RESULTAAT VOGELINVENTARISATIE
MAAKT EFFECTIEF
INGRIJPEN IN DE
WINTER MOGELIJK
VEILING SEPTER HEL
rL -
BARRE KOUDE JAAGT
VOGELS UIT „DE HEL
Leerzaam
Stil
Sp
reeuwen
Opgejaagd
door
Ad riaan P. de Kleuver
Onschadelijk
Triest
Zwanen
Veiling Geldermalsen
Waterhoogten
DINSDAG 16 DECEMBER 1969
Slobeend
tE ND
Enige jaren geleden ring een hoogst interessant en be
langrijk onderzoek aan op vogelkundig gebied. Men had
met schrik ontdekt dat in ons land met het waterwild iets
naars gaande was. Met het verkavelen en droogmaken
van onlanden en moerasgebieden verdwenen op die
plaatsen uiteraard de vogels die daar van nature thuis
horen. Maar plaatsen waar dezelfde vogels huisden ver
toonden als gevolg daarvan nauwelijks een vermeerde
ring. Om de omvang van deze achteruitgang te kunnen
bepalen greep men naar een hulpmiddel dat verre van
eenvoudig was. Een aantal natuurkenners ontving van
het ITBON (Instituut voor Toegepast Biologisch Onder
zoek in de Natuur) het verzoek gedurende de winter
maanden bepaalde terreinen te inventariseren. Schrijver
heeft vijf jaar lang vijf bekende vogelreservaten geïnven
tariseerd. en kan dus ..uit de praktijk" meepraten. Men
zegt wel eens ..Hoe komen ze toch aan al die gege
vens Nou. beste kijkergewapende en stevig belaarsde
vogelvrienden, dat is voor al die mensen geen habhe-
krats geweest.
Het waren vooral de Hei-plas b(j Veenendaal en de Blauwe Kamer aan de Grebbe
die de aandacht kregen. De Hel is rtyk aan vogels, het hele jaar door. De Blauwe
Kamer is door de nabjje rivier de R(jn vooral *s winters het drukst beëend.
Het ging in hoofdzaak om de eenden. Eenden die b(j ons standvogels zjjn en meer
nog de Noordeenden, de wintergasten uit het hoge noorden.. Juist, men kon aan de
hand van de door ons verzamelde gegevens de jachttijd regelen en meer van deze
beschermende maatregelen nemen.
Uit dit onderzoek bleek al ras dat
jacht in de Hel een boze zaak was.
De Hel is als het ware ons laatste
overgebleven vluchtgebiedje (24 ha.)
in de Gelderse Vallei voor zover het
de watervogels betrof. De ambtenaar-
A van de boswachterlj Leersum,
waaronder de Hel toen nog ressor
teerde, adviseerde opzegging van de
jachtpacht en de houtvester te Utrecht
bekrachtigde dit.
Nu is de Hel CRM-reservaat en van
mij mag minister Klompé tot haar
honderdste jaar aan de ministers-
zetel gekleefd zitten. Dat zit wel goed
daar. Maar nu eerst over het onder
zoek zelf. Aan het slot schrijf ik dan
nog iets over de resultaten bij de
Blauwe Kamer.
Om de vogels te observeren moet je
vanzelf een goede kijker hebben. Om
dat het om veel waarnemingen ging
moest ik snel handelen. Ging een
koppel eenden op de wieken, dan nam
ik meteen de kop, begon dus bij de
vooraan vliegende vogel en volgde zo
de lange vlucht. Dat werkte als een
vertraagde film. Had je geluk dat ze
een paar maal rondcirkelden, dan tel
de je nóg eens.
Er vlogen zo soms drie 6 vier soor
ten eenden rond en dan gebeurde er
iets opmerkelijks. Ze scheidden zich
soort bij soort af en dón was het zaak
je weetje te weten. Aan de snelle
wiekslag herkende je direct de winter
talingen. Ook de gewone wilde eenden
die nogal zwaar overvlogen haalde je
er direct uit
Aan de lichte tinten van de woerden
waren de slobeenden gemakkelijk te
herkennen. Nou, en de toppereenden
en kuifeenden leverden met hun grijs/
wit of zwart/wit kleurstelling ook wei
nig moeilijkheden op. Smienten en
pijlstaarteenden kwamen wel veelvul
dig naar de Blauwe Kamer, maar
slechts zelden op de Hel.
Een paar maal trof ik tafeleenden
en brilduikers op deze plas en zelfs
één keer een krooneend. Die laatste
heb ik meermalen op de Blauwe
Kamer gezien; bij ons was dat écht
iets om over naar huis te schrijven.
En bepaald bijzonder was de Cana
dagans die lange tijd op de Hel tus
sen een koppel wilde zwanen toefde.
Voor ons, waarnemers, was dit alles
uiteraard leerzaam. Je kreeg er geen
rooie cent voor, maar wel werd je
kennis verrijkt door de vele gesprek
ken die je te voeren kreeg met de
vak-ornithologen. Je kreeg ook een
zelfstandiger kijk op de toestanden.
Zo ontdekte ik dat je nooit met de tijd
rekening moest houden. Het was niet
zo dat met de regelmaat van de klok
ieder jaar op dezelfde datum dezelfde
vogelsoorten aan te treffen waren.
KlimaatbeTnvloeding bijvoorbeeld
had de gekst denkbare veranderingen
tot gevolg. Zo b.v. na de strenge win
ters van 1956 en vooral die van 1963,
zo bar en boos als in twee-en-een-halve
Maandag
15-12-1969
Opgave na klasse mm maat.
Appelen
75/opw
70/75
65/70
60/65
Bellefleur Eng. kl.l
50—54
44—47
21—36
Bellefleur Eng. kl.2
Black Mac Intosh. kl.l
39—41
35—37
31—33
26—29
Cox Orange Pippin kl.ee
78—95
70—83
66—73
Cox Orange Pippin kl.l
74—89
62—82
50—72
31—48
Cox Orange Pippin kl.2
63—70
65-69
51—54
30—36
Golden Delicious kl.l
37—57
36—54
29-40
Golden Delicious kl.2
30—41
25—52
24—30
Goudreinet kl.ee
56—59
Goudreinet kl.l
44—52
37—43
34—36
Goudreinet kl.2
34—45
28—36
27—33
Goudreinet rode kl.ee
5864
45—50
Goudreinet rode kl.l
47—61
40—43
36—39
Ivette kl.ee
62—88
49—51
Jonadel kl.ee
42—50
Jonadel kl.l
35—37
29—31
Jonathan kl.ee
41—43
38—40
30—32
Jonathan kl.l
38—47
34—39
26—33
18—27
Jonathan kl.2
26—40
25—38
23—30
18—26
Ingrid Marie kl.l
45—51
38—43
33—35
Ingrid Marie kl.2
37—41
32—34
Karinten kl.ee
53—68
Karin ten kl.l
58—6(1
39—41
Leonie kl.l
45—57
40—50
Lombarts Calville kl.l
39—45
35—40
30—33
Lombarts Calville kl.2
38—44
34—37
25—27
Lord Lambourne kl.ee
41—43
38—40
55/60
19—21
25—27
Lord Lambourne kl.l
Laxton Superbe kl.ee
Laxton Superbe kl.l
Orange kl.ee
Pomme Rosa kl.ee
Sterappel kl.l
Sterappel kl.2
Septerappel kl.ee
Septerappel kl.l
Los in de kist
Appelen
Dijkmanszoet kl.l
Dijkmanszoet kl.2
Jasappel kl.l
Jasappel kl.2
Peren
Beurre Alex Lucas kl.l
Beurre Alex Lucas kl.2
Beurre Hardy kl.l
Beurre Hardy kl.2
Conference kl.l
Conference kl.2
Doyenne du Cornice kl.l
Doyenne du Cornice kl.2
Bonne Louise d'Avr. kl.l
Bonne Louise d'Avr. kl.2
Giezewildeman kl.l
Giezewlideman kl.2
Legipont kl.l
Legipont kl.2
St.-Remy kl.l
Brederode zoete kl.l
Brederode zoete kl.2
Brederode zure kl.l
Brederode zure kl.2
53—60
79—61
51—53
46—48
84—86
49—51
72—75
34—36
34—36
58—61
47—50
31—33
45—48 35—37
32—42 18—26
65—75 60—62
42—44
54—56
46—52
42—51
57—59
53—55
40—46
38—45
54—56
107—112 -
74—110 101—108
100—111
96—98
99—110
98—109
90—101 96—99
51—55
50—54
50—52
31—33
42—45
96—105
67—100
51—53
56—58
54—56
93—95
98—106
97—104
97—102
89—98
45—48
35—37
40—42
28—30
59—63 4048
52—54 39—42
65—93
48—53
31—33
eeuw niet is voorgekomen. Dergelijke
winters gooien het hele vogelprogram
ma in de war.
Tijdgebonden zijn onze vogels niet.
Tijd is een menselijk begrip. Onze
vroegste voorouders maakten van de
nood een deugd. Ze ontvloden de kou
door hun nederzettingen in holen in te
richten. Ze volgden de dieren als deze
wegtrokken voor koudeperioden die
duizenden jaren duurden, want met de
dieren stonden of vielen ze.
De vogels trokken en trekken bij
iedere koude-aanval naar mildere
streken en de eenden, ganzen en zwa
nen naar open water.
Als de Hel dicht vriesi dan gaan
de vogels daar weg en als het open
weer wordt is het beslist geen wet
van Meden en Perzen dat dezelfde
vogels naar deze plas weerkeren.
In 1956 constateerde men op plaat
sen waar open water bleef enorme
concentraties van watervogels. Ze
zaten daar in februari 1956 veilig
omdat na 31 januari in ons land de
jacht op waterwild gesloten is.
Ondanks de groots opgezette voed
selhulp was de vogelsterfte toen onge
kend groot. Ook rond de Hel. Na bet.
verdwijnen van de sneeuw lagen drie
dode roerdompen. een vleugellam
woudaapje stervend en een tiental
blauwe reigers dood op de weilanden.
Alle eenden, meerkoeten en water
hoentjes waren naar elders vertrok-
Coöp. Veilingsvereniging „Geldermal
sen en Omstreken" G.A. Noteringen van
maandag 15 december 1969.
APPELEN
Ingrid Marie: EI 65/70 20-24, 70/75 32-
42, 75/80 39-46, 80/85 43-51
Goudreinet: EI 65/70 28-35, 70/75 31-
39, 75/80 37-48, 80/85 43-52, 85/90 44-48,
65/75 28-33, 75/85 38-52, 85/95 42-57; E
75/80 55, 80/85 54-57; 85/90 55.
Rode Goudreinet: EI 70/75 37-44 75/80
50-62; 80/85 52-58, 85/90 53-57,65/75 36-
41, 75/85 44-59, 85/95 44-62; E 70/75 45-
49, 75/80 55-58, 80/85 60-63, 85/90 56-64;
verpakt EI 70/75 45, 75/80 60-61, 80/85
59-62, 85/90 54.
L. Calville: EI 60/65 14-16, 65/70 18-20,
70/75 30-31; 75/80 30, 80/85 29, 60/70 16-
17, 70/80 25-28, 80/90 28, 65/75 21-25,
75/85 21-28, 85/05 30.
Cox's Orange Pippin: EI 55/60 15-17,
60/65 23-34, 65/70 35-52, 70/75 47-68, 75/80
62-77, 80/85 62-76; E 65/70 45-59; 70/75
60-72, 75/80 70-82, 80/85 70-82; verpakt
65/70 42-59; 70/75 58-69, 75/80 66-79,
80/85 74-79.
Jonathan: EI 60/65 14-23, 65/70 21-37,
70/75 33-46, 75/80 36-50, 80/85 42-49; E
65/70 33, 70/75 43, 75/80 46, 80/85 47, ver
pakt 65/70 24-32, 70/75 31-46, 75/80 42-
49.
G. Delicious: EI 60/65 15-17, 65/70 25-
36, 70/75 32-45, 75/80 34-50, 80/85 42-49.
PEREN
Conference: EI 55/60 46, 60/65 59, 65/70
65-66, 55/65 50-51, 65/75 72, 60/70 66-75.
Legipont: EI 55/65 40-42.
Doyenne du Comice: EI 55/65 96, 65/75
109-117, 75/85 111-119; verpakt 70/80 120,
80/90 126.
B. Laex Lucas: EI 70/75 38, 75/80 45.
80/85 47.
G. Wildeman: 50/55 108, 55/60 122,
60/65 137, 50/60 123-125, 60/70 141-144.
St. Remy: EI 60/70 85-91, 70/80 91-94.
137—139
118—120
98—100
94—97
Kroet per 100 kg zuur f 6.90; rood f 6,10.
Fabrieksfruit per 100 kg blank f 11,50; rood f 7,10.
Prei 4659; prei 2 2435; Spruiten 7274. 6163; Witlof 163165, 131137
Boerenkool 20—39; Rode kool 25—29; Knolselderij per stuk 51—56.
Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.
ken. Stil en leeg lag de plas tot er
weer vogels op kwamen dagen toen
het ijs gesmolten was.
Bekijk ik de telresultaten nu nog
eens dan variëren de aantallen .van
week tot week. Dit nu zal de eeuwen
door hebben plaatsgehad. Wij beschik
ken over geen gegevens maar wij be
hoeven daar niet aan te twijfelen.
Het natuurgebeuren is één perpetuum
mobilé, één herhaling van feiten. De
vogels kennen wel geen tijd en ze pas
sen zich maar moeilijk aan, tóch is
het wegtrekken van het waterwild van
de Hel-plas bij uitzonderlijke vorst
perioden normaal te noemen.
Immers, als er geen water is dan
gaan ze dat zoeken. Water is voor
waterwild een levensbehoefte. Dan
gaan ze zuidelijker en ook westelijker
naar de kuststreken.
Dat zijn zo van die onverwachte ge
gevens die je in handen vallen. Waar
geen levend wezen is en alleen maar
sneeuw en ijs, daar wilde men in 1963
een ijsbaan creëren. Op de Hel dus!
Maar dat had heel wat voeten in de
aarde. Het viel juist samen met de
actie „Open het dorp". Drie boeren
van het Benedeneinde kwamen bij
mij met het voorstel een deel van de
opbrengst voor dat doel te bestem
men. De houtvester ging door de
knieën voor de charmes van Mies en
de ijsbaan kwam er. Mies kreeg een
flink bedrag. Ze hielden woord. Later
is wel hevig gekankerd over het feit
dat op de plaats waar een metselaar
met vorstverlet een koek-en-zoop-tent-
je gezet had honderden kroonkurken
lagen, maar Veenendaal heeft toen
toch één seizoen een dragelijke ijs
baan gehad.
Op een dag kwamen twee heren op
bezoek. Of in het riet. dat langs de
elzensingels van de Hel groeide slaap
plaatsen van spreeuwen waren. En
ja, die waren er nog ondanks het
drukke ijsvermaak. Uit alle richtingen
kwamen ze tegen het vallen van de
avond aanvliegen nadat ze bij de hui
zen hun kostje opgescharreld hadden.
Ze vertelden dat ze die wilden
gaan pakken en ringen. Hoe ze dat
wilden realiseren? Door naar ze toe
te gaan met een fel schijnende lan
taarn. Dan werden ze verblind en
.konden zo van de 'rietstengels ge
plukt worden. Dat vond ik toch
maar een gevaarlijk gedoe, dus
waarschuwde ik ernstig. Tussen dat
riet was het ijs zeer onbetrouwbaar.
Bovendien had ik met het inder
haast uit de grond gestampte ijsbaan
comité afgesproken dat ze wakken
zouden openhouden buiten het baan-
gedeelte om de vis „lucht" te geven.
Met een afgezaagde elzenstam brak
men iedere dag het nieuw gevormde
laagje us en duwde dit onder het ijs.
Het was al eens voor gekomen dat je
honderden vissen, van grote snoeken
en zeelten tot voorn en steenkarper-
tjes toe met de buik omhoog dood
tegen het ijs zag geplakt zitten.
De Hel is een gesloten plas en veel
dode vis verpest het water. Wel weet
ik dat die spreeuwenvangerij op een
nietje uitdraaide. Natuurlijk kreeg
„de ijsbaan" de schuld en hoe men
het nadien ook keerde of wendde, er
mocht zoiets niet meer komen. Toch
weet ik zeker dat schaatsenrijden op
„de Hel" voor de vogelstand schade
loos is. Ongeorganiseerd is dat toch
bij vorst telkens gedaan en er is nog
nooit één vogel om weggebleven. Ook
mijn ervaring die ik opdeed bij de
winterinventarisaties bevestigt dit on
weerlegbaar.
Veenendaal is inmiddels wat water
rijker geworden. Maar zo'n mooi ver
licht baantje als de Hel in 1963 had,
zal wel nooit meer terug komen
De Hei-plashet rustigste plekje van
heel Veenendaal.
Knobbelzwanen boven de plas.
Bij onze tellingen van waterwild
hebben wij de andere vogels niet ver
geten. Het ging de deelnemers aan
dit onderzoek om meer. Niet alleen de
watervogels hadden onze belangstel
ling. Hoe heb ik die blauwe kiekendief
bewonderd, telkens als hij boven de
winterse plas op wijd gespreide wie
ken als een miniatuur zweefvliegtuig
rond cirkelde. Wat een majestueuze
vogel!
Je weet dat ze haar tol komt opei
sen. Er vallen slachtoffertjes. Een on
voorzichtig waterhoentje (In Veenen
daal noemt men dat een waterkiepie)
of een paar van de vele overnachten
de spreeuwen, maar vooral ook mui
zen die het veld onveilig maken. Zo
sloom als de buizerd is deze niet al
te zeldzame gast niet Ze weet snelle
vogels als die zich op de oever wagen
wel te overrompelen.
Je wéét dat de roerdomp er kan
zijn. Ook 's winters! Maar als je dat
bewijs in de vorm van drie van hon
ger omgekomen en op de koop toe on
dergesneeuwde en nog eens op de
koop toe aangevreten door de bonte
kraaien onder ogen krijgt, is dat ver
re van mooi. Dat was triest. Dat je
ondanks het vele speuren de vogels
niet te zien kreeg besef je dan eerst.
Ze hebben een zó volmaakte schut
kleur van bruin op de rug met witte
en zwarte vlekjes en strepen aan
vleugels en staart dat dit ze eenvou
dig één maakt met het dorre riet.
Poten en snavel zijn groen en als ze
zo wijdbeens en doodstil staan, kun je
de roerdomp heel wel „over het
hoofd" zien. Beter gezegd nog: hele
maal niet zien.
Toch wil het de laatste jaren niet
zo best met ze. Ik denk dat de oevers
van de Grift te netjes geschoren wor
den. Zo'n vogel heeft de ruimte nodig
om voed'sel te bemachtigen en boven
al beschutting van ruigt en riet.
Als dat er niet meer is dan heeft
zo'n vogel geen leefklimaat meer.
't Is zonde dat de mens overal
meent te moeten ingrijpen. Wie de
vogelrijkdom van nog geen dertig
jaar geleden zich weet te herinne
ren, wordt wel eens opstandig tegen
al dat gemaatregeL Het wordt hoe
langer hoe gekker. Als er dat rusti
ge plekje de Hel niet meer was dan
kon je de eertijds rijke vogelstand
van Veenendaal wel in de vergeet
hoek stoppen. Nóg is het er rustig.
Hoe lang nog?
Laten wij tot besluit een grote stap
doen en een vergelijking maken met
de Blauwe Kamer. Ik merkte reeds
op, dat die wel héél erg in de in
vloedsfeer van vadertje Rijn valt. De
wintervogels van de Hel hebben
slechts een uitwijkmogelijkheid naar
de Grift. Maar vriest die ook dicht,
dan moeten ze naar de Rijn.
Die van de Blauwe Kamer gaan
direct de Rijn in en toeven dan op de
strandjes tussen de kribben. Deze om
standigheid maakt ook dat op de plas
sen meer soorten komen die van open
water houden en die zelfs de Hel mij
den.
Toch verbleef na een strenge vorst
periode lange tijd op de Hel een kop
pel wilde zwanen. Ze waren totaal
uitgeput. Normaal hadden ze al lang
de terugtocht naar het hoge noorden
moeten maken. De koppen en halzen
waren zwart van de modder omdat ze
al grondelend daarin naar voedsel
zochten.
Wilde zwanen zijn op de Blauwe
Kamer heel gewoon. Nooit zal ik het
enorme koppel dat daar dit voorjaar
bivakkeerde vergeten. Dat was mach
tig. Zestig van die grote, blanke vo
gels grazend op het uiterwaard. Rond
de plas lagen tientallen opgedoken
schelpen van de driehoeksmossel
opengeklapt. De inhoud was er door
de zwanen uitgehaald. Afgescheiden,
in de plas, zwommen bovendien nog
knobbelzwanen. Het was een onver
getelijke natuurgebeurtenis.
Wij waren met een groepje na
tuurliefhebbers er op -uit gegaan on
danks het feit dat het weer bar en
boos was. Een felle, koude wind en
bovendien regen. Mijn tochtgenoten
zullen zich deze excursie nog wel
herinneren. Maar het was de moeite
waard. Door mijn ervaringen bij de
wintertellingen opgedaan wist ik de
hele club tot minder dan 50 meter
bij de wilde zwanen te brengen.
Toen gingen ze op de wieken. Een
prachtig gezicht. Ze bleven rond
vliegen boven de Rijn en streken op
't laatst elders neer. De rust wa«
slechts kort verstoord geweest dank
zij ons rustige optreden. Zo kan het
ook!
Even wil ik nog op de waarneming
van die zeldzame krooneend-woerd te
rugkomen. U weet wel, die ik ook
éénmaal op de Hel aantrof. Later was
deze veertien dagen lang te gast op
de Blauwe Kamerse plassen. Veel
liefhebbers, uit Wageningen vooral,
kwamen er op af. De vogel werd
steeds opgejaagd omdat men die ook
vliegend wilde zien. Op het laatst gaf
ze er de brui aan en verdween. Al
weer een bewijs dat men voorzichti
ger dient te zijn. 't Is nooit mooi ge
noeg. Met de nog zeldzamer roodhals-
fuut is het idem-dito gegaan. Zegge en
schrijve één waarneming in 1956!
Grote zaagbek, kleine zaagbek en
nonnetje zijn ook veelvuldig op de
Blauwe Kamer te zien en vriezen de
plassen dicht dan behoeft men slechts
naar de Rijnoever te lopen en ze zijn
daarheen verhuisd. Blijft op de rivier
open water dan komen ze na een
vorstperiode prompt weer terug.
De vreemdste gast was een zwarte
ooievaar. Die moet door de koude in
Rusland of Denemarken naar ons
land zijn gekomen. De vogel lag dood
op het controlehokje van de ijsbaan
op de Blauwe Kamer. Jammer van
zo'n vogel. In levende lijve heb ik die
nog nooit gezien.
Men ziet maar eens te meer dat onze
zuideljjke Gelderse Vallei (o ja, die
zouden we toch voortaan Eenden
vallei noemen!) een vogelgebied is
waar het aan zeldzaamheden niet ont
breekt. Men kan iets zeldzaams altijd
verwachten. Slechts wat geluk en
héél veel geduld kan zulke waarne
mingen tot gevolg hebben.
Laatst zei iemand: „Kijken jullie
nu maar goed uit en waarschuw ons
dan maar. Wij komen dan graag eens
kijken". Maar och arme, de natuur
is geen kijkspel. Men zal er toch zelf
„aan moeten doen"., wat neerkomt op
veel naar buiten trekken.
Mijn ervaring is dat daar de gemid
delde mens niet aan doet. Zo komt
het ook dat slechts enkele doorduwers
het moeizame veldwerk volbracht
hebben De resultaten van deze ge
zamenlijke inspanningen zijn vastge
legd in lijvige rapporten en daar kan
nu de vogelbescherming van profite
ren.
Komt er b.v. een zeer strenge
winter dan weet men nu waar de
grootste concentraties zich ongeveer
bevinden en kan juist daór hulp gebo
den worden door voedsel te gaan
brengen. In 1963 is veel vogelsterfte
voorkomen, voortbouwende op de
waarnemingen van 1956, zoals die toen
in de maand februari gedaan zijn.
Vogelbescherming bestaat niet al
leen uit een streng pinda's voor de
mezen en een vogelhuisje in de tuin.
Vogelbescherming vergt enorme in
spanningen van hen die het goed me
nen met onze gevederde vrienden. En
dan op alle fronten.
DEN HAAG 16/12 Waterhoogten
van hedenmorgen: Konstanz 260 on v.;
Rheinfelden 188 +12; Straatsburg 176
12; Plittersdorf 304 +8; Maxau 350
4; Plochingen 126 +6; Mannheim 173
—4; Steinbach 121 +1; Mainz 189 1;
Bingen 120 1; Kaub 116 2; Trier
267 +24; Koblenz 140 —2; Keulen 94
4; Ruhrort 264 —1; Lobith 867 +1;
Nijmegen 659 3; Eefde IJssel 260 onv.;
Deventer 158 4.
Monsin 5472 +20; Borgharen 3974 +41;
Belfeld 1165 +58; Grave beneden de
sluis 508 +6.
De minst gepelde diepten in de vaar
geul, heden vermeld op de waarschu
wingsborden, zijn in centimeters: Mil-
lingen—St. Andries 300; Pannerden
IJsselkop 270; IJsselkopHeveadorp 190;
HeveadorpAmerongen 200; IJsselkop
Doesburg 195; DoesburgZutphen210;
Zutphen— Deventer 230; DeventerWin-
desheim 236; IJsselpandTwentheka-
nalen 225.
Tijdens laag water is de waterdiepte
tussen Vreeswijk en Krimpen aan de
Lek tijdelijk minder dan 270.