it1 terwatxdeiina cL
oor
ongerepte
Let édaeimeer
van
Ontmoeting met hermelijn
konijnen en eekhoorntjes
door
Adriaan
P. de Kleuver
Schichtig
Stoeien
Sneeuw
Legende
Rust
Roof
Ruig
Paniek
Veiling Tiel
Beperk hellen
met nieuwjaar
Elégance
Hoofdprijs loterij
(auto) in Tiel
Waterhoogten
DINSDAG 30 DECEMBER 1969
Sparreuuos in ae sneeuw.
De zomer van 1969 was lang en heet en van herfst kon je eigenlijk niet spreken.
Nooit hadden wij zó geleidelijk de overgang van het ene naar het andere jaar
getijde zich zien voltrekken. Iedere dag vorderde de natuur slechts met een
stapje. De verkleurende bladeren meldden het herfsttij. De zon had haar groot
ste energie tóch voor lange tijd verschoten. Nog onverwacht werd met mist en
koude nachten een streep door de rekening gehaald en in de bossen viel de
stilte. Een harde wind blies de laatste bladeren van de bomen. Het was even
kort en hevig. Wij zullen ons deze herfst blijven herinneren om haar langdurige
vertoon van kleuren en het schaarse groeien van de paddestoelen.
maar één kant sterker ingeprent". Ik
veronderstelde dat het dier een poot
bezeerd had in de sneeuw, door ergens
op oneffen terrein in een gat verzeild
geraakt te zijn. Maar hij bleef bij zijn
theorie. En dan buig je maar voor zo
veel argumenten.
Of we het dier nog te zien konden
krijgen? „Die zal wel op de boswach
ter aan zijn, want die voert ze bij",
wist mijn vriend en dat zal het geweest
zijn dat wij ook déze ontmoeting mis
liepen. Ondertussen waren wij al hele
spoorzoekers geworden. En toch zag
ik dat zwangere reegeitje een paar da
gen later zich moeizaam een weg ba
nen naar de toegesneeuwde akkers
langs de Dwarsweg.
Dat is op zichzelf niet om over naar
huis te schrijven. Vorige zomer zag ik
daar in een gerstakker vier reeën la-
veien op klaarlichte dag!
Zo'n akker is nog een beetje het
staartje van het vrije revier. Maar
toen! Met al die sneeuw! En geen
sprietje gras! Geen wonder dat ouwe
Evert, en dat aanstaande moedertje
reegeit de nabijheid van de mensen
opzochten. Mensen mogen voor de die
ren van het bos dan gevaarlijke wezens
zijn, ze hebben voer en dat lokt!
Toch kreeg het reegeitje „lucht" van
ons. We zagen het voortjagen over het
heideveld waar nu het kampeerterrein
De Hoge Linde ligt. Onze aanwezig
heid had het dier schichtig gemaakt.
Wie verwachtte dan ook tweebeen op
een dag als deze in het revier.
Weer een spoor. Al maar sporen in
den de dieren in liet vrije revier je
moeten geven. Er is evenwel geen an
dere communicatie dan de ogen en die
moet men dan goed de kost geven.
De oude bosweg slingerde eenzamer
dan ooit voor ons uit. Zelfs in de zo
mer wandelen hier zelden mensen.
Dan moet je door het rulle zand lo
pen te trekken en zo bleef dit een
oh zo stil plekje, daar achter het
Egelmeer. En dan ineens! De Sla
perdijk! Links dat stuk heide met
hier en daar een gele plek stuifzand.
Toen een puur en blank land en een
nog ongebaande weg over de kruin
van onze eeuwenoude landdijk.
We talmden nog wat bij de bosrand.
De lage winterzon trok lange schadu
wen van de bomen over de flonkeren
de sneeuw. Waar de heide hoog stond
staken de takjes nog juist boven dit
verdoezelde landschap uit.
Ieder takje was voor ons een letter
uit het grote a-b-c- boek van moeder
natuur. Zo schreef de Eeuwige Zijn
naam in deze stilte. Sprakeloos ston
den wij daar en bemerkten niet eens
dat er iets stond te gebeuren.
In één van die heidetakjes zat wat
konijnewol verward. Mogelijk wel het
gevolg van een vechtpartijtje tussen
twee rammen met een voedstertje als
inzet. Toen zagen wij overal vlokjes
wol. Het leek wel een slagveld. Je
zou menen dat in die koude bedoening
't konijnenvolkje wel andere besog
nes heeft. Maar zolang vriend Lampe
nog iets te knabbelen heeft gaat de
liefde door!
Ineens draaiden de rollen om. Het
werd kouder en kouder en december
bracht al wat sneeuw en vorst. Het
werd niet te gek. Vóór Kerstmis viel
de dooi in met beijzelde wegen en zo
waar hunkerden wij naar een beetje
droge vorst en... sneeuw. Vreemd toch
hoe wij dat afmeten naar het ver
schijnsel kerstkaart. Het ding is ko
men overwaaien uit Beieren en ja,
daar ligt omstreeks Kerstmis sneeuw
tot aan de daken. Zo verspreidde het
zich over Europa en Amerika, alle
maal met iets echt winters: sneeuw,
dikke mollige sneeuw en soms met de
kerstman er bij, die ondanks een
veelvuldige confrontatie bij ons de
ouwe, goeie Sinterklaas nog steeds
niet vervangen kan; met „Tannen-
baume", die fijnsparren zijn volgens
de leer van wijlen de heer Bartjens;
soms met roodbebeste hulsttakjes, een
boom die notabene onvruchtbare jaren
kent; met mistletoe om onder te gaan
staan zoenen en dan nog Nieuwjaars
kaarten die soms gecombineerd zijn
met „Froöhlich Weihnachten", kla
vertjes vier, een hoefijzer en rosebilli-
ge varkentjes. Zie nu eens hoe ons
Kerstfeest volgepropt wordt met me
lige Duitse en Amerikaanse romantiek
en (helaas) ook barstens vol komt te
zitten met bijgeloof. De kern waar
het om draait, dóar bemerkt men op
*t laatst niets meer van.
een dik pak sneeuw bij gekomen die
nacht. Over die blanke ballast scheen
zowaar, rossig nog, de laag aan de
oostelijke heuvel opklimmende zon.
Een compleet wonder. Ons besluit
stond vast; die middag kon niiets ons
meer tegenhouden. Wij zouden de na
tuur ingaan. Eerst met de bus naar
La Montagne en dan wandelen naar
het Egelmeer.
Graag was ik met u in deze dagen
het veld ingegaan, maar ik moet mij
bepalen tot een héél fijne herinnering
van een paar jaar geleden. Ook toen
leek het er op, dat de natuur aan de
tormenten van storm en regen over
geleverd was. Tot. de weerhaan naar
noordelijke richtingen draaide. Op een
dag viel de avond snel en bij tijd en
wijle koekeloerde de bleke maan door
de openingen van het al meer en meer
uitrafelende wolkendek.
Hoog in de mysterieuze, onzichtbare
oneindigheid voeren, overgoten door
het zilveren maanlicht, de laatste wol
ken weg. Als fonkelende juwelen flon
kerden de sterren tegen het diepe indi
go van de nachtelijke hemel. En él
maar draaide de wind door het noor
den heen tot hij pal uit 't zuidoosten
een kille adem over de vallei zond. Je
voelde dat er met het uur wat aan
het veranderen was; er kon wel eens
flink wat vorst achter zitten.
Luid gakkerend kruiste een vlucht
ganzen in het duister over het dorp.
Ja, en toen wisten wij het wel. Ze
namen de wijk naar de kust. Maar
dan was het ergens in het noorden of
oosten ook al bitter koud. De volgende
morgen waren sloot en plas met een
dun vliesje ijs bedekt en de vochtige
wegen waren droog gevroren. Nóg
steeds wakkerde de wind aan.
In de namiddag neigde de zon traag
naar de kim als was ze doodmoe en
trok een al donkerder wordende sluier
met zich mee. Een dag later dwarrel
den de eerste sneeuwvlokken uit een
loodgrijze lucht. De anders al zo stille
landwegen werden nog stiller. Het was
écht winter geworden en Nieuwjaar
stond voor de deur. Oudere mensen
waagden een gokje en profeteerden
dat het „ouwerwets" zou worden.
Op die laatste zondag van het jaar
was het bij het opstaan véél lichter.
Helder klonk het geklep van de klok
ken uit het spitsje van de Oude kerk
op de Markt en die van de Petrakerk
lieten met lichte toets hun vreugde
klanken over het dorp buitelen. De
galm van de Julianakerkklok meldde
ons dat de wind pal oost gedraaid
was. Dik zaten de bloemen op de rui
ten en door een met de adem gemaakt
rondje zagen wij dat wij ons de vori
ge avond niet vergist hadden toen de
zon zo waterig onderging. Er was nog
Hebt u de omgeving daar al eens
bezocht als de sneeuw zilverblank in
de zon schittert? Welaan dan, als er
nog sneeuw in dit winterseizoen valt,
maak dan die wandeling eens. U zult
andere ontmoetingen hebben, gewis,
maar het is er zó stil dan dat je de
sneeuw onder je voeten hoort knoer-
pen.
Die keer was het of je een andere
wereld binnenstapte. Het huis Prat-
tenburg lag een beetje onwezenlijk te
midden van het ondergesneeuwde
park. Mooi was dat. Een vriend „van
buiten" was mee gegaan en hoe ver
rukt was die! En geloof mij dat wij
wel zo een en ander gewend zijn als
het op natuurschoon aankomt.
Het is nu ook dat ik nog een herin
nering aan de oude „koning van het
Egelmeer" op kan halen. U begrijpt
mogelijk wie ik daarmede bedoel:
Hannes huu, die al bij zijn leven le
gende werd. Hannes Bos vonden wij
ijverig in de weer bij zijn hutje. In de
bijenstal veegde hij wat dode bijen
weg.
Het viel ons op hoe prachtig dat stil
le hoekje bij Hannes fijn beschermd
lag in de luwte van het bos. Onze
schilder Jan Welloo zag dat óók en
maakte er één van zijn mooiste schil
derijen. Mijn kunstbroeder zal het
wel goed vinden dat ik juist daarvan
een reproduktie mede laat afdrukken.
Het is één van de verrukkelijkste
sneeuwlandschappen die ik ken.
Op onze vraag hoe Hannes het weer
vond zei hij dat het helemaal niet
koud was en dat wij nog wel anders
zouden piepen. Zes weken bleef het
vriezen voorspelde hij maar eventjes.
Wij trokken een benauwd gezicht.
Geloof het dan niet", was prompt
zijn repliek, „je zult het wel bemer
ken." Hannes kreeg om de een of an
dere mysterieuse reden gelijk. Het
hééft toen inderdaad zes weken aan
één stuk gewinterd...
Even voorbij het eenzame hutje
was al geen sprake meer van een
gebaande weg. De lading sneeuw
die de dennen rond het ven te tor
sen hadden leverde een heerlijk
schouwspel op. Daar niet van en
dat vergoedde ook veel maar
eerlijk, je wordt het wel zat, dat
ongemakkelijke lopen in de losse
sneeuw.
Hutje van Hannes Luu in de
sneeuw. Reproduktie van een
door de Veenendaalse kunstenaar Jan
Welles vervaardigd landschap.
varingen opgedaan met tweebeen. Als
op gappen betrapte diertjes namen ze
de vlucht. Losse sneeuw warrelde om
hoog. Het is voor ons trouwens altijd
nog een onopgelost raadsel of ze wel
voor ons op de loop waren gegaan.
Schichtig bewoog iets in de sneeuw.
Je zag twee oogjes waarin een felle
vuurbrand leek te zitten en ja, daar
glipte een hermelijn langs de teen
van de dijk. Oh Lampe, dat kan je
dood zijn, zo dachten wij. Een van
die konijntjes rende als het ware re
gelrecht in de muil van zijn aarts
vijand. Die signeur met zijn fijne
neus had zijn prooi al van verre ge
roken.
Onze nabijheid deerde het slanke
diertje niet eens, zo verdiept was het
met dat besluipen in de weer. Wij za
ten trouwens „uit de wind" en toch
moest het rovertje ons voorbij. Het ko
nijn was gewoon verlamd van schrik.
Zou zich voor onze ogen 'n klein drama
afspelen? Toen gebeurde het onver
wachte. Mijn vriend begon te niezen
en.... weg hermelijn en weg konijn.
Grote grutten, van zo'n raar geluid
zou een veel groter dier de doodschrik
gekregen hebben.
Bij de afrit van de Slaperdijk zijn
wij de Dijkstraat opgegaan. Dit mooie
hoekje van Veenendaal ademt nog rust,
pastorale rust die naar wij hopen de
eeuwen trotseren zal. Er staan een paar
hofsteden ver van de weg af die wat
verdroomd in deze witte wereld opge
nomen waren. En wij hadden het „erg
ste" gehad. De weg was begaanbaar.
Bij één van die boerderijen stonden op
een veldje nog wat boerenkoolstruiken.
Het waren dikke sneeuwklonters ge
worden. Een paar houtduiven pikten
daarin, maar die hadden niet gezien
wat wij al lang in de gaten hadden.
Een sperwer was over de toegedekte
akkers komen zweven, en die zat roer
loos aan de luwzijde van een pere
boom.
Sneeuw over het Egelmeer. Bij
zonder mooi was de hoge richel
met oude herken bezet.
prenten van een wild zwijn. De hon
ger moet toch wel groot geweest zijn
om het dier deze kant uit te laten
gaan. Daar waagt zich niet zo gauw
een dier. Wat zou er per slot van re
kening bij Hannes huu te halen zijn
geweest. Maar zo was het ook niet!
Bij het Prinsenveld in Overberg lig
gen een paar eenzame boerderijen.
Zou dit dier daarheen soms op weg
zijn geweest? Wij hadden een bos
wachter al eens horen „spreken over
een stuk zwart wild" dat tot dan toe
alle klopjachten had overleefd. Ze
noemden hem „ouwe Evert", een ruig
bosmonster, dat zijn dagen eenzaam
sleet. Nu had ik in de dennenbossen
bij het Prinseveld al eens de bodem
flink omgewoeld gezien.
Wij wisten dat daar varkens met
hun snuiten in de grond aan het zoe
ken waren geweest naar iets. Naar
truffels, de bij ons zeldzame padde
stoelensoort die op boomwortels onder
de grond tot ontwikkeling komt? Wij
waren niet zo gek dat te geloven. Een
bos vol truffels? Wég met de gedachte.
Als ouwe Evert èrgens op uit was
dan naar de een of andere bieten-
kuil. Wij lieten zijn of was het
van een andere rusteloze voedsel
zoeker? visitekaartje voor wat
het was: een prent in de sneeuw.
Later hebben ze dat dier toch afge
schoten. Er kwam zelfs een foto
van in de krant met twee jagers er
bij. Voor mij had dat niet gehoe
ven.
Wij kregen die middag trouwens
geen kans om aan moeheid te denken.
Daar komt geen auto en met de fiets
is het geen doen. De rust was niet te
beschrijven en de dieren van bos en
veld profiteerden daarvan. Wij ervoe
ren dat je om te beginnen in zo'n
vers besneeuwd landschap maar niet
lukraak moet gaan rondsjouwen. Je
moet wat trachten te ontdekken. Zoals
Jan Welles dat huisje van Hannes huu
ontdekte. Hij wist dat het er stond;
omgeven door de sneeuw werd het een
ontdekking. Er is daar een openbare
weg die naar het einde van de Slaper
dijk gaat. Het werd voor ons geen
wandelen maar ploeteren in de
sneeuw. Wij hadden er geen spijt van.
Ineens ontdekte ik een vreemd
spoor. Als twee bekjes van een water
pomptang stonden daar eenzaam de
Wat was het stil in dat winterbos
aan de rand van de vallei. Eerlijk ge
zegd houd ik niet van het soort bossen
waar alle bomen netjes op rijen staan.
Dat riekt mij te veel naar bosbouw en
centen. Mij is 't ruige bos rond en in
het Egelmeer het liefst. De vliegden
nen en dito berken staan daar zo na
tuurlijk als 't maar kan.
Vroeger stonden op een rijtje midden
in het ven op een hogere richel oude,
klromgewaaide en door de tand des
tijds aangetaste berken. Ze hebben het
loodje gelegd.
Stil was het, ontroerend stil en je
hoorde het suizelen van de wind in de
toppen van de dennen en sparren. Als
zo'n den wat van de donzen sneeuw
vracht afschudde leek dat zelfs op la
waai. In de richting van „de heuvel
tjes" ging het spoor van een ree. Mijn
vriend is reeën-sporendeskundige en
die zei: „Kijk nou eens goed. Dat ree
geitje is drachtig; het spoor is telkens
de sneeuw en hooguit een zich voort-
reppend ree.... Maar goed, van dit
spoor verwachtten wij helemaal niets.
Het had wat hondachtigs en wij za
gen duidelijk de ingeprente knobbel
tjes. Dat moest van de slotheer van
Malpertuis zijn, van Reinaert de vos,
want welke hofhond zou nu op z'n
eentje gaan jagen als de vrouw hem
z'n pannetje met eten voor de neus
zette.
We kregen Reinaert inderdaad niet te
zien, al leek het of heel de natuur ge
spannen op de komst van deze geduch
te rover wachtte. De boeren hadden de
kippenhokken potdicht afgesloten.
Broer vos rammelde van de hon
ger. Muizen en in het gunstigste ge
val aas mocht hij eten. Alleen een paar
kijvende Vlaamse gaaien trokken zich
nergens iets van aan. Toch wel bijzon
der, zo'n vossespoor in de sneeuw.
Het zoekende, ja het onrustige ka
rakter van Reinhaert kon je zo maar af
lezen in de slingerende gang.
Bij een eikestomp vonden wij spoor
tjes van lange voetjes met scherp afge
tekende lange teentjes ingeprent. Dat
was aardig! Van een eekhoorn! We mis
ten ze eigenlijk al jaren. Sinds de nare
konijnenziekte hier woedde deelden de
eekhoorns het lot van onze springer
tjes. Ja, en dan te bedenken dat er
boeren zijn die zo'n doodziek myxoma-
tose konijn zo maar tussen gezonde
dieren loslaten. Een misdaad, om er
je vuisten bij te ballen.
Maar wat betekenden nou die spoor
tjes in de sneeuw. Juist! Die waren
van een eekhoorntje. Dat elegante
diertje had daar een hamsterplaatsje
gemaakt met eikels, beukenootjes en
nog veel meer. Rond die plek lagen
doppen van eikels en van denneap-
pels. Een boom of wat verder zat
mijnheertje. Het speelde kiekeboe met
ons. Dan klom hij weer rap naar boven
en de mooie pluimstaart zwiepte mee.
Wat een élégance! Maar ook wat een
wijsheid van de scheppei dit diertje
instinctief wintervoorraad aan te laten
leggen.
Zo togen wij al maar voort tot aan
de Slaperdijk. Je zag verder niets.
Geen mens kruiste onze weg. Niets te
zien? Ja toch wel! Kaarsrecht ging een
fanzantespoor dwars over het pad en
eindigde plotseling bij een diep inge
plant kuiltje waar deze prachtige mooie
vogel van de lage hakhoutwallen zich
afgezet had. Wij naderden het vlakke
veld. Wat had de vogel zo plotseling
op de wieken doen komen? Die vos
soms? Of wij, lompe doorduwers. die
van geen opgeven wisten Zo stelt de
natuur je van stap tot stap voor mys
teries. Het antwoord op je vragen zou-
Wat het konijnenvolkje nu alzo eet?
Bekijk de eikestammetjes in het ak
kermaalshout maar eens goed. Dat
wollen snoepgoed knaagde boven de
sneeuw de bast rondom af en dat is
zéér schadelijk. Na een strenge winter
ziet men in de zomer zulke hakhout-
wallen dan ook vol dood hout staan.
Wij gingen naar een luw plekje aan de
teen van de dijk en we behoefden
maar even te wachten of er kwamen
al een paar van die knagertjes aan
huppelen. Meteen begon de knagerij.
Je hoorde het raspende geluid! Hoe
mooi het ook om ons heen was, toch
hoopten wij hartgrondig dat de
winter maar niet zo lang zou duren als
Hannes huu ons voorspelde. Maar U
weet het: zes lange weken! Wat heb
ben de velddieren het toen belabberd
gehad....
Ons vertrek bracht paniek teweeg.
Maar ja, je kunt toch moeilijk om een
paar konijntjes gaan staan vastgroei
en. Ze hadden beslist onaangename er-
Als een bliksemstraal bij heldere he
mel sloeg de onbesuisde rover toe. De
vlijmscherpe nagels drongen diep in
een duiverug. Met een luid mi-ee
mi-ee.... ging de sperwer er laag over
vliegend mee vandoor. Op gindse ak
ker deed die zich te goed aan het nog
lauwe vlees.
Geloof mij, ik voel mij nu als een
nieuwscommentator van t.v. en radio
die eerst een hoop narigheid opgesomd
heeft en dan zegt: „En dames en he
ren, nu wens ik U smakelijk eten".
Tja, zo gaat dat. Maar wat wilt U?
Een roofdier of roofvogel moet ook
eten. Al wat in de natuur leeft is on
derworpen aan natuurwetten. En zei
den de Romeinen niet dat de mens
voor zichzelf een wolf is? Een mens is
al zo moeilijk te volgen. Laat staan
zo'n dier uit het vrije revier. Zo heeft
de Schepper het immers gemaakt.
Gras voor de konijntjes en zaad voor
de duiven. En konijntjes en duiven
voor de hermelijntjes en sperwers.
Daar kan geen mens ooit iets aan ver
anderen.
Eerste Kerstdag 1969 bracht wéér
eens geen sneeuw; wel druilerig kwak-
kelweer. Maar als er nog een pak
sneeuw valt in het pasbegonnen jaar,
maak dan eens dit tochtje. Je bent er
wél een middag zoet mee. De uitkomst
is het waard, want U komt ongetwij
feld moe, maar voldaan thuis.
TIEL De winnaar van de Ford
Escort, hoofdprijs van de loterij van de
Sportbela ngengemeenschap j eugd - sport-
loterij Maas en Waal en Tiel, is de
(Tielse) bezitter van lotnummer 11584
geworden. Tweede prijs, een vrieskist,
viel op lotnummer 17027. De derde
prijs was een TV-toestel en ging naar
de bezitter van lotnummer 9972. Zie
voor een volledige uitslag „Stad en
Streek" van deze week.
DEN HAAG 30/12 Waterhoogten
van hedenochtend:
Konstanz 267 onv.; Rheinfelden 185
5; Straatsburg 178 +10; Plittersdorf
319 +1; Maxau 368 onv.; Plochingen
128 +4; Mannheim 190 10; Steinbach
116 4; Mainz 197 9; Bingen 131 2:
Kaub 130 —4; Trier 293 —12; Koblenz
154 14; Keulen 125 13; Ruhrort 294
—18; Lobith 905 —10; Nijmegen 698 —2;
Arnhem 720 2; Eefde IJssel 293 onv.;
Deventer 188 +2.
Monsin 5460 8; Borgharen 3974 6;
Belfeld 1169 +10; Grave beneden de
sluis, 515 +15.
De minst gepeilde diepten in de vaar
geul, heden vermeld op de waarschu
wingsborden, in centimeters: Millingen
St. Andries 330; IJsselkopHeveadorp
220; HeveadorpAmerongen 210; IJssel
kopDoesburg 210; DoesburgZutphen
220; ZuthpenDeventer 240; Deventer
Windesheim 260.
Tijdens laag water is de waterdiepte
van Vreeswijk tot Krimpen a/d Lek tij
delijk minder dan 270.
PRIJS BERICHT D.D. 29-12-'69
EXPORT FRUIT:
COX. OR. PP.: I 80/85 72 I 75 80 65-6»
I 70/75 52-62 I 65/70 35-43 I 60/65 15-25
per kg.
GOLDEN DELICIOUS: I 75/80 43-52 I
75/80 27-36 II 70/75 27-35 II 65/70 19-22
per kg.
GOUDREINETTE: I 75/85 43-46 I 65 75
40 II 75/85 38-41 per kg.
DOYENNE DU C: I 85/95 144.
LEGIPONT: II 55 65 42-50 per kg.
GROENTEN:
ANDIJVIE: I 87-100 II 40-94 per kg
BOERENKOOL: I 10-23 II 8-19 per kc
KOOLRAAP: I 17-25 II 8-14 per kg.
KNOLSELDARIJA 38-62 B 35-42 per si.
PREI: AI 85-114 All 64-107 BII 56-92
per kg.
RODE KOOL: A 36-46 per kg.
SAVOYE KOOL: A 21-26 per kg.
SPRUITEN: A 103-130 B 52-109 D 98-
129 per kg.
UIEN: I 38-52 II 29-43 per kg.
WITLOF: A 187-189 B 134-197 afw
78-158 per kg.
Het Telefoondistrict Arnhem deelt het
volgende mede:
Evenals in vorige jaren zullen ook
dit jaar weer veel abonnees bij de a.s.
jaarwisseling hjjn telefoonaansluiting
benutten om familie-leden, vrienden en
kennissen een voorspoedig 1970 te wen
sen.
Hoe goed ook bedoeld brengt dit voo:
de telefoondienst toch wel de nodige pro
blemen met zich mee. Evenals he;
wegverkeer is gebonden aan de capa
citeit van bruggen, straten en verkeers
pleinen is namelijk ook het telefoon
verkeer beperkt tot de mogelijkheden,
die het aantal verbindingswegen er;
de capaciteit van de telefooncentrales
bieden.
De opstoppingen op de weg die b.v.
in de spitsuren ontstaan zijn algemeen
bekend en wekken veel ergernis. Hoe
wel niet zichtbaar ontstaan ook in het
telefoonverkeer deze moeilijkheden
als er op een bepaald moment een
massaal gebruik van de telefoonaan
sluitingen wordt gemaakt.
In verband hiermede adviseert de
telefoondienst tussen 1 januari a.s.
00.00 uur en 02.00 uur de gesprekken
zoveel mogelijk te beperken en zeker
niet te blijven proberen een verbinding
tot stand te brengen als. blijkt dat de
beschikbare apparatuur is' bezet. De
telefoondienst verzoekt dan ook met
klem de te voeren gesprekken over een
groter aantal uren te verspreiden.
Men voorkomt daardoor tevens dat
men dringende gesprekken van b.v.
doktoren, ziekenhuizen, politie en brand
weer blokkeert.
Sneeuw is eigenlijk be
vroren waterdamp, want
zo'n sneeuwkristal bestaat
uit duizenden aaneenge-
vroren moleculen. Al die
prachtige sneeuwkristallen
hebben een zeshoekig
grondpatroon en haken in
elkaar. Tezamen vormen
ze dan een sneeuwvlok.
De vormenrijkdom is legio.
Bekijk dat eens door een
loep oj onder het micro
scoop. Maar voorzichtig.
Het bouwsel is zo ragfijn
en teer dat de adem het al
dóet smelten. De wonde
ren der schepping openba
ren zich soms het schoonst
in het allerkleinste.