BOEKEN EN KERKEN
HEIL EN ZEGEN
WA
Een pijler
Onvoldoende
Wie?
Groepjes
Te veel?
Afremmen
Verstarring
Onderzoek
Is leven uit het
geloof een fictie?
Spreken in tongen
L.
Indutten in de kerk
Sociologie en kerk
Godsdienstige
opvoeding
voor de kinderen
Kerk en belijdenis
TER OVERDENKING
De bejaarde is nu onder dak...
t ypAjAffi.jf-«"s"; -
'*-<
ER is een tijd ge
weest waarin het
wonen in een bejaar
dencentrum me een
ideale oplossing leek
voor alle problemen.
Geen zorgengeen
eenzaamheiddacht ik
Aan het einde van de
sindsdien verstreken tien
jaren, bepeins je: Er is
weer meer verbeterd, maar
een bejaardencentrum is
toch ook niet alleenzalig
makend.
In het nu voorbije de-
1 ccr.nium is één ding
duidelijk geworden: het
bejaardencentrum zoals het
nu reilt en zeilt is maar één
pijler van de bejaarden
zorg. Zoals overal, zijn er
ook hier meer nodig. De
grote pilaar zou moeten
zijn: voorzieningen die het
de bejaarde mogelijk ma
ken zo lang als het kan
zelfstandig te blijven.
Akkoord, maar daarvoor
beeft hij een en ander no
dig. Geld natuurlijk en een
aangepaste woning, de mo
gelijkheid om aan hulp te
komen, voorzieningen in
zijn woonwijk voor maal
tijden, gezondheidszorg en
maatschappelijke begelei
ding.
Hoever zijn we daar nu
mee? Kijkend door een bril
anno 1960 of *61 zeggen we:
„Niemand kon toen ver
wachten dat er zoveel tot
stand zou komen". Gere
kend naar de tegenwoordi
ge maatstaven, moeten we
vaststellen dat het nog on
voldoende is. Inzichten en
eisen zijn immers sterk
veranderd.
Zo ben ik weer terug bij
het begin van het verhaal.
De bejaarde anno 1970 is
niet meer gelukkig met al
leen de wetenschap dat hij
in een centrum goed ver
zorgd' zal zijn.
"We zitten ook nog met
de vraag: Wie is bejaard.
De man of vrouw van 65,
of die van negentig? Tus
sen hen ligt het verschil
van een hele generatie. Va
der en zoon kunnen tegen
woordig allebei in een be
jaardencentrum wonen.
Willen we er dan, wel even
aan denken dat die twee
volkomen verschillende be
hoeften hebben?
De Nederlandse bejaar
dencentra zijn gebouwd
voor mensen tot 75, tachtig
jaar, valide en wel alsje
blieft Maar de groep oude
ren dus meer verzorging
behoevenden is steeds
groter aan het worden.
Deze groep mensen zou,
met behoud van een eigen
klein kamertje^ in speciale
afdelingen verzorgd moe
ten worden, in groepjes
van zes tot acht mensen.
Voor hen die lichamelijk
en geestelijk nog vitaal en
Jong", zijn, moeten de te
huizen zodanig zijn inge
richt, dat de bewoners aan
het maatschappelijk leven
kunnen deelnemen.
De centra zouden meer
toegankelijk moeten zijn
voor de mensen in de
woonwijk. Dat zou te ver
wezenlijken zijn door er
bijvoorbeeld een diensten
centrum in op te nemen.
De bewoners van een cen
trum en de zelfstandig wo
nenden kunnen elkaar dan
ongedwongen ontmoeten.
Nederland heeft het be
jaardenprobleem naar ei
gen wijs aangepakt Niet
alleen rijk, provincies en
gemeenten hielden en hou
den zich er mee bezig,
maar ook allerlei al
bestaande organisaties. Na
tuurlijk vermenigvuldigd
met vier, vanwege de zui
len. Er kwamen ook nieu
we organisaties, die zich
enthousiast op het hele
terrein of op deelgebieden
wierpen.
Dat is te veel van het
goede, met als gevolg
versnippering van krach
ten en vertraging in de
uitvoering van maatrege
len. Het is nauwelijks
denkbaar, dat een derge
lijke situatie over weer
tien jaar nog zal bestaan.
Op de drempel van 1970
is een actuele vraag of we
misschien al te veel be
jaardencentra hebben ge
bouwd. Maar: wie zal het
antwoord geven? De lange
wachtlijsten zijn geen
maatstaf, want veel be
jaarden hebben zich alleen
laten inschrijven uit angst
geen plaatsje te zullen
krijgen, en omdat er nog
te weinig wijkvoorzienin-
gen zijn. Onderzocht is het
nog nooit.
Feit is, dat de overheid
sinds kort de bouw van
bejaardencentra afremt en
probeert toch een oplossing
te bieden door de bouw
van meer bejaarden wonin
gen. Tot 1975 zouden het
er twaalfduizend per jaar
moeten zijn.
Daarover wordt links en
rechts nogal hevig met de
wenkbrauwen gefronst
Over de vraag bijvoor
beeld of dat financieel wel
allemaal mogelijk zal zijn.
„Dat afremmen zou fa
taal zijn", zegt gedecideerd
drs. A. M. A. J. Janssen,
directeur van de Katholie
ke Vereniging van bejaar
dentehuizen. „Want dertig
procent van de bestaande
centra voldoet strikt geno
men nu al niet meer aan
de wet Dat zijn er 550 met
achttienduizend bedden. Zo
botsen de beleidsopvattin
gen van de ministeries van
volkshuisvesting en cul
tuur, recreatie en
maatschappelijk werk".
Over de komende tien
jaren: „Ik vrees dat de be
jaardenzorg als er geen
verandering komt in bet
beleid van de overheid
steeds meer zal verstarren
in ambtelijke richtlijnen.
Die komen tot stand zon
der gebruik te maken van
de ervaring van particulie
re organisaties".
„Ambtenarij achter een
bureau, waarbij stelselma
tig overleg met die orga
nisaties wordt vermeden,
moet wel leiden tot on
juiste maatregelen. Op het
moment dat wij worden
uitgenodigd voor een
discussie met de overheid
staan de maatregelen dik
wijls al vast".
Een voorbeeld? „In de
op Prinsjesdag verschenen
begrotingen van sociale za
ken, volkshuisvesting en
cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk zijn
maatregelen aangekondigd,
waarover in oktober nog
met de organisaties
gesproken moest worden.
Wat heeft dat dan nog
voor zin?"
Bij bejaardenzorg gaat
het om investeringen van
honderden miljoenen en
het werk van tienduizen
den mensen.
Daarom is een grondig
nationaal onderzoek nood
zakelijk. Pas dan zullen
wij precies weten waaraan
wij toe zijn. Eén ding we
ten we nu al zeker. Begin
1960 telde Nederland
1.020.000 bejaarden, nu zijn
het er 1.300.000 en over
weer tien jaar zullen het
er, menselijkerwijs gespro
ken, één miljoen en zeshon
derdduizend zijn.
Laten 'we niet vergeten
dat het grootste probleem
van de bejaarden, hun
eenzaamheid, zich door
geen enkele wet laat
bestrijden.
„Men kan over christelijke leer
stellingen op allerlei manieren dis
cussiëren, maar als het gaat over de
vraag, hoe als Christen te leven,
kan men alleen maar vertellen van
eigen ervaringen". Aldus de Ameri
kaan Keith Miller, goed thuis in het
kerkelijk leven in de Verenigde Sta
ten. Bij J. H. Kok N.V. te Kampen
ls een vertaling verschenen van zijn
boek „The taste of new wine", on
der de letterlijk vertaalde titel „De
smaak van nieuwe wijn", waarin nij
de vraag stelt en beantwoordt of le
ven uit het geloof een fictie is. Nee,
zegt Keith Miller, wanneer men be
reid is zich aan Christus over te ge
ven in absolute zin, kan men Blaise
Pascal van harte nazeggen: „God
liefhebben is heel iets anders dan
veel van Hem afweten" en Oldham:
„Geloof is geen ervaring naast al
onze andere ervaringen, het is de
herschepping van het gehele com
plex ervaringen". Hoewel Miller
3 1/2 jaar lang theologie studeerde
wordt hij toch geen dominee: hij
studeert nog en hoopt binnenkort te
promoveren tot doctor in de psycho
logie. Zijn boek is dan ook op de
„leek" gericht, maar wij vrezen dat
hij menigeen zal irriteren met deze
smaak van nieuwe wijn. Hij begint
namelijk met zo radicaal de gehele
kerk van vandaag aan te vallen,
haar te kleineren en te kapit
telen, dat er niets meer van over
blijft. En dan wijst hij zijn weg naar
•en nieuw leven. En dat moet „wel
heel iets anders zijn dan de vroegere
gezapige manier van Christen-zijn".
„De smaak van nieuwe wijn"
kost f7.90 (paperback-uitgave).
Prof. dr. Anthony Hoekema, hoog
leraar aan het Calvin Theological
Seminary te Grand Rapids schreef
een bijzonder informatief boek over
„Het spreken in tongen". Hoe ging
dat, vanaf vroeger?, wat zegt de
Bijbel er van?, wat moet de kerk er
uit leren?, het spreken in tongen als
kenmerk van de Pinkstergroepen
enz.
Prof. Hoekema is een theoloog
wiens stem gezag heeft in protes
tants kerkelijk Nederland en hij
moet wel een zeer wijs man zijn;
op sympathieke wijze behandelt hij
het moeilijke vraagstuk zowel pasto
raal als nuchter-historisch.
Leden van de Gereformeerde Kerk
van Amerika, vertelt prof. Hoekema.
zijn in tongen gaan spreken en een
van hen, ds. Bredesen, is voorzitter
van een groep die aan de spits
staat van de Nieuw-Pinksterbewe-
ging. Het is eveneens doorgedrongen
*JUL #JtA WMML MJUlMJLM.-mJUiMlMMMm.mMM
m mmmmmmmmmm hm m mm i
tot de Lutherse en de Methodisten-
kerken en momenteel leeft ook in
ons land de belangstelling hier en
daar weer op. Er is een schreeu
wende nood naar meer vervulling
met de Heilige Geest, in de kerk
vandaag, in de eredienst en naar
grotere warmte in ons getuigenis.
Toch, waarschuwt prof. Hoekema,
mogen wij niet beginnen met een
bepaald soort religieuze ervaring,
om daar later een leer op te bou
wen. De hoogleraar staat er niet
veroordelend tegenover. Zegt: „De
kerk moet er zich meer dan vroeger
om bekommeren, dat aan de behoef
ten van ons gevoelsleven wordt vol
daan. Maar dit betekent niet, dat wij
tot uitersten moeten gaan, zoals wij
dat in sommige Pinksterkerken vin
den".
„Spreken in tongen" is een uitga
ve (vertaling van Hans. Reips) van
H. J. Kok N.V. te Kampen en kost
f 8.90.
Een op het oog grappig boekje,
maar in wezen diep-ernstig, is „De
ongezonde kerkslaap", van William
D. Thompson, hoogleraar in homi
letiek en welsprekendheid aan een
theologische hogeschool te Phila
delphia. Het titelblad Jaat een ou
de prent zien, waarop een kerkmees
ter met een plumeau op iemands
hoofd tikt om hem te doen ont
waken, maar op de laatste bladzij
de wordt Christus geciteerd, die
waarschuwde: „Die oren heeft om
te horen, die hore"... Het gaat in
dit boekje uitgave J. H. Kok N.V.
te Kampen dan ook niet in hoofd
zaak over het dutje in de kerk
bank, maar over het grote gevaar
van het inslapen als waakzaam
heid geboden is. Het is wel gericht
op de wekelijkse kerkgang en dan
op alle facetten er van. Op de ver
antwoordelijkheid van de dominee,
op de inhoud van de preek, op
de voorbereiding op de preek van
de gewone kerkganger, op het luis
teren en op de reactie op de preek.
Een boekje, plezierig en vlot ge
schreven, dat tot voorzichtigheid
in het kritiseren maant, tot oot
moed en beklemtoont dat het er in
wezen niet toe doet hoe de man of
de vrouw is en er uit ziet die op
de preekstoel staat, maar wel of het
hart van de hoorder bereid is Gods
woord te horen. „De ongezonde
kerkslaap" kost 3,50.
Hoewel Nederland om zijn grote
mogelijkheden op het gebied van so
ciologisch onderzoek ten behoeve
van de kerken internationaal bekend
werd, is het hier te lande met kerk
en sociologie toch maar een onbe
grijpelijke zaak. De situatie is zelfs
merkwaardig. Terwijl de sociologie
van steeds groter betekenis wordt
voor allerlei sectoren van de samen
leving, is haar rol in het kerkelijk
leven eigenlijk kleiner geworden en
neemt zij thans in de kerk een zeer
zwakke, kwetsbare en sterk betwis
te plaats in. Tot deze conclusie komt
dr. D. Dekker, stafmedewerker van
het Geref. Evangelisatiecentrum te
Baarn en eerder directeur van het
inmiddels opgeheven Gereformeerd
Sociologisch Instituut. Opgeheven,
evenals het Sociologisch Instituut
van de N.H. Kerk. Nog wel bestaat
het Kath. Sociaal-Kerkelijk Instituut
maar dit is in omvang en werkter
rein sterk gereduceerd. Een merk
waardige ontwikkeling, die te wijten
is aan tal van misverstanden. Maar
dr. Dekker wil niet over het ont
staan van die misverstanden schrij
ven; hij wil en hij doet dat op
eenvoudige wijze laten zien dat
de sociologie mag en kan worden
gebruikt ten behoeve van de kerk.
Zijn zienswijze en adviezen zijn
neergelegd in een boekje dat thans
bij J. H. Kok N.V. verschenen is:
„Sociologie en Kerk" (f 5,90). Een
lezenswaardig geschrift, dat gecom
pleteerd wordt met een „Wegwijzer
in de sociologie", omvattende alge
mene sociologie, godsdienstsociolo
gie, relatie godsdienst-samenleving,
feitelijke gegevens over de kerken in
Nederland enz. Een totaal van ver
wijzingen naar studies over deze
onderwerpen.
In de reeks Praktisch Theologische
Handboekjes van Boekencentrum NV
verscheen van mevr. M. W. Steen-
mijer-van Rij „Godsdienstige op
voeding in deze tijd", een boekje
voor het benaderen van 8,-, 9- en 10-
jarigen. Prof. dr. J. W. van Hulst,
hoogleraar in de opvoedkunde aan
de V.U., beveelt het in een „ten ge
leide" van harte aan en conclu
deert dat het boek in een dringende
behoefte voorziet. Het zal niet alleen
voor theologen, ouderlingen, onder
wijskrachten en jeugdleiders, maar
ook voor ouders van groot nut zijn,
voorspelt hij. Het is nu meer dan
ooit een dringende vraag hoe men
aan kinderen Gods boodschap uit ae
bijbel overbrengt. Immers de kinde
ren zijn de volwassenen in de ge
meente van .morgen'. Mevr. Steen-
meijer legt er de nadruk op dat
men, bij het delegeren van een deel
van de godsdienstige opvoeding aan
school en kinderdienst. nooit mag
vergeten dat in het gezin als ge
loofsgemeenschap de basis wordt ge
legd voor een latere levenshouding.
En die basis is vrijwel niet meer
aanwezig bij kinderen uit die gezin
nen waar men het „wel gelooft". De
prijs van het boekje is 8.90 7,90
bij voorintekening).
Als nummer 7 in de serie „Ca
hiers voor de gemeente", een uitga
ve van Kok te Kampen, is thans van
de hand van prof. dr. C. Augustijn
verschenen een verhandeling over de
betekenis van de kerkelijke belijde
nisgeschriften in deze tijd. Prof.
Augustijn behoort, met o.a. dr. Le
ver en dr. Kuitert, tot de hooglera
ren van de Vrije Universiteit die be
roering brengen in het denken van
duizenden reformatorische christe
nen. Velen, de meerderheid in de
Gereformeerde Kerken, zijn dank
baar dat deze mannen tal van heili
ge koeien bij de horens durven vat
ten, dwars tegen het verwijt van de
„verontrusten" in dat zij hiermee
de „vrede in Jeruzalem" versto
ren. Zij spreken duidelijke taal, in
grote eerbied voor de bijbel en dat
doet ook dr. Augustijn in zijn boekje
„Kerk en Belijdenis". Hij stelt daar
in zonder meer: „Het lijkt mij het
beste, om duidelijk te zeggen dat de
drie formulieren van enigheid hun
tijd gehad hebben. In de zestiende
eeuw zijn de Nederlandse Geloofsbe
lijdenis en de Heidelbergse Cate
chismus bijzonder belangrijk geweast
Zij gaven voor die tijd weer wat we
zenlijk was voor het geloof. In de an
dere situatie, waarin de kerk nu
staat, kan men er weinig mee doen".
Dr. Augustijn herinnert er aan
hoe de gereformeerde reformatie
begon bij Zwingli, hoe men behoefte
had aan geschriften die in het kort
weergaven wat de kerk beleed en
ook hoe men in Nederland met
name op de gevaarlijke weg
kwam om die belijdenisgeschriften 'n
zelfde gezag toe te kennen als de Bij
bel heeft. Men streed voor geloofs
vrijheid, maar kwam tot de geloofs-
drang o.m. tegen de Remonstranten.
Dr. Augustijn veroordeelt ,de vade
ren' niet. „Een kerk moet rekening
houden met haar verleden, maar zij
heeft meer te maken met 't heden".
De kerk moet haar woord-voor-de-
wereld Gods Woord, uitspreken in
duidelijke taal.
Het kost 5.95, dit lezenswaardi
ge boekje „Kerk en Belijdenis".
w< zijn in deze dagen kwistig met
onze wensen: Zalig Kerstfeest,
zalig uiteinde, veel heil en zegen. Laten
we er maar niet schamper over doen;
cynisme en bitterheid zijn er al ge
noeg en we bedoelen het niet zo
kwaad.
Maar toch, van heil en zegen ge
sproken, en juist met het oog op ons
leven in deze wereld en in 't komende
jaar nog even een enkel woord bij
Bethlehem's engelenzang. Het is daar
wel wat meer dan even een muzikaal
halfuurtje. Als Lucas bij de magistra
le inzet van het Evangelie ons mee
voert naar deze absolute liturgische
hoogten, kan het niet zijn met de be
doeling ons daarna met het mes in
de buik te laten zitten, opgescheept
met enige theologische problemen
Want als de engelen heengevaren zijn
beginnen wij die toch wel aan te snij
den; zoals: moeten we bij dat „vrede
op aarde", aangezien het op aarde nog
altijd van hier tot ginder een onaan
vaardbare bende is, ons maar zien te
redden door te retireren op iets inner
lijks en geestelijks, om te proberen die
vrede dan maar ergens in een schuil
hoek van ons geplaagde hart veilig te
stellen.
Of: „mensen van het welbehagen'
wie zijn dat? Een soort geestelijke
Keurbende? Menen we heus dat die he
melse heerscharen op dat moment, op
die top, een schraal bladzijdje aan
vechtbare dogmatiek gedeclameerd
hebben? Of ging het daar over de
mens zo in 't algemeen, zoals hij nu
eenmaal reilt en zeilt? Ligt het toch
eigenlijk niet voor de hand dat we
juist hierna en het verdere van Lu
cas' Evangelie, bij de nadere ont
vouwing van het aangekondigd en be
zongen heil, die mensen in een grote
stoet op ons af zullen zien komen en
met de velerlei gestalten van dit heil,
met de bedoeling van de „menigerlei
Genade Gods" zullen worden gecon
fronteerd?
I ees het nu, in deze dagen na Kerst
mis, eens na in b.v. Lucas 6 vers 20
tot 26. Daar komt U ze tegen, die
mensen van het welbehagen (met hun
antipoden!) Het is toch de moeite
waard om te weten of die woorden
daar boven het veld van Efratha ook
ons aangaan.
Jezus, zo lezen we daar, hief zijn
ogen op naar zijn discipelen en
spreekt ze zalig: de hongerenden, de
wenenden, de gehaten, de uitgestote
nen en gesmaden vanwege de Zoon
des Mensen en Hij garandeert ze Gods
Koninkrijk, de verzadiging, de vreug
de en een loon dat groot zal zijn in
de hemel. Ze zijn daarbij in goed ge
zelschap: het zal hem gaan als de pro
feten. En het tegendeel wordt in uit
zicht gesteld aan de rijken, de verza
digden, de in deze wereld gevierden
en geprezenen. Die allen „hebben hun
vertroosting reeds", evenals de valse
profeten. Ze hebben precies dat waai
het hun om begonnen was. Natuurlijk,
ook hier kunnen we weer aan hel
vragen gaan; zoals: mag je dan niet
meer lachen, mag er dan geen humor
zijn, moet je met een begrafenisgezicht
door 't leven; is het zonde om genoeg
te eten? Is het niet goed voor dat ie
dereen een hekel aan je heeft en je
uit de weg gaat? Of: waarom zou Gods
Koninkrijk een premie zijn op geleden
onthering. Is dat ook al een verdienste?
En toch, de sleutel ligt voor 't grij
pen; n.l. in wat gezegd wordt over de
profeten en „de valse profeten".
y^/at zijn profeten anders dan gewone
mensen, maar... in wie God zich aan
de orde stelde. En de valse profeten;
wat waren ze anders dan de gestroom-
lijnden, die 't wel over God hadden,
heus, dat is altijd wel stichtelijk
maar je wist van te voren: wees maar
niet benauwd, er loopt heus geen bloed
uit. Wie dit over die profeten wil
bedenken weet dan ook wie die honge
renden zijn, wie die wenenden en ver-
stotenen; en ook wie die voldanen zijn
die hier hun vertroosting reeds hebben;
laat deze wereld één stuk Godsontering
zijn, dat deert hn niet; één stuk schen
nis en belediging van Gods werk,
maar zij draaien zich als een paling
in de modder. Dat kan een mens best
uithouden, heel best; zolang die wereld
anders niet is dan zijn eigen wingewest
en God vergeten, buiten de dagorde en
op non-actief.
Jezus zegt: die houding is een groot
abuis. God meldt zich eenmaal terde
ge. Het leven is nu eenmaal van Hem.
|^ees nu zo nog eens dit Lucas-evangelie,
dan komt u ze ook tegen; de men
sen van het welbehagen. Voorop: de
Zoon des Mensen in wie God Zijn wel
behagen heeft. En waar zou God meer
welbehagen in hebben dan in dat leven
dat zich door Hem heeft laten stempe
len door zijn inwoning.
En waar zal hij meer troosten en
lonen dan daar waar een mens om
Gods wil aan deze wereld en haar ont
reddering leed en er met Christus mee
alvast een paar dienende, helpende
en helende handen naar uitstak.
Ja. dat. mag er wel bij, want
heus, bekommering die zichzelf alleen
maar bedoelt, bekommering bij onbe
wogenheid en hardvochtigheid is ten
hoogste verdacht.
y^/aar God aan de orde is, daar gaat
niet ineens overal de feestverlich
ting aan; daar schroeit de pijn om
dit leven pas goed; daar wordt een
mens zelfs naast welvaart en overvloed
een hongerlijder, een dorstlijder. Ja, er
is zoiets als een sacrament van de hon
ger en de dorst, er is een sacramen
teel verdriet; een lijden als garantie
van het heil. De in uitzicht gestelde
verzadiging en vertroosting hebben
niets te maken met de beruchte „wis
sel op de eeuwigheid", ze zijn geen
doekje voor het bloeden.
Voor de mensen van Gods welbeha
gen, die om Gods wil met dienende
handen lijden aan deze wereld, is de
toezegging van de vertroosting even
betrouwbaar als hun pijn authentiek.
Ook van deze kommer geldt: „uit God
en door God, en tot God".
RENSWOUDE Ds. J. C. Jonkers.