M aar daarmee is de ballotage nog niet
voltooid. Als de telefonische afspraak is
gemaakt en de mensen naar het hondje
komen kijken, wordt er nóg eens gepraat.
Mevrouw Siebelink schildert de geneugten
van het honden houden in de somberste
kleuren af. Een jong hondje bijt wel eens
iets kapot, weet de nieuwe baas dat? Goed
hondevoer kost geld, is dat ook bekend? En
is het hele gezin bereid, de hond als echte
huisgenoot op te nemen en niet als een
speelgoedje, dat je in de schuur of op zolder
zet als het spel verveelt?
v
Ho
DE GEZELSCHAPSHOND
„In de grote stad Tan Londen, wonen
honderdduizend honden, die op sanitaire
gronden, telkendage vele malen, stilstaan bij
lantarenpalen" zo leert ons de dichter Daan
Zonderland. Hij zal ze, in het uur van zijn
inspiratie, wellicht niet hebben geteld en dat
is maar goed ook, want daar is geen begin
nen aan. Ook niet in ons land, waar de
schattingen variëren van drie- tot vierhon
derdduizend. Elk jaar komt er een flink-
aantal by en wel in een tempo, dat de groei
van de menselijke bevolking met vele kop-
lengten slaat. Ook daarvan zijn weer moei
lijk cijfers te geven, maar by de hondelyke
burgerlijke stand, oftewel de Raad van
statussymbool en ik-streler
D.
D.
De hond is wat de
mens van hem maakt
i,
„Zo'n ding"
of
„zo'n exemplaar"
wordt
niet
verkocht
„Ga eerst eens
kijken en praten
voordat je een
hond neemt"
EERBIED
voor het leven in de kennel
n haar boxerkennel Trixantia aan de Ds.
Van Dijkweg 47 in Doetinchem pakt me
vrouw H. G. B. Siebelink-Tiekken een pup
van drie weken uit het nest. Dat is wel een
liefelijk gezicht, maar wat houdt een mens
dan eigenlijk in zijn handen? Zo'n levend
hoopje hond vertegenwoordigt een duizen
den jaren oude relatie tussen mens en hond.
Wellicht is in de tijd van de holenmens het
wilde dier, waar later de hond uit zou
voortkomen, eens komen snuffelen bij het
kampvuur. De holenmens gooide hem een
stuk vlees toe en het beest kwam terug
telkens weer, totdat er wederzijds vertrou
wen groeide. .De holenmens kan toen op het
idee zijn gekomen, dat het beest hem
eigenlijk best een handje kon helpen bij de
jacht. Waarnadie viervoetige jachthulp al
gauw een huisvriend werd.
Wie deze theorie wat al te fantastisch
▼Indt, mag er een betere voor in de plaats
geven, maar de conclusie zal dezelfde zijn:
mens en hond trekken al heel lang met
elkaar op. Vandaar dat het krioelende hoop
je hond in de hand van een mens aanspraak
kan maken op zekere rechten. Recht niet
alleen op een stuk eten en goede verzorging,
maar ook recht op behandeling als vriend
van duizenden jaren her. En dat begint al in
de kennel, van waaruit de pup straks - acht
weken of drie maanden oud, soms nog wat
ouder aan zijn baas wordt verkocht.
Mevrouw Siebelink past bijvoorbeeld een
strenge selectie toe: „Als ik sommige men
sen aan de telefoon krijg weet ik, dat ik hun
nooit een hondje moet verkopen. Als ze
bijvoorbeeld vragen of ik nog „zo'n ding" of
„zo'n exemplaar" voor hen heb, zit het vaak
!fout. Het gaat dan vooral ook om de manier
waarop ze zoiets zeggen. Je hóórt gewoon
dat het geen mensen voor een levende hond
zijn".
Het is een uiterst vriendelijk kruisverhoor,
waarbij een onwaardige broeder in de ge
meenschap mens-en-hond al gauw door de-
mand valt. Daarom heeft meVrouw Siebelink
het liefst, dat van zo'n gezin minstens ook
de vrouw meekomt. Duwt die het jonge
hondje al meteen van zich af, als het
kronkelend en kwispelend tegen haar aan
komt staan? Dan geeft dat te denken. Is er
dan tenslotte en pup verkocht en blykt het
thuis tóch niet te gaan om de een of andere
reden, dan neemt ze het diertje liever terug
dan dat het ergens anders terecht komt.
Iedereen die een hond meeneemt van
Trixantia, moet de plechtige belofte afleg
gen dat hij onmiddellijk zal waarschuwen als
de hond weg moet ook al is het jaren en
jaren later.
„Nazorg", noemt mevrouw Siebelink dat
en die nazorg neemt ze hoogst serieus. „Er is
alle reden voor om het zo serieus op te
vatten", zegt ze; „als fokker heb je die
honden op de wereld gezet. Mag je dan
gewoon als mens ook verantwoordelijk blij
ven voor wat er verder mee gebeurt? Er
wórdt al zoveel afgemarteld met honden,
doe dan als fokker tenminste wat je kunt".
Too
oor zichzelf neemt ze die zaken minstens
even hoog op. Zo kent de kennel Trixantia
bijvoorbeeld een „bejaardentehuis" in een
bijkeuken, vlak bij de mensen, want daar
zijn die oude honden graag. Ze zijn niet
meer geschikt voor de fok, vertonen allerlei
ouderdomsverschijnselen en zouden zake
lijk gezien een spuitje moeten hebben,
want ze kosten heel wat aan voer. Gaan ze
tenslotte dtóch dood, dan wordt hun plaats
weer ingenomen door een collega uit de
kennel, die de pensioengerechtigde leeftijd
heeft bereikt. Op een totaal van bijna dertig
honden telt Trixantia op 't ogenblik drie
bejaarden. Er zijn kynologen, die een beetje
vreemd aankijken tegen de omslag die me
vrouw Siebelink met dit alles maakt, maar
ze houdtvol: „Door mijn toedoen zijn al die
honden op de wereld gekomen, ik zal ze er
doorheen helpen ook". Dat de financiële
baten van de kennel op deze manier nooit
indrukwekkend worden, komt op de tweede
plaats. Toch is mevrouw Siebelink allerminst
een wereldvreemde dierenvriendin, die al
leen maar lokkend en troetelend langs de
rennen met haar honden lodpt. In de harde
wereld van de vak-kynologen en bij de Raad
van Beheer heeft zij als fokster een uitste
kende naam en haar honden gaan niet alleen
door het hele land, maar ook naar het
buitenland. Een enkele proeve van kwaliteit:
naast veel prijzen op de tentoonstellingen
kreeg zij onlangs bij de Nederlandse Boxer
club de tweede prijs voor het grootste aantal
door haar gefokte honden met het predikaat
uitmuntend. Zoiets krijg je bepaald niet
door je honden alleen maar aan te halen: je
moet deze liefhebberij dan door en door
kennen.
Loe komt iemand daar eigenlijk in te
recht? Vaak gaat het geleidelijk en zit de
kennelhouder er tot over de oren in voordat
hü er zelf erg in heeft. Zo is het ook
mevrouw Siebelink vergaan. Samen met haar
man, in leven directeur van de Raiffeisen-
bank in Doetinchem, had ze altijd al hon
den. Er kwam eens een nestje boxers met
heel mooie vererving. Op die lijn fokte zij
nog een poosje door en zo ontstond een
stam, waarvan het jammer zou zijn om hem
gewoon te laten ophouden. Voor de ken
ners: zij heeft nu een zelf doorgefokte stam,
waarin ander bloed is gebracht waar dat
nodig was. Voor de niet-kenners: zo kun je
prachthonden krijgen, ook qua karakter,
maar je moet wèl het een en ander over
erfelijkheidsleer weten. Wie daar het nodige
van weet, kan doorfokken steeds met de
beste honden zonder dat er kwalijke inteelt-
verschijnselen ontstaan.
En dan maar naar tentoonstellingen, na
tuurlijk, waar de keurmeester onverbiddelijk
de vinger legt op eventuele fouten; zijn
correcties vormen voor de fokker hoeveel
hij er zelf ook van weet vaak waardevolle
aanwijzingen. Zo kan een goede kennel van
de grond komen, die tot in lengte van dagen
door-en-door gezonde en mooie honden
aflevert. Goede honden ook van karakter,
waar een zinnig mens altijd nog het meest
op zal letten als hij plezier van zijn hond wil
hebben.
J vo'n kennelhouder heeft er intussen wel
de handen vol aan. De dag bij mevrouw
Siebelink begint met het naar buiten bren
gen van alle honden voor de beweging, die
nog belangrijker is dan ochtendgymnastiek
voor mensen. Terwijl dan de puppies eten
krijgen, begint binnen de telefoon al te
gaan: mensen die advies vragen, mensen die
een afspraak willen maken en zo nog het een
en ander. De voordeurbel zorgt voor een nog
meer tijd vragende aanvulling, 's Middags het
schoonmaken van de rennen en binnenplaat
sen, het voer klaarmaken en het voeren, het
de straat op gaan met tentoonstellings
honden niet om ze overal te laten zien,
maarom hen te wennen aan de wereld
buiten. Het kijken, of er geen ongerechtig
heden tussen het stro zitten. Het ontwor
men van jonge hondjes. Dan is het al gauw
donker en als er geboorten verwacht wor
den, gaat een stuk van de nacht er ook
gemakkelijk mee heen.
Dat zijn dan zo een paar dingen, die nog
voor allerlei uitbreiding vatbaar zijn. Intus
sen kan een mens daar veel plezier aan
beleven - „maar als ik tegen mijn geweten
in moet gaan werken voor geld, gooi ik net
zo lief de hele boel erbij neer", zegt me
vrouw Siebelink.
Dèt is eerbied voor die relatie van duizen
den jaren her.
mm iü
Beheer op kynologisch gebied in Amster
dam, kan secretaris dr. J. Oskam wel een
enkele aanwijzing geven. Ook niet méér dan
een enkele aanwijzing, want alleen ras
honden worden geregistreerd en dat nog op
bepaalde voorwaarden: in totaal zijn het er
op 't ogenblik zo'n tweehonderdduizend.
Toch een paar cijfers: in het tiental jaren
tussen 1902 en 1912 werden 1655 honden
ingeschreven, tussen 1952 en 1962 waren
het er 123.000 en de laatste zeven jaar al
bijna 174.000. Per jaar komen er nu zo'n
25.000 bij. Hoeveel er weer af gaan, is
moeilijk te bekijken, want er bestaat geen
aangifteplicht van overlijden, zodat men bij
de Raad van Beheer maar een gemiddelde
leeftijd van zeven jaar per hond aanhoudt.
te bezoeken, want die zijn ervoor. Je kunt
dan tevoren eens rustig bekijken welke
eigenschappen een bepaald ras heeft. Is er
goed mee gefokt, dan is het ook weer bij
onjuiste behandeling natuurlijk vrijwel
zeker dat het jonge hondje straks de eigen
schappen blijkt te hebben, die ervan werden
verwacht.
O Wat de boxer voor velen aantrekkelijk maakt is de combinatie van moed en
vriendelijkheid in zijn karakter. Bovendien behoort hy tot de honden, aan wie een
duidelijk waarneembaar gevoel voor humor wordt toegeschreven.
O Evenals vele andere kennel-eigenaren die één bepaald ras fokken, heeft mevrouw
Siebelink een huishondje van een ander ras, dat er t6ch een beetje op lykt. In dit
geval is het de in ons land weinig voorkomende (Amerikaanse) Bostonterriër.
0 ...en wie daar al iets van gezien heeft, staat daar als een robuste boxer, oplettend en
als een rondborstige vriend voor zyn mensen.
0 Als pup van ruim drie weken snap je er nog niet zoveel Van.M
Was Blondi, de herdershond van
Adolf Hitler, een naziHet lijkt een
irreële vraag, maar zij wordt - in een
iets andere vorm - vaak gesteld aan
hondevrienden. De opponent zegt dan
bijvoorbeeld: .Jullie geven nu wel
hoog op over het karakter van een
hond, maar diezelfde hond is even
trouw aan een oorlogsmisdadiger als
aan een bejaarde darpe. In de oorlog
hebben honden in opdracht van nazi's
mensen in stukken gescheurd.
Helaas het is waar en het is ook
geen vraag waar omheen gedraaid
moet worden. Maar juist in bepaalde
gevallen blijkt, wat een mens van een
hond kan maken. Geen hond komt ter
wereld als een kwaadaardig wezen. Hij
zoekt aansluiting bij de mens en die
mens vormt zijn karakter. Je kunt
zo'n karakter in een goede richting
leiden en in een kwade richting: die
hond, met al zijn intelligentie, weet
niet beter en kijkt in vol vertrouwen
op naar zijn baas. Als die baas een
slecht of een dom mens is, kan hij een
duivel van zijn hond maken op allerlei
manieren. Het ene honderas is daar
gevoeliger voor dan het andere, maar
de meeste honden nemen een kwade
les even gemakkelijk aan als een goe
de. Bovendien hebben veel honden de
neiging - zonder meer op hun baas te
gaan lijken in negatieve of positieve
zin, vooral wanneer ze erg veel met
elkaar optrekken. Hiervan valt niets
meer te zeggen dan dat de mens als
verantwoordelijk levend wezen ook
veel verantwoordelijkheid draagt te
genover zijn hond.
De herdershond Blondi van Adolf
Hitler is doodgegaan aan een gif
ampul, die men op hem uitprobeerde
toen in 1945 de Russen de belegerde
Führerbunker naderden. De in het
nauw gedreven kopstukken van het
Derde Rijk waren van plan ook zo'n
ampul in te nemen, maar ze moesten
eerst zien of hij wel goed werkte. Hij
werkte. Maar die hond heeft nooit
geweten waarvoor zijn bazen hem
tenslotte gebruikten.
Met een andere baas zou Blondi
misschien speelhond in een kinder
crèche zijn geworden.
^ie snelle toeneming van het aantal
honden is voor een deel een welvaarts
verschijnsel. Maar dr. Oskam, met dertig jaar
huisartspraktijk achter de rug, noemt de
vereenzaming van vele mensen als een min
stens even belangrijke factor: een hond doet
daar vaak meer aan dan velen na oppervlak
kige waarneming denken. Dat is altijd al zo
geweest en nu is daar dan de welvaart nog
by gekomen met ook op kynologisch gebied
soms vreemde verschijnselen.
Hier en daar zie je de hond bijvoorbeeld
duidelijk als statussymbool opduiken: we
moeten een mooiere of een grotere hond
hebben dan de buren. Dan gaat het net als
met auto's, maar met dit tragische verschil:
een hond heeft zelf óók gevoel.... Voorts is
er de kleine man, die thuis of op zyn werk
of op beide niets te vertellen heeft en
daarom een verschrikkelijk grote hond
neemt, tegen wiens ruige lijf hij zyn gefrus-
teerde „ik" kan strelen.
Overigens zyn vele kynologen het er over
eens dat het allemaal niet zo erg is, als die
hond dan ook maar goed verzorgd wordt.
Maar daaraan wil het nog wel eens manke
ren. Een goed gevoede hond kan het slecht
hebben doordat hy te weinig beweging
krijgt. Wordt hij dan vals dan krijgt hij
zelf nog de schuld ook. Kortom, overal waar
een hond het niet heeft zoals hy het
„persoonlijk" zou moeten hebben, is sprake
van onvoldoende verzorging alle goede
bedoelingen ten spijt. Doorgaans blijven ook
de gevolgen van die tekorten niet uit: in de
asiels, waar veel honden nadat zy „maat
schappelijk mislukt" zijn terechtkomen,
weet men daarvan mee te praten.
Kan
dr. Oskam een paar algemene ad
viezen geven waarmee de risico's van zo'n
mislukking beperkt kunnen worden? Jaze
ker. Laat, om te beginnen, iedereen die een
hond wil hebben, zich goed realiseren dat hij
een levend wezen met een eigen persoonlijk
heid in huis neemt. Je kunt een hond
opvoeden, maar zijn eigen persoonlijkheid
moet hij houden. Neem daarom in een flat
nooit een hond, die van nature nerveus of al
te waaks is: hij zal met zijn geblaf alle buren
horendol maken. In een flat evenmin een
kordate hond, die het niet goed vindt dat de
buurman óók mee wil in de lift. In een
kleine kamer geen hond, die met zijn staart
het hele servies van de tafel veegt in een
plotselinge opwelling van hondelijke vreug
de. Laat iemand die zelf al nerveus is geen
onrustige hond nemen, dan maken baas en
hond elkaar stapelgek.
Zo valt er nog meer te zeggen, maar dr.
Oskam adviseert vooral iedereen, eerst een
paar boekjes over honden te lezen voordat
hy ergens aan begint En tentoonstellingen
'aarmee komt het gesprek vanzelf terug
op het nut van tentoonstellingen, streng
fokken op ras en dergelijke zaken meer, die
door velen als onzin worden beschouwd.
Een hond is toch een hond, nietwaar? Dat
laatste wordt zelfs in de heilige hallen van
het Kynologenkantoor in Amsterdam be
aamd, en dr. Oskam spreekt uitsluitend
waarderende woorden ook over de gewone
straatfik zonder stamboom. Je kunt er een
fyne hond aan hebben, die helemaal niet
zwakker hoeft te zijn dan een rashond. Maar
het doelbewust fokken op ras, geeft het
voordeel, dat je met tamelijk grote zeker
heid kunt zeggen watje krijgt. Daarvoor zijn
in ons land vele goede fokkers, bekend bij
de Raad van Beheer, dagelyks in de weer.
Zo komen ze ook naar de tentoonstellin
gen om hun resultaten te laten zien en daar
prijzen voor te krijgen. Een onderscheiding
betekent gewoon, dat je een goede hond
hebt gefokt waarmee verder te werken valt.
Daarom is zo'n tentoonstelling ook dè
plaats, waar een aanstaande hondebezitter
wat wyzer kan worden voordat hij eraan
begint. „Ze moesten dat eigenlijk als een
normale zaak beschouwen," zegt dr. Oskam;
„als je een wasautomaat of wat dan ook
koopt ga je toch óók eerst uitvoerig infor-
irieren? Waarom dan niet als je een hond
neemt, een levend wezen, dat nog veel meer
dan een dood ding een gebruiksaanwijzing
nodig heeft?
^^ogelijkhede* om zo'n gebruiksaanwy-
zing te krijgen heboen we genoeg, dat mag
nu wel duidelijk zijn. Behalve de tentoon
stellingen zyn er de boeken en de boekjes,
waarin de handel ruim gesorteerd is. Met
tamelijk grote zekerheid kan iemand er
achter komen, welke hond het best bij hem
zijn gezin en zyn woonruimte past. Als hij
die hond dan ook nog mooi vindt en dat
is natuurlyk een heel persoonlijke zaak
moet hij er nog achter zien te komen waar
zo'n hond te krijgen is. In veel plaatsen zijn
ras- en algemene kynologenverenigingen,
aangesloten bij de Raad van Beheer, die hem
verder kunnen helpen. Maar ook via de Raad
van Beheer zijn adressen van kennels te
krijgen. Een goedkope hond krijgt men daar
in 't algemeen niet (de prijzen variëren zo'n
beetje tussen f 175 tot f350 voor een pup
van acht weken), maar het fokken van een
goede hond is duur en de kennelhouder
wordt er zelden rijk van. Wel kan hij er dan
een aantal garanties bijgeven, die de nieuw
bakken baas en zijn hond wellicht veel
narigheid besparen. Ook is hij in 't algemeen
bereid, de hond binnen een bepaalde termijn
terug te nemen „als het niet gaat". Maa-
nogmaals, bij 't asiel is ook vaak een fijne
hond te krijgen, zonder stamboom dan wel,
maar met een goed karakter. In dat geval
moet de asielbeheerder er de voorlichting bij
geven en verder geldt hier alles, wat zojuist
al over de aanschaf van honden in 't
algemeen is gezegd.
En dat alles is alleen gezegd om hen, die in
het komende jaar baas worden van de
hondenlichting 1971, daarop alvast wat voor
te bereiden.