Na ons de zondvloed over de wildernis? Desnoods maar in de badkuip - als we maar een krokodil hebben 3 JANUARI 1970 Geen jaar Invoerverbod Doodgetroeteld Als de mens het wilde dier niet verjaagtdan troetelt hij het wel doodhangt het als kleding of sieraad om zich heenofeet het op „...Een half jaar oud was ik, toen mijn ouders mij, in een bundel kleren en wat papieren, over de muur van het getto in Warschau wierpen..." door M. Kopuit J7r verschijnen in de Joodse bladen over de gehele wereld nog steeds oproepen tot gezinshereniging. Nog steeds vragen Joden of hun familie leden tot de overlevenden behoren. Nog steeds pogen, nu alweer volwas sen mensen, te weten te komen wie hun ouders waren en wie hun red ders zijn geweest. Niet alleen door oorlogshandelin gen, maar veel meer nog door de Duitse Jodenvervolgingen zijn gehele Joodse gezinnen uit elkaar gerukt, zonder dat men van elkaar weet of men nog leeft. Veel kinderen, vaak thans zelf vader of moeder, kennen hun eigen naam, hun eigen ouders niet. Veel ouders hebben zelfs geen foto van hun kinderen. Slechts zelden hebben de oproepen resultaat. Maar toch in korte tijd zijn hier in Nederland twee jonge, Joodse vrou wen met hun prille jeugd geconfron teerd. De oorzaak is geweest het bij Van Gorcum te Assen uitgegeven boekje „De Joden in Nederland" (dat onlangs in dit blad werd bespro ken - red.) Mijn mede-auteur W. F. Klein en tk wilden toen we met dit boek bezig waren, ook spreken met een Joods gezin, dat het gemiddelde Joodse ge zin in Nederland zou benaderen. Ook van zó'n gezin, waarin nog jonge, kinderen moesten zijn, wilden wij vernemen hoe gedacht wordt over anti-semitisme, zionisme, de Joodse toekomst in Nederland, de godsdien stige beleving etc., zoals wij dat had den gedaan bij de belangrijkste Jood se leiders. Wij wilden daarvoor een harmonieus gezin hebben, waarbij niet teveel confrontatie met de Jo denvervolging de boventoon zou voe ren. Het was ogenschijnlijk een eenvou dige wens. Ogenschijnlijk. Want in tegenstelling tot de oudere Joden, die, om het leed dat zij op rijpere leef tijd hebben doorstaan, de pogingen die zij hebben ondernomen in con centratiekamp of in onderduik van zich af te zetten daarover vaak in een monoloog uren kunnen doorpra ten, zijn degenen die op zeer jeugdi ge leeftijd de vervolgingen hebben meegemaakt, zeer zwijgzaam. Waar anderen een gemeenschappelijke band hebben door school, vereniging of woonplaats, heeft de generatie Jo den die vandaag jonge kinderen heeft, welhaast geen binding. Als zij aan hun jeugd denken, dan is er al leen verdriet, dat niet, zoals bij oude ren, gecompenseerd wordt door han delingen die van verzet tegen deze vervolgingen getuigen. Helemaal precies kent men de ach tergronden derhalve niet. Want het is bepaald geen onderlinge gewoonte om uitvoerig en omstandig te infor meren hoe de jeugd is doorgebracht: in onderduik, wellicht in een kippe- hok (het is voorgekomen!) of in con centratiekamp. Of men zijn ouders nog heeft gekend of niet. Er zijn vele Joodse gezinnen waar van man en vrouw thans tussen de 25 en 40 jaar zijn, die van elkaar niet exact weten, wat allemaal in de jeugd is meegemaakt, en daar bij elkaar nimmer gedetailleerd naar in formeren. Het is het tegengestelde van ongeïnteresseerdheid. Het is juist gebaseerd op een diepe liefde. Om elkaar door confrontatie met het verleden geen pijn te doen. Om geen slapeloze nachten of geen nachtmer ries op te wekken. W/e gingen, mijn collega en ik, naar een jong Joods echtpaar, dat met ons is bevriend en waar we globaal de vervolgingsgeschiedenis van wisten. Het was mij bekend, dat de man in Duitsland was geboren en in 1939 als negenjarig knaapje met zijn oudere zuster naar Nederland was gevlucht. Hier in Nederland was hij door onderduiken de vervolgingen doorgekomen. Van haar wisten wij, dat zij uit Polen stamde en in Fin land was opgegroeid waar haar ouders leefden. We maakten de afspraak voor het interview en op een avond kwamen Dit is mevrouw Themans-Rubin- stein en de vroegere kapitein H. de Vries bij de hernieuwde kennismaking. Als baby over de muur van een getto geworpen ze bij ons thuis, zoals dat herhaalde lijk, maar dan alleen vriendschappe lijk en niet professioneel geschiedt. We zouden aan het vraaggesprek voor het boekje „De Joden in Neder land", dat een doorlichting van de Joodse gemeenschap wil zijn, begin nen, toen haar oog viel op het Frans- Joodse tijdschrift L'Arche. Ze bladerde er wat in. Plotseling verstarde ze. Het werd voelbaar in de kamer. Ze liet de krant zakken. Een foto werd zichtbaar. Een foto. die is afgedrukt in vrijwel alle boe ken die de nazi-misdaden tot onder werp hebben. Een foto die welhaast in alle dagbladen ter wereld wel eens is gepubliceerd. Het is een foto van twee kinderen uit Bergen Belsen. Een foto van twee meisjes uitge mergeld, innig droef kijken de kin deren de wereld in. „Dat ben ik," zei ze als antwoord op mijn vragend gezicht en ze wees op het linker kind van de foto. IVaamloos wordt de foto steeds af gedrukt. Niemand weet of de meisjes, tot symbolen van het nazi- lijden geworden, nog leven. En daar zat een van hen bij mij thuis. Het was een herkenning van haar zelf ge worden. Niet alleen verblijdend, om dat het leven is behouden. „Je moet het me maar niet kwa lijk nemen," zei ze, ,,als ik toch maar van het interview afzie. Te veel oude herinneringen komen bo ven." En ze vertelde voor het eerst in de vele jaren, dat wij elkaar ken nen, haar geschiedenis. Heel sum mier. Maar in haar kort vertelde le vensloop ligt een stuk Joodse ge schiedenis van tweeduizend jaar be sloten. „Ik ben," vertelde ze, „in 1937 ge boren in het Poolse stadje Piotrkow, in de buurt van Lodz. Het was een stadje, dat hoofdzakelijk door Joden werd bewoond. Na de komst van de Duitsers verbleven we eerst in het door de Duitsers ingerichte en afge sloten getto, nadien in concentratie kampen in Polen en vervolgens wer den we naar Bergen Belser gedepor teerd". Acht jaar was zij, toen Bergen Bel sen door de Amerikanen werd be vrijd. Ongeveer vijf jaar had ze in kampen gezeten. Meer jaren dan tóen haar halve leven telde. Wfie zal haar vragen hoe het komt, dat juist zij uit de ongeveer een miljoen vervolgde Joodse kinderen tot de kleine groep van overlevenden behoorde? Uit Bergen Belsen werd ze naar een kinderhuis in Zweden gezonden om op krachten te komen. En ver volgens geadopteerd door een Joods echtpaar in Helsinki. Dat werden haar vader en moeder, van wie wij altijd hadden aangenomen dat het haar werkelijke ouders waren. Twin tig jaar was zij, toen zij naar Israël vertrok. Daar was het, dat ze haar toekomstige man ontmoette het vroegere negenjarige jongetje dat aan de hand van zijn oudere zuster uit nazi-Duitsland naar Amsterdam was gevlucht. In Amsterdam werd in 1959 hun huwelijk voltrokken, waar zij thans twee zoontjes hebben: Mos jé van negen jaar en Jas ja (Jaacov) van zes jaar. Wij wilden een harmonieus Joods gezin interviewen. Een gezin, dat het gemiddelde Joodse echtpaar in Nederland zou benaderen een ge zin waarbij niet te veel confrontatie met de Jodenvervolgingen de boven toon zou voeren. Wij troffen een gezin, waarvan wij dachten dat het aan onze wensen zou voldoen. Maar de jonge „moeder in Israël" herken de in de bekende foto van twee naamloze meisjes uit Bergen Belsen zichzelf. Was dat nou het gemiddelde Joodse gezin. Of was het juist het gemiddelde Joodse gezin? Het inter view ging niet door. Begrijpelijk. Tn onze kennissenkring zochten we verder. We vorvden het al spoedig in het echtpaar H. Themans-Rubinstein. Haar kenden we ook als nu en dan invallend onderwijzeres op de school van onze kinderen. Wij wisten dat hij, arts en zich specialiserend voor keel-, neus- en oorarts en binnenkort promoverend, tijdens de vervolging ergens bij Nijmegen was ondergedo ken en dat zij in Den Haag, waar haar ouders leefden, was grootge bracht. Hier was dan het gemiddelde Joodse gezin. Een gezin waarin twee kinderen opgroeien: het vierjarige meisje Malka (koningin) en het twee jarig jongetje Doron (geschenk). Het interview verliep naar wens, zoals in „De Joden van Nederland" valt te lezen. Aan het slot vroeg ik nog wat biografische gegevens. „Geboren in Den Haag," stelde ik meer vast, dan ik vroeg. ,,Neen", zei zij, „dat heb je verkeerd. Ik ben als Halinka Rubinstein geboren in War schau. In 1941. Mijn ouders in Den Haag zijn mijn werkelijke ouders niet. Dat is een oom en tante." En ook zij vertelde hagr levensverhaal. „Een half jaar oud was ik toen mijn ouders mij in een bundel kleren en met wat papieren waaruit bleek wie ik was over de muur van hel getto van Warschau wierpen. Mijn ouders heb ik niet gekend. Ook heb ik geen foto van hen. Zij zijn in het getto vermoord". Het enige dat me vrouw Themans bekend is, is de naam van de straat waarin ze is ge boren. Het is haar later verteld. Boven een winkeltje moeten haar ouders hebben gewoond. Dat is alles. Met die spaarzame gegevens moet ze het doen. Ze werd aan de „goede" zijde van de hoge, met prikkeldraad en glassplinters afgezette muur van het Warschauer getto gevonden door een goede Poolse politie-agent. Een toeval in die dagen. In zijn huis heeft ze de oorlog overleefd. „Na de oorlog werd ik opgemerkt door een Amerikaanse legerrabbijn," vertelde ze verder. Hij had haar als Joods meisje herkend en meende dat ze terug moest in de rijen van het volk waartoe zij behoorde. „Door hem ben ik in een Joods weeshuis in Polen gekomen. Maar de contacten met mijn pleegouders werden niet verbroken. Ze zijn blijven bestaan, totdat mijn pleegouders enige jaren geleden zijn overleden". Lang is Halinka Rubinstein niet in het Joodse kindertehuis in Polen ge bleven. Er braken weer pogroms uit in het nog maar zo kort bevrijde Polen. De jonge inwoners van het te huis werden naar Tsjecho-Slowakije in veiligheid gebrgcht. Vele honder den oudere Joden voegden zich daar bij hen. „Maar opgevoed werd ik vervolgens bij een oom en een tante in Den Haag." Dèt werden haar va der en moeder, van wie wij altijd hadden aangenomen dat het haar werkelijke ouders waren. IJet was deze levensbeschrijving die wij bij het interview in het boek je „De Joden in Nederland" plaats ten, zoals wij ook bij alle anderen die wij hebben geïnterviewd de bio grafische gegevens hebben vermeld Er leek onder het verhaal van Ha linka Themans-Rubinstein, onder de geschiedenis van déze „moeder in Israël" een streep te zijn gezet. Dat leek zo. Het boekje was deze maand nog maar net te koop, of ik werd opge beld. Iemand wenste mij op zeer kor te termijn zeer dringend te spreken over deze biografie. Spoedig zaten wij tegenover el kaar. „De Vries", stelde hij zich voor. „U zou mij een vreselijk ple zier doen als u mij het adres zou ge ven van die Halinka Rubinstein. Ik heb haar als klein kind nabij Praag gevonden en gezorgd dat zij naai Nederland kwam. Uit de beschrijving herken ik haar." Hij staafde zijn be toog met een oud en vergeeld kran teknipsel uit het weekblad De Spie gel. „In de mobilisatie van 1939 were ik opgeroepen en als reserve-officier nabij Schiphol gelegerd. Daar maak te ik de oorlog van mei 1940 mee. Daarna werd ik in Duitse krijgsge vangenschap gevoerd. Over de Jo denvervolgingen in Nederland, waar van ik een deel heb meegemaakt, moet u maar niets vragen. Ik sla dat liever over." Het was in 1942 dat hij via België, Frankrijk en Spanje naar Engeland vluchtte. Hij werd in Londen op het Nederlandse ministerie van oorlog als officier te werk gesteld. „Maar er was een tekort aan verbindingsof ficieren bij het Amerikaanse leger.- Op het Nederlandse leger werd een beroep gedaan officieren af te staan. Ik stelde mij beschikbaar en na een opleiding werd ik chef liasion-officier bij het negende Amerikaanse leger van generaal Patton." In die functie maakte de heer H. de Vries, die thans effectenmakelaar is, de bevrijding van Buchenwald mee en was hij aanwezig bij de eer ste contacten tussen Russen en Ame rikanen. Toen de oorlog afgelopen was, kwam hij weer terug in Neder landse dienst. Hij werd sous-chef var de Nederlandse missie in Praag „Ook was ik betrokken bij de repa triëring van de Nederlandse moeder.' met kinderen en de door de Duitsers als politieke gevangenen beschouw den uit Bergen Belsen. In de zomer van 1946 moest ik op het ministerie in Den Haag zijn. Ik had een auto met Tsjechisch nummerbord. Toen ik wilde wegrijden kwam er een man op mij af. Het was de heer J. Rako- wer uit Den Haag. Hij riep mijn hulp in bij het opsporen van zijn zuster, zijn zwager en hun dochtertje, die in Warschau moeten hebben gewoond. We kregen in die tijd meer van dit soort verzoeken. Daarom raadde ik aan er op het ministerie een officieel stuk van te laten maken." liet stuk werd opgemaakt en de heer De Vries kreeg opdracht na sporingen te verrichten. Aangezien ook in Polen Nederlandse officieren werkzaam waren strekte het verzoek zich ook tot dat land uit. Van deze Nederlandse officieren in Polen kwam al spoedig het bericht dat in een kamp in de nabijheid van Praag zich ongeveer 750 Joodse kinderen en een 2000 ouderen uit Polen moesten bevinden. Zij zouden op doorreis zijn naar Marseille vanwaar ze illegaal naar Palestina zouden worden over gebracht. „Zonder veel hoop," vertelde de heer De Vries, „ging ik als kapitein van het Nederlandse leger naar dat kamp bij Praag. Ik vond daar een klein meisje met wat papieren om de hals. Het bleek d^t zij Halinka Ru binstein was. Het ongelooflijke was gebeurd. Het kind was gevonden. Een kind, dat toen in feite door nie mand werd gekend. Uiteraard kreeg ik haar niet mee. In zekere zin heb ik haar moeten kidnappen. Ik liet haar onderzoeken in een Praags zie kenhuis. In afwachting van vervoer naar Nederland verbleef ze toen bij mijn verloofde, de filmactrice Ger trude Grosslichtova, die nu mijn vrouw is." f|p 25 september 1946 ging van de Nederlandse militaire missie te Praag een telegram naar de heer Rakower in Den Haag. „Heline Ru binstein arriveert donderdag 26 de- Het Joodse gezinnetje dat als een gemiddeld Joods gezin in Neder land" in aanmerking kwam voor een interview in het boek „De Joden in Nederland". Het interview ging niet door. De foto hieronder toont twee naam loze Joodse meisjes uit het kamp Ber gen Belsen. In het meisje links her- tkende bovenstaande moeder van twee kinderen plotseling zichzelf. zer, verzoeke op Schiphol aanwezig te zijn om af te halen," stond er onder meer in. Twee dagen later kwam te Praag een antwoordtelegram, met opnieuw een verkeerde spelling van de naam. „Haline behouden aangeko men. Met veel dank. Familie Rako wer". Nadien heeft ieder contact tus sen de heer De Vries en Halinka Ru binstein ontbroken. „Het kind moest rust hebben," zei de heer De Vries, „maar nu zou ik toch wel graag weer in contact met haar komen.' Wij noemden het adres in Amster- dam-Buitenveldert. „Maar dat is dat is twee blokken van mij van- déan", riep de heer De Vries ver baasd, bijna ontsteld, uit. Diezelfde avond werd na ruim twintig jaar de kennismaking tussen Halinka Themans-Rubinstein en kapi tein H. de ries hefvat. Het was een wederzijdse herkenning, door een boekje „;De Joden in Nederland". Het is het verhaal achter een boek je. 17 en politiepatrouille komt bij Artis binnenrijden met „een beest", on derweg gevonden. Het blijkt een libel- Ie te zijn. Jongens komen een diertje brengen, dat ze blijkbaar nooit eerder hebben gezien: een kikker. Waarmee maar even gezegd wil zijn, dat het niet de volgende stadsgeneratie is, die de eenvoudigste fauna van land, water en lucht niet meer kent: die generatie is er nu al. En Artis neemt die vondstén dan maar op, want ten slotte is het een taak van iedere goede dierentuin, uitstervende diersoorten in leven te houden. Maar er is ook nog een heel ander soort aanbrengers van dieren: men sen, die van heinde en verre een beest hebben laten komen en er nu geen raad meer mee weten. Voorlich ter J. G. Nieuwendijk van Artis wil daar graag wat meer over zeggen, want het is een verschijnsel, dat be nauwende vormen aanneemt. Er wor den krokodillen gehouden in badkui pen, apen in huiskamers, reuzenslan gen in de slaapkamer. Zo'n krododil, jong gekocht, wordt al gauw groter en wil graag eens een vingeroefening houden in bijtvaardigheid, waarvoor hij dan wél de vinger van zijn baas gebruikt. Of ook komt het voor, dat de mensen graag zelf weer eens in bad willen. In het gunstigste geval gaat het exotische reptiel naar Artis, in het ongunstigste geval ja, daar valt naar te raden. En dan de apen. Een jong aapje is leuk, maar het loopt in zijn vroegste jeugd al enorme frustraties op, wanneer het geen ape- lijke speelmakkers heeft. Kinderen kunnen de plaats daarvan niet inne men, zoals bij jonge hondjes. Onher roepelijk wordt de aap vals en dan kan zelfs de dierentuin er niet veel meer mee beginnen, want met mede-apen kan het dier ook niet meer overweg.. IJet verschijnsel is overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar men graag eens iets anders wilde dan „ge wone dieren". Zodra de eerste berich ten erover binnen kwamen, keken de medewerkers van Artis elkaar eens aan en zeiden: „Nog eventjes, dan hebben we 't hier ook, hou je maar vast". Het is snel overgekomen en de gevolgen zijn vrijwel dagelijks merk baar, niet alleen bij Artis, maar ook bij andere dierentuinen en asiels. Bij Artis hebben ze onder meer al een uiterst giftige cobra binnengekregen van een particulier, verder schorpi oenen, leguanen, kameleons en grote hoeveelheden schildpadden iij alle mo gelijke variaties. Er wordtdan wel gepraat met de brengers in de hoop. dat die er iets van zullen leren en het aan anderen zullen vertellen, bijvoor beeld dat je bij een jonge mannetjes aap minstens drie wijfjes moet hou den, meteen al vanaf het begin. Dat bijna honderd procent van alle in Ne derland ingevoerde schildpadden geen jaar te leven heeft. Dat het eigenlijk zo'n onzin is, dieren uit hun omgeving te halen alleen omdat wij eens iets andars willen. En waarom willen we iets anders? De heer Nieuwendijk: „In Amerika hebben ze opgezette krododillen met kleren aan in de kamer staan. Als je dié waanzin ziet, dan vraag je je wel wat afHet zal wel weer met status symbool te maken hebben, je kunt er kort en lang tegen praten, maar het moet toch van binnenuit komen bij de mensen. Zolang ze er zelf de be lachelijkheid niet van inzien, heb ik er een zwaar hoofd in". Als rugsteuntje voor de te ontwik kelen menselijke waardigheid want daar heeft het toch eigenlijk óók mee te maken ziet de heer Nieuwen- huis wel iets in een invoerverbod voor bepaalde diersoorten. Geen enke le bona-fide instelling zou daar last van hebben, want er is natuurlijk voor hén wèl een weggetje open te houden. Of het te halen is er valt niet veel van te zeggen. Vrijwel ner gens wordt er aan gedacht en je kunt dus nog niet eens over een vroeg sta dium van voorbereiding spreken. Zal het er ooit van komen, dan zal het ze ker lang duren. Maar toch hoe lang kan het nog duren, voordat het wer kelijk te gek wordt? Want er is al veel meer aan de hand dan velen we ten. In Duitse restaurants is tijger vlees in blik verkocht, als bijzondere attractie. Datzelfde hotel moest zijn gasten eens kattevlees voorzetten, wat toch ongeveer hetzelfde is....Het sterke vermoeden bestaat, dat voor dieren- voer grote hoeveelheden vlees van wilde dieren wordt gebruikt. Van de kangoeroes is dat al lang bekend. In Australië sneuvelen er jaarlijk zo'n twee miljoen kangaroes voor. Daar laat een enkele jager zich erop voor staan, dat hij er in z'n eentje twintig duizend per jaar aan kan. Zuidamerikaanse waterzwijnen worden ook bij duizenden geschoten, maar daarvan weet niemand offi cieel, wat er verder mee gebeurt. Het vlees smaak nogal naar vis - naar dure vis, wel te verstaan en daar verbinden sommige deskundi gen voorzichtige conclusies aan Over de bont jacht is al zoveel be kend, dat het nauwelijks zin heeft er veel van te zeggen. Eén uitspraak van Han van de Werken in het Artis- blad, over de bitter vervolgde pan ter: „Laat hem zijn jas houden, hij 'is de enige die er echt niet buiten kan." „Een rijk land is in staat een ar me natie van alle dieren te beroven," zo zegt Han van de Werken verder in dat verhaal; „en de rest van de wereld kan niets anders doen dan toekijken. Men mag het een onder ontwikkeld gebied niet eens kwalijk nemen, de handel brengt het nodige geld in het laatje. Maar de „voor raden" moeten wel slinken en wat dan?" Er zijn cijfers, die nu al antwoord kunnen geven. Colombia exporteerde in het begin van de jaren zestig dui zend tot tweeduizend huiden van zwarte kaaimannen per maand, in 1966 nog maar. acht in een half jaar. Van de reuzenotter werden er vier in de drie maanden aangeboden te gen vroeger tweehonderd per maand. We proberen in ons land duizenden olieslachtoffers onder de vogels te redden en zetten wagenwielen op pa len om wat meer ooievaars te kun nen krijgen. We roepen om be schermde overwinteringsplaatser voor ganzen en protesteren heftig te gen de jachtlust van de Belgen, di( door ons beschermde vogels vangen en neerknallen. Maar we sluiten on ze ogen voor de enorme transporten van allerlei dieren, die dagelijks over onze en andere Europese gren zen komen. Hoeveel uitstervende diersoorten zijn daarbij, afgezien van de vaak duistere dingen die men met deze dieren gaat doen? „Als de mens het wilde dier niet verjaagt, dan troetelt hij het wel dood, hangt het als kleding of sie raad om zich heen, of... eet het op,' ildus Han van de Werken in het Ar tisblad. De dierentuinen proberen intusser hun „handel", zovaak als dat moge lijk is, te beperken door intensief met elkaar te ruilen. Dezer dagen is er weer een ruillijst van Artis de wereld ingegaan, waarop niet min der dan veertig diersoorten vermeld staan, variërend van vogeltjes tot bi zons en leeuwen. Vaak gaat het daar bij om zelf gefokte exemplaren, di< ?en andere dierentuin dan niet mee ait de wildernis hoeft te laten haler - dat is meegenomen zowel voor d< dierentuin als voor de wildernis. Z staat Artis op 't ogenblik goed op d< markt met dieren uit het overdag ge opende nachtverblijf, waarin des nachts een zon schijnt en overdag een maan, allebei van tlrlicht. Steeds meer dierentuinen in Europa begin nen nu ook met dat systeem en aan hen kan Artis heel wat nachtdieren cwijt. Maar de dierentuinen overal ter 'ereld kunnen eraan doen wat ze villen - zolang wetgevers, handela- en en consumenten blijven denken lat pas nó ons de zondvloed over de wildernis komt, zullen veel diersoor ten opgejaagd doorhollen op weg naar het spoedige einde.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5