Literatuur in de jaren 60 1 Qfi4 Franse coutu- riers kondigen een stijl aan die beant woordt aan de verlangens en de bruisende manier van le ven van de jeugd. Frangoise Hardy en Sylvie Vartan to nen lieve tailleurs in pastel tinten. 'piEN JAAR mode. Tien jaar of wel een zevende deel van ons leven, als we ten- tminste dat gemiddelde cijfer even mogen aanhouden. Wie iweet nog wat hij of zij gedra gen heeft in 1966, in '63 of in '60? Alleen aan de hand van gebeurtenissen is het nog te achterhalen, omdat we in ons hele leven het zelfvertrouwen aan ons -uiterlijk ontlenen. ITien jaar geleden droegen echtgenoten en chefs, onder wijzers en winkelbedienden kostuums met brede revers, brede schouders en als zij een beetje modebewust waren smalle broekspijpen. Tien jaar geleden droegen wij graag mantelpakjes, met liefst Prince de Galles ruiten, een corsage op de revers en spits geschoeide voeten Weet u het nog. U droeg wij de rimpelrokken tot over de knie, dat was al jaren mode. De mantels waren wijd, schwaggerachtlg. Het haar was keurig gekapt, een stevig per manent, daar kon je alle kan ten imee uit, en bij de jongeren kwamen kortgeknipte hoofdjes. In feite was de kleding in het begin van de roerige jaren zestig nogal burgelijk en fan tasieloos, hoewel we ons heel normaal voelden. De invloeden uit het buiten land waren gering in vergelij king met nu. We durfden ook minder. Iedere vrouw die een opvallend gekleurde jurk droeg of haar knieën liet zien heette ordinair. 1 Qfift De make-up mat, J<je iippen en nagels waren bloedrood. Handschoenen en een aflo pend parelsnoer en oorknop pen hoorden in ieders garde robe. Zomerse doorknoopjurk- jes waren het enige jeugdige van het modebeeld. Nylon re genjassen (antracietgrijze) wa ren een nouveauté van de eer ste orde. Maar Lia Dorana die in een cape door Rotterdam wandelt, is een excentrieke verschijning. 1QAQ Hoe was de vrouw ±:7\JtJ van <jat jaar Ze komt uit de modebladen op ons toe als een ieeftijdslotte elegante vrouw met e»n mysterieuze blik vanonder de hoge wenkbrauwen. Haar rok ken neg steeds over de knie, haar benen in nylonkousen waarvan de naad altijd scheef dreigt te gaan zitten. Een gro te witte kraag is „in" hoewel we dat begrip onder die naam nog niet kenden. Ook onmis baar waren de smalle leren rolkragen en kleine, helmach tige hoofddeksels. Trouwens, ook de fbreton, de hoed met de omgeslagen rand, en capes komen in het mode beeld. Het toekomstige topmo del „the schrimp" laat er zich in fotograferen. Nancy Kwan laat zich voor de film The wild affair het lange haar af knippen. Kapper Vidal Sas- soon deelt na afloop mee dat Nancy tijdens het knippen rustig heeft zitten schaken. In feite luidt Nancy Kwan met dit korte sluike kapsel een nieuw modebeeld in. Op het hoofd een panama en Soms onder de kin een gro te strik. De knieën blijven 'be dekt, de voeten steken in lage schoenen of in .pumps met open hiel. Witte accenten als een camelis houden het vrien- De mode bekende kleur délijk. De marmen dragen als ze jong en moedig zijn jasjes met splitten achter of opzij. Johnny 'Hallyday, Tony Per kins en Steve McQueen zijn de lichtende voorbeelden. Bla zers, rtriedelige kostuums en pantalons met rechtvallende pijpen zijn nu mode. 1 Qfi1! Courrège schokt met zwart-witte geome trische modellen. Ma ry Quant in Engeland wint aan invloed. Zwart en wit in ruitjes, banen of strepen. Het is binnen een seizoen allemaal opart wat de klok slaat. Nog •nooit is de confectieindustrie zo bij geweest als in deze pe riode. Oorhangers, armban den, witte kousen en laarsjes, zelfs tassen en ondergoed verschijnen in opart-kleuren. In Engeland verschijnen de eerste 'minirokken. Nou ja, mini, de kniëen zijn Onbedekt, dat wel. 1 ^an nu af worden de 17UU rokken korter. Er is meer behoefte aan so ber opgebouwde modellen, een vierkant uitgesneden armsgat, een iets afstaande col. Mary Quant doet zoveel voor de Britse export dat ze tot Dame wordt geslagen. In Parijs is Paco Rabane al. enige jaren •bezig met ringetjes en pailet- ten. Hij wordt saber met me talen maliënkolders, Iter plastic, en op dit moment is hij, terug naar de natuur, weer bezig met leer. Maar zijn ideeën, evenals die van Courreges en Quant en van Emmaneulle Khanh, werken lang door. Vrouwen hebben letteriijk minder aan hun lijf dan vroe ger. Geen verstevigde beha's (liever helemaal geen zeggen de nieuwlichters), geen insnoerende corsetten of pan ties. De jarreteüigordeltjes zijn niet meer aan de straatstenen kwijt te raken. Kousen (al lang zonder naad) verliezen terrein aan de pantykousen, die de minirokmeisjes en an dere meer 'bewegingsvrijheid geven. 1 QfiR ^aar van een korte Bonny- en Clyde-periode. Een driekwart mantel tot op de kuiten, een garbo-achtige hoed. Schoenen zijn forser en bteed en er is een totale nostalgie naar de lang niet leuke jaren dertig. De Britse meisjes hebben een onschuldi ge make-up: appelwangetjes, sproeten en grote verbaasde ogen. De haren zijn sluik of •hangen in, pijpekrullen langs het gezicht. "I QAQ Het jaar tenslotte ±y\jy waarin alles kan. Zi- geunerinnejurken, mini jurken, mini- en maxi- rokken, enkellaarsje® en knie laarzen, broekpakken en in diaanse fraaie vesten. Wat is er veranderd in tien jaar? Heel veel. Meer ook dan je kunt overzien, want niets is moeilijker te achterhalen dan de geschiedenis die nog to deze tijd behooirt. Alles, heef er aan meegewerkt: de actie.' om inspraak, de bewustwor ding van de jeugd, het onbe hagen van de ouderen. Wat er gewonnen is, dat is de verre gaande democratisering van de mode. Iedereen, ook de grote cou- turehuizen, doet mee met 'boe tiek en confectie-collectie. De confectieindustrie reageert sneller dan tien jaar geleden op bepaalde nieuwtjes. En wij kopen gelukkig met heel wat meer durf dan toen. De man is meer dan vroeger modebewust geworden. Hij zal in zijn vrije tijd progressiever gekleed gaan en tenslotte waarschijnlijk ook tijdens het dagelijkse werk. Folklo ristische trekjes zullen de vrouwenmode af en toe verle vendigen en ondertussen dra gen we de kleding die we comfortabel vinden, pantalons, jumpsuits, tunieken en vesten. Als je het goéd 'beschouwd i* er in tien jaar inderdaad' een hele generatie ingehaald. F\E vernieuwingen in de Nederlandse literatuur spelen zich meestal in de poëzie af. Dat was in de jaren vijftig met de Vijftigers zo, de jaren zestig onderscheidden zich daarin niet. Opvallend is de betrekkelijke stilte rond de grote prozaschrijvers van de jaren vijftig. W. F. Hermans publiceerde zijn laatste roman, "Nooit meer slapen' in 1965. Gerard Kornelis van het Reve worstelt sinds het verschijnen van zijn brievenboek „Nader tot u", uit datzelfde jaar met zijn grote boek (Grote Boek) van het Violet en de Dood. Harry Mulisch heeft zichzelf het schrijven van romans ver boden. Hugo Claus is zeer produktief (ioncel), maar zijn voor dit najaar aangekondigde roman 'Schaamte' zal voorlo pig nog niet versch'jncn. Louis Paul Boon lijkt na ecu indrukwekkende prod uk tie definitief te zwijgen als ro mancier. Remco Campert schrijft liever korte verhalen en gedichten en Cees Noote- •boom heeft zich na zijn roman 'De ridder is gestorven' defini tief in de journalistiek gestort. "VERNIEUWINGEN in het v proza waren er m.i. maar sporadisch. De boeken van Hugo Raes en Gerrit Krol lij ken een nieuwe tendens aan O Gerrit Kouwenaar te wijzen om nogal rigoureus van de continuïteit van de ro man af te wijken oo fragmen ten, brokstukken te schrijven die in een losse relatie tot ei kaar staan. Het sterkst kom. dat bij Hugo Raes tot uiting in zijn boek, lEen faun met kille horentjes', bij Krol in zijn boek 'Het gemillimeterde hoofd', beide boeken als het ware een soort inventaris van een hoofdpersoon i.p.v. een gedegen structurele opbouw. Een voorlopig eenzame ver tegenwoordiger van een in het buitenland (Frank rijk/Duitsland) steeds meer op de voorgrond komende zienswijze is Jacques Firmin Vogelaar, een jonge en pro- duktieve auteur, die het ver- brokkelingsproces, dat men al bij Krol en Raes kan waarne men, nog verder doorzet. Hij sloopt niet alleen het gebouw van de roman, maar wil ook de stenen splijten. DIJ hem lijkt de vraag centraal te staan: is het mogelijk een beeld van de werkelijkheid te geven met de taal, een aan alle kanten ina- dekwaat en door misbruik aangevreten instrumentarium. Vogelaar maakt het zijn lezers bewust niet makkelijk, omdat hij ze niet met een verhaaltje, maar met de bouwstenen waarmee -men verhaaltjes maakt confronteert. Zijn werk komt meer en meer in het te ken van de analyse, de koele research te staan, iets dat ook bij verschillende dichters uit de jaren zestig aanwijsbaar is. TYE poëzie die de bewe- ging van Vijftig is opge volgd, heeft een terugkeer tot het anekdotische gedicht te zien gegeven met als meest pregnante vertegenwoordiger C. Buddingh. Zijn lakonieke versjes met een meestal pun tige slotregel vinden op het ogenblik veel navolging. Het gevaar dat deze poëzie be dreigt wordt door de epigonen waar gemaakt: een terugkeer naar een modern soort poëzie van het klein geluk, al is het afzweren van het grote woord, retoriek (soms) een winstpunt. VAN de Vijftigers heeft Gerrit Kouwenaar het duidelijkst een ontwikkeling doorgemaakt. Zijn gedichten zijn, evenals het werk van Vogelaar, in de eerste plaats een research naar de moge lijkheden en onmogelijkheden van de taal. Navolgers met een min of meer persoonlijk stemgeluid zijn H. C. ten Ber ge, Hans Faverey en Rein Bloem. Op een iheel ander vlak lichter van toon, amusanter en aansluitend bij richtingen in de beeldende kunst als 'landart' is K. Schippers vooral in zijn bun del 'Verplaatste tafels', met hetzelfde bezig. TjEZE dichters lijken te i1-7 denken: voor wij medede lingen gaan doen, moeten wij eerst nagaan of wij medede lingen kunnen doen. Eerst moeten wij het instrumentari um uittesten voordat wij er mee kunnen gaan werken. Globaal kan men zeggen dat de nieuwste stromingen aansluiten op de hernieuwde belangstelling voor de lin guïstiek, zoals die ook in de filosofie naar voren komt. j\/J"AAR niet alle dichters zijn ondgr een stromink- je, een richting, een isme te vangen. De grootste verras sing van de jaren zestig op poëziegebied was voor mij de bundel, 'Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten' van F. ten Harmsen van der Beek, die in 1965 verscheen. Het zijn uiterst eigenzinnige gedichten met een taalgebruik waarin talloze stijlen door el kaar zijn gebruikt. Hans Ver hagen de enige nog pro- duktieve vertegenwoordiger van de Nieuwe Stijl-groep publiceerde in 'Sterren Cir kels Bellen' interessante ge dichten, die zich bezig hielden met het gebruik van het cliché in de poëzie. LTANS Vlek was in de ja- 11 ren zestig missohien wel de sterkste debutant. Zijn werk heeft wel iets van dat van Buddingh', maar heeft het voordeel wat ruwer te zijn. Dichters als Judith Herzberg, Chris J. v. Geel, J. A. Em- mens en Rutger Kopland schrijven eveneens anekdo tische poëzie, maar minder bewust anti-poëtisch, dan bij voorbeeld Buddingh'. r^EHEEL op zichzelf staat vjr de poëzie van Johnny the Selfkicker, die zichzelf liever entertainer noemt. Zijn ge dichten zijn in de eerste plaats geschreven om gehoord te worden. TJET essay is ln de jaren AJ- vijftig nauwelijks aan bod gekomen. Men leek niet erg geïnteresseerd te zijn in de analyse van de eigen resulta ten. De jaren zestig hebben een duidelijke opbloei van het essay te zien gegeven. In de eerste plaats de zeer specia listische "structurele analy ses" rond het tijdschrift Mer- lyn, maar daarnaast ook de wat minder schoolse benade ringen van mensen als Kees Fens en Paul de Wispelaere. D. Hillenius en Rudy Kousbroek vertegenwoordigen een nieuw soort essayist, dat kennis uit literaire en niet li teraire gebieden weet te com bineren. JJOPELOOS verouderd, uit een heel andere tijd! Met een schok krijgt zelfs een modekenner dat op zich af als hij ziet hoe een jonge vrouw van nu zich hult in een pakje van een kleine zeven jaar te rug. Op deze foto staan wat modestijlen van de jaren tus sen 1960 en 1970 hijeen. Hoe lang is die witte plisséjurk uit 1960! En hoe verouderd de naaldhak. De man uit 1960 met z'n brede schouders, smalle pijp en puntschoenen ziet er ook al „uit de tijd" uit. Maar bijna nog sterker verouderd is dat geruite pakje uit 1963 van het meisje met de bloem in het haar. Een soort Doris Day van vroeger. Het op-art achtige stijltje van 1965, voor het gevoel nog maar heel kort geleden, staat toch wel ver achter bij het raffinement van de mode van nu. De Bonny-mode, ook al zo'n kortstondig verschijnsel uit 1968), wil er met de grote hoed, de lange, maar niet maxi-langejurk en mantel helemaal niet meer in. De bij passende popperige opmaak evenmin. JNTUSSEN zijn we in het langdurige rijk van de minimode beland. Het meisje van 69/70 prijkt er onopval lend naar onze begrippen mee onder haar springerige kapsel en met haar larige, lange kousenbenen. Aan de man van nu althans sommige man nen van nu is de revolutie niet voorbijgegaan. Laarzen. Woest kapsel. Versiering. DAT ER tot in het speel goed toe in het gezin heel wat is veranderd aan het ui terlijk -bewijst de opkomst naast de teddybeer van steeds meer duur materiaal, zoals die vorkheftruck, elektrisch voortgedraven, van 230 gul den, waarvan er heel wat zijn verkocht met Sinterklaas. Toch blijven verwende meisjes er koel onder...

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 24