RESULTAAT VOGELINVENTARISATIE MAAKT EFFECTIEF INGRIJPEN IN DE WINTER MOGELIJK VEILING SEPTER HEL rL - BARRE KOUDE JAAGT VOGELS UIT „DE HEL Leerzaam Stil Sp reeuwen Opgejaagd door Ad riaan P. de Kleuver Onschadelijk Triest Zwanen Veiling Geldermalsen Waterhoogten DINSDAG 16 DECEMBER 1969 Slobeend tE ND Enige jaren geleden ring een hoogst interessant en be langrijk onderzoek aan op vogelkundig gebied. Men had met schrik ontdekt dat in ons land met het waterwild iets naars gaande was. Met het verkavelen en droogmaken van onlanden en moerasgebieden verdwenen op die plaatsen uiteraard de vogels die daar van nature thuis horen. Maar plaatsen waar dezelfde vogels huisden ver toonden als gevolg daarvan nauwelijks een vermeerde ring. Om de omvang van deze achteruitgang te kunnen bepalen greep men naar een hulpmiddel dat verre van eenvoudig was. Een aantal natuurkenners ontving van het ITBON (Instituut voor Toegepast Biologisch Onder zoek in de Natuur) het verzoek gedurende de winter maanden bepaalde terreinen te inventariseren. Schrijver heeft vijf jaar lang vijf bekende vogelreservaten geïnven tariseerd. en kan dus ..uit de praktijk" meepraten. Men zegt wel eens ..Hoe komen ze toch aan al die gege vens Nou. beste kijkergewapende en stevig belaarsde vogelvrienden, dat is voor al die mensen geen habhe- krats geweest. Het waren vooral de Hei-plas b(j Veenendaal en de Blauwe Kamer aan de Grebbe die de aandacht kregen. De Hel is rtyk aan vogels, het hele jaar door. De Blauwe Kamer is door de nabjje rivier de R(jn vooral *s winters het drukst beëend. Het ging in hoofdzaak om de eenden. Eenden die b(j ons standvogels zjjn en meer nog de Noordeenden, de wintergasten uit het hoge noorden.. Juist, men kon aan de hand van de door ons verzamelde gegevens de jachttijd regelen en meer van deze beschermende maatregelen nemen. Uit dit onderzoek bleek al ras dat jacht in de Hel een boze zaak was. De Hel is als het ware ons laatste overgebleven vluchtgebiedje (24 ha.) in de Gelderse Vallei voor zover het de watervogels betrof. De ambtenaar- A van de boswachterlj Leersum, waaronder de Hel toen nog ressor teerde, adviseerde opzegging van de jachtpacht en de houtvester te Utrecht bekrachtigde dit. Nu is de Hel CRM-reservaat en van mij mag minister Klompé tot haar honderdste jaar aan de ministers- zetel gekleefd zitten. Dat zit wel goed daar. Maar nu eerst over het onder zoek zelf. Aan het slot schrijf ik dan nog iets over de resultaten bij de Blauwe Kamer. Om de vogels te observeren moet je vanzelf een goede kijker hebben. Om dat het om veel waarnemingen ging moest ik snel handelen. Ging een koppel eenden op de wieken, dan nam ik meteen de kop, begon dus bij de vooraan vliegende vogel en volgde zo de lange vlucht. Dat werkte als een vertraagde film. Had je geluk dat ze een paar maal rondcirkelden, dan tel de je nóg eens. Er vlogen zo soms drie 6 vier soor ten eenden rond en dan gebeurde er iets opmerkelijks. Ze scheidden zich soort bij soort af en dón was het zaak je weetje te weten. Aan de snelle wiekslag herkende je direct de winter talingen. Ook de gewone wilde eenden die nogal zwaar overvlogen haalde je er direct uit Aan de lichte tinten van de woerden waren de slobeenden gemakkelijk te herkennen. Nou, en de toppereenden en kuifeenden leverden met hun grijs/ wit of zwart/wit kleurstelling ook wei nig moeilijkheden op. Smienten en pijlstaarteenden kwamen wel veelvul dig naar de Blauwe Kamer, maar slechts zelden op de Hel. Een paar maal trof ik tafeleenden en brilduikers op deze plas en zelfs één keer een krooneend. Die laatste heb ik meermalen op de Blauwe Kamer gezien; bij ons was dat écht iets om over naar huis te schrijven. En bepaald bijzonder was de Cana dagans die lange tijd op de Hel tus sen een koppel wilde zwanen toefde. Voor ons, waarnemers, was dit alles uiteraard leerzaam. Je kreeg er geen rooie cent voor, maar wel werd je kennis verrijkt door de vele gesprek ken die je te voeren kreeg met de vak-ornithologen. Je kreeg ook een zelfstandiger kijk op de toestanden. Zo ontdekte ik dat je nooit met de tijd rekening moest houden. Het was niet zo dat met de regelmaat van de klok ieder jaar op dezelfde datum dezelfde vogelsoorten aan te treffen waren. KlimaatbeTnvloeding bijvoorbeeld had de gekst denkbare veranderingen tot gevolg. Zo b.v. na de strenge win ters van 1956 en vooral die van 1963, zo bar en boos als in twee-en-een-halve Maandag 15-12-1969 Opgave na klasse mm maat. Appelen 75/opw 70/75 65/70 60/65 Bellefleur Eng. kl.l 50—54 44—47 21—36 Bellefleur Eng. kl.2 Black Mac Intosh. kl.l 39—41 35—37 31—33 26—29 Cox Orange Pippin kl.ee 78—95 70—83 66—73 Cox Orange Pippin kl.l 74—89 62—82 50—72 31—48 Cox Orange Pippin kl.2 63—70 65-69 51—54 30—36 Golden Delicious kl.l 37—57 36—54 29-40 Golden Delicious kl.2 30—41 25—52 24—30 Goudreinet kl.ee 56—59 Goudreinet kl.l 44—52 37—43 34—36 Goudreinet kl.2 34—45 28—36 27—33 Goudreinet rode kl.ee 5864 45—50 Goudreinet rode kl.l 47—61 40—43 36—39 Ivette kl.ee 62—88 49—51 Jonadel kl.ee 42—50 Jonadel kl.l 35—37 29—31 Jonathan kl.ee 41—43 38—40 30—32 Jonathan kl.l 38—47 34—39 26—33 18—27 Jonathan kl.2 26—40 25—38 23—30 18—26 Ingrid Marie kl.l 45—51 38—43 33—35 Ingrid Marie kl.2 37—41 32—34 Karinten kl.ee 53—68 Karin ten kl.l 58—6(1 39—41 Leonie kl.l 45—57 40—50 Lombarts Calville kl.l 39—45 35—40 30—33 Lombarts Calville kl.2 38—44 34—37 25—27 Lord Lambourne kl.ee 41—43 38—40 55/60 19—21 25—27 Lord Lambourne kl.l Laxton Superbe kl.ee Laxton Superbe kl.l Orange kl.ee Pomme Rosa kl.ee Sterappel kl.l Sterappel kl.2 Septerappel kl.ee Septerappel kl.l Los in de kist Appelen Dijkmanszoet kl.l Dijkmanszoet kl.2 Jasappel kl.l Jasappel kl.2 Peren Beurre Alex Lucas kl.l Beurre Alex Lucas kl.2 Beurre Hardy kl.l Beurre Hardy kl.2 Conference kl.l Conference kl.2 Doyenne du Cornice kl.l Doyenne du Cornice kl.2 Bonne Louise d'Avr. kl.l Bonne Louise d'Avr. kl.2 Giezewildeman kl.l Giezewlideman kl.2 Legipont kl.l Legipont kl.2 St.-Remy kl.l Brederode zoete kl.l Brederode zoete kl.2 Brederode zure kl.l Brederode zure kl.2 53—60 79—61 51—53 46—48 84—86 49—51 72—75 34—36 34—36 58—61 47—50 31—33 45—48 35—37 32—42 18—26 65—75 60—62 42—44 54—56 46—52 42—51 57—59 53—55 40—46 38—45 54—56 107—112 - 74—110 101—108 100—111 96—98 99—110 98—109 90—101 96—99 51—55 50—54 50—52 31—33 42—45 96—105 67—100 51—53 56—58 54—56 93—95 98—106 97—104 97—102 89—98 45—48 35—37 40—42 28—30 59—63 4048 52—54 39—42 65—93 48—53 31—33 eeuw niet is voorgekomen. Dergelijke winters gooien het hele vogelprogram ma in de war. Tijdgebonden zijn onze vogels niet. Tijd is een menselijk begrip. Onze vroegste voorouders maakten van de nood een deugd. Ze ontvloden de kou door hun nederzettingen in holen in te richten. Ze volgden de dieren als deze wegtrokken voor koudeperioden die duizenden jaren duurden, want met de dieren stonden of vielen ze. De vogels trokken en trekken bij iedere koude-aanval naar mildere streken en de eenden, ganzen en zwa nen naar open water. Als de Hel dicht vriesi dan gaan de vogels daar weg en als het open weer wordt is het beslist geen wet van Meden en Perzen dat dezelfde vogels naar deze plas weerkeren. In 1956 constateerde men op plaat sen waar open water bleef enorme concentraties van watervogels. Ze zaten daar in februari 1956 veilig omdat na 31 januari in ons land de jacht op waterwild gesloten is. Ondanks de groots opgezette voed selhulp was de vogelsterfte toen onge kend groot. Ook rond de Hel. Na bet. verdwijnen van de sneeuw lagen drie dode roerdompen. een vleugellam woudaapje stervend en een tiental blauwe reigers dood op de weilanden. Alle eenden, meerkoeten en water hoentjes waren naar elders vertrok- Coöp. Veilingsvereniging „Geldermal sen en Omstreken" G.A. Noteringen van maandag 15 december 1969. APPELEN Ingrid Marie: EI 65/70 20-24, 70/75 32- 42, 75/80 39-46, 80/85 43-51 Goudreinet: EI 65/70 28-35, 70/75 31- 39, 75/80 37-48, 80/85 43-52, 85/90 44-48, 65/75 28-33, 75/85 38-52, 85/95 42-57; E 75/80 55, 80/85 54-57; 85/90 55. Rode Goudreinet: EI 70/75 37-44 75/80 50-62; 80/85 52-58, 85/90 53-57,65/75 36- 41, 75/85 44-59, 85/95 44-62; E 70/75 45- 49, 75/80 55-58, 80/85 60-63, 85/90 56-64; verpakt EI 70/75 45, 75/80 60-61, 80/85 59-62, 85/90 54. L. Calville: EI 60/65 14-16, 65/70 18-20, 70/75 30-31; 75/80 30, 80/85 29, 60/70 16- 17, 70/80 25-28, 80/90 28, 65/75 21-25, 75/85 21-28, 85/05 30. Cox's Orange Pippin: EI 55/60 15-17, 60/65 23-34, 65/70 35-52, 70/75 47-68, 75/80 62-77, 80/85 62-76; E 65/70 45-59; 70/75 60-72, 75/80 70-82, 80/85 70-82; verpakt 65/70 42-59; 70/75 58-69, 75/80 66-79, 80/85 74-79. Jonathan: EI 60/65 14-23, 65/70 21-37, 70/75 33-46, 75/80 36-50, 80/85 42-49; E 65/70 33, 70/75 43, 75/80 46, 80/85 47, ver pakt 65/70 24-32, 70/75 31-46, 75/80 42- 49. G. Delicious: EI 60/65 15-17, 65/70 25- 36, 70/75 32-45, 75/80 34-50, 80/85 42-49. PEREN Conference: EI 55/60 46, 60/65 59, 65/70 65-66, 55/65 50-51, 65/75 72, 60/70 66-75. Legipont: EI 55/65 40-42. Doyenne du Comice: EI 55/65 96, 65/75 109-117, 75/85 111-119; verpakt 70/80 120, 80/90 126. B. Laex Lucas: EI 70/75 38, 75/80 45. 80/85 47. G. Wildeman: 50/55 108, 55/60 122, 60/65 137, 50/60 123-125, 60/70 141-144. St. Remy: EI 60/70 85-91, 70/80 91-94. 137—139 118—120 98—100 94—97 Kroet per 100 kg zuur f 6.90; rood f 6,10. Fabrieksfruit per 100 kg blank f 11,50; rood f 7,10. Prei 4659; prei 2 2435; Spruiten 7274. 6163; Witlof 163165, 131137 Boerenkool 20—39; Rode kool 25—29; Knolselderij per stuk 51—56. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld. ken. Stil en leeg lag de plas tot er weer vogels op kwamen dagen toen het ijs gesmolten was. Bekijk ik de telresultaten nu nog eens dan variëren de aantallen .van week tot week. Dit nu zal de eeuwen door hebben plaatsgehad. Wij beschik ken over geen gegevens maar wij be hoeven daar niet aan te twijfelen. Het natuurgebeuren is één perpetuum mobilé, één herhaling van feiten. De vogels kennen wel geen tijd en ze pas sen zich maar moeilijk aan, tóch is het wegtrekken van het waterwild van de Hel-plas bij uitzonderlijke vorst perioden normaal te noemen. Immers, als er geen water is dan gaan ze dat zoeken. Water is voor waterwild een levensbehoefte. Dan gaan ze zuidelijker en ook westelijker naar de kuststreken. Dat zijn zo van die onverwachte ge gevens die je in handen vallen. Waar geen levend wezen is en alleen maar sneeuw en ijs, daar wilde men in 1963 een ijsbaan creëren. Op de Hel dus! Maar dat had heel wat voeten in de aarde. Het viel juist samen met de actie „Open het dorp". Drie boeren van het Benedeneinde kwamen bij mij met het voorstel een deel van de opbrengst voor dat doel te bestem men. De houtvester ging door de knieën voor de charmes van Mies en de ijsbaan kwam er. Mies kreeg een flink bedrag. Ze hielden woord. Later is wel hevig gekankerd over het feit dat op de plaats waar een metselaar met vorstverlet een koek-en-zoop-tent- je gezet had honderden kroonkurken lagen, maar Veenendaal heeft toen toch één seizoen een dragelijke ijs baan gehad. Op een dag kwamen twee heren op bezoek. Of in het riet. dat langs de elzensingels van de Hel groeide slaap plaatsen van spreeuwen waren. En ja, die waren er nog ondanks het drukke ijsvermaak. Uit alle richtingen kwamen ze tegen het vallen van de avond aanvliegen nadat ze bij de hui zen hun kostje opgescharreld hadden. Ze vertelden dat ze die wilden gaan pakken en ringen. Hoe ze dat wilden realiseren? Door naar ze toe te gaan met een fel schijnende lan taarn. Dan werden ze verblind en .konden zo van de 'rietstengels ge plukt worden. Dat vond ik toch maar een gevaarlijk gedoe, dus waarschuwde ik ernstig. Tussen dat riet was het ijs zeer onbetrouwbaar. Bovendien had ik met het inder haast uit de grond gestampte ijsbaan comité afgesproken dat ze wakken zouden openhouden buiten het baan- gedeelte om de vis „lucht" te geven. Met een afgezaagde elzenstam brak men iedere dag het nieuw gevormde laagje us en duwde dit onder het ijs. Het was al eens voor gekomen dat je honderden vissen, van grote snoeken en zeelten tot voorn en steenkarper- tjes toe met de buik omhoog dood tegen het ijs zag geplakt zitten. De Hel is een gesloten plas en veel dode vis verpest het water. Wel weet ik dat die spreeuwenvangerij op een nietje uitdraaide. Natuurlijk kreeg „de ijsbaan" de schuld en hoe men het nadien ook keerde of wendde, er mocht zoiets niet meer komen. Toch weet ik zeker dat schaatsenrijden op „de Hel" voor de vogelstand schade loos is. Ongeorganiseerd is dat toch bij vorst telkens gedaan en er is nog nooit één vogel om weggebleven. Ook mijn ervaring die ik opdeed bij de winterinventarisaties bevestigt dit on weerlegbaar. Veenendaal is inmiddels wat water rijker geworden. Maar zo'n mooi ver licht baantje als de Hel in 1963 had, zal wel nooit meer terug komen De Hei-plashet rustigste plekje van heel Veenendaal. Knobbelzwanen boven de plas. Bij onze tellingen van waterwild hebben wij de andere vogels niet ver geten. Het ging de deelnemers aan dit onderzoek om meer. Niet alleen de watervogels hadden onze belangstel ling. Hoe heb ik die blauwe kiekendief bewonderd, telkens als hij boven de winterse plas op wijd gespreide wie ken als een miniatuur zweefvliegtuig rond cirkelde. Wat een majestueuze vogel! Je weet dat ze haar tol komt opei sen. Er vallen slachtoffertjes. Een on voorzichtig waterhoentje (In Veenen daal noemt men dat een waterkiepie) of een paar van de vele overnachten de spreeuwen, maar vooral ook mui zen die het veld onveilig maken. Zo sloom als de buizerd is deze niet al te zeldzame gast niet Ze weet snelle vogels als die zich op de oever wagen wel te overrompelen. Je wéét dat de roerdomp er kan zijn. Ook 's winters! Maar als je dat bewijs in de vorm van drie van hon ger omgekomen en op de koop toe on dergesneeuwde en nog eens op de koop toe aangevreten door de bonte kraaien onder ogen krijgt, is dat ver re van mooi. Dat was triest. Dat je ondanks het vele speuren de vogels niet te zien kreeg besef je dan eerst. Ze hebben een zó volmaakte schut kleur van bruin op de rug met witte en zwarte vlekjes en strepen aan vleugels en staart dat dit ze eenvou dig één maakt met het dorre riet. Poten en snavel zijn groen en als ze zo wijdbeens en doodstil staan, kun je de roerdomp heel wel „over het hoofd" zien. Beter gezegd nog: hele maal niet zien. Toch wil het de laatste jaren niet zo best met ze. Ik denk dat de oevers van de Grift te netjes geschoren wor den. Zo'n vogel heeft de ruimte nodig om voed'sel te bemachtigen en boven al beschutting van ruigt en riet. Als dat er niet meer is dan heeft zo'n vogel geen leefklimaat meer. 't Is zonde dat de mens overal meent te moeten ingrijpen. Wie de vogelrijkdom van nog geen dertig jaar geleden zich weet te herinne ren, wordt wel eens opstandig tegen al dat gemaatregeL Het wordt hoe langer hoe gekker. Als er dat rusti ge plekje de Hel niet meer was dan kon je de eertijds rijke vogelstand van Veenendaal wel in de vergeet hoek stoppen. Nóg is het er rustig. Hoe lang nog? Laten wij tot besluit een grote stap doen en een vergelijking maken met de Blauwe Kamer. Ik merkte reeds op, dat die wel héél erg in de in vloedsfeer van vadertje Rijn valt. De wintervogels van de Hel hebben slechts een uitwijkmogelijkheid naar de Grift. Maar vriest die ook dicht, dan moeten ze naar de Rijn. Die van de Blauwe Kamer gaan direct de Rijn in en toeven dan op de strandjes tussen de kribben. Deze om standigheid maakt ook dat op de plas sen meer soorten komen die van open water houden en die zelfs de Hel mij den. Toch verbleef na een strenge vorst periode lange tijd op de Hel een kop pel wilde zwanen. Ze waren totaal uitgeput. Normaal hadden ze al lang de terugtocht naar het hoge noorden moeten maken. De koppen en halzen waren zwart van de modder omdat ze al grondelend daarin naar voedsel zochten. Wilde zwanen zijn op de Blauwe Kamer heel gewoon. Nooit zal ik het enorme koppel dat daar dit voorjaar bivakkeerde vergeten. Dat was mach tig. Zestig van die grote, blanke vo gels grazend op het uiterwaard. Rond de plas lagen tientallen opgedoken schelpen van de driehoeksmossel opengeklapt. De inhoud was er door de zwanen uitgehaald. Afgescheiden, in de plas, zwommen bovendien nog knobbelzwanen. Het was een onver getelijke natuurgebeurtenis. Wij waren met een groepje na tuurliefhebbers er op -uit gegaan on danks het feit dat het weer bar en boos was. Een felle, koude wind en bovendien regen. Mijn tochtgenoten zullen zich deze excursie nog wel herinneren. Maar het was de moeite waard. Door mijn ervaringen bij de wintertellingen opgedaan wist ik de hele club tot minder dan 50 meter bij de wilde zwanen te brengen. Toen gingen ze op de wieken. Een prachtig gezicht. Ze bleven rond vliegen boven de Rijn en streken op 't laatst elders neer. De rust wa« slechts kort verstoord geweest dank zij ons rustige optreden. Zo kan het ook! Even wil ik nog op de waarneming van die zeldzame krooneend-woerd te rugkomen. U weet wel, die ik ook éénmaal op de Hel aantrof. Later was deze veertien dagen lang te gast op de Blauwe Kamerse plassen. Veel liefhebbers, uit Wageningen vooral, kwamen er op af. De vogel werd steeds opgejaagd omdat men die ook vliegend wilde zien. Op het laatst gaf ze er de brui aan en verdween. Al weer een bewijs dat men voorzichti ger dient te zijn. 't Is nooit mooi ge noeg. Met de nog zeldzamer roodhals- fuut is het idem-dito gegaan. Zegge en schrijve één waarneming in 1956! Grote zaagbek, kleine zaagbek en nonnetje zijn ook veelvuldig op de Blauwe Kamer te zien en vriezen de plassen dicht dan behoeft men slechts naar de Rijnoever te lopen en ze zijn daarheen verhuisd. Blijft op de rivier open water dan komen ze na een vorstperiode prompt weer terug. De vreemdste gast was een zwarte ooievaar. Die moet door de koude in Rusland of Denemarken naar ons land zijn gekomen. De vogel lag dood op het controlehokje van de ijsbaan op de Blauwe Kamer. Jammer van zo'n vogel. In levende lijve heb ik die nog nooit gezien. Men ziet maar eens te meer dat onze zuideljjke Gelderse Vallei (o ja, die zouden we toch voortaan Eenden vallei noemen!) een vogelgebied is waar het aan zeldzaamheden niet ont breekt. Men kan iets zeldzaams altijd verwachten. Slechts wat geluk en héél veel geduld kan zulke waarne mingen tot gevolg hebben. Laatst zei iemand: „Kijken jullie nu maar goed uit en waarschuw ons dan maar. Wij komen dan graag eens kijken". Maar och arme, de natuur is geen kijkspel. Men zal er toch zelf „aan moeten doen"., wat neerkomt op veel naar buiten trekken. Mijn ervaring is dat daar de gemid delde mens niet aan doet. Zo komt het ook dat slechts enkele doorduwers het moeizame veldwerk volbracht hebben De resultaten van deze ge zamenlijke inspanningen zijn vastge legd in lijvige rapporten en daar kan nu de vogelbescherming van profite ren. Komt er b.v. een zeer strenge winter dan weet men nu waar de grootste concentraties zich ongeveer bevinden en kan juist daór hulp gebo den worden door voedsel te gaan brengen. In 1963 is veel vogelsterfte voorkomen, voortbouwende op de waarnemingen van 1956, zoals die toen in de maand februari gedaan zijn. Vogelbescherming bestaat niet al leen uit een streng pinda's voor de mezen en een vogelhuisje in de tuin. Vogelbescherming vergt enorme in spanningen van hen die het goed me nen met onze gevederde vrienden. En dan op alle fronten. DEN HAAG 16/12 Waterhoogten van hedenmorgen: Konstanz 260 on v.; Rheinfelden 188 +12; Straatsburg 176 12; Plittersdorf 304 +8; Maxau 350 4; Plochingen 126 +6; Mannheim 173 —4; Steinbach 121 +1; Mainz 189 1; Bingen 120 1; Kaub 116 2; Trier 267 +24; Koblenz 140 —2; Keulen 94 4; Ruhrort 264 —1; Lobith 867 +1; Nijmegen 659 3; Eefde IJssel 260 onv.; Deventer 158 4. Monsin 5472 +20; Borgharen 3974 +41; Belfeld 1165 +58; Grave beneden de sluis 508 +6. De minst gepelde diepten in de vaar geul, heden vermeld op de waarschu wingsborden, zijn in centimeters: Mil- lingen—St. Andries 300; Pannerden IJsselkop 270; IJsselkopHeveadorp 190; HeveadorpAmerongen 200; IJsselkop Doesburg 195; DoesburgZutphen210; Zutphen— Deventer 230; DeventerWin- desheim 236; IJsselpandTwentheka- nalen 225. Tijdens laag water is de waterdiepte tussen Vreeswijk en Krimpen aan de Lek tijdelijk minder dan 270.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9