afhankelijk buurgezicht. Het gaat voor zover het de puur Rhenense rechten betreft na Jan van Arkel niet meer om Renswoude. Bovendien heb ik in een artikel reeds de versnippering van Grootveld in Prat- tenburg, Engelenburg en Blauwendraat behandeld zodat ik mij nu bepaal tot Laar of Hlara en tot Valkenburg. Als allodiale adellijke huizen hebben ze beide hun betekenis gehad. Dat hoogleraren met al hun docu mentatie en hooghartig ik-zijn, grove fouten kunnen maken door ontstellend gebrek aan veldkennis, zal de geschie denis van het Rhenense kasteel Val kenburg nu wel voldoende aantonen. Maar vooraf dan Laar (Hlara) of zo als het later heette Levendaal, men zal reeds opgemerkt hebben dat Laar véél ouder is dan Ter Horst ooit was. In feite is Achterberg te beschouwen als de voortzetting van -de in de giftbrief van Folckerus uit 855 gemelde man sus. De naam Laar komt men in en om Rhenen nog veel tegen. Niet alleen als familienaam (die ondanks het bestaan van een zéér oud wapen Van Laar) niet van adellijke oorsprong is, maar ook als regionale streekaanduiding, b.v. in Laareind en Laarse berg. Het goed Laar is niet voortdurend in één hand gebleven. Het kasteel Laar en de overige goederen Laar werden vermoedelijk reeds vroeg door de Cu- neraweg, die van de Grebbe komt, op gedeeld. Uit de mijns inziens zéér du bieuze legende over Meinwerk van Pa- derborn, zou moeten vast komen te staan dat op de Laarseberg in 1016 tien bouwhoeven verspreid lagen. Bereken ik de totale oppervlakte op ca. 150 morgen dan acht ik dat rijkelijk veel. vervolg H vLeeuwenkamp Hoe Hlara er in 855 werkelijk aan toe was is nooit geheel zeker gewor den. De legende wil dat bisschop Mein werk er „heer" van was. Een gedeel te van Laar werd in 1331 overgedra gen door Diderik Sobbe ridder aan het bisdom Utrecht. Het vreemde is dat in de Nederstichtse Leenacten tussen 1394 en 1581 geen goed Laar voorkomt. Diderik Sobbe beloofde op dit gedeel te nooit een slot te zullen bouwen. Er was toen al een slot Laar! Als „scheiding" acht k de Cuneraweg alleszins aanvaardbaar. Het zal dus zo geweest zijn dat tussen de Grebbe en het huis Valkenburg nooit andere kastelen gestaan hebben dan het reeds genoemde Heimerstein of Hamersteijn, borch genaamd, besloot als „heer van Laar" dat het „slodt synen naem ver laten hef ft ende aengenoemen den naem van Leefdael". Lang voor de totale ver woesting van het bisschoppelijke slot Ter Horst lag dus niet ver van de Greb be reeds een andere burcht. De eeuwenoude lindeboom op de plek Het heeft mij tot vervelens wordens toe dwars gezeten, dat over het slot Valkenburg in Achterberg niets bekend was. In zijn boek ,,De stad Rhenen" maakte prof. dr. W. van Iterson er zich met een Jantje van Legden af en STELT ZONDER ENIGE GROND VAST dat de naam Remmerstein op zeker moment in Valkenburg is VERANDERD. Dank zij de hulp van enige Achterbergse ingezetenen deed ik een ver rassende ontdekking. Op enige afstand van elkaar, ter weerszijden van de Geertesteeg ook Gelderse steeg stonden twéé kastelen. Maar ook weet ik nu dat de Stenen Kamer een herberg was aan de aloude Ku- neren-bedevaartwegNü is Achterberg misschien wel de enige plaats in ons land waar geen café te vinden is Laar en de havezaten te Treijse ,te Dolze en Stuijvenes. En dan uiteraard het machtige slot Ter Horst. Over dit bisschoppelijke Ter Horst en de er van in de schaduw ge staan hebbende havezaten in een vol gend artikel meer. Eerst nu iets over het huis Laar en de mijns inziens zéér dubieuze legen de van Meinwerk. Deze oorspronkelijke hofstede was al aan het begin van de veertiende eeuw een adellijke behuizing en wordt in de oorkonden ook slot Laar genoemd. Zo noemt een oorkonde uit 1395 .,'t Huijs ende Slote van Laer mit alle sine wallen, wateringe, visscherijen ende achtenvijftich morgen lants". Bisschop Frederik van Blankenheim trad daarbij als leenheer op. Lang daarna heeft het oude Laar niet meer deze naam gedragen. Dionis van Leefdael, achterkleinzoon van de bezitter rond 1300, Dionis van Wesen- waar eens Laar of Leefdael stond (ge sloopt 1820), duidt, volgens prof. dr. W. van Iterson, nog op het gebruik daar hofgericht te houden voor de Hof- horigen. I-let oud-adellijke geslacht. Van Leefdael bekleedde het erfschoutambt van de stad Rhenen en had in de Cu- nerakerk een grafkelder met enorme wapensteen, die nog terug te vinden is onder het orgel. Bovendien herinnert de Levendaalseweg altijd nog aan dit roemruchte Rhenense geslacht. In het beroemde handschrift „Vita Meinwerci episcopi Patherbrunnensis" wordt gesproken van „J mansos in mon- te Lare, iuxta Heimmeberg". De pa ters Ribadineira en Rosweydus verzorg den in 1649 daarvan in hun „Generale Legenden der Heyligen" een Neder duitse versie. In Nieuwnederlands over gezet luidt deze als volgt: „Op de Laarseberg lagen (omstreeks het jaar 1016) tien bouwhoeven die ei gendom waren van Gravin Adela, de weduwe van Balderik en dochter van graaf Wichman. Na de dood' van haar zoon Diderik, die op aanstichten van de gravin bij Eltèn in het graafschap Zutphen was vermoord, zouden deze goederen komen te vervallen aan haar zoon Meinwerk, die bisschop van Pa- derborn was. Boosheid op boosheid be dacht zij tegen haar zoon; erger dan enig ander schepsel was zij, daar zij zelfs eveneens de dood van Meinwerk zocht. In een vlaag van hysterie schonk zij die bouwhoeven op de Laarse berg aan de Sint Vituskerk te Elten. Zij gaf voor dat dit geschiedde uit dankbaarheid aan God. Nog meer goederen wilde zij aan haar vrienden schenken, maar uit vrees voor keizer Koenraad, die een goed vriend van de bisschop was, durf de niemand deze giften te aanvaarden. Meinwerk volgde zijn moeder naar de Laarse berg, maar op het gerucht van zijn komst nam zij de vlucht naar de vrijwel ontoegankelijke moerassen. Bij de (Kromme) Eem, die op de berg ontsprong, haalde hij haar in. Hij ver weet haar dat zij onredelijk handelde; hij was toch haar zoon! De metgezel len van haar hielden evenwel vol dat het recht geheel aan de zijde van dé gravin was. De bisschop liet zijn moe der gevangen nemen, maar de vrien den bleven volhouden dat dit de waar heid was. Ja, zij wilden daarop zwe ren bij de relikwieën uit de St. Cune- rakerk te Rhenen, zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Bisschop Meinwerk haalde uit zijn casse de relikwien van de H. H. Pe trus en Paulus en van de H. Blasius. Toen de mannen nog maar hun hand ophieven om te zweren trof hen Gods oordeel. Vier werden nadien blind en drie anderen moesten voortaan met stijve armen door het leven. Dit Gods oordeel bracht gravin Adela tot rede, waarop zij alle goederen aan haar zoon Meinwerk schonk". Afgezien van de al te fantasierijke gedeelten in dit verhaal (de Kromme Eem ontsprong zéér beslist niet op de Laarse berg) leert ons dit verhaal toch wel dat het goed Laar zeer belangrijk was. De voornaamste onder deze zo genaamde mansi zal voorzeker Lare of Hlara geweest zijn, het latere Laar. De rest weet u al. Het staat vast dat gravin Adela een zeer heerzuchtige vrouw was. De Schen king van de Laarse goederen aan de St. Vituskerk te Elten is niet vreemd. Graaf Wigman had in 970 het adellijk vrouwenstift te Elten gesticht en be giftigd met goederen. Adela wilde dus het kloosterbezit vergroten. Er is zelfs een geschil geweest tussen genoemd klooster met de stichter en zijn gema lin. Keizer Otto III heeft in 996 dat ge schil bijgelegd. Vrouwen als Adela zijn er altijd geweest. Men denke slechts aan de vrouw van Herodes. die het hoofd van Johannes de Doper eiste! Over een paar dingen moet ik de schouders ophalen. De veronderstelling dat onder de eeuwenoude linde van Le vendaal hofgericht gehouden werd (Van Iterson in „de stad Rhenen") kan niet waar zijn. Die boom is hooguit 350 jaar oud. En dan is het zéér op merkelijk dat de relikwieën van Cunera niet op de proppen kwamen! Recht tegenover de Pegel ligt een weiland, met een nu verlande, grote rechthoekige gracht. Een verhoging trekt direct de aandacht. De heer D. Sandbrink en ik zijn daar eens gaan graven» en wat al werd vermoed, werd zekerheid: wij stootten op zware muur- resten van meer dan een halve meter dikte, gelegd van middeleeuwse zg. kloostermoppen. Daar stond dus eens een sterk kas teel binnen een brede gracht. Maar welk kasteel? Dat kan volgens mij al léén maar Valkenburg zijn geweest. Van de juiste plaats van Remmerstein zijn wij té overtuigd. Een vergissing is uitgesloten. Bovendien klopt de ligging met de kaart van F. de Wit uit ca. 1700. In ieder geval bleek mijn vermoeden juist en zijn er twee kastelen geweest. En voor wat de naam Valkenburg be treft, is het niet te gewaagd te denken aan het oud-Rhenense geslacht Valcke- naer, dat meermalen als gegoed in Achterberg of als huider (d.i. leenman) optrad. Wij hcbLen met de eigenaar van het perceel, de heer Teunissen, gesproken, die wel wist dal er „wat" had gestaan. Zijn vader had hem verteld dat het een klooster geweest was. Dat evenwel was niet het geval. Over een klooster in Achterberg spieken de archivalia niet. De heer Teunissen bezit voorts be langwekkende koopakten, die gelukkig in 1940 gespaard zijn gebleven. In die stukken staan veel veldnamen vermeld. Ook bleek dat het bedoelde perceel nog al eens van eigenaar was verwisseld.-s De streek ten zuiden van de Geerte steeg heette in de middeleeuwen te(n) Velde. Dat met dit perceel de belening namens de bisschop uit 1394 werd be doeld (dr. Maris: Stichtse Leenproto- collen nr. 309) is wel uitgesloten. Thans is een deel van het weiland geëgaliseerd, maar enige gave oude bakstenen liggen nog op nadere bestu dering te wachten. Maar eveneens betwijfel ik het dat de kastelen Valkenburg en Remmer stein eerst na de verwoesting van Ter Horst in 1527 zijn gebouwd. Wat zou men met een versterkt kasteel moeten doen? De ondergang van het bisdom Utrecht als machtsgebied en het daar na opgaan in het rijk van keizer Karei V, vernietigde het feodalisme. In Arnhem zat hertog Karei van Eg- mond als in een kooi opgesloten. Van de Geldersen was niet veel meer te duchten. Automatisch werd de keizer enige machthebber hier te lande. De verwoesting van Ter Horst was de laat ste stuiptrekking van de verbolgen her tog van Gelre. De door ons aangetroffen muurres- ten wijzen wel degelijk op een ver sterkt huis. Allerminst bezaten de bis schoppen geheel Achterberg! De stad Rhenen en de Dijkergemeente hadden er vrij wat meer rechten. Zeker voor de helft lagen er de vrije, allodiale goederen, als o.m. Valkenburg en Rem merstein. Vervolgens komen wij dan tot de Stenen Kamer, een herberg dus. Ze ligt langs de Zuidelijke Meentsteeg, met het front naar de Cuneraweg. Vroeger was ze verbonden met Rem merstein, zodat de bezitters van dit landgoed tevens de pachtheren waren. Over deze herberg zijn mij veel inte ressante zaken verteld. Er moeten nog oude stukken over bestaan, maar he laas, die worden volgens de pachter verdonkeremaand De Stenen Kamer moet men van bin nen bekijken om achter de geheimen, die het huis bewaart, te komen. Vroe ger werd het bewoond door een fami lie Van Laar. Toen had de gelagkamer Het Valkenburg bij Rhenen (1650) naar een gewassen tekening van een onbekende tekenaar. (Foto Rijksbu reau voor kunsthistorische documen tatie). nog een ruime schouw en was de vloer bedekt met rode estriken, waarop zaterdags met wit zand mooie figuren werden gestrooid. In het midden van de gevel is een hoge groengeschilderde deur, die binnen met board is wegge- timmerd. Buiten heeft die deur in het midden nog de fraaie koperen knop. Toch proef je daar binnen nog iets van de oude herbergsfeer. In de diepe nis, rechts van de voordeur, stond de tapkast met kruiken, karaf en glazen; de kastelein stond achter de toog en de boeren zaten rond het open haardvuur. De prachtige ingang van de deel is er nog, maar de kaaskamer, waar ook de karnboom stond, is in een net keuken tje veranderd. De pachter van de Stenen Kamer moest en igeverplichtingen nako men. Allereerst had hij er voor te zorgen, dat er een goede stier en een varkensbeer beschikbaar waren. De burenhulp ging nog verder, want ook moest hij voor algemeen buurgebruik een bakoven in gereedheid houden. Naast deze van „hogerhand" opge legde verplichtingen, die aanvankelijk wel speciaal ten behoeve van de mede pachters van het landgoed Remmer stein ontworpen zullen zijn, waren er ook zekere rechten. De pachter be hoorde tot de z.g. vrijweiders van de Rhenense meent, de z.g. Stadsgemeen te. Al in 1315 was de Achterbergse meent onder de malen, d.z. de meent genoten, verdeeld. Slechts een klein gebied werd door de stad behouden. De rechten van de zes overgebleven Achterbergse boeren heeft de stad in 1909 door koop verworven. Als gewone boerderij bleef de Stenen Kamer voort bestaan. voor Vaanandaal Tot 17.30 uur Van 17.30- 19.30 uur Zaterd. v. 16.30-1 7.30 u. Voor Rhenan 3328 Nwa Veenendaalseweg 159 75/opw I 70/75 65/70 60 65 55/60 1 L 56—64 50—60 32—54 22—36 15—1 50—62 42—47 30—35 20—25 12—1 17—26 13—24 12—18 12—14 30—36 20—35 19—23 15—21 21—23 20—24 17—22 15—20 11—17 11—13 40—42 18—21 20—22 18—20 41—43 30—33 29—31 31—33 26—28 13—13 31—42 17—21, 35—40 26—32 Veilbericht van de Tielse veiling Septer van maandag 1-12-1969. Opgave na klasse mm maat. Appelen x Cox Orange Pippin kl 1 x idem kl 2 x Golden Delicious kl 2 x Goudreinette kl 1 x Goudreinette kl 2 x Jonathan kl 1 x idem kl 2 Dijkmanszoel Jasappel Goudreinette rode kl 1 Goudreinette rode kl 2 Glorie van Holland kl 1 Lombartscalville kl 2 Ingrid Marie kl 1 Ingrid Marie kl 2 Laxtons Superb kl 2 Kroet per 100 kg zuur 7.50; rood 6.60; zoet 6.00. Fabrieksfruit per 100 kg blank 9.90; rood 8.60. Peren: Conference kl 2 6360 Brederode Doyenne du Cornice kl 1 98100 9295 9093 Comtesse de Paris kl 1 Comtesse de Paris kl 2 Gieser Wildeman Legipont kl 2 Bonne L. de Avranches kl 2 Beurre Alex. Lucas kl. 2 4043 Perenkroet per 100 kg 6.70 Groenten: Andijvie 46-48, 2126; Boerenkool 1625; Spruiten 5368, 3542; Prei 344: 1724; Wortelen 1530; Wortelen per bosje 2830; Knolselderij per stu 36—38. 16—22; Uien 36—46, 25—30; Uien geschoond 58—61; Rode Kool 27—29 x hoofdaanvoer. Alles in ets per kg tenzij anders vermeld. 16—19 12—15 38—40 24—27 21—23 12—16 55—60 38—49 82—98 38—40 36—38 80—85 60—63 42—53 31—34 34—40 40—43

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5