0 tempora, o mores Terwille van één onschuldige Volksgezondheid - kostbaar maar ook 'nwankel bezit Naar een meerderheid toegroeien of anders ermee stoppen! D'66-voorzitter Beekmans rekent op minstens 15 zetels «- Weerstand s- Er kan meer Plannen Commentaar door M. B. BLOCH j kolonel-arts in Dat de tijden en zeden alles met el kaar te maken hebben, is al sinds de grijze oudheid bekend. Mót de tijden ver anderen de zeden zo was het, zo is het ook nu en zo zal het ook In de toekomst zijn. Zoals de lange rok en de korte rok elkaar afwisselen in het vrou welijk modebeeld met onze mini als een niet altijd even esthetische uitschie ter! - zo wissëlen ook de gedachten wat wel en wat niet zedelijk toelaatbaar ie elkaar af. En dat brengt dan op de vraag of er grenzen zijn, waar die gren zen liggen en wie die grenzen bepaalt. ar Deze gedachten moeten zich opge drongen hebben aan de regelmatige le zers van de Kamerverslagen. In de Eer ste Kamer immers heeft de minister van Justitie meegedeeld dat hj een commis sie wil Instellen, die alle strafbepalingen voor overtredingen op het gebied van de zedelijkheid moet bekijken. En de minis ter van Binnenlandse Zaken heeft de Tweede Kamer beloofd dat er uiterlijk volgend jaar een einde zal worden ge maakt aan de filmkeuring voor volwasse nen. Die filmkeuring was er ter wille van de geestelijke volksgezondheid de praktijk was dat al te gewelddadige en al te blote scènes werden geweerd. Op dit ogenblik inderdaad een volmaakt overbodige praktijk, want het televisie scherm toont het geweld en het naakt te kust en te keurl Dit alles heeft wat ons betreft niet zo heel veel verontrustends. In de eerste plaats loopt de wetgever over het alge meen jaren achter bij de praktijk, zodat de overheid vrijwel altijd nog in staat is om uitwassen te weren. En als de wet ten dan eenmaal (meestal spaarzaam) aan de praktijk zijn aangepast, zijn dik wijls de tijden en dus de zeden al weer veranderd. Wet en praktijk houden elkaar meestal wel zo ongeveer In evenwicht. Andere vraag is hoe die praktijk tot stand komt. Een moeilijke vraag even moeilijk als de vraag waarom de vrou wenrok steeds weer op en neer gaat en waarom de taillelijn steeds van plaats wisselt. Want het is niet zo dat mode koningen dat dicteren op de een of andere manier heeft het te maken met de geest van de tijd. Het is als het wa re een compromis tussen de avant-gar de, de vooroplopers en de behoudzichti- gen die het maar liever willen laten zo als het is. En zo ongeveer is het - nog maals: binnen bepaalde grenzen - met de gevoelens wat wel of niet zedelijk toelaatbaar is. Ook hier vindt men als het ware een compromis tussen de uitersten en geeft de middenmoot de werkelijke koers aan. En hier dan komt wat we wél veront rustend vinden: dat er een ogenblik kan komen dat het spel van krachten en te genkrachten In de war raakt. Dat de schaal doorslaat naar de een of de an dere kant omdat de middenmoot het pl- lemaal beu is en het maar onverschil lig over zich heen laat gaan. Dat er een geest ontstaat van „iedereen doet maar wat goed is in zijn eigen ogen - het laat ons verder koud!" Dan namelijk bestaat er de kans dat de vooroplopers de grens overschrijden of dat de achteraanko- mers een natuurlijke ontwikkeling tegen houden. Met twee kwalijke gevolgen: dat men zich in de gemeenschap niet meer voor elkaar verantwoordelijk voelt - en dan is het menselijke uit de gemeenschap verdwenen. En dat de wetgever, de over heid, de richtlijn kwijt is die zij moet hanteren bij het afbakenen van de gren zen. Het lijkt of wij langzaam maar zeker die situatie van apathie en onverschillig heid nadererj. De avant-garde rukt op naar een vrijheid die op ongebondenheid begint te lijken. De kerk, dikwijls in het verleden behoeder van de zedelijke nor men, heeft het zo druk met velerlei we reldproblemen dat ze hiervoor nauwelijks tijd schijnt te kunnen vinden. En de bur ger, gebeukt door alle ellende, murw ge maakt door alle protesten, door de veel heid van kreten immuun gemaakt voor alles waarvoor hij warm zou moeten lo pen, die burger vindt dat „ze" het maar moeten uitzoeken. En met die „ze" be doelt hij dan meestal de overheid. En zo bevindt die overheid zich in een weinig benjdenswaardige positie. Langza merhand is het zo dat de minister maar moet vertellen wat wel of niet pronogra- fie is, wat wel of niet onzedelijke han delingen zijn, wat wel of niet toelaatbaar is in het mono-seksueel verkeer en ga zo maar door. Want de gewone bur ger weet het niet meer. Hij durft niet meer en daarom doet hij alsof het hem niet meer kan schelen. We vinden het juist dat minister Po lak een „zedelijkheidscommissie" in het leven gaat roepen - een minister is ook maar een mens. Maar van die commissie lijkt het ons de eerste taak om het Ne derlandse volk er weer van te doordrin gen dat het juist op dit terrein mee moet denken. Veel politiek gaat de mist in om dat het voor de burger te ingewikkeld is dat hoeft hiermee bepaald niet het geval te zijn. leder immers heeft er zijn of haar mening over. Dat de avant-garde hierin ruimschoots zijn woord mee mag spreken is voor ons vanzelfsprekend, want het is goed dat mét de tijden ook de zeden veranderen. Maar dan wel in overeenstemming met de gevoelens van héél ons volk. Opdat er geen kloof ont staat die ons als volksgemeenschap gaat verdelen. En schaden! Ir» Engeland is dan definitef de dood straf afgeschaft, zij het dat er nog één galg blijft bestaan want misdrijven tegen de staat kunnen nog met de dood be straft worden. Maar niet meer de „ge wone" moordenaar. Het besluit is - dat staat wel vast genomen tegen de zin van de meeste Engelse staatsburgers. Nog in de afgelo pen weken hebben meer dan 'n miljoen mensen hun handtekening gezet onder 'n petitie waarin om herinvoering van de doodstraf werd gevraagd. En enquêtes hebben uitgewezen dat die miljoen on dertekenaars omstreeks 85 pet. van de burgers in Groot-Brittannië achter zich hebben. Dit is 't argument van de Engelsman: dat het aantal misdrijven met geweld sinds de voorlopige afschaffing van de doodstraf voor een proefperiode van vijf jaar (eindigend op 31 juli 1970) aanzien lijk is gestegen. Het typeert de Engelsen dat zij niet naar vergelijkingsmateriaal zoeken in andere landen, waar - dood straf of niet het aantal geweldmisdrij ven eveneens is gestegen de laatste ja ren. Zij gaan uit van absolute gegevens: in Engeland zijn zoveel meer misdaden gepleegd sinds afschaffing van de dood straf. Dat moet dan bewijzen, dat er een direct verband bestaat tussen dood straf en aantal gevallen van halsmisdrij ven. Een weinig subtiele redenering, lijkt ons, die bovendien miskent dat in de ge hele wereld het aantal misdaden met ge weldpleging stijgt dat de bevolkingsaan was toch ook in aanmerking moet worden genomen en dat het een bekend ver schijnsel is dat stijgende welvaart ge paard gaat met stijgende criminalteit. Een bewijs van het omgekeerde, name lijk dat het aantal halsmisdaden zou da len bij herinvoering van de doodstraf, blijft in deze redenering natuurlijk ach terwege. Alleen al de kans dat er één enkele on schuldige zou worden opgehangen (zoals naar wij stellig weten, in het verleden herhaaldelijk is gebeurd) pleit tegen her invoering van de doodstraf. Alle argumenten ten voordele van de doodstraf verliezen naar onze stellige overtuigng hun waarde tegenover die kans. Een gezond mens denkt niet aan ziek zijn wil er ook niet aan den ken. Hij aanvaardt het als een van zelfsprekend iets zonder er veel bij na te denken dat de hoge graad van volksgezondheid die wij kennen, me de te danken is aan een heel com plex van mogelijkheden en maatre gelen die wij „verworvenheden" kunnen noemen en die we geaccep teerd hebben en nog iedere dag ac cepteren als doodnormale zaken. Dat er drinkwater uit de kraan komt, dat er zich geen pestepide mieën meer voordoen, zelfs dat de tbc in Nederland een haast over wonnen volksziekte is we realise ren ons nauwelijks wat dat betekent. Enerzijds is dat gelukkig an derzijds moeten we ons wel realise ren dat dit vanzelfsprekend accepte ren ook risico's Inhoudt. Het behoud van die hoge graad van volksgezond heid vergt namelijk bepaalde voor zorgsmaatregelen: vaccinatie, im- munisatie, röntgendoorlichting van de longen of ook maar het wassen of schillen van fruit of het wassen van de handen. Het zijn allemaal za ken die wat moeite en wat tijd van ons vragen en die we daarom maar al te vaak aanvoelen als een last. Om twee redenen: we realise ren ons eigenlijk niet meer waarom we ons die last moeten getroosten èn we geven maar al te graag toe aan de neiging om onaangename toe komstmogelijkheden uit het bewust zijn weg te drukken. Behalve dat we die maatregelen aanvoelen als een last hebben we er dus ook nog een zekere aversie tegen en last en aver sie werken min of meer cumulerend. Wat heeft dit alles te maken met het bejaardenvraagstuk, waarover het gaat In het artikel hieronder van onze medische medewerker? Eén schakel is duidelijk: tot het steeds in omvang toenemende complex dat wij volksgezondheid noemen (de volksgezondheidsnota die minister Veldkamp in 1966 indiende besloeg 344 bladzijden, waarin begrepen de negenennegentig bijlagen!) behoort zonder enige twijfel de bejaarden zorg. Het is zelfs een onderdeel dat tot een van de grootste problemen van onze tijd gerekend mag worden en daarom uitvoerige studie vraagt. Maar is er ook nog die andere 9chakel die met last en aversie te maken heeft? Is het misschien zo dat we daarom te lang onze ogen gesloten hebben gehouden en net ge daan hebben alsof er geen bejaar denprobleem bestond? En is het misschien daarom zo dat juist in on ze tijd bejaarden soms eenzaam m?:. i sterven en dagen- of wekenlang dood in hun huis blijven liggen? Daarover gaat het mede in onder staand artikel. Geschreven opdat we er de ogen niet voor sluiten én om aan te tonen dat het heus niet no dig is er de ogen voor te sluiten! ER KAN MEER GEBEUREN VOOR DE BEJAARDEN Met de (eenzame) bejaarde roeren we niet alleen een der grootste problemen aan van de huidige tijd, het is ook een van de belang rijkste problemen, al was het alleen maar hierom dat ieder van ons er op een gegeven ogenblik mee wordt geconfronteerd, hetzij in de vorm van ouders, schoonouders of groot ouders, hetzij in zijn of haar toekomstplan ning. We moeten wel uitdrukkelijk de aan dacht vestigen op die woorden „zijn of haar" want nog altijd wordt de gemiddelde vrouw gemiddeld een jaar of vier ouder dan de man en er zijn dan ook meer weduwen dan we duwnaars. Toch speelt het geslacht in de pro blematiek geen overwegende rol. Dat er sprake is van een problematiek vindt zijn oorzaak in het groeiende aantal, de „ouder" wordende mens dus, en in het huisvestings- vraagstuk. r/«r////////////A///A//////////«w» Wat dit laatste betreft: een steeds groter aantal bejaarden heeft vergeleken bij de ja ren vóór de jongste wereldoorlog, een eigen woning. Steeds meer eengezinswoningen zijn vervangen door flats en dé steeds hogere bouwkosten met (als gevolg) steeds kleiner wordende flats worden steeds ongeschikter voor inwoning „bij de kinderen". En dan: het verschijnsel van de ouder wordende mens heeft haast automatisch tot gevolg dat steeds meer mensen minder valide zijn en dientenge volge min of meer hulpbehoevend. Nu al is het zo dat be jaarden-woonoorden dringend beno digd zijn en dat men waar ze aanwezig zijn in de vorm van verpleeginrichtingen of be- jaardenflats-met-verzorging streng moet selecteren om te voorkomen dat gezonde be jaarden de plaatsen krijgen die geschapen zijn voor de hulpbehoevenden. Het gevolg van deze ontwikkeling is op zijn beurt weer dat, als gezonde bejaarden hulpbehoevend worden, zij zich vrijwel steeds voor een wachttijd zien geplaatst die voor de betrokkenen een marteling wordt door de volkomen afhanke lijkheid van hulp van buiten. Nog andere factoren spelen in dit alles een zekere rol: De groeiende welvaart en de invoering van de vijfdaagse werkweek die daar weer mee gepaard ging, zijn oorzaak dat er, bij een groeiende behoefte, een gerin ger aanbod is van krachten voor die ta ken die niet het behoud van vrije avon den en een vrij weekeinde garanderen. in casu verzorging en verpleging. Daarnaast heeft de grotere zelfstandigheid op jongere leeftijd ongetwijfeld de ge zinsbinding losser gemaakt. Een gevolg daarvan vindt men terug in een zekere vorm van egoïsme, zich bij voorbeeld uitend in de kreet dat „de gemeenschap maar voor die ouderen moet zorgen". Tenslotte moet dan nog genoemd worden de urbanisatie, de verstedelijking van de maatschappij, die in sterke mate heeft bijgedragen tot de verdwijning van de buurtgemeenschap met haar vaak tot in het extreme doorgevoerde burenhulp. We willen met deze opsomming niet stellen dat de naastenliefde verdwenen is we moe ten alleen maar constateren dat er doodge woon niet genoeg naastenliefde kan worden opgebracht om het probleem van de (een zame en invalide) bejaarden op te vangen. Naast deze schildering van onze maat schappij is er nog een punt dat niet uit het oog mag worden verloren. Niet alleen de jeugd is zelfstandiger geworden het geldt De politieke partij Democraten *66 heeft vorige week zaterdag haar landelijk congres gehouden en er is door velen met verlangen naar uit gezien. Door de leden en aanhan gers zelf maar niet minder door de andere politieke partijen die willen dat D'66 zich wat duidelijker uit spreekt voordat het komend jaar de verkiezingsstrijd ontbrandt voor '71 als een nieuwe Tweede Kamer moet worden gekozen. De laatsten zijn nog niet aan hun trekken gekomen: pas vlak voor de verkiezingen zal men weten welke minimum-eisen D'66-aanhangers zullen stellen aan een nieuwe regering. En dus zullen ook in de komende maanden van links en van rechts de verwijten op D'66 aankomen. Voorzitter J. Beekmans, oor-, neus- en keelarts in Melissant, sinds een jaar deze functie bekledend met het vaste voornemen het niet te lang te doen, is niet zo bijster onder de in druk van die aanvallen. „Dit is nu wat ik onder D'66 versta. D"66 ge looft zozeer in de democratisering van de bevolking dat wij niet altijd be hoefte hebben aan vuurwerk. Wij wil len gewoon gangmaker zijn voor de ontwikkeling die wij noodzakelijk achten". Het deert hem al evenmin dat men het zijn partij kwalijk neemt dat het geen keuze maakt tussen so cialisme en liberalisme: „De bestaan de politieke (en maatschappelijke) or de stamt uit de vorige eeuw. Zij geeft geen antwoorden meer voor de vraag stukken van nu". D'66 wil dus de bestaande or de omver gooien? „Een serieuze partij kiest niet voor de chaos, maar poogt een omwente ling te voltooien voordat de revolu tie is uitgebroken". Heeft D'66 een nieuw maat schappelijk beeld klaar? „D'66 ziet het als een van zijn be langrijkste taken om politiek te ver talen wat Provo aan de orde heeft gesteld". Provo wilde de chaos riske ren om experimenteerruimte te krijgen. „Wij hebben plannen voor 'n nieu we samenleving: zo breed mogelijke democratisering van alle maatschap pelijke geledingen en een duidelijke internationale gerichtheid". Elke partij die nog mee wil doen laat wel zo nu en dan een paar vooruitstrevende kreten los. „Een van de politieke gebreken van onze maatschappij is, dat de burger weinig of geen controle heeft of de vertegenwoordigers en de bestuur ders hun beloften nakomen". Voor die controle is in de eer ste plaats een brede belangstelling nodig onder de bevolking. „D'66 is ervan overtuigd dat de kern van elk politiek probleem zo kan worden geformuleerd dat ieder een het kan vatten. De belangrijkste taak van een politicus: de naakte kern van een probleem duidelijk te maken". De oplossing van de meeste vraagstukken van deze tijd vraagt zware offers en geeft pas in de verre toekomst resultaten. De poli ticus, die dit keihard stelt, heeft geen toekomst. „De politicus zal de mensen duide lijk moeten maken waarom het gaat en waarom de offers noodzakelijk zijn. Hij moet de mensen verschil lende oplossingen voorleggen en de gevolgen aangeven". Stel dat u bijvoorbeeld de doorsnee mens duidelyk zou wil len maken dat elk ontwikkelings project moet beginnen met geboor- tencontrole en dat de zuigelingen kliniek pas als allerlaatste mag worden opgericht. Zo'n door u noodzakelijk geachte oplossing zou geen wervende kracht hebben. „Je zult harde waarheden telkens en telkens moeten herhalen. Als je een eerlijk uitgangspunt hebt, zul je ook bittere waarheden duidelijk kun nen maken". Zal D'66 daartoe de tijd krij gen? „Wij begonnen met een politiek summier programma. Tijdens het congres op 4 en 5 april in Rotterdam hopen wij een zeer breed programma af te ronden. Daarna zal in een be leidsprogramma worden aangegeven hoe wij onze doelen willen verwezen lijken. Vervolgens zullen we uiteen zetten in welke volgorde we ons pro gramma willen verwezenlijken. Vlak voor de verkiezingen komt er ten slotte een minimumgrogramma: als niet ten minste die eisen in het rege ringsprogramma komen, doen we niet mee. Dat alles wordt voor de verkiezingen bekend. De kiezer weet dus wat hij aan ons heeft als hij naar de stembus gaat". De uitvoering van dat mini mumprogramma zal afhankelijk z(jn van het aantal zetels. „We zullen dan ook meer dan één minimumprogramma opstellen: één voor vijftien zetels, én voor twintig en één voor 25 zetels bijvoorbeeld". Wat gebeurt er als D'66 bij de volgende verkiezing een ge lijk aantal of minder zetels dan nu haalt? „Persoonlijk ben ik ervoor om voor de verkiezing keihard te zeggen: Ons programma kan slechts slagen als we naar een meerderheid toegroeien. Als we niet duidelijk naar die meer derheid toegroeien, hebben we ons vergist of hebben we 't verkeerd ge daan en stoppen we ermee". Met hoeveel zetels is het ver trouwen in D'66 bevestigd? „We moeten bij de volgende ver kiezing in elk geval vijftien zetels halen". ook voor de bejaarden. Naarmate het aan tal ouderen groeide en deze ouderen, door de omstandigheden gedwongen, vaker „op zich zelf" gingen wonen, groeide ook bij hen de zelfstandigheid. En er is nu bij velen men hoort het telkens weer een grote weerstand als de omgeving (kinderen, de huisarts, de eventueel ingeschakelde Kruis vereniging) er op aandringt dat de oudjes naar een bejaarden-gemeenschap moeten verhuizen. U ziet het: men kan aan de lopende band factoren opsommen die de oplossing van het probleem bemoeilijken. Maar het enige facet dat tot nu toe positief werkt in de richting van een oplossing, vormt,het bejaardenwoon- oord met verpleging, omdat men natuurlijk voor verspreid wonenden veel meer verzor gend en verplegend personeel nodig heeft dan bij concentratie. Ten aanzien van dat ver plegend personeel is al herhaaldelijk de kreet „vrouwelijke dienstplicht" gevallen. Ook al laten we deze vraag hier verder buiten be schouwing, dan willen we toch onze bijval betuigen met de woorden van ex hoofd Mil- va Geneeskundige Dienst F. M. A. M. Hoen- scn, nu directrice van het Amsterdamse Wil- helmina Gasthuis, die in een interview ver klaarde dat men deze soort taken alleen goed kan uitvoeren als men ze met liefde doet. Zo is het! Kan er dan helemaal niets gedaan worden? Jawel en het is beschamend dat daarvan zo weinig wordt geëffectueerd. We geven voorbeelden Men kan voorschrijven dat in elk flatge bouw, respectievelijk per x aantal ge bouwde woningen van een bouwonderne ming, één aangepaste woning of flat wordt opgeleverd. Dus: geen drempels, schakelaars en stopcontacten op zithoog te, aangepaste douche en w.c., voldoende wijde deuropeningen, aangepaste keu kenaanrecht met kranen, voldoende brede galerij met uitwijkmogelijkheden voor in validenwagentjes, liften met voldoende ruimte en niet te hoog aangebrachte schakelaars, enz. Daardoor bereikt men dat ook de aan 'n invaliden wagen gebon- dene langer zelfstandig blijft èn uiterst belangrijk in staat blijft anderen te bezoeken, boodschappen te doen, kort om: zichzelf weet te handhaven als deel van de gemeenschap in plaats van als geïsoleerde eenzame. Men kan zich, in het kader van de hui dige ontwikkeling van de techniek, een zeer eenvoudige constructie voorstellen waarbij een min of meer regelmatig uitgevoerde handeling het door trekken van de wc bijvoorbeeld verhindert dat een alarmsignaal, een licht en/of bel, in werking treedt. Er zijn al enkele ontwikkelingen op dit ge bied. Wordt de wc bijvoorbeeld niet meer doorgetrokken, dan begint na bijvoor beeld zes uur het licht te branden of de bel te luiden, waardoor buren of een centrale worden gealarmeerd. Ook het (inter)nationale telefoon-alarmnummer, waarmee PTT op het ogenblik proeven neemt in Tilburg, zou hierin een rol kun nen spelen. Al dit soort zaken en men kan er nog meer bedenken, zoals via be drading alarmerende keuken- of andere kasten zijn op relatief eenvoudige wijze te realiseren. Zoals nu al veelal de in voer van antenne-aansluitingen in de bouw wordt geïncorporeerd zo zou dit ook dwingend kunnen worden voorge schreven bij de nieuwbouw van wonin gen en flats. Prachtig voorbeeld van bejaarden-be huizing. De Speulbrink in Vaassen. Hoofdgebouw en bejaardenwoningen rond om bieden de mogelijkheid van verzorging, terwijl toch wat van de zo gewenste zelf standigheid overblijft. Natuurlijk kunnen deze en soortgelijke maatregelen niet verhinderen dat mensen acuut sterven of onverwacht hulpeloos wor den tengevolge van een val, een hersenbloe ding of hoe dan ook, maar wel kan verme den worden dat eenzamen dagen en soms weken liggen te sterven omdat niemand er iets van merkt of omdat er niemand is die er iets van zou kunnen merken. In dit verband een enkele opmerking over het recente geval van een 77-jarige patiënte in Amsterdam, waarvoor geen opname mo gelijk was en die „dientengevolge" overleed. Zo althans werd gesuggereerd in het TROS- programma van 11 december jongstleden. De tragiek van het geval als zodanig buiten beschouwing latend, moet worden gesteld dat hier een bijzonder gekleurd exposé werd gegeven. De huisarts namelijk stelde dat de vrouw wel niet nog vele jaren had kunnen leven (zoals de interviewer suggereerde) want daar was ze te oud en te ziek voor maar dat ze toch nog wel enige tijd had kunnen leven, „want ze was zo vi taal". Als de vrouw inderdaad zo vitaal was als de huisarts wilde doen geloven, is het toch wel vreemd dat hij, door een buur man gewaarschuwd, de patiënte in zo'n de plorabele toestand aantrof! Twee opmerkin gen: als de hierboven ontwikkelde gedachten- gang ten aanzien van alarminstallaties was gerealiseerd, zou eerder ingrijpen mogelijk zijn geweest. En wat het falen van de opna me betreft: dergelijke gevallen beklemtonen eens te meer dat „interne nood"-bedden even noodzakelijk zijn als ongevals-(chii<rur- gische) bedden! Tot slot en volledigheidshalve zij hier nog verwezen naar de toezeggingen van staats secretaris Van de Poel bij de behandeling van de begroting van cultuur, recreatie en maat schappelijk werk in de Tweede Kamer. Uit zijn redevoering bleek dat het kabinet zich in grote lijnen bkkoard heeft verklaard met het vijfjarenplan van de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid. Dit houdt o.a. in de bouw van 12.000 bejaard en woningen per jaar, te beginnen met 1970; uitbreiding van het aantal gezinshelpsters voor bejaar den met 9.000 (negen duizend!) per jaar: uitbreiding van de verpleegcapaciteit met phn. 2000 bedden per jaar; uitbreiding van hetaantal ziekenverzorgsters in de wijken met plm. 240 per jaar; en meer „dienst- centra" en „hulpposten" voor thuiswonende bejaarden. Deze hoofdpunten alleen al vormen een zeer ambitieus plan, in het bijzonder waar het de personeelsvoorziening betreft. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er al het een en ander is gerealiseerd al is het dan nog een druppel op de gloeiende plaat: sedert het optreden van het kabinet-De Jong is de bedcapaciteit in de bejaardenoorden uitge breid met 34.000 bedden. Medio 1972 zal, bij verwezenlijking van het vijfjarenplan, lande lijk gezien 10 pet. van de bejaarden in een tehuis kunnen verblijven. In de randstad echter is de toestand nog veel ongunstiger! U ziet, wij zijn er nog lang niet. Maar vooruitgang is er wel en dat is hoopgevend. Mogelijk merkt u nu op dat ik veel heb ge sproken over invaliden. Maar realiseert u zich dan dat de bejaarde juist alleen door die verminderde validiteit de problematiek veroorzaakt I

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14