MET KERST EN NIEUWJAAR IN T VERSCHIET „God geeft ons de ruimte boodschap voor Kerst van de Strijdkreet Gedachten rond een nieuwe functie EEN WOORD VOOR ELKE DAG Vragen staat vrij Tijd ens een plechtige dankdienst vierden twee Belgische kerken hun fusie De nieuwe generaal «- Kerkvergadering OM SAMEN DE BOODSCHAP VAN CHRISTUS TE KUNNEN BRENGEN Ds. R. Jacobs uit Eerbeek wordt secretaris-provinciaal Pastoraat Geestelijk leven „Het is weer zover. Voor de zo veelste keer. De wijzen worden er weer op uitgestuurd met hun ca deautjes. En de herders liggen weer bij nachte in het veld waar de engelen hun klank- en licht spel opvoeren. De herbergier prepareert zich op zijn schur kenrol terwijl Maria met Jozef onderweg is naar de stal waar het allemaal begonnen is, ons Kerstfeest, 't Is een mooi ver haal dat is waar. Maar wat moeten wij er mee, anno 1969, met die christelijke folklore? Een vraag waarop dit Kerstnummer antwoord wil geven. In het bij zonder voor hen die niet meer weten waar het om begonnen is. Omdat ze niet meer weten hoe het begonnen is. En daarom: la ten we bij het begin beginnen..." Met deze simpele tekst heeft de lezer dan de eerste twee blad zijden gehad van het Kerstnum mer 1969 van de Strijdkreet, het officieel orgaan van het Leger des Heils Simpel... maar midden in de roos. Want nog nooit heeft de wereld zo in de knoop gezeten met het Kerstfeest als in onze ja ren als enkeling heeft men wel eens het gevoel dat men zich moet schamen als men van het Kerstfeest inderdaad een feest wil maken! Alsof het verboden is blij te zijn! En natuurlijk kent men in het Leger des Heils deze gevoelens misschien staat geen kerkelijke organisatie zo dicht bij de gewone mensen als juist dat Heilsleger. En daarom heeft men met hartverwarmende eerlijkheid die vraag aan de orde gesteld: wat moeten we eigenlijk met dat brok christelijke folklore? Het vervolg van die twee blzd- zijden is dan een meesterlijke sa menvatting van bijbelse en kerk geschiedenis van de schepping af tot vandaag toe. Even simpel en even weinig zachtzinnig. Zoals de ze tekening van onze gouden eeuw, nadat de kruitdamp van reforma tie en beeldenstorm was uitge woed. „En zo was toen het beeld: de oude kerk enerzijds, wat on kruid weggewied, wat dode tak ken opgeruimd, en anderzijds de nieuwe kerk, hervormd genaamd, „Nee, maak er geen interview van, filosofeer maar wat over ons gesprek. Het lijkt me niet juist me nu al uit te spreken over een functie, waaraan ik nog moet beginnen!" Ds. R. Ja cobs, nu nog hervormd predikant in Eerbeek, komend voorjaar in dienst van de Gelderse kerkprovincie als se cretaris-provinciaal, is een voorzichtig man. Niet dat hij niet heel openhar tig praat over de grote en de kleine problemen van de kerk en van het do minee-zijn in zijn grote studeerka mer in de oude pastorie, uitkijkend over het wijde veld, heeft hij daar al zo veel over gepraat en gedacht. En dat juist heeft ook zijn keuze beïn vloed: los van een gemeente, los ook van het pastoraat zal hij zijn werk kracht stellen in dienst van de kerk. Maar op de manier zoals hij dat ge wend is: niet zelf op de voorgrond tre dend, niet als een bestuurder maar wel sturend in de richting die hij de juiste acht. Wat is eigenlijk een secretaris-pro vinciaal? Schertsend vertelt hij van een rooms-katholieke vriend die het ook moeilijk had met die vraag en tot de slotsom kwam: Het zal wel zo iets zijn als secretaris van de bisschop. En om dat jullie in je kerk geen bisschoppen hebben, ben je zelf de bisschop!" Zo ziet ds. Jacobs het beslist niet. Als as sessor van het provinciale kerkbestuur heeft hij ervaring genoeg opgedaan om te weten dat het eigen en zelfstandig ge meente-zijn vele hervormden zeer na aan het hart ligt. Dat samensmeltingen van gemeenten, het samen beroepen van één predikant om zo tot wat grotere eenheden uit te groeien, dat heel dat werken in wat grotere verbanden dik wijls op weerstand stuit. Om dan nog maar te zwijgen over het samen iets doen met andere kerkge nootschappen, samen gebruik maken van één kerkgebouw bijvoorbeeld.. Het zijn zaken waarover men dikwijls kan lezen in allerlei rapporten en het wordt maar al te vaak voorgesteld alsof het een vanzelfsprekend iets is waar ieder het mee eens zal zijn, maar de prak tijk leert anders. De praktijk leert dat er tussen de top en de onderbouw soms een heel grote afstand ligt En dat nu zijn allemaal taken voor de nieuwe secretaris-provinciaal een func tie die men in de meeste andere pro vincies al geruime tijd kent. Hij moet contacten hebben met de provinciale overheid, met de planologen en de so ciologen die plannen uitdokteren, waar bij de kerk zich moet aansluiten. En hij moet bewerkstelligen dat er binnen de betreffende gemeenten bereidwilligheid en zo mogelijk enthousiasme gewekt wordt om aan die plannen mee te doen. En omdat het dikwijls gaat over kerk bouw, gezamenlijk kerkbouw, moet hij zijn contacten hebben met andere kerk genootschappen en met de landelijke commissies die hierbij betrokken zijn. Niet dat bij voorbeeld ds. Landman, de secretaris-generaal van de hervormde kerk, zijn „baas" is - maar uiteraard moet er wel samenwerking zijn binnen de regelingen van de kerkorde. Zo komt het gesprek haast vanzelf sprekend op de komende algemene kerkvergadering die de hervormde kerk rond pinksteren wil houden. Ds. Jacobs heeft al een voorproefje gehad want hij heeft in Arnhem de vragen en opmer kingen in ontvangst mogen nemen tij dens een van de agenda-vergaderingen die in november zijn gehouden. Ook daarover praat hij voorzichtig. Dat er heel wat meer of midner extreme pres siegroepen zullen proberen hun stempel op deze vergadering te drukken, weet hij nu al uit ervaring ook al zegt hij het niet zo. En dat, omgekeerd, allerlei ge meenten die tobben met hun lokale pro blemen het gevoel krijgen dat zij niet aan bod komen, weet hij ook. Daar springt één zaak uit waarmee hij als secretaris-provinciaal zeker te maken zal krijgen: het uit elkaar groeien van een dominee en zijn gemeente. Dat hoeft nog niet direct een conflict te wor den - ook al komt dat helaas voor - het kan ook een wederzijds gevoel van on behagen zijn dat het kerk-zijn, het ge meente-zijn bepaald niet ten goede komt. Daar lijkt op het ogenblik nauwelijks een oplossing voor mogelijk, want een dominee op de transfer-lijst zetten zo als voetballers dat doen, is er niet bij. Trouwens, 'n dominee die ergens moei lijkheden heeft wordt niet zo vlug be roepen. En dat zijn dan weer zaken waarin een functionaris als ds. Jacobs niet kan besturen maar wel kan sturen! Zelf praat hij met wat weemoed over zijn aanstaand afscheid van het pasto raat. Negentien jaar staat hij nu in Eer beek, hij kent zijn gemeentenaren door en door want hij was bij hun huwelijk, hij doopte hun kinderen, hij troostte hun zieken, hij stond aan de groeven. Maar hij is nuchter genoeg om te beseffen dat iedere dominee het gevaar loopt een „stuk meubilair" te worden, een figuur die erbij hoort in je christelijk huisge zin, maar aan wie je zo gewend bent dat zijn aanwezigheid je nauwelijks meer iets zegt of doet. Ook dat is mis schien een reden waarom hij het beter vindt na negentien jaar weg te gaan. Misschien - want hij zegt het niet zo. Hij lost zulke zaken graag tactisch op zonder zich bloot te geven en dat maakt hem zo geschikt voor zijn nieuwe func tie. Ergens in het gesprek vallen ook de woorden: „Ik ben de leider van een zaak die achteruit loopt!" En dan valt ook het woord „herstructurering" - zo als het bedrijfsleven het immers ook doet als de zaak mis dreigt te lopen. Met de kerk gaat dat niet zo eenvoudig: er is (gelukkig) geen president-commis saris of directeur die zo iets kan beve len. Maar er zijn wel mensen die daar naar toe willen werken, met wijsheid en tact maar toch doelbewust. Van die mensen lijkt ds. Jacobs er één te zijn. Niet een keiharde, wel een vasthouden de. Hervormd Gelderland mag zich ge lukkig prijzen met deze benoeming. in zwarte pakken prekend over de plichten en lasten en kruisen die het zondig wezen mens genaamd te dragen had. En zelden spre kend over de vreugde van het christen-zijn, want, vrienden, hier beneden is het niet. Wat niet be lette om en passant de schaap jes op het droge te brengen, zelfs als dat aan verre kusten moest ge beuren. Waarbij de heidenen, (Gods stiefkinderen, zo moeten zij gedacht hebben) koest gehouden werden met jenever en een hand vol kralen, de bijbel en eventueel kanonnen. In deze volgorde.Op ba sis van deze superioriteit van wie blank was en tot het ware geloof behoorde hebben zij hun winge westen gebouwd, hetgeen zij ove rigens hadden kunnen afkijken van hun katholieke broeders, die dat al enkele eeuwen deden." En dit is het slot: „Zo was de geschiedenis van de kerk, van elke kerk en van alle kerken. En wie gelooft in God weet dat het een geschiedenis is met 'n vervolg, geen voltooid ver leden tijd, maar onvoltooid toe komende tijd. En niet de theolo gen zullen die toekomende geschie denis van de kerk maken, maar de bakker op de hoek en de buur vrouw aan de overkant en u en ik. En God, in zijn oneindig ge duld die ons op Kerstfeest 1969 nog steeds de ruimte geeft om als mens te leven. Amen. Zo zij het..." Een indrukwekkende kerstpreek ook als men van oordeel is dat de geschiedenis hier en daar wat al te zwartwit is getekend maar GODFRIED BOMANS wat wil men in een paar honderd woorden, waarvan men wil dat ze ook inderdaad gelezen worden! En dat is toch wel het geheim van dit kerstnummer van het Leger des Heils: het dwingt tot lezen, want het is geschreven in de taal van deze tijd met het oog op de ze tijd. In dit kader passen bij zonder goed de interviews met vijf bekende Nederlandse dichters en schrijvers met wie men wat ge praat heeft over het Kerstfeest en alle entourage die wij er omheen gebouwd hebben. Uit die inter views een paar zinnen: G. K. van het Reve: „Ik geloof niet in die mentaliteit van de mensen, die op een verjaardag niets geven, omdat ze toch wel van hem houden. Als je wat om iemand geeft mag je hem ook best een cadeautje geven en zijn stoel versieren en met zeep op de spiegel schrijven: Lang zal- ie leven! Als je de idee van de menswording van God wil vie ren mag je daarbij best eten en drinken. Dat hoort erbij." Prof. Dr. J. W. Schulte Nordholt: Over „Stille Nacht" kun je niet meer ten goede of ten kwade praten. Dat is zozeer HET lied geworden. Ik vind het sentimen teel maar ik denk dat iedereen dat wel vindt. Aan de andere kant is het kinderachtig daar kritiek op te geven, want het is zozeer een bestanddeel van het Kerstfeest geworden. Het schalt door alle warenhuizen. Er komt nog bij dat het afgrijselijk ver taald is". Godfried Bomans: „De wezenlijke betekenis van het Kerstfeest... ik dacht: je kunt natuurlijk van uit je geloof zeggen dat de men sen hebben gezondigd en dat toen de verlosser kwam. Maar dat is het niet. Dat is een construc tie. Ik dacht dat er nog iets heel anders is. De mens is tra gisch. Niemand is gelukkig echt gelukkig. Iedereen heeft leed en zit met iets. Nu wordt God geboren in een voerbak. Iedereen herkent dit. Voelt zich ermee verwant God in de meest povere verschijning. La ger kan het niet. Ik dacht dat dat de mensen troost." Latenwe hier deze citatenreeks eindigen. We willen nog iets ver tellen over de nieuwe generaal van het Heilsleger met wie de re dactie van De Strijdkreet een in terview heeft gehad men zou na het lezen van dit alles tot de conclusie kunnen komen dat men nu de tachtig cents die dit Kerst nummer kost zich wel kan be sparen omdat men alles al weet. In juli van dit jaar werd door de Hoge Raad van het Leger des Heils de Zweed Erik Wickberg gekozen tot generaal van het le ger als opvolger van Frederick Couts. Geen onverwachte be noeming: hij was al Chef van de Staf na meer dan 40 jaar in al lerlei functies werkzaam te zijn geweest in Engeland, Zweden, Zwitserland en Duitsland. Ook zijn vader en moeder waren trou wens heilsofficieren en vandaar dat de nieuwe generaal heel ver in zijn herinnering kan teruggaan als hem gevraagd wordt naar zijn oudste herinnering aan het Le ger. „Ik moet toen een jaar of drie geweest zijn", vertelde hij. „We waren in Londen en mijn va der en moeder namen me mee naar een samenkomst waar onze stichter William Booth sprak. Ik moet hem toen onaangenaam zijn opgevallen, want ik viel van mijn stoel en schreeuwde de hele zaal bij elkaar. Wie weet hoe slecht William Booth dergelijke inter rupties kon verdragen, weet dat ik geen beste indruk moet hebben gemaakt!" Desondanks is hij nu de gene raal, „de dictator van 2 mil joen mensen", zoals een Engels journalist het omschreef. „Onzin", zegt hij. „De praktijk is dat alle besluiten hier genomen worden op basis van voorstellen en voor studies, waarbij vaak tientallen mensen betrokken zijn. Ik zit hier heus niet op m'n eentje de baas te spelen. Gelukkig niet." Wat niet wegneemt dat hij het uit gangspunt van het Leger onver kort wil handhaven: praktisch en militant christendom, waarin het maatschappelijk helpen een na tuurlijke consequentie is van het evangelische uitgangspunt. Een paar van zijn antwoorden op vragen van de Strijdkreet-re dactie. Over theologie: „Ik ben er bij zonder in geïnteresseerd. Lees veel. Uw prof. Berkhof vind ik zeer boeiend. Maar laten we theologie niet met evangelie verwarren. Het gevaar is ook groot dat de theologie over de hoofden van de mensen heen spreekt, vanuit een ivoren-to ren-positie als het ware. Na tuurlijk heb ik ook wel eens vraagtekens bij sommige mo derne theologen, die overigens wel eens ouderwetser konden zijn dan ze denken. Maar het boeit me bijzonder, dat staat vast." Over de positie van het Leger in het geheel van de Wereldkerk: „Ik geloof dat we vast zullen houden aan de basis van ons geloof. Ik geloof dat we nooit zullen kunnen opgeven dat we uitgaan van persoonlijke beke ring en persoonlijke redding in Christus. Merkwaardig is dat onze jonge mensen zich daar heel goed van bewust zijn en het nauwelijks ter discussie stellen. Wat wel ter discussie staat is, wat deze bekering be tekent. Ik denk nog altijd vol vreugde terug aan mijn laat ste bezoek aan Zweden. Toen zag ik jonge heilssoldaten uit de kring van de openluchtbijeen komst gaan en met leeftijdsge noten in discussie treden. Voor hen is de consequentie: je moet er met anderen over spre ken, je moet aan het werk, je moet het niet voor jezelf hou den." Generaal Wickberg is van me ning dat het Leger gebruik zal moeten maken van alle energie en alle mankracht waarover het maar kan beschikken. Ook dus als jonge mensen zich melden als full-timer maar dan niet als officier en voor een periode van niet meer dan een paar jaar. En hij zou er ook niet op tegen zijn als het uniform wat aangepast werd waardoor het dragen wat comfor tabeler zou worden gemaakt! Aan een bijbels dagboek, of dat nu een ouderwetse scheurkalender is of een modern en fris pocketboek, kleven twee bezwaren: je moet iedere dag weer tijd hebben om het te lezen en hoe vaak geloven we van onszelf dat we géén tijd hebben! en je moet er iedere dag weer voor „in de stemming zijn". En ook aan dat laatste ontbreekt het nogal eens, want wij zijn nu eenmaal mensen die niet iedere dag met ons goede been uit bed stappen en die de ene dag „gezeur" noemen waar we een andere keer met interesse naar willen luisteren. Zo bezien kan het schrijven van een dergelijk dagboek nauwelijks een aanlokkelijke bezigheid zijn en moet het uitgeven risico's met zich brengen. Desondanks heeft Boekencentrum N.V. er deze maand twee op de markt gebracht: de al vele jaren bekende Bijbelse Dag kalender in pocketvorm, ook voor 1970 samengesteld door een oecumenische redactie en geschreven door dominees van diverse kerk genootschappen, en een boekje „Vandaag", oorspronkelijke titel „Lauter Liebe", geschreven door ds. H. Giessen en vertaald door G. J. Borghart. De Bijbelse Dagkalender is een traditie: oorspronkelijk een scheur kalender, sinds enkele jaren een pocketboekje, dat èn kalender èn bijbels dagboek tegelijk is en zoals het een goede kalender past van (mooie) foto's is voorzien. Het boekje is laag in prijs (ƒ3,25), wordt bovendien tegen verlaagde prijs beschikbaar gesteld om uit te reiken aan zieken, bejaarden, verplegend personeel, enz. Kortom, een boekje dat altijd zijn weg zal vinden en het verdient zijn weg te vinden. Anders is het met „Vandaag", het nieuw bijbels dagboek van ds. Giessen. Het boek is niet goedkoop (ƒ10,50 gebonden), biedt niet de voordelen van een kalender, is niet geïllustreerd, alleen maar 366 maal een tekst, een kort stukje en tot slot van elk stukje een heel kort gebed. Maar wel is het het vierde dagboek dat ds. Giessen heeft geschreven een beter bewijs dat hij de kunst verstaat om in een heel kort bestek iets te zeggen dat bindt en boeit, is er nauwelijks. „Vandaag" is geïnspireerd op 1 Korinthiers 13, het lied der liefde. De liefde van de mens en de liefde tot de ander wordt centraal gesteld in een wereld die tegenwoordig vaak zo liefdeloos schijnt. „Geloof, hoop en liefde, deze driemaar de meeste van deze is de liefde" dat is het thema van alle dagen met de bedoeling dat men zich dagelijks daarop bezint. Om zo het eigen leven èn dat van de naaste te verrijken. Om zo ook het christen-zijn meer inhoud te geven. Ds. Giessen heeft zich daar beslist niet op een „moderne" manier vanaf gemaakt. Zijn woorden zijn niet de zoveel gehoorde kreten van humaniteit die te vaak vereenzelvigd wordt met de liefde zoals Christus die gepredikt heeft. Lees eens dat korte gebed dat geschreven staat op 9 december, een van de adventsdagen: „Bewaar ons voor het misverstand, o Heer en Heiland, dat Kerstmis een sociaal programma zou zijn. Het is een heilsprogramma dat aansluit op uw welzijnsprogramma. Heiland, genees opdat wij in Uw naam de mensen op aarde tot het leven leiden." Een heel duidelijk en heel heel direct gebed, ook al zal het niet ieder gelijkelijk aanspreken. En zo zal het ook wel zijn met een overdenking als die op 15 januari over „Ik hoop op Uw woord". Ds. Giessen vertelt van de kleuterleidster die haar twintig kinderen over een straat loodst. Aan een touw waaraan de kinderen zich allen stevig moeten vasthouden. En hij vervolgt: „Aangezien wij echter ook in een wereld leven, waarin het geloof slechts onder gevaren moet worden gehandhaafd, is ook de samen binding van de gemeente een vereiste: iedereen aan het touw, dus iedereen bij het Woord. En iedereen past op de ander opdat hij bij het touw en dus bij het Woord blijft. Met het gebed: „Heer, ik hoop op Uw woord" zijn wij een grote gemeente binnengegaan, die ook slechts nog daarom leeft, omdat zij zich aan het Woord houdt. Alleen daarom! En oude christenen moeten aan jonge mensen ook niet anders verkondigen. Zogenaamde geloofshelden bestaan alleen maar in legenden. Want christenen worden door het Woord staande gehouden en kunnen niet zichzelf de garantie geven, dat zij zullen overwinnen." Een dagboek lezen vraagt tijd. En openheid van geest. Wie zich zelf daartoe dwingt kan door het boekje van ds. Giessen aanzienlijk rijker worden. Spoedig zal het lezen geen dwang meer zijn maar een dagelijkse behoefte. Wie zal het daar niet mee eens zijn? Als je iets niet duidelijk is, vraag je om opheldering. Wie dat niet doet blijft in de mist, terwijl de oplossing mis schien voorhande ligt. Toch wonderlijk, dat in het advents- verhaal van Lukas I de vragende Za- charias wordt gestraft. Hij staat in de tempel en krijgt door een engelenver schijning een heerlijke boodschap. Het huwelijk van hem en Elisabeth zal niet kinderloos blijven en dit kind zal groot zijn voor de Here. Dan uit Zacharias zijn vraag: „Waaraan zal ik dit we ten?" En nu blijkt vragen toch niet zo vrij te zijn als wij dachten. In ant woord van de engel ligt een stuk ver ontwaardiging verborgen: „Ik ben Ga- briël, die voor Gods aangezicht sta, en ik ben uitgezonden om tot u te spre ken en u deze blijmare te verkondigen. En zie gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot de dag toe dat deze din gen geschieden, omdat gij mij woorden niet geloofd hebt". Vragen staat vrij. En vragenderwijs kunnen we de dialoog opbouwen, het tweegesprek dat juist het onderwerp waarmee we bezig zijn gaat uitdiepen en openleggen. Zo mogen we zelfs tot God vragen. Let maar eens op hoeveel vragen er in de psalmen staan, regel rechte probleemvragen gericht tot God. De dialoog met God, of met zijn engel, is dan ook beslist niet verboden! We lezen trouwens in datzelfde Lukas I van zo'n vraag: „En Maria zeide tot de engel: „Hoe zal dat geschieden?" Maria krijgt uitleg zonder meer. Haar vraag komt niet voort uit ongeloof, maar uit verwondering. We moeten uit de geschiedenis van Zacharias dan ook niet lezen wat er niet staat, als zou God de vragensteller meteen op de mond slaan. Want vragen staat vrij, maar niet elk vragen. Er is een vragen dat niet verder komt dan een uiting geven aan een zekere moedeloosheid of onwil, of sarcasme zelfs. Dat is een vragen dat helemaal geen antwoord verlangt, dat alleen maar het ongelo vige hart voorop zet. Met zulke vra gen kun je dan ook beslist geen dia loog opbouwen. Ze zijn er veel te ne gatief voor. De engel heeft zoveel wijsheid van God meegekregen, dat hij dit onmiddellijk doorziet en er dan ook niet op in gaat. Opmerkelijk dat men dat vandaag wel wil gaan doen, en meent dat men met allerlei negatieve vraagstellingen de problemen uit de verf kan laten ko men. Nu misschien de problemen wel. Maar het antwoord blijft uit. Het ant woord van de verkondiging kan niet inhaken bij ons ongeloof. Heilzaam, wanneer zo'n negatief mens dan een poos zijn mond moet houden. De straf die Zacharias ondergaat, heeft me teen zijn genezing betekend. Als de verlamming van zijn tong valt, blijkt in zijn hart alleen nog maar plaats te zijn voor het loflied. Wij zijn geestelijk familie van Zacharias. We kunnen wel zeggen dat het „in" is om overal een vraagteken achter te zetten. Gods engelen moeten wel verontwaardigd zijn vanwege zo veel negativisme na bijna twintig eeu wen evangelieverkondiging. Heeft mis schien de straf zich ook al voor een deel voltrokken over een kerk die het bijna niet meer kan opbrengen om nog echt in de boodschap te geloven? „Gij zult zwijgen en niet kunnen spre ken, omdat gij niet geloofd hebt". Het spreken moet ook wel bijzonder moei lijk worden als de boodschapper zo langzamerhand vergeten is uit de he mel gezonden te zijn. Wel erg als die boodschapper in zijn ijver voor de dialoog zelf overal vraagtekens gaat zetten en rookgordijnen neerlegt... Maar zulk spreken is vreselijk ver moeiend en op de duur laat de mond het dan afweten. Totdat... en dat is het wonder van Gods liefde, die zich niet laat tegen houden door ons ongeloof, totdat we het weer mogen zien en de tongen los komen om Hem te loven, die verlos sing heeft gebracht. Veenendaal. Ds. J. Ytsma. Met duidelijke stem sprak ds. R. Couvreur, vroeger aalmoezenier in het Belgische leger de woorden uit: „Als teken van de fusie tus sen de Protestants-Evangelische Kerk van België en de Belgische Conferentie van de Verenigde Methodistische Kerk, thans gefu sioneerd in de Protestantse Kerk van België, leggen we hier een exemplaar van de statu ten van de nieuwe kerk neer". En niet min der duidelijk werden deze woorden daarna in het Frans herhaald door dr. W. G. Thon- ger, rustend superintendant van de Methodis tische Kerk. En daarna was een hoogtepunt bereikt in de plechtige dankdienst die zon dag jongstleden in het Congressenpaleis te Brussel werd gehouden ter viering van deze eenwording. Toen prof. dr. A. J. Pieters, voorzitter van de synode van de nieuwe kerk, de dienst be gon, bevonden zich onder de vele toehoorders ook 'n vertegenwoordiger van koning Boude- wijn en de burgemeester van Brussel. Prof. Pieters preekte over Johannes 3 vers 16. „Waarom heeft deze fusie zich voltrokken", /.o vroeg hij, „en wat is de boodschap die wij wilJen brengen?" Het antwoord is te vinden in de tekst: zo lief heeft God de wereld ge had dat Hij zijn Zoon gegeven heeft. „De kerk treedt de wereld niet tegemoet met eisen, lasten en bedreigingen, maar zij brengt in de naam van de Heer de rijkdom van het evangelie dat geen boodschap van afbraak maar van opbouw is". De dienst werd gehouden in vier talen: Ne derlands, Duits, Engels en Frans. Maar om dat de Protestantse Kerk van België ook en kele Hongaars sprekende gemeenten telt werd de tekst uit psalm 119 in vijf talen voor gelezen: „Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad". De officiële verklaring dat de fusie een feit was geworden, werd afgelegd door de beide voorzitters van de fusionerende kerken. Ds. E. Pichal, president van de vroegere Protestants-Evangelische Kerk deed dat in het Nederlands en ds. M. Descamps, die de zelfde functie had in de Methodistische Kerk, in het Frans. „De beide kerken zo luidde de verklaring besluiten eenstemmig tot de oprichting van een nieuwe verenigde kerk. Zij doen dat in de overtuiging dat de Heer der Kerk ze oproept tot een broederlijke en gees- sielijke eenheid in nieuwe structuren. Zij zijn verzekerd van het feit dat de samenbun deling van haar geestelijke krachten en van haar hulpbronnen haar in staat zal stellen die opdracht die God haar heeft toevertrouwd met meer doeltreffendheid te volbrengen". Namens de gemeenteleden werd hierop ge antwoord. Een leerling van de zondagscholen deed dat in het Nederlands: „O, Jezus Chris tus, Heer der Kerk, wij zijn één in U en in Uw Kerk, en nu hier binnen de Protestantse Kerk van België". De Protestanse Kerk van België beschouwt zich als de geestelijke erfgename van hen die hun geloof beleden hebben volgens de Apo stolische Geloofsbelijdenis, de Confessio Bel- gica, de Augsburgse Geloofsbelijdenis en de vijcntwintig artikelen des geloofs. Daarmee bevestigt zij haar trouw aan de beginselen van geloof en vrijheid, door de hervormers overgedragen. De dienst eindigde met het samen zingen van het bekende gezang: „Eén naam is onze hope". En daarna was er gelegenheid voor de vele gasten om tijdens een receptie geluk wensen aan te biden. Tot de velen die van die gelegenheid gebruik maakten behoorden ds. F. H. Landsman, secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk en prof. dr. A. J. Bronkhorst, hoogleraar aan de Rijksuniver siteit te Utrecht, vroeger hoogleraar aan de Protestantse Theologische Faculteit in Brus sel. Prof. Pieters heeft tussen kerkdienst en receptie in een vraaggesprek een korte toe- iicnting willen geven op de fusie. „In de Bel gische samenleving zo zei hij zijn de protestantse kerken zo'n kleine minderehid dat ze samen moéten gaan, willen ze hun boodschap kunnen brengen. De nieuwe kerk wil een Belgisch karakter dragen, zij het ui .eraard niet in een nationalistische zin. Er waren in de twee kerken die nu samengegaan zijn verschillende predikanten, die afkomstig waren uit het buitenland ze kunnen zich in de nieuwe kerk evenzeer thuis voelen. Maar als kerk willen we wel een plaats in de Bel gische samenleving innemen en dat kan na tuurlijk het beste als men ook inderdaad een Belgische kerk is". Aan de hand van een voorbeeld verduide lijkte prof. Pieters hoe sterk nog in België de gedachte verbreid is dat het protestantisme een importkerk is, een godsdienst voor vreemdelingen. „Onlangs was ik met twee an dere predikanten zo vertelde hij bij een van onze ministers. Er bleek dat we alle drie uit België afkomstig waren en daarover toon de minister zich bijzonder verbaasd „Drie predikanten?" vroeg hij. „En alle drie afkom stig uit België--.?" Kijk, in die totaal verkeerde voorstelling van zaken zouden we graag ver andering willen brengen en daarom ook heb ben we ons alle moeite getroost om tot een fusie te komen. De twee kerken waren van een geheel verschillende structuur. De metho distische Kerk had bijvoorbeeld bisschoppen. De nieuwe kerk heeft een presbyteriaal-syno- daal karakter. Ze is hervormd-gereformeerd. De confessionele verschillen waren niet groot, wij konden volstaan met een korte verklaring over de basis van de kerk Die hebben wij gevonden in het geloof in de ene God en in de ene Heer Jezus Christus. Nu willen wij samen getuigen om de bood schap van Christus aan onze samenleving te brengen". Het waren woorden van prof. Pie ters, in het Nederlands gesproken. Wanneer zu'len ze in het Nederlands, maar dan in Ne derland, herhaald kunnen worden?

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 17