Een derde van alle
dienstplichtigen
wordt afgekeurd
JODEN IN
NEDER
LAND
ZATERDAG
20 DECEMBER 1969
Ko
Platvoetenkromme ruggenslechte ogen,
holle kiezen, bloedarmoede, te dik...
Maatgevend
Het lijstje
Toch nog
M
Er is iets aan de hand met de lichame
lijke conditie van onze 'jeugd. Een der
de van alle dienstplichtigen is dit jaar bij
de keuring afgewezen. Platvoeten, krom
me ruggen, slechte ogen, holle kiezen, dik
ke buiken, bloedarmoede en nog veel meer
narigheid hebben de keuringsartsen langs
zich zien komen.
Ruim dertigduizend van de ongeveer
honderdduizend jongens konden niet door
de militaire beugel.
Om nog maar te zwijgen over de agres
sieve, neurotische, homo-seksuele, ver
warde, onstabiele of zelfs lichtelijk debiele
jongelui die ook al moesten worden afge
keurd. AI met al 'n verontrustende zaak,
temeer daar sinds 1968 het aantal afge-
keurden blijft stijgen.
Tot op zekere hoogte is de uitslag van
de militaire keuring maatgevend voor de
gezondheidstoestand voor de totale Neder
landse jeugd. Er is geen reden om aan te
nemen dat de veelvuldig bij deze keuring
aangetroffen afwijkingen niet zouden
voorkomen bij jongens (en meisjes) die niet
voor de dienst worden opgeroepen of
daar nog niet aan toe zijn. Platvoeten,
kromme ruggen en bloedarmoede krijg je
niet van de ene dag op de andere.
De militaire keuring is niet buitenge
woon zwaar. Tedere normale gezonde jon
gen, recht van lijf en leden, zeiden ze vroe
ger, komt er met glans doorheen. Dat toch
Mn derde met de beste wil van de wereld
niet kan worden goedgekeurd, geeft te
denken.
.,Ze eten teveel patat en rijden teveel op
een bromfiets", mopperde onlangs een
hoogleraar en waarschijnlijk heeft hij ge
lijk. Patat bevat veel vet en koolhydraten,
die zwaarlijvigheid in de hand werken en
slecht voor het gebit zijn. Vastgesteld is,
dat iedere tien seconden een defect aan het
gebit van lagere-schoolkinderen ontstaat,
mede door teveel snoepen.
Gebrek aan gymnastiekonderwijs (de ont
stellende cijfers brachten onlangs Neder
land in rep en roer), de geringe animo voo
sportbeoefening in verenigingsverband, he
steeds groter wordend gebrek aan lichaams
inspanning, het vele roken, het zijn alle
maal oorzaken van de teruglopende licha
melijke conditie van onze jeugd.
Cijfers spreken meer dan woorden. Daar
om even wat getallen die er niet om lie
gen:
25 procent van alle kinderen ziet slecht
en draagt een bril;
Vijf procent lijdt aan bloedarmoede;
Drie a vier procent hoort niet goed;
Twee tot vijf procent kan .ich niet goed
bewegen (kromme rug, kromme benen);
Ruim een derde van alle schoolkinde
ren heeft last van plat- of holvoeten;
Drie procent heeft regelmatig forse
hoofdpijn;
Ze
n?
Vijf procent heeft maagklachten;
Een kleine acht procent lijdt aan stru
ma.
Hoewel iedereen langzamerhand wel
weet, dat roken schadelijk voor de gezond
heid is, laat het gros van de ouders hun
kinderen al zeer jong beginnen.
Een Leids onderzoek bij leerlingen van
technische scholen wees uit, dat één op de
drie jongens van twaalf jaar al regelmatig
rookt en dat tien procent van deze rokertjes
inhaleert. Het onderzoek toonde aan dat
een duidelijke relatie bestaat tussen roken
en leerprestaties.
Nederlanders houden van een vette hap.
Dat de verkeerde eetgewoonte zich echt
niet beperkt tot het „zakkie patat", blijkt
uit het jaarverslag van de geneeskundige in
spectie. Dat zegt onomwonden, dat het to
tale voedingspakket van de Nederlander on
evenwichtig is samengesteld. Het accent ligt
op vetten en koolhydraten. Mede daardoor
constateren de schoolartsen dat steeds meer
kinderen te dik en te zwaar zijn. Zij zijn
overvoed
In de medische wereld wordt verder
ernstig rekening gehouden met de mogelijk
heid. dat het vele vette eten in de jeugd
jaren later de kans op hart- en vaatziekten
aanmerkelijk vergroot.
Schoolartsen kunnen dit alles slechts
vaststellen en zonodig via een verwijzing
naar huisarts of specialist iets van de schade
proberen te herstellen. Er is echter te weinig
mankracht om effectief aan het voorkomen
van deze mankementen te werken. Neder
land telt ongeveer 400 schoolartsen die per
man zo'n zes- a tienduizend kinderen moe
ten controleren.
Uitbreiding van. de controle tot kinde
ren van middelbare scholen is eenvoudig
niet mogelijk. Tussen de lagere school en
de militaire keuring zit een gat, waarin van
alles met het kind kan gebeuren. Pas bij
de militaire keuring komt het eruit, maar
dan is het vaak te laat.
Behalve middelbare scholieren worden
ook duizenden werkende jongeren nooit me
disch gecontroleerd. Een commissie heeft
staatssecretaris Kruisinga geadviseerd daar
eens wat aan te doen. De commissie denkt
aan een verplichting voor iedere werkgever
jeugdig personeel te laten keuren voordat
het in dienst wordt genomen.
Om het beeld niet te vertekenen ook nog
een paar positieve aspecten van de gezond
heidstoestand van onze jeugd. Door het te
rugdringen van besmettelijke ziekten en de
veel betere geneesmiddelen daalt het sterfte
cijfer nog steeds.
Het zijn tegenwoordig vooral de verkeers
ongelukken die de kinderen bedreigen (on
geveer een derde van alle gestorven kinde
ren overlijdt aan een ongeluk).
Vergelijkende onderzoekingen hebben
aangetoond dat de tegenwoordige kinderen
sneller groeien en (biologisch) volwassen
worden dan de kinderen van 25 jaar ge
leden. Onze kinderen worden ook langer.
Het Nederlandse kind is gezond, zeker zo
gezond als de kinderen in de omringende
landen. Maar er zijn een paar verontrusten
de zaken aan het daglicht gekomen. De
militaire keuring zal straks bewijzen of we
ze de baas zijn geworden.
I isschien is het wel waar, dat pas
nè de tweede wereldoorlog vele mensen zijn
gaan nadenken over de rol die de Joden in
Nederland hebben gespeeld en nóg spelen.
Wie zal 't zeggen. Misschien is het ook wel
zó, dat juist het afschuwelijke lot dat de
Joodse Nederlanders trof in de jaren '40-'45.
'elen tot een nieuw, beter of ander inzicht
>racht omtrent de betekenis van de Joodse
jemeenschap in Nederland.
Men zegt wel eens dat Israël de geschie-
Jenis van het Jodendóm weer actueel heeft
gemaakt. Dat zal zeker zo zijn. Heeft men
looit iets geweten van, of belangstelling ge
toond voor het leven van de Joden in Neder-
and wat in Israël gebeurd is en nog da
gelijks gebeurt, heeft menigeen wat dichter
bij oude en nieuwe feiten van het Jodendom
gebracht. Israël en het Joodse volk intrige-
en, fascineren en - er is niets nieuws on
der de zon - irriteren ook.
Nü pas, hoewel onze buurman misschien
>en Jood was. De aanwezigheid van die
buurman hebben we nooit zo gemerkt. Hij
was anders dan anderen, nou ja en plotse
ling hoorden we dat hij gehaald was. Jaren
later vernamen we, dat hij niet zou terugko
men - net zoals die meer dan honderddui
zend anderen die deel uitmaakten van onze
gemeenschap, maar die we nooit gekend
hebben: van wie we nooit méér geweten heb
ben dan dat ze op een kwade dag uit huis
gehaald zijn om vergast te worden.
Nt
N,
den staat bij mevr. Themarrs-Rubtnsteln, dat
zij een half jaar oud was, toen zij - gewik
keld in doeken - over de muur van het get
to van Warschau werd gegooid.
Er was alle aanleiding daar nog eens over
te praten, maar de schrijvers van het boek
hebben zich bepaald bij een ander doel dan
een beschrijving van de oorlogstragedie, die
in het Joodse leven een ongekend smartelijk
hoogtepunt had gevonden. Zij spraken met
de heer en mevrouw Themans over hun be
leving van het Jodendom—nu; over het
waarom van het Jood-zijn en over de kwes
tie van afkomst en roeping, het geestelijk
erfgoed en de binding met het goddelijke:
over Israël en het Zionisme en over de toe
komst van Joods Nederland.
Daar ging het ook over in de gesprekken
met de anderen. Al die antwoorden samen
hoe verschillend ook hebben het boek
van Kopuit en Klein gemaakt tot een prach
tig werk.
We schrijven en tochToen het
boek van de journalisten verschenen was,
kwam toch weer het verhaal naar voren van
het meisje, de vrouw die haar leven te dan
ken heeft aan het feit dat haar ouders haar
over de muur van het getto hebben gegooid.
Een afschuwelijk verhaal van een zwerf
kind, dat niettemin geleid heeft tot een blij
de herkenning - juist dank zij het boek.
v -7*
Iatuurtijk wisten we wel dat ze er
wéren. Heel in 't algemeen. Moshe Jakoobi,
een Israëlische gids die ons enkele jaren ge
leden als een Mozes van de twintigste eeuw
door stad en land van de nieuwe staat Is
raël leidde, zei ons eens: „Sam en Moos, die
kent u toch - ze zijn wereldberoemd,
die twee uit Amsterdam. Maar het is jam
mer. dat men altijd gedacht heeft, dat Sam
en Moos niets anders konden dan een beetje
klungelig handel drijven, waarin ze wel heel
spits waren, maar tot niveau kwamen ze
niet. Ik zal u eens laten zien," zei Moshe Ja
koobi, „wat Sam en Moos nog méér gedaan
hebben." En hij toonde ons moderne wereld
steden In de Oriënt, autobanen, industrieën,
bloeiende tuinen, malse weiden en vruchtba
re akkers in de woestijn. Dan kon hij even
glimlachen, die Moshe, alsof hij zeggen wil
de: „Ja. en toen iedereen merkte dat Sam
en Moos, van wie men altijd gedacht had
dat ze laf waren geduchte soldaten wa
ren ja toen wilden velen zich van het
wonder overtuigen."
Toen ook kwam het gesprek weer even te
rug op die buurman, die zo vreemd leefde
en wel eens sprak over het, beloofde land,
Jeruzalem en de Messias. Wisten wij veel?
la de oorlog heeft de niet-Joodse
gemeenschap veel informatie gekregen over
de Joden In het algemeen en over de Joodse
Nederlanders in het bijzonder. Hele stukken,
nog nimmer gepubliceerde geschiedenis kwa
men los. Er was veel vraag naar. Niet al
leen omdat de geschiedenis van het Joden
dom zo boeiend is, maar misschien ook, om
dat we in onze onverschilligheid ten aanzien
van het Joodse leven vóór de catastrofe,
iets schenen hebben „gemist".
We missen nog steeds veel. Nog steeds
leeft temidden van ons een Joodse gemeen
schap - onopvallend en klein, omdat er
maar een handvol terugkwam uit Duitsland.
Die kleine gemeenschap laat niet vaak en
veel van zich horen. Er zijn vele zorgen. On
danks anti-semitisme, dat ook in Nederland
bestaat, ondanks discriminatie, hebben de
Joden in Nederland een vrijheid gekend, die
bijna nergens ter wereld werd geëvenaard.
Dat was zo en dat is nog zo. Maar, de
meeste oudere Joden zien de toekomst van
de Joden in Nederland somber in. Er is
sprake van een omgekeerde bevolkingspira
mide. Er zijn veel oude Joden en de jeugd
trekt weg. Daar staat geen aanwas, zoals
vroeger uit Oosteuropese landen, tegenover.
IJver deze en nog vele andere pro
blemen van het Jood-zijn is dezer dagen een
voortreffelijk boek verschenen, dat de lezer
een rijk en boeiend inzicht geeft in het Jood
se leven. Twee journalisten hebben ver
schillende bekende Joodse leiders in Neder
land geïnterviewd de een, M. Kopuit,
„van binnen uit" en de ander, W. F. Klein
,,van buiten af" uit een christelijke ge-
dachtenwereld. Beiden hebben zij enkele hon
derden vragen gesteld aan o.m. dr. J. Soe-
tendorp, rabbijn van de Liberaal-Joodse Ge
meente te Amsterdam, A. Schuster, opper
rabbijn van de Nederlands Israëlitische
Hoofdsynagoge te Amsterdam, dr. J. S. van
der Hall, oud-voorzitter van de Nederlandse
Zionisten Bond en aan een „gewoon" Joods
echtpaar, symbool van het Joodse leven in
Nederland.
De journalisten Kopuit en Klein hebben
naarstig gezocht naar dat echtpaar, want zij
hadden graag gewild, dat In de gesprekken
met dit echtpaar niet steeds weer de Joden
vervolging zo sterk naar voren zou komen.
Zij slaagden met de heer en mevrouw The-
mans-Rubinstein.
Het is een prachtig gesprek geworden en
toch
Hebben Klein en Kopuit het niet kunnen
vermoeden?
In een kort personalia van de geïnterview-
lopuit en Klein hebben er niet on
deruit gekund. In „De Joden In Nederland"
wordt herhaalde malen gevraagd naar de
gedachten van de geïnterviewden omtrent
het anti-semitisme in Nederland. Rabbijn
Soetendorp geeft een heel wijs antwoord op
de vraag: Is het anti-semitisme actueel in
Nederland. Hij zegt: „Naar mijn mening is
de verdraagzaamheid zeer groot. Ik ben zelf
natuurlijk een slecht voorbeeld, want wat
heb ik van anti-semitisme ervaren? Als ik in
Delfzijl ben, kom ik als rabbijn Soetendorp
en de man, die de pest aan Joden heeft, is
al niet op de vergadering waar ik spreek
Hij is niet zo virulent, dat hij buiten blijft
staan en me een steen naar m'n hoofd gooit.
Die anti-semiet is er in Nederland niet. De
anti-semiet, die er is, dat is de man, die een
venijnig stukkie schrijft, die hooguit in de
vergadering iets zou roepen...'
Opperrabbijn Berlinger zegt over anti-se
mitisme: „Overal blijven altijd anti-semie
ten. Ik mag niet in de fout van anti-semie
ten vervallen. Als die iets onaangenaams in
een bepaalde Jood aantreffen, zeggen ze: zó
zijn de Joden. Als ik een anti-semitisch Ne
derlander tegenkom, mag ik niet zeggen: zó
zijn de Nederlanders."
In deze tijd, waarin we horen en
zien hoe politieke commentatoren in Neder
land elkaar, tot voor de balie van de rech
ter, in de haren vliegen over wat wél en wat
niét anti-semitisch is, kan het nuttig zijn
hierover nog eens de bekende Joodse advo
caat-schrijver mr. Abel J. Herzberg (die
overigens niet in het boekje voorkomt) te ci
teren.
Mr. Herzberg sprak eens voor een groep
Duitsers in Frankfort. Hij deed dat niet om
zijn ervaringen uit Belsen te vertellen, noch
om zijn gehoor het onrecht van anti-semitis
me duidelijk te maken. Nee, hij zei het vol
gende: „Als u, dames en heren, van mening
bent. dat u anti-semiet moet zijn - welnu,
om mij behoeft u het niet te laten. Als u
uit volle overtuiging meent Joden of andere
kleine groepen of andere volken, of andere
rassen te moeten haten, dan is dat een
vraag die niet mij, maar u zélf aangaat.
Het anti-semitisme is, als levensinstelling,
helemaal geen Joods vraagstuk. Een ieder
die het meent te moeten zijn, moet het met
zijn eigen cultuur, zijn eigen beschaving,
zijn eigen levensbeschouwing in overeen
stemming zien te brengen."
He
let boek „De Joden in Nederland"
is heel knap en spits wat betreft de vragen
die de journalisten stelden. De antwoorden
getuigen van een rijk Joods leven, vooral in
geestelijk opzicht, al lijkt de beleving van
het Jood-zijn voor menige buitenstaander zo
geweldig zwaar en moeilijk, zoals het Jood
zijn de niet-Jood een last lijkt.
Er zijn vele geboden in het Joodse religieu
ze leven, waarbij men zich kan afvragen:
moet dat vandaag-de-dag nu nog? De inter
viewers zeggen dat zij de indruk hebben dat
er nogal wat uitvluchten voor de ge- en ver
boden worden gevonden. Dr. Baruch zegt
daarover: „Ik zeg wel eens: iedere Jood
heeft zijn eigen codex. Laten we zeggen: er
zijn x geboden. Ik houd er y van en hij
houdt er z van, waarschijnlijk andere dan
ik. Mensen die alle x houden, die zijn er
niet, maar God weet veel beter dan u én ik
dat we niet volmaakt zijn
0,
Jver het Godsvertrouwen en de
Messiaanse verwachting staat in het boek
veel te lezen. Het kan de kijk op het reli
gieuze leven van de Joden verhelderen en
verscherpen. In menig opzicht is ..De Joden
in Nederland" een waardevol boek.
H. J. I.
„De Joden in Nederland een beeld
van hun leven na 1945. Uitg. Van Gorcum
en Comp. Assen.