it1 terwatxdeiina cL oor ongerepte Let édaeimeer van Ontmoeting met hermelijn konijnen en eekhoorntjes door Adriaan P. de Kleuver Schichtig Stoeien Sneeuw Legende Rust Roof Ruig Paniek Veiling Tiel Beperk hellen met nieuwjaar Elégance Hoofdprijs loterij (auto) in Tiel Waterhoogten DINSDAG 30 DECEMBER 1969 Sparreuuos in ae sneeuw. De zomer van 1969 was lang en heet en van herfst kon je eigenlijk niet spreken. Nooit hadden wij zó geleidelijk de overgang van het ene naar het andere jaar getijde zich zien voltrekken. Iedere dag vorderde de natuur slechts met een stapje. De verkleurende bladeren meldden het herfsttij. De zon had haar groot ste energie tóch voor lange tijd verschoten. Nog onverwacht werd met mist en koude nachten een streep door de rekening gehaald en in de bossen viel de stilte. Een harde wind blies de laatste bladeren van de bomen. Het was even kort en hevig. Wij zullen ons deze herfst blijven herinneren om haar langdurige vertoon van kleuren en het schaarse groeien van de paddestoelen. maar één kant sterker ingeprent". Ik veronderstelde dat het dier een poot bezeerd had in de sneeuw, door ergens op oneffen terrein in een gat verzeild geraakt te zijn. Maar hij bleef bij zijn theorie. En dan buig je maar voor zo veel argumenten. Of we het dier nog te zien konden krijgen? „Die zal wel op de boswach ter aan zijn, want die voert ze bij", wist mijn vriend en dat zal het geweest zijn dat wij ook déze ontmoeting mis liepen. Ondertussen waren wij al hele spoorzoekers geworden. En toch zag ik dat zwangere reegeitje een paar da gen later zich moeizaam een weg ba nen naar de toegesneeuwde akkers langs de Dwarsweg. Dat is op zichzelf niet om over naar huis te schrijven. Vorige zomer zag ik daar in een gerstakker vier reeën la- veien op klaarlichte dag! Zo'n akker is nog een beetje het staartje van het vrije revier. Maar toen! Met al die sneeuw! En geen sprietje gras! Geen wonder dat ouwe Evert, en dat aanstaande moedertje reegeit de nabijheid van de mensen opzochten. Mensen mogen voor de die ren van het bos dan gevaarlijke wezens zijn, ze hebben voer en dat lokt! Toch kreeg het reegeitje „lucht" van ons. We zagen het voortjagen over het heideveld waar nu het kampeerterrein De Hoge Linde ligt. Onze aanwezig heid had het dier schichtig gemaakt. Wie verwachtte dan ook tweebeen op een dag als deze in het revier. Weer een spoor. Al maar sporen in den de dieren in liet vrije revier je moeten geven. Er is evenwel geen an dere communicatie dan de ogen en die moet men dan goed de kost geven. De oude bosweg slingerde eenzamer dan ooit voor ons uit. Zelfs in de zo mer wandelen hier zelden mensen. Dan moet je door het rulle zand lo pen te trekken en zo bleef dit een oh zo stil plekje, daar achter het Egelmeer. En dan ineens! De Sla perdijk! Links dat stuk heide met hier en daar een gele plek stuifzand. Toen een puur en blank land en een nog ongebaande weg over de kruin van onze eeuwenoude landdijk. We talmden nog wat bij de bosrand. De lage winterzon trok lange schadu wen van de bomen over de flonkeren de sneeuw. Waar de heide hoog stond staken de takjes nog juist boven dit verdoezelde landschap uit. Ieder takje was voor ons een letter uit het grote a-b-c- boek van moeder natuur. Zo schreef de Eeuwige Zijn naam in deze stilte. Sprakeloos ston den wij daar en bemerkten niet eens dat er iets stond te gebeuren. In één van die heidetakjes zat wat konijnewol verward. Mogelijk wel het gevolg van een vechtpartijtje tussen twee rammen met een voedstertje als inzet. Toen zagen wij overal vlokjes wol. Het leek wel een slagveld. Je zou menen dat in die koude bedoening 't konijnenvolkje wel andere besog nes heeft. Maar zolang vriend Lampe nog iets te knabbelen heeft gaat de liefde door! Ineens draaiden de rollen om. Het werd kouder en kouder en december bracht al wat sneeuw en vorst. Het werd niet te gek. Vóór Kerstmis viel de dooi in met beijzelde wegen en zo waar hunkerden wij naar een beetje droge vorst en... sneeuw. Vreemd toch hoe wij dat afmeten naar het ver schijnsel kerstkaart. Het ding is ko men overwaaien uit Beieren en ja, daar ligt omstreeks Kerstmis sneeuw tot aan de daken. Zo verspreidde het zich over Europa en Amerika, alle maal met iets echt winters: sneeuw, dikke mollige sneeuw en soms met de kerstman er bij, die ondanks een veelvuldige confrontatie bij ons de ouwe, goeie Sinterklaas nog steeds niet vervangen kan; met „Tannen- baume", die fijnsparren zijn volgens de leer van wijlen de heer Bartjens; soms met roodbebeste hulsttakjes, een boom die notabene onvruchtbare jaren kent; met mistletoe om onder te gaan staan zoenen en dan nog Nieuwjaars kaarten die soms gecombineerd zijn met „Froöhlich Weihnachten", kla vertjes vier, een hoefijzer en rosebilli- ge varkentjes. Zie nu eens hoe ons Kerstfeest volgepropt wordt met me lige Duitse en Amerikaanse romantiek en (helaas) ook barstens vol komt te zitten met bijgeloof. De kern waar het om draait, dóar bemerkt men op *t laatst niets meer van. een dik pak sneeuw bij gekomen die nacht. Over die blanke ballast scheen zowaar, rossig nog, de laag aan de oostelijke heuvel opklimmende zon. Een compleet wonder. Ons besluit stond vast; die middag kon niiets ons meer tegenhouden. Wij zouden de na tuur ingaan. Eerst met de bus naar La Montagne en dan wandelen naar het Egelmeer. Graag was ik met u in deze dagen het veld ingegaan, maar ik moet mij bepalen tot een héél fijne herinnering van een paar jaar geleden. Ook toen leek het er op, dat de natuur aan de tormenten van storm en regen over geleverd was. Tot. de weerhaan naar noordelijke richtingen draaide. Op een dag viel de avond snel en bij tijd en wijle koekeloerde de bleke maan door de openingen van het al meer en meer uitrafelende wolkendek. Hoog in de mysterieuze, onzichtbare oneindigheid voeren, overgoten door het zilveren maanlicht, de laatste wol ken weg. Als fonkelende juwelen flon kerden de sterren tegen het diepe indi go van de nachtelijke hemel. En él maar draaide de wind door het noor den heen tot hij pal uit 't zuidoosten een kille adem over de vallei zond. Je voelde dat er met het uur wat aan het veranderen was; er kon wel eens flink wat vorst achter zitten. Luid gakkerend kruiste een vlucht ganzen in het duister over het dorp. Ja, en toen wisten wij het wel. Ze namen de wijk naar de kust. Maar dan was het ergens in het noorden of oosten ook al bitter koud. De volgende morgen waren sloot en plas met een dun vliesje ijs bedekt en de vochtige wegen waren droog gevroren. Nóg steeds wakkerde de wind aan. In de namiddag neigde de zon traag naar de kim als was ze doodmoe en trok een al donkerder wordende sluier met zich mee. Een dag later dwarrel den de eerste sneeuwvlokken uit een loodgrijze lucht. De anders al zo stille landwegen werden nog stiller. Het was écht winter geworden en Nieuwjaar stond voor de deur. Oudere mensen waagden een gokje en profeteerden dat het „ouwerwets" zou worden. Op die laatste zondag van het jaar was het bij het opstaan véél lichter. Helder klonk het geklep van de klok ken uit het spitsje van de Oude kerk op de Markt en die van de Petrakerk lieten met lichte toets hun vreugde klanken over het dorp buitelen. De galm van de Julianakerkklok meldde ons dat de wind pal oost gedraaid was. Dik zaten de bloemen op de rui ten en door een met de adem gemaakt rondje zagen wij dat wij ons de vori ge avond niet vergist hadden toen de zon zo waterig onderging. Er was nog Hebt u de omgeving daar al eens bezocht als de sneeuw zilverblank in de zon schittert? Welaan dan, als er nog sneeuw in dit winterseizoen valt, maak dan die wandeling eens. U zult andere ontmoetingen hebben, gewis, maar het is er zó stil dan dat je de sneeuw onder je voeten hoort knoer- pen. Die keer was het of je een andere wereld binnenstapte. Het huis Prat- tenburg lag een beetje onwezenlijk te midden van het ondergesneeuwde park. Mooi was dat. Een vriend „van buiten" was mee gegaan en hoe ver rukt was die! En geloof mij dat wij wel zo een en ander gewend zijn als het op natuurschoon aankomt. Het is nu ook dat ik nog een herin nering aan de oude „koning van het Egelmeer" op kan halen. U begrijpt mogelijk wie ik daarmede bedoel: Hannes huu, die al bij zijn leven le gende werd. Hannes Bos vonden wij ijverig in de weer bij zijn hutje. In de bijenstal veegde hij wat dode bijen weg. Het viel ons op hoe prachtig dat stil le hoekje bij Hannes fijn beschermd lag in de luwte van het bos. Onze schilder Jan Welloo zag dat óók en maakte er één van zijn mooiste schil derijen. Mijn kunstbroeder zal het wel goed vinden dat ik juist daarvan een reproduktie mede laat afdrukken. Het is één van de verrukkelijkste sneeuwlandschappen die ik ken. Op onze vraag hoe Hannes het weer vond zei hij dat het helemaal niet koud was en dat wij nog wel anders zouden piepen. Zes weken bleef het vriezen voorspelde hij maar eventjes. Wij trokken een benauwd gezicht. Geloof het dan niet", was prompt zijn repliek, „je zult het wel bemer ken." Hannes kreeg om de een of an dere mysterieuse reden gelijk. Het hééft toen inderdaad zes weken aan één stuk gewinterd... Even voorbij het eenzame hutje was al geen sprake meer van een gebaande weg. De lading sneeuw die de dennen rond het ven te tor sen hadden leverde een heerlijk schouwspel op. Daar niet van en dat vergoedde ook veel maar eerlijk, je wordt het wel zat, dat ongemakkelijke lopen in de losse sneeuw. Hutje van Hannes Luu in de sneeuw. Reproduktie van een door de Veenendaalse kunstenaar Jan Welles vervaardigd landschap. varingen opgedaan met tweebeen. Als op gappen betrapte diertjes namen ze de vlucht. Losse sneeuw warrelde om hoog. Het is voor ons trouwens altijd nog een onopgelost raadsel of ze wel voor ons op de loop waren gegaan. Schichtig bewoog iets in de sneeuw. Je zag twee oogjes waarin een felle vuurbrand leek te zitten en ja, daar glipte een hermelijn langs de teen van de dijk. Oh Lampe, dat kan je dood zijn, zo dachten wij. Een van die konijntjes rende als het ware re gelrecht in de muil van zijn aarts vijand. Die signeur met zijn fijne neus had zijn prooi al van verre ge roken. Onze nabijheid deerde het slanke diertje niet eens, zo verdiept was het met dat besluipen in de weer. Wij za ten trouwens „uit de wind" en toch moest het rovertje ons voorbij. Het ko nijn was gewoon verlamd van schrik. Zou zich voor onze ogen 'n klein drama afspelen? Toen gebeurde het onver wachte. Mijn vriend begon te niezen en.... weg hermelijn en weg konijn. Grote grutten, van zo'n raar geluid zou een veel groter dier de doodschrik gekregen hebben. Bij de afrit van de Slaperdijk zijn wij de Dijkstraat opgegaan. Dit mooie hoekje van Veenendaal ademt nog rust, pastorale rust die naar wij hopen de eeuwen trotseren zal. Er staan een paar hofsteden ver van de weg af die wat verdroomd in deze witte wereld opge nomen waren. En wij hadden het „erg ste" gehad. De weg was begaanbaar. Bij één van die boerderijen stonden op een veldje nog wat boerenkoolstruiken. Het waren dikke sneeuwklonters ge worden. Een paar houtduiven pikten daarin, maar die hadden niet gezien wat wij al lang in de gaten hadden. Een sperwer was over de toegedekte akkers komen zweven, en die zat roer loos aan de luwzijde van een pere boom. Sneeuw over het Egelmeer. Bij zonder mooi was de hoge richel met oude herken bezet. prenten van een wild zwijn. De hon ger moet toch wel groot geweest zijn om het dier deze kant uit te laten gaan. Daar waagt zich niet zo gauw een dier. Wat zou er per slot van re kening bij Hannes huu te halen zijn geweest. Maar zo was het ook niet! Bij het Prinsenveld in Overberg lig gen een paar eenzame boerderijen. Zou dit dier daarheen soms op weg zijn geweest? Wij hadden een bos wachter al eens horen „spreken over een stuk zwart wild" dat tot dan toe alle klopjachten had overleefd. Ze noemden hem „ouwe Evert", een ruig bosmonster, dat zijn dagen eenzaam sleet. Nu had ik in de dennenbossen bij het Prinseveld al eens de bodem flink omgewoeld gezien. Wij wisten dat daar varkens met hun snuiten in de grond aan het zoe ken waren geweest naar iets. Naar truffels, de bij ons zeldzame padde stoelensoort die op boomwortels onder de grond tot ontwikkeling komt? Wij waren niet zo gek dat te geloven. Een bos vol truffels? Wég met de gedachte. Als ouwe Evert èrgens op uit was dan naar de een of andere bieten- kuil. Wij lieten zijn of was het van een andere rusteloze voedsel zoeker? visitekaartje voor wat het was: een prent in de sneeuw. Later hebben ze dat dier toch afge schoten. Er kwam zelfs een foto van in de krant met twee jagers er bij. Voor mij had dat niet gehoe ven. Wij kregen die middag trouwens geen kans om aan moeheid te denken. Daar komt geen auto en met de fiets is het geen doen. De rust was niet te beschrijven en de dieren van bos en veld profiteerden daarvan. Wij ervoe ren dat je om te beginnen in zo'n vers besneeuwd landschap maar niet lukraak moet gaan rondsjouwen. Je moet wat trachten te ontdekken. Zoals Jan Welles dat huisje van Hannes huu ontdekte. Hij wist dat het er stond; omgeven door de sneeuw werd het een ontdekking. Er is daar een openbare weg die naar het einde van de Slaper dijk gaat. Het werd voor ons geen wandelen maar ploeteren in de sneeuw. Wij hadden er geen spijt van. Ineens ontdekte ik een vreemd spoor. Als twee bekjes van een water pomptang stonden daar eenzaam de Wat was het stil in dat winterbos aan de rand van de vallei. Eerlijk ge zegd houd ik niet van het soort bossen waar alle bomen netjes op rijen staan. Dat riekt mij te veel naar bosbouw en centen. Mij is 't ruige bos rond en in het Egelmeer het liefst. De vliegden nen en dito berken staan daar zo na tuurlijk als 't maar kan. Vroeger stonden op een rijtje midden in het ven op een hogere richel oude, klromgewaaide en door de tand des tijds aangetaste berken. Ze hebben het loodje gelegd. Stil was het, ontroerend stil en je hoorde het suizelen van de wind in de toppen van de dennen en sparren. Als zo'n den wat van de donzen sneeuw vracht afschudde leek dat zelfs op la waai. In de richting van „de heuvel tjes" ging het spoor van een ree. Mijn vriend is reeën-sporendeskundige en die zei: „Kijk nou eens goed. Dat ree geitje is drachtig; het spoor is telkens de sneeuw en hooguit een zich voort- reppend ree.... Maar goed, van dit spoor verwachtten wij helemaal niets. Het had wat hondachtigs en wij za gen duidelijk de ingeprente knobbel tjes. Dat moest van de slotheer van Malpertuis zijn, van Reinaert de vos, want welke hofhond zou nu op z'n eentje gaan jagen als de vrouw hem z'n pannetje met eten voor de neus zette. We kregen Reinaert inderdaad niet te zien, al leek het of heel de natuur ge spannen op de komst van deze geduch te rover wachtte. De boeren hadden de kippenhokken potdicht afgesloten. Broer vos rammelde van de hon ger. Muizen en in het gunstigste ge val aas mocht hij eten. Alleen een paar kijvende Vlaamse gaaien trokken zich nergens iets van aan. Toch wel bijzon der, zo'n vossespoor in de sneeuw. Het zoekende, ja het onrustige ka rakter van Reinhaert kon je zo maar af lezen in de slingerende gang. Bij een eikestomp vonden wij spoor tjes van lange voetjes met scherp afge tekende lange teentjes ingeprent. Dat was aardig! Van een eekhoorn! We mis ten ze eigenlijk al jaren. Sinds de nare konijnenziekte hier woedde deelden de eekhoorns het lot van onze springer tjes. Ja, en dan te bedenken dat er boeren zijn die zo'n doodziek myxoma- tose konijn zo maar tussen gezonde dieren loslaten. Een misdaad, om er je vuisten bij te ballen. Maar wat betekenden nou die spoor tjes in de sneeuw. Juist! Die waren van een eekhoorntje. Dat elegante diertje had daar een hamsterplaatsje gemaakt met eikels, beukenootjes en nog veel meer. Rond die plek lagen doppen van eikels en van denneap- pels. Een boom of wat verder zat mijnheertje. Het speelde kiekeboe met ons. Dan klom hij weer rap naar boven en de mooie pluimstaart zwiepte mee. Wat een élégance! Maar ook wat een wijsheid van de scheppei dit diertje instinctief wintervoorraad aan te laten leggen. Zo togen wij al maar voort tot aan de Slaperdijk. Je zag verder niets. Geen mens kruiste onze weg. Niets te zien? Ja toch wel! Kaarsrecht ging een fanzantespoor dwars over het pad en eindigde plotseling bij een diep inge plant kuiltje waar deze prachtige mooie vogel van de lage hakhoutwallen zich afgezet had. Wij naderden het vlakke veld. Wat had de vogel zo plotseling op de wieken doen komen? Die vos soms? Of wij, lompe doorduwers. die van geen opgeven wisten Zo stelt de natuur je van stap tot stap voor mys teries. Het antwoord op je vragen zou- Wat het konijnenvolkje nu alzo eet? Bekijk de eikestammetjes in het ak kermaalshout maar eens goed. Dat wollen snoepgoed knaagde boven de sneeuw de bast rondom af en dat is zéér schadelijk. Na een strenge winter ziet men in de zomer zulke hakhout- wallen dan ook vol dood hout staan. Wij gingen naar een luw plekje aan de teen van de dijk en we behoefden maar even te wachten of er kwamen al een paar van die knagertjes aan huppelen. Meteen begon de knagerij. Je hoorde het raspende geluid! Hoe mooi het ook om ons heen was, toch hoopten wij hartgrondig dat de winter maar niet zo lang zou duren als Hannes huu ons voorspelde. Maar U weet het: zes lange weken! Wat heb ben de velddieren het toen belabberd gehad.... Ons vertrek bracht paniek teweeg. Maar ja, je kunt toch moeilijk om een paar konijntjes gaan staan vastgroei en. Ze hadden beslist onaangename er- Als een bliksemstraal bij heldere he mel sloeg de onbesuisde rover toe. De vlijmscherpe nagels drongen diep in een duiverug. Met een luid mi-ee mi-ee.... ging de sperwer er laag over vliegend mee vandoor. Op gindse ak ker deed die zich te goed aan het nog lauwe vlees. Geloof mij, ik voel mij nu als een nieuwscommentator van t.v. en radio die eerst een hoop narigheid opgesomd heeft en dan zegt: „En dames en he ren, nu wens ik U smakelijk eten". Tja, zo gaat dat. Maar wat wilt U? Een roofdier of roofvogel moet ook eten. Al wat in de natuur leeft is on derworpen aan natuurwetten. En zei den de Romeinen niet dat de mens voor zichzelf een wolf is? Een mens is al zo moeilijk te volgen. Laat staan zo'n dier uit het vrije revier. Zo heeft de Schepper het immers gemaakt. Gras voor de konijntjes en zaad voor de duiven. En konijntjes en duiven voor de hermelijntjes en sperwers. Daar kan geen mens ooit iets aan ver anderen. Eerste Kerstdag 1969 bracht wéér eens geen sneeuw; wel druilerig kwak- kelweer. Maar als er nog een pak sneeuw valt in het pasbegonnen jaar, maak dan eens dit tochtje. Je bent er wél een middag zoet mee. De uitkomst is het waard, want U komt ongetwij feld moe, maar voldaan thuis. TIEL De winnaar van de Ford Escort, hoofdprijs van de loterij van de Sportbela ngengemeenschap j eugd - sport- loterij Maas en Waal en Tiel, is de (Tielse) bezitter van lotnummer 11584 geworden. Tweede prijs, een vrieskist, viel op lotnummer 17027. De derde prijs was een TV-toestel en ging naar de bezitter van lotnummer 9972. Zie voor een volledige uitslag „Stad en Streek" van deze week. DEN HAAG 30/12 Waterhoogten van hedenochtend: Konstanz 267 onv.; Rheinfelden 185 5; Straatsburg 178 +10; Plittersdorf 319 +1; Maxau 368 onv.; Plochingen 128 +4; Mannheim 190 10; Steinbach 116 4; Mainz 197 9; Bingen 131 2: Kaub 130 —4; Trier 293 —12; Koblenz 154 14; Keulen 125 13; Ruhrort 294 —18; Lobith 905 —10; Nijmegen 698 —2; Arnhem 720 2; Eefde IJssel 293 onv.; Deventer 188 +2. Monsin 5460 8; Borgharen 3974 6; Belfeld 1169 +10; Grave beneden de sluis, 515 +15. De minst gepeilde diepten in de vaar geul, heden vermeld op de waarschu wingsborden, in centimeters: Millingen St. Andries 330; IJsselkopHeveadorp 220; HeveadorpAmerongen 210; IJssel kopDoesburg 210; DoesburgZutphen 220; ZuthpenDeventer 240; Deventer Windesheim 260. Tijdens laag water is de waterdiepte van Vreeswijk tot Krimpen a/d Lek tij delijk minder dan 270. PRIJS BERICHT D.D. 29-12-'69 EXPORT FRUIT: COX. OR. PP.: I 80/85 72 I 75 80 65-6» I 70/75 52-62 I 65/70 35-43 I 60/65 15-25 per kg. GOLDEN DELICIOUS: I 75/80 43-52 I 75/80 27-36 II 70/75 27-35 II 65/70 19-22 per kg. GOUDREINETTE: I 75/85 43-46 I 65 75 40 II 75/85 38-41 per kg. DOYENNE DU C: I 85/95 144. LEGIPONT: II 55 65 42-50 per kg. GROENTEN: ANDIJVIE: I 87-100 II 40-94 per kg BOERENKOOL: I 10-23 II 8-19 per kc KOOLRAAP: I 17-25 II 8-14 per kg. KNOLSELDARIJA 38-62 B 35-42 per si. PREI: AI 85-114 All 64-107 BII 56-92 per kg. RODE KOOL: A 36-46 per kg. SAVOYE KOOL: A 21-26 per kg. SPRUITEN: A 103-130 B 52-109 D 98- 129 per kg. UIEN: I 38-52 II 29-43 per kg. WITLOF: A 187-189 B 134-197 afw 78-158 per kg. Het Telefoondistrict Arnhem deelt het volgende mede: Evenals in vorige jaren zullen ook dit jaar weer veel abonnees bij de a.s. jaarwisseling hjjn telefoonaansluiting benutten om familie-leden, vrienden en kennissen een voorspoedig 1970 te wen sen. Hoe goed ook bedoeld brengt dit voo: de telefoondienst toch wel de nodige pro blemen met zich mee. Evenals he; wegverkeer is gebonden aan de capa citeit van bruggen, straten en verkeers pleinen is namelijk ook het telefoon verkeer beperkt tot de mogelijkheden, die het aantal verbindingswegen er; de capaciteit van de telefooncentrales bieden. De opstoppingen op de weg die b.v. in de spitsuren ontstaan zijn algemeen bekend en wekken veel ergernis. Hoe wel niet zichtbaar ontstaan ook in het telefoonverkeer deze moeilijkheden als er op een bepaald moment een massaal gebruik van de telefoonaan sluitingen wordt gemaakt. In verband hiermede adviseert de telefoondienst tussen 1 januari a.s. 00.00 uur en 02.00 uur de gesprekken zoveel mogelijk te beperken en zeker niet te blijven proberen een verbinding tot stand te brengen als. blijkt dat de beschikbare apparatuur is' bezet. De telefoondienst verzoekt dan ook met klem de te voeren gesprekken over een groter aantal uren te verspreiden. Men voorkomt daardoor tevens dat men dringende gesprekken van b.v. doktoren, ziekenhuizen, politie en brand weer blokkeert. Sneeuw is eigenlijk be vroren waterdamp, want zo'n sneeuwkristal bestaat uit duizenden aaneenge- vroren moleculen. Al die prachtige sneeuwkristallen hebben een zeshoekig grondpatroon en haken in elkaar. Tezamen vormen ze dan een sneeuwvlok. De vormenrijkdom is legio. Bekijk dat eens door een loep oj onder het micro scoop. Maar voorzichtig. Het bouwsel is zo ragfijn en teer dat de adem het al dóet smelten. De wonde ren der schepping openba ren zich soms het schoonst in het allerkleinste.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5