Er zit heel wat LIEFDE maar het komt ernietuit! F. Huisman: Drug-gebruik is een duidelijk gebrek aan communicatie Vanavond kan het Delft zffn, morgen Groningen een jeugdgebouw, een kerkeen echoot, waarin de heer F. Huisman uit Apeldoorn een niets verhullende en avondvullende toespraak over drug-gebruik houdt. Meestal is de zaal wel vol, want het onderwerp is „in" en de heer Huisman staat overal in het land bekend als een geheid deskundige; a/s instructeur opsporingsleer in rijks dienst beschikt hij niet alleen over feitenkennis, maar ook over praktische ervaring. Zo vaak als men in het land een beroep op hem doet om er iets over te vertellen, probeert hij daaraan tegemoet te komen. Tijdenlang was hij iedere avond op pad, de zaterdag incluis, nu beperkt hij het tot drie of vier avonden per week. Hij spreekt dan voor alle soorten groepen die men in dit land op de been kan brengen: van huisvrouwen tot hippe jeugd. Waarom doet hij dat? Een onzer redacteuren reisde de heer Huisman eens achterna op zo'n avond. Hij hoorde hem bijna drie uur lang staccato spreken en zag hem een waarlijk historische serie dia's vertonen. Daarna kwam een discussie op gang, waar de stukken af vlogen. Stukken met vlijmscherpe kantjes, maar tegen het middernach telijk uur bleken ze toch aardig bij elkaar te passen. Niet dat het een sluitende legpuzzel werd dat allerminst maar er kwam toch een bepaald beeld uit: het beeld van mensen, jong en oud, die samen een weg door het leven zoeken. Daarvoor trekt de heer Huisman er avond aan avond op oft Niet met een profetenmantel om en niet met de waarschuwende geheven vinger van een soort zendeling tegen drug-gebruik, maar gewoon om met mensen te praten. Hij is het bijvoorbeeld in veel dingen eens met de Amsterdamse psycholoog drs. H. Cohen, die on langs in het nieuws kwam door onderzoekingen, waarbij hij concludeerde dat in ons land ten onrechte een soort drug-psychose heerst. „Het hele denken in ons land is gebaseerd op de kleine twee procent gebruikers die stuk gelopen zijn op het gebruik van drugs", aldus drs. Cohen. „Dat is geen reële benadering. De verslaving is maar een klein aspect, maar daar wordt alles aan opgehangen. Dat percentage van twee is eigenlijk normaal als we bedenken dat van alle mensen, die alcohol gebrui ken, twee tot vier procent te vérgaat". Zulke nuchtere taal kan men ook bij de heer Huisman horen. Het gaat hem in feite om iets heel anders: drug-gebruik is vaak een uiting van gebrek aan communicatie tussen generaties en dat is erger dan het gebruik op zichzelf. En dét punt komt steeds naar voren in zijn slotwoord en bij de discussie. Vrijwel nooit wordt bij de discussie nog iets gevraagd over drugs, maar wel komt altijd een gesprek over die communicatie op gang. Voor de mensen in de zaal is dat vaak een volslagen verrassing, maar misschien werkt het juist daérom zogoed. Drs. Cohen: Kroop In de huid van de drug-gebruiker kt september 1967 begon de Amsterdamw psycholoog drs. Herman Cohen aan een diepgaand en voor Nederland uniek onderzoek naar het drug-gebruik in ons land. Hij deed dat niet ah belangstellende buitenstaander, maar als man die zich geaccepteerd weet door vele druggebruiken. Dat kostte veel tijd, energie en volharding. De onderzoeker kroop als het ware in de huid van de druggebruiker om zoveel mogelijk nuances te kunnen aanbrengen en zoveel mogelijk feiten te kunnen plaatsen tegenover vooroordelen, misvat tingen en hardnekkige stereotiepen omtrent alles wat gerookt, geslikt, gesnoven en gespoten wordt, kortom ,jdrugs". Hij legde contacten met gebruikers, die hem weer verder hielpen, zodat hij in de vrienden kringen kwam waar men drugs gebruikt. Dank zij deze contacten kon drs. Cohen 1650 lijsten met een kleine honderd vragen uitzetten. Er kwamen er 958 ingevuld terug, wat een schat aan gegevens opleverde over zaken die voor Nederland nieuw en onbekend zijn. Drs. Cohen is verbonden aan het Instituut voor Sociale Geneeskunde van prof. dr. A. Ouerido (Universiteit van AmsterdamHet onderzoek, waarvan thans de belangrijkste resultaten bekend zijn, werd op verzoek van de Federatie voor de Geestelijke Volksgezondheid gehouden. M rffn mpport produceert drs. H. Cohen het volgende cijfermateriaal over drug-gebruik In Ne derland: Er worden naast marihuana, hasjiesj, LSD, opium en amfetaminen Incidenteel vijftien andere middelen gebruikt Meer mennen dan vrouwen beginnen met drugs. De verhouding vrouwen—mannen ligt 1:3 bij de gebruikers. Drs. Cohen heeft berekend dat in 1968 in ons land tussen 13.500 en 24.500 mensen drugs gebruikten. Maximaal honderd tot vijfhonderd maakten misbruik van drugs (te véél opium of injecties). De gemiddelde leeftijd is 23 jaar. Van de ongeveer duizend ondervraagden ge bruiken er negentien iedere dag opium. Dat is ongeveer twee procent JLamme en wilde vogels strijken neer, ieder op hun eigen nest. Vooraan in de zaal dames en heren in de typische kledij van een avondje uit. Achterin de daarbij passende jeugd. En aan de kant een groep wild uitgedoste jongeren, die tegenover de con cierge al beleden hebben dat ze nog nooit in zo'n soort zaal zijn geweest. Wat die vent uit Apeldoorn te vertellen heeft over drugs, daar kunnen zij uit eigen ervaring nog wel wat aan toevoegen, zo beloven zij. Hier lijkt al een scheiding van geesten te zijn: de braven zullen bij deze lezing over drugs nog eens overtuigd worden van hun wereldwijde gelijk, „de anderen" zullen eens goed horen hoe fout ze wel zijn. Aan grensgeschillen is direct al geen gebrek: de langharigen voeren een uitdagende conver satie en een paar dames, die een beetje dicht in hun buurt terechtgekomen zijn, wapperen demonstratief met eau-de-colognezakdoek- jes. Voor dié zaal begint de heer F. Huisman nu te spreken. Hij zal liet bijna drie uur volhouden met een enkele korte pauze. De luisteraars houden het even lang vol. Er zijn geen interrupties, er wordt óók niet meer met eau-de-colognezakdoekjes gewapperd. Dat komt waarschijnlijk doordat de spreker al in de eerste minuten zijn hele publiek op één grote hoop gooit, waardoor de verschil len op z'n zachtst gezegd discutabel worden. Hij vraagt de mensen in het algemeen hoeveel slaapmiddelen zij gebruiken, hoeveel ze drinken, hoeveel ze roken en vooral waaróm ze het doen. Er hoeft geen ant woord op te komen, maar hij adviseert wel: „Probeer eens achter dat 'waarom' te komen voordat je iets zegt over gebruikers van drugs. Dan komt er wellicht een basis waarop je kunt praten met elkaar. Dat is belangrijker dan die hele drug-affaire. Drugs zijn vaak maar een enkele uiting van gebrek aan communicatie, en dat gebrek aan com municatie is erger dan het drug-gebruik". Önel en indringend pratend, flitsend met zijn dia's, geeft hij vervolgens ook datgene waarvoor de bezoekers eigenlijk gekomen zijn: een degelijk verhaal over verdovende middelen en alles wat ermee samenhangt. Maar in zijn slotwoord gaat het weer hele maal over het contact tussen mensen, tussen jong en oud en eigenlijk tussen alle mensen onder elkaar. Hij durft er het woord „lief de" voor te gebruiken en daar is moed voor nodig, want in de gewone betekenis van „liefde van elkaar voor iedereen" is het een besmet woord geworden. Het roept gedach ten op aan paradijselijke tafereeltjes van mensen, die elkaar de hele dag achterna lopen met rijk beslagroomde naastenliefde. Of van een soort hippie-liefde voor de hele wereld, die vaak evenmin tot resultaten leidt. Maar de heer Huisman heeft het over een keiharde liefde: die van realiteitszin, van het eerst jezelf kennen en dan met een ander kunnen praten. Bij de discussie blijkt dan opeens niemand meer te denken aan het stellen van vragen over drugs. Er is iets veel interessanters aan de orde gekomen: ouderen en jongeren in al hun variaties zijn aan het praten geraakt over hun gebrek aan communicatie. Het blijkt helemaal niet moeilijk te zijn hen daarover aan de gang te krijgen - dit probleem leeft immers veel en veel sterker bij de meesten van ons dan die hele drug- ge schiedenis. Er wordt enorm veel losgewoeld, dingen uit het huiselijke en het strikt persoonlijke leven. De diaplaatjes over de drugs staan nu stil en koud in hun cassettes. Mensen pro ONDER DE MENSEN beren onder woorden te brengen en vooral te voelen wat echt contact met elkaar betekent. Niet zelden komt er een zeer onorthodoxe plaatselijke gesprekskring uit voort, die nog lange tijd blijft werken. De heer Huisman blijft daar op het eind niet meer bij staan. Er moeten anderen zijn die er desgewenst wat leiding aan geven of nog liever er gewoon tussenin springen zónder duidelijk leiding te geven. Het werk is gedaan. Voc 'ooral één ding: deze heer Huisman preekt niet, evangeliseert niet, indoctrineert niet. Hij zegt alleen: „Zolang jongeren naar communicatie moeten zóeken is er iets mis. Dan is er al een tekortkoming en niet alleen bij hen: minstens even eig is die tekort koming er bij de ouderen, wie dat dan ook zijn. Maar het gekke is, dat de liefde vaak niét ontbreekt. Er zit heel wat liefde onder de mensen, maar het komt er niet uit. Ddt is gebrek aan communicatie". Het klinkt allemaal wat moeilijk, maar zodra mensen er onderling over aan het praten raken wordt het vaak eenvoudiger. Dan ontdekken ouders dat geen ander ook niet ene meneer Huisman uit Apeldoorn hun kan vertellen hoe ze kunnen leren hun kinderen te begrijpen. Ze hebben die kinderen zelf verwekt, gedragen, lopen ge leerd. Als ze dan nog niet weten hoe ze het vaak merkwaardige gedrag van die jeugd moeten begrijpen, dan kunnen ze maar één ding doen: eerst zichzelf leren kennen, eerst te weten komen wat ze zelf doen en waaróm ze het doen. Als hij zo staat te praten stuit hij vaak op muren dat is duidelijk. Soms zijn het de jongeren die zo'n muur optrekken. Maar zodra ze zien dat er een dóódsimpele eerlij ke vent staat te praten - wie dat dan ook is - willen ze wel over die muur heen komen. Met behoud van eigen gedachten en ideeën, maar goed. Erger kan de muur zijn, die ouderen optrekken. Hij heeft staan praten tegen een gezel schap van uitsluitend ouderen, die een ver schrikkelijke muur van eigen „reinheid" en zelfvoldaanheid voor zich neerzetten. „Een glazen muur van zuiverheid", zegt hij, „hoe moet je daar doorheen komen? En wat erger is, hoe komen ze er zélf ooit doorheen, hoe zullen ze ooit een ander kunnen begrij pen? Maar soms blijkt opeens ook dié glazen muur verdwenen te zijn. Hij weet niet hoe en schrijft het resultaat zeker niet aan zichzelf toe. Er is iets aan het spelen geweest waarvan hij zelf geen weet heeft Verwon derd, verbijsterd soms, laat hij de mensen zelf verder praten. Fi n natuurlijk kan hij zijn gehoor soms mateloos ergeren. Weer zo'n zaaltje in stad of provincie. In bonte ordeloosheid zit en hangt een groep „losse jeugd" op stoelen, banken en op de vloer. Op het podium de forse, in overeen stemming met zijn leeftijd grijzende figuur Huisman, die over zijn bril heen de zaal inkijkt. Wat een stuk establishment is dat en dan vertelt hij ook nog dat hij gereformeerd is en misdaadbestrijder in dienst van de overheid. Ze lokken hem natuurlijk meteen uit zijn tent: „We praten wel eens verder als u beatmuziek in de kerk wilt hebben". Maar de man op het podium laat zich niet vangen. Om te beginnen is hij er helemaal niet op uit om die jongeren in de keric te krijgen maar dit terzijde. Verder heeft hij al huig geleerd dat fluwelen meepraten met de jeugd nooit een oplossing geeft; je oogst er alleen verachting mee van die jeugd zelf. Hij zegt dus gewoon wat hij denkt, namelijk dat hij niet van beatmuziek in de kerk houdt. „Waarom dan niet?" vragen ze. Gewoon omdat hij er meer lawaai dan communicatie van verwacht. Zo'n opmer king doet het niet best, maar er komt een vervolg. Hij zegt: „Als je toch iets in de kerk wilt doen, speel er dan soul. Maar denk er dan aan dat soul-muziek is geboren uit verdriet. Jullie zijn gek op soul. Probeer er eens achter te komen waaróm. Waarom spreekt muziek die uit verdriet geboren is, jullie het meest aan? Dan is het gesprek er al. Er komen er beslist een paar die het gegeven al voor zichzelf verwerkt hebben. Zij zeggen dat doodgewoon verdriet „om alles" ook hün basis is voor het spelen van soul-muziek. En wat is „om alles"? Doorgaans komt het weer neer op gebrek aan communicatie, het missen van aansluiting, het niet zien van liefde die ergens moet zijn maar waar? Niemand krijgt gelijk in zo'n gesprek, de jongeren niet en de ouderen met Het gaat er alleen om dat iedereen probeert zichzelf te kennen. Dan staan de pijlers voor de brug van de communicatie er al. i rritatie vaak ook bij ouderen, maar dan in omgekeerde richting. Zij kijken heel anders tegen die man op het podium aan dan de jongeren. Van hen mag hij het establishment zelve zijn, móet hij het zelfs zijn. Ze verwachten niet anders dan een praatje over drugs, waar ze van buitenaf wel eens tegenaan willen kijken. Maar dan komt hij hun vertellen dat veel algemeen geldende opvattingen berusten op overlevering, con ventie en vooroordeel. Hij schroomt zelfs niet de naam van de Almachtige te gebrui ken; we beroepen ons vaak al te lichtvaardig op Gods wil als we onze eigen overleefde opvattingen willen propageren, zegt hij. In zo'n gezelschap kan dat net zo hard aan komen als die opmerking over beat in de kerk bij de jeugd. Nog erger wordt het als hij regelrechte voorbeelden gaat noemen. Dan* gaat het gesprek soms naar de pornografie, zaken die mede op zijn dagelijkse werk terrein liggen. Voor jeugdleiders houdt hij er speciale instructiebijeenkomsten over, maar in een gewoon gesprek wil hij er ook wel iets over kwijt. Dit: er is zóveel ongegronde afweer, zóveel angst, er zijn zóveel kreten dat alles, waarmee we niet direct raad weten, zondig wordt genoemd. Binnen ze kere grenzen zou hij wat meer begrip willen hebben. De grenzen liggen bij de liefde: waar die ophoudt gaat alles over de schreef. Maar binnen die grenzen kan meer mogelijk zijn dan op het eerste gezicht lijkt. Hij vertelt dit op zo'n avond niet uit liefhebberij, maar om ook hier weer - contacten te leggen tussen de generaties. Ouderen móeten zich er eigenlijk in ver diepen, willen ze er met hun kinderen over kunnen praten. Die jongeren weten er heus wel het een en ander van. Als ze er thuis niet over kunnen praten is er wéér een mogelijk heid van communicatie weggevallen. Op zo'n avond blijken veel ouders dat, na aanvankelijke irritatie, toch te begrijpen. Ze voelen dat niet zelden als een bevrijding. £-Jo gebeurt er van alles op deze avonden, die simpelweg worden aangekondigd als „lezing over drugs". Soms roept een jongere door de zaal: „Man, ga toch eindelijk eens als mens praten". Dan weet de spreker, die zich verre van volmaakt voelt, dat het contact er nog niet is maar hij zal doorgaan totdat het contact er wél is, al wordt het nacht. Een andere keer kondigt een groep aan een aantal „rotvragen" te zullen formuleren. Als de tijd daarvoor aangebroken is zegt de woordvoerder: „We willen er eerst nog eens over denken" en dat gebeurt dan op staande voet. Als ouderen daarbij kunnen méé- denken is het geen verloren avond voor niemand. Het trekt allemaal nogal de aandacht in ons land: de heer Huisman heeft voor het komende seizoen tweehonderd lezingen moeten afzeggen. Zou hij niet voor de televisie willen, om nog meer mensen tege lijk te bereiken: Nee, daar begint hij niet aan: „Zo'n stuk glas, door zo'n stuk glas kun je wel tegen de mensen praten, maar niet met elkaar. Ik moet weerwerk hebben als ik wat zeg, want de waarheid ligt altijd in het midden. Die moetje samen vinden". Ja. Thuis. Op straat. Overal waar het leven je, of je het wilt of niet, als mensen samen brengt

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 16